• No results found

DE POENALE SANCTIE OP DE KOELIEWERKCONTRACTEN IN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE POENALE SANCTIE OP DE KOELIEWERKCONTRACTEN IN "

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

77F

DE POENALE SANCTIE OP DE KOELIEWERKCONTRACTEN IN

NEDERLANDSCHHNDIË

(HAAR ONTSTAAN, AARD EN WERKING)

DOOR

MR. F. J, H- COWAN

Â

O V E R D R U K UIT HET DEC.-NR. 1928 VAN HET HAAGSCH MAANDBLAD

a

ty

0l

**• 6*1

NOORDBINDB 23 - DEN HAAG

H. P. LEOPOLD'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 5930

(3)

DE P O E N A L E SANCTIE OP D E KOELIE- WERKCONTRACTEN IN NEDERL.-INDIË

(HAAR ONTSTAAN, AARD EN WERKING)

DOOR

Mr. F . J. H . C O W A N

De niet uit persoonlijke ervaring met Indische toestanden be- kende Nederlander heeft het tegenwoordig niet gemakkelijk, wanneer hij zich een eigen meening wil vormen over Indische aangelegenheden.

Dit geldt al evenzeer sommige meer bijzondere vraagstukken als de meest algemeene. Zal hij het, b.v. de laatste tijden al geen eenvoudige taak gevonden hebben, eenig inzicht te krijgen in den koers bij de verdere ontwikkeling der staatsinstellingen te volgen, al evenmin zal hij gemakkelijk tot eigen oordeel zijn gekomen in zulke meer speciale problemen als dat der zoogenaamde „poenale sanctie".

Ongetwijfeld heeft hij van de groote meerderheid zijner Indisch- ervaren landgenooten tallooze verzekeringen kunnen lezen, dat deze kwestie, voor de economische ontplooiing van Indië een levenskwestie, ook voor koelies en ondernemers tot groot voor- deel is. Maar hoe velerlei contraire beschouwingen zijn hem niet daartegenover onder de oogen gekomen, die vaak zelfs als over- tuigde beschuldigingen klonken! Zou het een wonder zijn als hij somwijlen den wantrouwigen twijfel voelde opkomen of die zich noemende Indische deskundigen niet eigenlijk veeleer spraken als bij de Indische zaken maar al te nauw „geïnteresseerden"? Is het niet zelfs in de laatste tijden — en van meerdere zijden — gebruik gaan worden, elkander na te zeggen, dat die arbeid onder poenale sanctie — hetzelfde stelsel, dat de Indische Regeering nog in 1923 in den Volksraad verdedigde, niet alleen als noodzakelijk maar tevens als moreel verantwoord — desondanks niet anders is dan

„verkapte slavernij" of, als variatie, „een overblijfsel der vroegere (dus echte) slavernij"?

(4)

? DE POENALE SANCTIE

Kwam nu deze qualificatie (waartegen de huidige Indische Regeering nog in dit jaar weder eens openlijk moest opkomen) enkel uit dat extremistische en tevens niet-verantwoordelijke kamp, waar matiging in niets de meest betrachte deugd is, dan zou de bedachtzame staatsburger er vermoedelijk nog wel het zijne van denken. Maar anders zal het hem allicht te moede worden, wanneer hij ziet dat ook een zoo verantwoordelijke autoriteit als de Directeur zelf van het Bureau International du Travail te Genève, de heer Albert Thomas, in een officieel rapport aan de Conférence van 1928 ervan rept als van „vestiges de travail servile" en in een redevoering als van „une survivance du travail servile". E n nôg meer geïmponeerd zal hij wellicht raken, wanneer hij daarnevens ervaart dat zelfs tot in Jerusalem deze instelling de afkeurende aandacht heeft mogen trekken, alwaar de wereld-zendingsconfe- rentie in het begin dezes jaars haar goed en wel met „ f o r c e d labour" op één lijn stelde en uitmaakte dat ze was „incompatible with modern ideas of justice", wilden deze met Christelijke begin- selen overeenstemmen.

W a a r zoo de leuzen van zulke zijden klinken, staat te vreezen dat niet weinigen hier te lande zonder zich verder eigene reken- schap van de zaak te geven, naar de tegenstanders zouden kunnen gaan afglijden. Dit mag hen die in Indië's lot belang stellen, stellig niet onverschillig laten. Niet enkel toch stelt in het algemeen de positie van Nederland als groote koloniale mogendheid (een positie die in het op zichzelf kleine moederland al te vaak vergeten wordt) ieder beschaafd Nederlander den eisch, zich van de gewichtigste Indische problemen wel degelijk eigene rekenschap te geven. Maar waar Indië's lot nog voor lange tijden in groote mate mede door Nederland's leiding zal worden beïnvloed, kan een dergelijke stemming, in Nederland gekweekt, Indië grootelijks tot recht- streeksch nadeel komen te strekken; immers, de poenale sanctie is in hare huidige beteekenis allerminst een „inwendige" aange- legenheid van Indië die, volgens de Grondwet van 1922, aan de zorg der aldaar gevestigde organen zou mogen worden overge- laten: zij is een der eerste zaken van algemeen Rijks-, zelfs van internationaal belang, zoodat daarover aan Nederland de beslis- sing behoort.

Maar die eisch van een eigen oordeel wordt gemakkelijker ge- steld dan gevolgd. De literatuur over de P . S. is veelal van tech- nischen aard, en is voor een goed deel niet gemakkelijk bereikbaar;

grooter bezwaar is wellicht nog, dat daarin bijna altijd stilzwij- gend wordt aangenomen dat de lezer, zooal niet de betrokken streken, zooals „Deli", dan toch althans Indië in het algemeen uit ervaring kent.

Juist dit schijnt mij voor het beoordeelen, van den Hollandschen gezichtskring uit, van Indische vraagstukken, zij het algemeene of meer bijzondere, altijd het moeilijkste: eene eenigszins juiste voorstelling te verkrijgen van dit uitgestrekt complex van zeer verschillende landen, volken, maatschappelijke en klimatologische

(5)

DE POENALE SANCTIE 3 toestanden, kortom van geheel die aparte, van onze Europeesche afwijkende atmosfeer waarin die vraagstukken moeten groeien en zich ontwikkelen. Vrijwel alles verschilt daarbij van de moeder- landsche toestanden: de geweldige uitgestrektheid van het grond- gebied, de eigenaardige gesplitstheid ervan in ver uiteenliggende eilanden, de heterogene samenstelling der archipelbevolking uit vanouds inheemsch naast autochthoon g e w o r d e n elementen (zooals de „Indo"-Europeanen en de ,,peranakan"-Chineezen) en geheel uitheemschen; de volstrekt uiteenloopende toestanden waarin weder, zelfs op een en hetzelfde der groote eilanden, de verschillende gebiedsdeelen verkeeren, zoowel wat de plaatselijke bevolkingsdichtheid als wat numeriek aantal, beschavingspeil, grondslagen der samenleving, godsdienst, taal en bijzondere aanleg der verschillende volkeren betreft. Over de gansche lengte-uitge- strektheid van den Archipel (een afstand als van de westkust van Ierland tot de oostkust der Zwarte Zee) stoomt men 14 dagen;

het landen-oppervlak is bijna 2 millioen k.m.2, waarop pl.m. 50 mil- lioen menschen wonen (van wie 48 millioen eigenlijke inboorlingen zijn), doch daarvan 35 millioen op Java met Madoera (op een oppervlakte van 131.400 k.m.2,) en slechts 14 millioen op de overige eilanden (1.768.700 k.m.2,) zoodat Java behoort tot de dichtst- bevolkste landen der aarde (266 bewoners per k.m.2, in sommige afdeelingen nog veel meer tot pl.m. 450 toe.1) en zich aldaar in bepaalde streken het overbevolkingsprobleem in al zijn ernst ver- toont, terwijl de „buitengewesten" uiterst schraal bevolkt zijn:

gemiddeld 8 (acht) inwoners per k.m.2 en, daar die bevolking nog voor een goed deel meer tesamen gedrongen in enkele weinige streken woont, groote gebieden dier gewesten wel haast onbe- woond kunnen heeten.

Is men bovendien indachtig aan de totaal van de onze afwij- kende „Oostersche" psyche en aan de niet tot overmatige inspan- ning prikkelende klimaatstoestanden, doch daarnevens van den toch ook ten deze weer onderling verschillenden aard en aanleg van de volkeren in den Archipel, — dan heeft men althans een flauw beeld in vogelvlucht van het stoffelijk en het onstoffelijk terrein waarop het vraagstuk der Indische arbeidsmarkt (buiten ja va ) — het vraagstuk der zoogenaamde poenale sanctie is geen ander dan dit, — te goeder tijd zijne oplossing is gaan eischen.

* *

Het vraagstuk is er geenszins altijd geweest; het kwam eerst op in het laatste derdedeel der negentiende eeuw en is pas later dringender geworden. In de 19e eeuw overwogen in onze koloniën veelmeer de kwesties van politieken aard. Zoolang het Neder- landsch gezag buiten Java zich op weinige gebieden na tot de kust moest beperken, kon er van oeconomische aspiratiën tot ont- sluiting der buitengewesten in algemeenen zin geen sprake zijn.

Bedenkelijk voor eene universeele erkenning van Nederland's

*) Nederland gemiddeld a u .

(6)

4 DE POENALE SANCTIE

leidersgaven kon echter een dergelijke onmacht altijd worden en inderdaad is er sedert de jaren van zeventig tot den wereldoorlog toe, telkens weer van buitenlandsche, vooral Duitsche, zijde op teruggekomen, dat Nederland niet in staat was, zijn uitgestrekte koloniën behoorlijk tot ontginning te brengen, en dat eigenlijk anderen die plicht jegens de menschheid moesten overnemen.

Uit recente persberichten zou kunnen worden afgeleid dat, wanneer Nederland er thans nog altijd even onmachtig voorstond, ook nu een gelijksoortige, weinig gewenschte, buitenlandsche belang- stelling, thans van andere zijde, mogelijk niet zou uitblijven.

Doch het noodlot der historie is Nederland gunstig geweest:

het moederland wist intijds over te gaan tot een volstrekte open- deur-politiek ; het heeft vervolgens tijdig de mannen gevonden die zijn politiek gezag vrijwel op alle eilanden buiten Java tot in het binnenland feitelijk wisten te vestigen en daarmede de noodzake- lijke voorwaarden van rust, orde en veiligheid voor een oecono- mische ontwaking schiepen; en intusschen werd langs den weg van langdurig tasten en zoeken, ook eene logische en aannemelijke oplossing gevonden voor het vraagstuk eener deugdelijke arbeids- markt en arbeidszékerheid in die zoo goed als „leege" streken, hetgeen voor hare openlegging en ontginning de eerste voor- waarde was.

Deze oplossing is juridisch in het stelsel der „koelie-ordonnan- ties" en der „wervingsordonnantie", dat der „poenale sanctie", uitgewerkt. Eerst déze oplossing, gevoegd bij het beginsel van de „open deur" geeft aan de gansche belangstellende wereld de d a a d w e r k e l i j k e gelegenheid, aan het oeconomische werk in Indië op voet van gelijkheid deel te nemen; een louter abstract gelaten principe van gelijke behandeling zou ten aanzien der buitengewesten de aspiratiën van buitenlandsche zijde tot ont- ginnen en in cultuur brengen van onzen bodem op den duur zeker niet bevredigd hebben.

Zonder het voorafgaande vast in het oog te houden, kan men al aanstonds nooit een juist inzicht in de d r a a g w i j d t e van het stelsel der P . S. en wat daaraan annex is, krijgen en blijft men toegankelijk voor allerlei argumenten welker gewicht in het oog van hem die zich ernstiger, van het vereischte algemeene ge- zichtspunt uit, in de portee van het onderwerp heeft verdiept, in geen evenredigheid staat tot den geweldigen omvang eener taak als het beheeren en vruchtbaar maken van een gebied als Indië.

E n inderdaad heeft de belangstellende wereld buiten Nederland van de geboden gelegenheid gretig en ruim gebruik gemaakt.

Dank zij die juridische constructie der arbeidszékerheid met behulp der poenale sanctie werden groote kapitalen in vertrouwen ons Indië binnengelokt en aldaar aan den bodem toevertrouwd. Het Kol, Verslag van 1926 constateerde dan ook dat Sumatra's Oost- kust thans „als een der belangrijkste internationale centra van Ned. Indië beschouwd worden (moet)", waarbij dan Atjeh en Tapanoeli als aansluitende gebieden worden gerekend. Van de

(7)

JDE POENALE SANCTIE b aldaar in 1924 in het groote landbouw-bedrijf zittende ruim f 438 millioen was slechts f 242 millioen Nederlandsen, dus even de helft. Vooral voor rubbercultuur (met bijna f 164 millioen van de totale f 256 millioen), oliepalmcultuur (met f 13.000.000 van de f 21.300.000) en theecultuur (met f 12.800.000 van de f 24.000.000) heeft zich het buitenlandsche kapitaal sterk ge- ïnteresseerd, terwijl de tabakscultuur bijna geheel (n.1. op f 4.500.000

van de totale f 120.000.000 na) Nederlandsen is, en de vezelcul- tuur (met f 10.000.000) geheel. Daarbij bevond zich b.v. in de rubber vooral Engelsch, Amerikaansch en Fransch-Belgisch kapitaal (resp. ongeveer f 67V2 millioen, f 40% millioen en f 37 mil- lioen) doch was ook o.a. het Japansche aanzienlijk (ruim f 6V2 millioen).

Ziet men derhalve dat het hier om zeer groote, èn Nederlandsche èn buitenlandsche, belangen gaat, dan moet men bedenken, dat daarbij, gelijk hetzelfde Kol. Verslag ook opmerkt, nog hoogst belangrijke latente kapitalen (in den vorm van obligatieleeningen, bankkapitalen, buitenlandsch handelskapitaal) komen, waarvan de omvang zich geheel aan elke becijfering onttrekt: reeds eenige jaren geleden schatte de Landbouweconoom der Ind. Regeering, Dr. Pekelharing, het aldus gezamenlijk belegde kapitaal ter Oost- kust op meer dan f 500.000.000.

Voor de andere buitengewesten zijn zulke meer gedetailleerde cijfers niet gemakkelijk te verkrijgen; enkel het naar buiten blijkende

kapitaal aldaar werd — mede eenige jaren terug — reeds op minstens f 100 millioen 1) geschat; waaronder ook vreemd (vooral Engelsch en Japansch) kapitaal is. In elk geval blijkt uit de ont- zaglijke aangevraagde, zij het dan met meerder of minder serieuze exploitatiebedoeling, en in concessie of in erfpacht uit- gegeven terreinen (enkele jaren geleden in Zuid-Borneo alleen b.v. ruim 384.000 bouws van pl.m. 1% H.A., waarop ruim 40 ondernemingen) op sprekende wijze, hoezeer ook deze gewesten de aandacht van het internationale cultuurkapitaal trekken.

De lezer verontschuldige mij voor de vele gegeven cijfers; zij kunnen tevens dienen om hem de overtuiging te geven, dat waarlijk niet enkel het persoonlijk belang van eenige honderden planters met de bijzondere arbeidszekerheid in de buitengewesten, die het van van elders aangevoerde landarbeiders moeten hebben, gemoeid is, doch voorop het meest tastbare a l g e m e e n b e l a n g van Indië, als Land. Nog andere zijden van dit algemeen belang kunnen door enkele verdere cijfers in het licht worden gesteld.

Ter Oostkust worden meer dan 200.000 koelies geëmployeerd, op heel Sumatra ruim 300.000, en de buitengewesten zouden aan veel meerdere werk kunnen verschaffen als de Javaan gemakkelijker zijn land wilde verlaten en de werving soepeler kon worden inge- richt (thans blijft zij telkens weer, soms onrustbarend, ten achter

1) Een bekende buitenlandsche specialiteit (de heer Eric Miller) stelde het voor 1920 reeds op ƒ 200 millioen.

(8)

'^ -.' pi

6 DE POENALE SANCTIE

bij de behoefte). Het zijn voor een groot deel lieden die op Java als zwervers e.d. gebrek leden welke zich laten aanwerven (want de gezeten Javaansche dessaman-landbouwer emigreert nimmer zonder eenige hoogst bijzondere persoonlijke aanleiding om te verdwijnen); daartegenover ontvangen alleen ter Oostkust deze koelies jaarlijks aan loonen en overwerkpremies een f 39 millioen en werd op de hun verstrekte rijst en kleeding door de maatschap- pijen steeds toegelegd,x) terwijl zij goed en gezond gehuisvest en medisch-hygiënisch voorbeeldig verpleegd worden.

Het netto overschot van de Oostkust voor den fiscus werd over 1926 op f 40 millioen berekend. Bedenkt men, hoe vroeger alle buitengewesten — ook de Oostkust — voor hunne bestuurskosten teerden op de overschotten die Java gaf, dus „lastposten" waren, bedenkt men mede hoe noodig het is, voor de moderniseering van Indië en de talrijke sociale en hygiënische maatregelen die de Regeering in het belang der inheemsche bevolking heeft te nemen, van alle zulke „lastposten" af te komen en de vermeer- dering der Indische „belastingsobjecten" gestadig te bevorderen, dan alweder ziet men hieraan een andere zijde van het onbereken- bare algemeen landsbelang verbonden aan de verdere ontginning van de buitengewesten, waartoe het poenale sanctie-stelsel de, tot nog toe eenige, proefhoudende oplossing is geweest.

Ten slotte bevindt ook het Gouvernement zelf, voor zijn be- drijven buiten Java, inzonderheid de Ombilin-kolenmijnen en het Bankatinbedrijf, zich in de noodzakelijkheid, zijne werklieden onder contract met poenale sanctie te werven, ten einde bedrijfs- zekerheid te kunnen hebben.

Intusschen, zaak van algemeen-Nederlandsch en zelfs van groot internationaal belang moge de openlegging en ontginning der buitengewesten zijn gebleken, proefhoudend moge daartoe een arbeidsstelsel met contracten onder P . S. zich hebben betoond, daar- mede is de vraag naar het oirbare, het moreel-toelaatbare ervan nog niet beantwoord. Ook bij de bevordering van het grootste algemeen belang, heiligt het doel nog niet elk middel.2)

*) In de oorlogsjaren liep dit in de tien mülioentallen; nog in 1924 was het voor de tabaksmaatschappijen 6 ton.

2) Eene kunstmatige tegenstelling gelijk onlangs in den Volksraad door een — nog wel een zeer scherpzinnig — inheemsch lid werd gemaakt (althans v.-ilgens de Aneta-telegrammen) n.1. dat de tegenstanders der P.S. moreel zouden denken, de voorstanders economisch, lijkt mij (de logische waarde als „tegenstelling" daargelaten) voor beide zijden even volstrekt verwerpelijk. Ik wensch tegenstanders der P.S. van harte toe dat zij in staatszaken als deze behalve moreel óók economisch weten te denken, want anders zouden zij het bewijs geven volstrekt ongeschikt te zijn voor het behandelen van zulke zaken der praktijk. Maar wat in ieder geval voor mij vaststaat dat is, dat de voorstanders, de ware voorstanders, de bedoeling hebben en overtuigd zijn, in deze zaak zoowel moreel als economisch te denken. Doch hun geeft dit geen aanleiding om van de tegenstanders het omgekeerde te zeggen en b.v. hun streven immoreel te noemen, omdat zij door de afschaffing der P.S. de contractbreuk en de kwade trouw aanzienlijk zullen bevorderen.

i

(9)

DE POENALE SANCTIE / Het is dan ook in de taktiek van de tegenstanders der wester- sche cultures in Indie in het algemeen en van die der P . S. in het bijzonder, niet de slechtste zet geweest, toen de oudere argumenten versleten raakten, te verkondigen dat dit stelsel op een „verkapte slavernij" neerkwam en die leuze à tort et à travers bij de brave lieden in het gemoed te stampen. Maar wat handig is en koen, is daarom nog niet per se waar, en de vraag naar de moreele waarde der P . S. is daarmee niet afgedaan.

Deze vraag is van tweeërlei kant te bezien: van theoretischen en van praktischen. De theoretische behoeft mij niet lang op te houden. Eene Zendingsconferentie in Jerusalem moge heboen willen beslissen dat haars inziens eene rechtsinstelling in Indië, gelijk de poenale sanctie, niet strookt met moderne rechtsbegrippen overeenkomstig de Christelijke m o r a a l , . . . de daar vergaderde heeren zullen voorzeker doorkneed zijn geweest in de dingen der Christelijke moraal, maar ik voor mij zie geen enkele goede reden om aan hun inzicht in de grondslagen van het moderne r e c h t en aan hun kijk op de huidige I n d i s c h e m a a t s c h a p p i j ook maar eenig meerder gewicht toe te kennen dan die van welke andere willekeurige conferentie ook van andere leeken, die het- zelfde buiten hun sfeer liggende onderwerp in Timboektoe of in Tehuantepec mochten behandeld hebben. Wanneer ik zie hoe — en dan bij ons thuis — strafrechtsgeleerden als o.a. wijlen Prof.

van Hamel Sr. te Amsterdam, en als Prof. Simons te Utrecht., in hun gezaghebbende Handboeken van Strafrecht een eventueele strafsanctie op overeenkomsten een zaak van opportuniteit, van noodzaak of niet-noodzaak, achtten, waartegen theoretisch niets à priori is aan te voeren, dan gevoel ik mij als jurist nog steeds volkomen gerust, deze kwestie ook zelf altijd zóó gezien te hebben.

Zij is ook door den Nederlandschen wetgever aldus beslist, en waarlijk niet zonder overweging, bij de bekende Spoorwegstakings- wet van 1903. Het is overigens tastbaar dat, als theorie, slavernij, verkapte of onverkapte, en een contract dat vrijwillig aangegaan wordt voor een bepaalden beperkten duur onder wèl omschreven voorwaarden en bij goede reden ook binnentijds ontbindbaar, n i e t s met elkander gemeen kunnen hebben.

Van veel meer belang is daarom de vraag naar de oirbaarheid der praktijk van het stelsel der P . S., want eene instelling die theoretisch en règle is, kan door een slechte praktische toepassing bedorven en laakbaar worden en eene p. s. benevens terugbrenging met den sterken arm geeft ontegenzeggelijk, als er geen tegen- wicht tegenover staat, den werkgever, voor den duur van het contract, een veel grooter overwicht over de arbeiders dan voor normale omstandigheden verdedigbaar is. E n een feit is het, dat juist in Deli, het land waar de Indische P . S. ontstaan is, in den loop zijner ontwikkeling nogal een en ander aan te merken is geweest en het een lang niet onbedenkelijke faam heeft bezeten.

E r is dus alle reden, te onderzoeken tot hoever de P . S. hier de schuld had.

(10)

8 DE POENALE SANCTIE

Hier is een blik op de geschiedenis tot recht verstand van het heden onvermijdelijk. Gelijk boven is opgemerkt, werd de oplossing voor het verschaffen van arbeidszekerheid in de „ledige" streken der buitengewesten, zooals ze er thans uitziet, geleidelijk gevonden langs den weg van zoeken en tasten. Aanvankelijk, en gedurende langen tijd, ging het daarbij alleen over Deli en enkel over de tabakscultuur aldaar. Deze cultuur zelve was, men zou kunnen zeggen, bij toeval in de wereld gekomen, toen om en bij het jaar i860 een jong en energiek Java-tabaksplanter, de heer J. Nienhuijs, van een Arabisch handelaar monsters van uit Sumatra's Oostkust meegebrachte tabak in handen gekregen had, van zoo ongewone hoedanigheid, dat het hem er op deed wagen, voor eene Rotter- damsche firma, zelf de verbouwing in het woeste en gevaarlijke land van moeras en oerbosch te gaan probeeren. In 1863 kwam de eerste Delitabak ter markt, maar zoo groot daarvan aanstonds het succes was, even ernstig waren ter plaatse der verbouwing, afgezien nog van de gevaren van het land zelf, aanstonds voor de ondernemende planters de moeilijkheden die aldra de nauwe- lijks opbloeiende jonge cultuur weder met ondergang bedreigden.

De inheemsche bevolking van het Sultanaat Deli, uiterst schaarsch als zij was en er aan gewend om dank zij het tropische land met den eeuwigen zomer zonder de minste inspanning hare zeer ge- ringe behoeften te kunnen bevredigen, gevoelde begrijpelijkerwijze noch behoefte noch lust, haar arbeidskracht voor een haar geen belang inboezemd werk aan vreemden te verhuren; het sprak vanzelf dat zij daartoe ook niet te noodzaken was.

De nieuwe cultuur moest zich dus zien te redden door arbeids- krachten van buitenaf te doen overkomen, die met voorschotten en dergelijke bewogen konden worden, zich voor een niet te korten duur (weldra bijna vast op drie jaren komende) contractueel te verbinden; na veel getob slaagde men met Chineezen, voor het fijnste werk, en voorts met Javanen. In de eerste tijden werden deze arbeiders, hoewel van buiten gekomen, rechtens tot onderdanen van het Sultanaat van Deli, dat zich aan deze onderdanen weinig liet gelegen liggen en de minder belangrijke vergrijpen tegen orde en tucht aan de planters zelf ter repressie overliet(!). Meer geordend werd de toestand eenigszins toen (1872) het Indisch Gouvernement bewerkt had dat het Sultanonderdaanschap der koelies ophield en zij dus geheel onder de wetten van het Ned.

Indisch gezag kwamen te vallen.

De bestaande betrekkelijke arbeidszekerheid werd door deze veranderde onderdaanschapsregeling voorshands niet aangetast, daar de Indische wetgeving destijds (gelijk in zoovele Oostersche landen), al van vroeger af, een voorschrift behelsde, dat algemeen ieder werkman, die zonder aannemelijke reden zijn dienst buiten goedvinden van den werkgever verliet, strafbaar stelde met geld- boete en bij herhaling met vrijheidstraf ; overtreding hiervan bracht dan politioneele opsporing en aanhouding vanzelf mede. Het voor- schrift was, gelijk gezegd, algemeen, doch begon nu in het bijzon-

(11)

DE POENALE SANCTIE 9 der van nut te blijken, om de voor het voortbestaan der nieuwe cultuur ter Oostkust vereischte rechtszekerheid te waarborgen.

Het geregeld aanwerven en overbrengen over zee toch van nieuwe werklieden kwam — en komt*) — de ondernemingen aldaar op zulke enorme extrakosten, dat men die onmogelijk zou kunnen riskeeren, wanneer alle zekerheid ontbrak dat de zich verbonden hebbenden als regel ook werkelijk hun verbintenissen zouden nakomen; elke bedrijfscalculatie zou daardoor ijdel worden.

Ook het Nederlandsche parlement zag deze specifieke moeilijk- heid helder in, toen het, of eigenlijk de Tweede Kamer, in 1877 de evenbedoelde bepaling als a l g e m e e n voorschrift afkeurde (waarop het in 1879 werd ingetrokken): de Kamer maakte toen nadrukkelijk een voorbehoud voor de streken buiten Java zonder plaatselijke arbeidsmarkt, opdat ook daar een reëele juridische basis voor de arbeidscontracten zou behouden blijven. Het was deze Kameruitspraak, die (formeel, want materieel blijkt hiermede dit onderwerp van het eerste oogenblik af een zaak van het Neder- landsche parlement te zijn geweest) in de eerste „koelieordonnan- tie" (van 1880) belichaamd is, welke al spoedig (1889) door een betere vervangen werd.

Uit deze korte geschiedenis van het ontstaan der koelie- arbeidsregeling blijkt onmiddellijk hoe onjuist alvast de meening is, door den heer Albert Thomas te Genève verkondigd, dat ze nog een overblijfsel der vroegere, werkelijke, slavernij zou zijn. Deze laatste was trouwens al afgeschaft, vóór nog iemand aan ontginning der buitengewesten met behulp van aangevoerde arbeidskrachten dacht.2) Doch ten aanzien van den feitelijken toestand der koelies en die bij de aanwerving in het even besproken tijdperk zegt dit nog niet veel; ongetwijfeld zal daaraan vaak heel wat hebben ontbroken, hoewel gepreciseerde gegevens daarover niet bestaan. W a n t men kan zich gemakkelijk voor- stellen, dat in een pas in ontginning verkeerend woest land een aan de planters zelf overgelaten zorg voor orde en rust niet ten goede kan werken en ook na de invoering van het Gouvernements- onderdaanschap der koelies in 1872 kan er niet veel veranderd zijn, daar het Nederlandsch gezag-zelf zich destijds nog maar matig aldaar kon laten gelden en middelen om te controleeren wat op

1) Per werkman bedragen deze extra kosten tegenwoordig ± f 110 Voor den totalen koelietoestand ter Oostkust (± 200.000 man), die gemiddeld in een jaar of zeven geheel vernieuwd is, komt dit op een paar millioen gld.

extra per jaar.

2) Nog iets anders blijkt uit die oude geschiedenis: dat de zaak van meet af aan heeft gelegen op juridisch terrein (dat der rechtszekerheid) en met kunstmatige oeconomische beschermingsmaatregelen — wat men in den jongsten tijd schijnt te willen beweren — niets gemeen heeft; de P.S. dient

alleen om ondernemingen die bij onze politiek van open deur en vrijen handel oeconomisch in staat zijn, zonder protectie op eigen beenen te staan, de noodige legislatief-j u r i d i s c h e b a s i s te verschaffen, zonder deze immers zou geen enkel lichaam zijn kapitaal aan eenig land, welk ook, toevertrouwen.

(12)

tO DE POENALE SANCTIE

W*

plantages voorviel, zoo goed als geheel ontbraken. Men kan zich denken, dat deze toestand aan een snelle matiging van den oudsten Delischen pioniersgeest niet bevorderlijk is kunnen zijn, en misschien nog bedenkelijker was het eveneens ontbreken van elk toezicht op de werving en de contractsluiting.

W a t daarvan geweest zij, de huidige „poenale sanctie" had daarmede in elk geval niets te doen, want de koelie-ordonnantie bestond toen nog niet. E n vanzelf knoopt zich hieraan de opmer- king vast, dat in het algemeen slechte arbeidstoestanden niet dan een op zijn hoogst zijdelingsch verband met de soort van sanctie op het werkcontract hebben en met of zonder deze gelijkelijk kunnen voorkomen. O v e r a l waar den werkgever door de omstandigheden, welke ook, een onevenredige overmacht over zijn arbeiders gegeven wordt, bestaat de kans op misstanden, wanneer van die overmacht een onscrupuleus gebruik wordt gemaakt. Men behoeft slechts een anderhalve eeuw terug te gaan, tot de periode van den eersten opbloei der groote fabrieksnijverheid, om voor het Westen-zelf deze opmerking gestaafd te vinden. In minder ontwikkelde landen zijn de omstandigheden voor het ontstaan van zulke toestanden eerder „gunstig"; dit geldt vooral voor bijzonder afgelegene, ongecontroleerde gebieden, alsook voor jonge streken die, pas te voren nog geheel woest, plotseling tot een snelle ont- wikkeling komen: ieder kent de ongelooflijke verhalen uit de goudlanden in de eerste tijden na hunne ontdekking, of de toe- standen uit de eerste periode der ontwikkeling van den Congo, van Duitsch-West-Afrika e.t.q. Ook in Indië was, zelfs op Java, een halve eeuw geleden, en waarlijk niet alleen in de cultures, bij niet weinigen een manier van behandelen van hun Inlandsche werkkrachten gangbaar, die thans op dit eiland ondenkbaar zou zijn. Als toevallige, individueele, e x c e s s e n komen echter ook daar en overal in het Oosten, nog tegenwoordig af en toe gebeur- tenissen voor, die juridisch eenvoudig het gewone strafrechtelijke repressief optreden der overheid eischen en psychologisch hare verklaring kunnen vinden in de storende inwerking van tropisch klimaat en tropische toestanden op den geest van sommige wester- lingen, — meer in 't algemeen in het, zoo het schijnt, niet te overkomen, helaas bijna normaal te noemen, chronisch misverstand tusschen „Oost" en „West", dat onder bepaalde verhoudingen tot conflicten leidt. Hoe af gelegener de streek, hoe minder de controle, des te grooter de kans. Uit mijn eigene periode als hoofd van het Indische Departement van Justitie herinner ik mij een ernstige serie koeliemishandelingen, geruimen tijd al voortgezet eer het bestuur ze ontdekte; het betrof een zeer afgelegen klein eiland en de mandoers waren in de mishandelingen als handlangers betrok- ken, de koelies heetten echter zg. „vrije" koelies, d.w.z. dienden zonder koeliecontract en zonder poenale sanctie. Evenmin vindt men deze P . S. op de „panglong's", een soort Chineesche houtaan- kapondernemingen, vooral in Riouw, waar zeker de meest primi- tieve arbeidstoestanden heersenen, die de Archipel kent (deze zijn,

(13)

DE POENALK SANCTIE i i gevolg der buitengewoon afgelegen ligging, pas sedert enkele jaren onder eenig toezicht gebracht kunnen worden).

De feiten bevestigen dus, dat noch de P . S. de eventueele mis- standen maakt, noch Deli er ooit een monopolie van gehad heeft.

Het eenige wat men zeggen kan, is dat de P . S. den arbeider zooveel vaster aan den werkgever bindt, dat deze eerder tot slechte behandeling kan komen, maar alleen z o o l a n g d e o v e r i g e o m s t a n d i g h e d e n u i t e r l i j k e n i n n e r l i j k e r t o e l e i d e n .1)

E n het was inderdaad in beide dezer opzichten tegelijk, dat voor Deli in haar oudere periode de schoen gewrongen heeft. De Oostkust van Sumatra was, zooals reeds opgemerkt, zoo goed als verlaten land en nauwelijks toegerust met eenig regelmatig bestuur, laat staan met eenige opzettelijke controle op den arbeid bij de ondernemingen. De planters uit die eerste decenniën waren — uiteraard — even ruwe als stoutmoedige pioniers. Zij hebben in die wildernis groot werk verricht, Indië met een levend en bloeiend gewest verrijkt, tegelijk daarmede de algemeene wegen aangewezen die te volgen waren om ook andere slapende gewesten buiten Java tot ontginning te brengen, en enkel hun ruwe kracht en forsche durf konden dit mogelijk maken, — maar diezelfde eigenschappen hadden tot keerzijde een weinig ontziend maatschappelijk optreden jegens elkander zoowel als jegens onderhebbenden. Elkander ontronselde men grifweg de geschiktste werkkrachten, de gezamen-

lijke „verpoozing" ter hoofdplaats op de z.g. hari besar's (vrije dagen) was weinig minder dan berucht, de behandeling der koelies was hardhandig.... Aan deze tijden heeft Deli de slechte faam te danken, die thans, nu het al lang een beschaafd en ordelijk land is geworden, nog bij zoovelen nawerkt en die, zeker niet onbe- grijpelijk alhoewel ongegrond, nog thans zooveel tegenzin tegen de poenale sanctie wekt. Dezelfde sanctie die men tegenover schepelingen, en in Indië tegenover de werkgevers (in de z.g.

„assistenten-regeling") volstrekt niet zoo aanstootelijk blijkt te vinden.

Maar in de werkelijkheid zijn de tijden veranderd. Juist de ont- hullingen over koeliemishandelingen (allermeest eene in 1902 verschenen brochure van Mr. van den Brand te Medan), noopten de Regeering tot een grondig onderzoek, gevolgd door de inrich- ting eener beter geoutilleerde plaatselijke rechtspraak en O. M., versterking van het binnenlandsch bestuur en, bovenal, tot de instelling van een afzonderlijke d i e n s t v a n i n s p e c t i e op de toestanden bij den arbeid onder p. s., alsmede op de vrije wils- verklaring en regelmatige contractsluiting bij de werving op Java.

Zij schudden ook de publieke opinie wakker en deze miste haar natuurlijke weerslag niet op de eigen opvattingen, in planters- kring, welke kring bovendien, naarmate het ontginningsgebied was herschapen in een veilig land met uitstekende wegen, spoorweg,

*) Vergelijk Prof. Gonggrijp'» „Schets eener economische geschiedenis

v«n N.-I." (1928) pg. 174—175.

(14)

«•IWi

12 DE POEN ALE SANCTIE

haven, telefoonnet enz. enz., niet langer uit de typische „pioniers"- kategorie werd gerecruteerd.

Als eindresultaat van de aldus in gang gebrachte nieuwere ontwikkeling der organisatie kwam in 1909 een eerste, in 1914 een verbeterde wervingsordonnantie tot stand, in 1915 een geheel nieuwe koelie-ordonnantie; door de eersten werd de aanwerving en de vrije contractsluiting onder strenge controle van B. B. en arbeidsinspectie gebracht, door de laatste werden de voorwaarden van den arbeid zelven op volkomen moderne leest geschoeid. Als belangrijke latere uitbreidingen dezer zorg van den wetgever zijn nog te noemen: a. de bevoegdheid aan den G.-G. verleend, om bepaalde ondernemingen alwaar de inspectie voortgezette wan- toestanden mocht constateeren, uit te sluiten van de toepassing der koelie-ordonnantie, m.a.w. haar te verbieden, werkcontracten met P . S. te sluiten, en b. de instelling te Medan eener permanente Commissie voor de bestudeering van de arbeidstoestanden ter Oostkust, die den Landvoogd om de vijf jaren zal hebben te adviseeren of en in hoeverre de ontwikkeling der omstandigheden den toestand rijp heeft gemaakt voor mitigatiën in de bepalingen welke de strafbedreiging en die welke de politioneele terugbren- ging regelen. Daartegenover werd echter in 1924 terecht uitdruk- kelijk vooropgezet (waarbij uiteraard ook toen weer eene nieuwe uitspraak der Tweede Kamer was voorafgegaan), dat het stelsel- zelf der P . S., als stelsel dus, niet kon worden gemist en dus niet zou worden losgelaten zoolang niet de plaatselijke omstandig- heden een krachtiger sanctie dan de louter civielrechtelijke over- bodig zouden maken.

Dank zij deze strenge — en veeleischende — reglementeering, verzekerd door het intensieve toezicht der arbeidsinspectie, is er thans geen sprake meer van, dat de vastere gebondenheid van den werkman door de P . S., zelfs als de algemeene plantersmentaliteit niet mede veranderd ware gelijk zij is, nog tot geregelde slechte behandeling der koelies gelegenheid zou kunnen geven.

De toestand, naar wetten en naar feiten, is thans dat de aanwer- ving alleen geschieden kan door tot wederopzeggens gelicencieërde agenten, gemachtigden der werkgevers; de contracten moeten schriftelijk worden opgemaakt ten overstaan van een ambtenaar der arbeidsinspectie die op de vrije wilsverklaring van den koelie en zijn wetenschap omtrent de strekking van de overeenkomst acht geeft; de ordonnantie geeft omstandig de voorwaarden op die in deze contracten moeten geregeld zijn, zooals een bepaalde duur (niet langer dan 3 jaar, bij reëngagementen 13 maanden), nauw-

keurige aanduiding van de soorten van arbeid die opgedragen zullen kunnen worden, het maximum aantal werkuren per dag (thans hoogstens 10, overwogen wordt dit tot 9 terug te brengen), een minimum voor het dagloon met limiteering der kortingen die daarop kunnen vallen, geregelde rustdagen, passende huisvesting met des arbeiders gezin, deugdelijke verpleging bij ziekte en na afloop van het contract kostelooze terugzending met het gezin

I

(15)

DE POKNALE SANCTIE 13 naar de plaats van herkomst; tegenover dit alles is hij strafbaar, met geldboete of korte hechtenis, wanneer hij contractbreuk pleegt door zonder grond zijn werk te weigeren of te deserteeren. Na längeren diensttijd krijgt de koelie een eigen woning als hij blijven wil. Als sanctie ten voordeele van den koelie, boven de geregelde inspecties, waarbij hij vrij acces onder vier oogen tot den ambte- naar en diens tolk heeft voor klachten of grieven, geldt de straf- bedreiging ook tegen den werkgever, terwijl het hoofd van plaatselijk bestuur resp. de ambtenaar der arbeidsinspectie ter plaatse bevoegd zijn gemaakt om op te treden als scheidsrechter bij geschillen over de uitlegging der overeenkomsten. Deze autoriteiten hebben ook de bevoegdheid, een contract tusschen- tijds te ontbinden wanneer zij daartoe „gewichtige" of „drin- gende" redenen aanwezig achten, een ontbinding die vaak ook met wederzijdsch goedvinden van werkgever en arbeider plaats heeft en die een belangrijk correctief vormt tegenover den strikteren band dien de poenale sanctie schept; de practijk gaat daarin nog verder: de ondernemers laten in overleg met de arbeids- inspectie, de koelies van wie door herhaald wangedrag of meer- malige desertie blijkt, dat ze ook na de eerste onwennige over- gangsperiode bij den geregelden arbeid niet aarden kunnen, binnentijds gaan. Meer en meer wordt aldus de werking der p. s.

preventief en vervult zij juist als zoodanig hare onmisbaarste functie.

De praktijk heeft nog meer ten voordeele van de werklieden gedaan; heeft zij eerst de eischen der koelie-ordonnantie op de meest onbekrompen wijze vervuld, de oudere maatschappijen keeren pensioen uit aan de blijvende koelies na langdurigen dienst, ten einde den band aantrekkelijker te maken; er zijn talrijke ondernemingsscholen voor de kinderen der koelie- gezinnen, bewaarplaatsen met toezicht voor de kleinen e. d. Bij de deskundigen in de gansche wereld bekend is de nergens in het Oosten geëvenaarde staat der geneeskundige en hygiënische organisatie, waardoor de gezondheidstoestand en lichamelijke staat van den contractkoelie in Deli opvallend uitsteekt boven die van zijn land- en standgenoot op Java zelf, en die uitsluitend gevolg is van de P . S.: „zonder eene diergelijke wettelijke ver- ordende regeling zou het nooit gelukt zijn, in Deli den grooten voorsprong op de overigens in Indië heerschende sterfte te ver- krijgen", schreef reeds in 1910 de bekende hygiënist Prof. Schüffner.

Ook aan de werving voor Deli, is, en wordt nog, gestadig verbeterd. Nog slechts enkele, groote dus gemakkelijk te con- troleeren, lichamen hebben haar in handen, en zij is grootendeels van winstnajagende beroepswerving tot een eigen werving ge- worden door middel van door de ondernemers zelf ingerichte en in stand gehouden organisaties.

Nog altijd is verbetering mogelijk, niet het minst in zoo- verre als de werkorganisatie nog veelal van vroeger af, meer rigoureus-„militair" is opgezet, terwijl met den Javaanschen

(16)

14 DE POENALE SANCTIE

aard een meer soepele wijze van optreden waarschijnlijk beter zou strooken; maar ook aan deze kwestie en in het algemeen het veraangenamen van het dagelijksch leven van den koelie naar zijn landaard, voorzooveel het werk het toelaat, wordt tegenwoordig door de beide groote plantersvereenigingen, de D.P.V. der tabak en de A.V.R.O.S. der overjarige cultures, op verschillende wijzen aandacht geschonken. Zooals het thans is, staat het Delische arbeidssteisel eenig in het Oosten en verdiende het ook van Nederlandsche zijde, in stede van de weinig ge- motiveerde aanvallen die het veeltijds te verduren heeft, wel iets meer van die waardeering welke buitenlanders — ik bedoel natuurlijk d e s k u n d i g e buitenlanders die de zaak in werking hebben g e z i e n , — het zoo gul tegemoet hebben gebracht. Nog eerst een ruim jaar geleden eindigde de Inspecteur-Generaal van den Landbouw en den Boschbouw in Indo-China, de heer Yves Henry, die het geheele Oosten op het stuk van den handenarbeid in den landbouw had bezocht en dus vergelijken kon, een ge- detailleerde en gedocumenteerde beschrijving van het gansche Ned. Indische arbeidssteisel, naar wet en praktijk, in het Bulletin économique de 1'Indo-Chine (jaargang 1927, no. 185) met de tegelijk als loftuiting en als waarschuwing klinkende woorden:

„L'e s p r i t l a r g e m e n t h u m a n i t a i r e qui préside à l'application de règlements que les planteurs trouvent souvent excessifs, a eu 'pour effet d'instituer un régime de recrutement et de travail qui assure, aux populations que la faim chasse de chez elles, de bonnes conditions de vie matérielle et un pécule appréciable en fin de contrat.

„Ce double résultat mérite bien quelque considération. Il mérite surtout d'être signalé par ceux qui ont visité l'Extrême- Orient, ont connu la situation lamentable du prolétariat agricole et ouvrier, et n'ont t r o u v é n u l l e p a r t r i e n q u i a p p r o - c h â t d e l ' o r g a n i s a t i o n n é e r l a n d a i s e."

Inderdaad, een van dergelijke onverdacht onpartijdige zijde zóó geprezen resultaat „mérite bien quelque considération" — bij de Nederlanders, in Holland en in Indië, die nog maar steeds blijven doorhollen op hun slecht getuigde maar luid klepperende stokpaardjes van „verkapte slavernij" en „verouderde regelingen", die verdwijnen moeten. E n immers, wie thans spreekt, laat staan den staf breekt, over „de Indische poenale sanctie", hééft zich niet blind te staren op de enkele strafbepalingen tegen weigering om den arbeid te verrichten of tegen desertie, maar moét het, hierboven nog maar in zijn ruwste hoofdlijnen geschetste, g e h e e l e systeem van waarborgen en maatregelen, die de wettelijke regelingen voorschrijven en die de praktijk daar boven- uit heeft ontwikkeld, en van het ambtelijk toezicht daarop, als één onverbreekbaar stelsel beschouwen; en hij moet daarnevens bedenken dat elders, zooals op Java, waar men met koelies zonder contracten onder P . S. werkt, de wetgever de werkgevers dan ook tot zoo goed als niets wat op de eischen der koelie- en wervings-

(17)

DE POEN ALE SANCTIE 15 ordonnanties lijkt, heeft kunnen verplichten en dat dit bij af-

schaffing der P . S. buiten Java hetzelfde zou worden, à fortiori zelfs.

Immers, komt reeds het enkele aanwerven en overvoeren van de koelies naar Deli op meer dan f 100 per arbeider (naar elders wel op nog meer), de bovenbeschreven door wettelijke bepalingen gevorderde en door de praktijk ingevoerde maatregelen brengen almede groote kosten mede, zoodat de totale kapitaalsuitgave die per koelie gedaan wordt, hoewel naar de omstandigheden wisselend, een heel eind boven de f 300 komt, extra kosten waarvan een onderneming op Java geen aequivalent kent. Is men nu voldoende zeker van zijn werkkrachten — en dit brengt de P . S. — dan kan men van te voren zijn berekeningen maken, waarbij die kosten er in den loop van het contract weer uit- komen en dus zijn kansen op rendabel bedrijfvoeren kennen. Is men daarvan niet meer zeker genoeg, kan elke nieuwe koelie evengoed na één of enkele maanden weer verdwenen zijn of slechts de helft van den tijd op het werk komen, dan staat dat alles onmiddellijk op losse schroeven. Niet enkel de genoemde f 300 maar ook de eerste f 100 zouden er dan niet aan gewaagd worden en daarom zouden alsdan ook uitbreidingen der be- staande zaken en nieuwe ontginningen in nieuwe streken niet meer geëntameerd worden.1) E n van de bestaande ondernemingen zou de rentabiliteit in gevaar komen, zoodat de huidige superieure verzorging en verpleging noodgedwongen zouden inzinken en de werving naar goedkoopere methoden streven, die deze zaak niet altijd verbeteren; die rentabiliteit was voor de overjarige cultures toch gemeenlijk niet overmatig groot en de tabakscultuur moge in het algemeen op zeer sterke basis rusten, toch zijn in den loop der tijden van de + 130 maatschappijen die haar in Deli beproefd hebben er ten slotte slechts 14 overgebleven.

Doch zonder de bepalingen der p. s. i s die zoozeer vereischte zekerheid niet te waarborgen; dat heeft de praktijk zelve reeds overtuigend geleerd. Ook de bovengenoemde landbouwdeskun- dige, de heer Yves Henry, constateert onvoorwaardelijk: „Leur disparition (van de clauses pénales n.1.) entraînerait l a r u i n e d e t o u t e s l e s p l a n t a t i o n s , réserve faite de celles d'hévéa."

Aan de p. s. blijkt het toe schrijven, dat de gemiddelde koelie (d.w.z. degeen die niet door zijne persoonlijkheid totaal onge- schikt is en blijft voor aanpassing aan den nauwkeurig geregelden dagelijkschen arbeid in de Europeesche cultures) ervan door- drongen is, dat hij zijne eens vrij en welbewust aangegane ver-

*) Inderdaad hield, toen de Ind. Regeering in 1918 verklaarde, de p.s. in elk geval te zullen afschaffen (van welke dwaling men later terugkwam), aanstonds de belangstelling op voor nieuwe zaken, te voren levendig gebleken uit de bij de afd. Landbouweconomie van het Depart. L., H. N.

gevraagde information, zoowel van Nederlandsche als van buitenlandsche zijde; enkele jaren lang werden zulke information niet meer gevraagd (vergelijk ook o.a. Jaarverslagen der Handelsvereeniging Amsterdam 1921 en 1923 en der Koloniale Bank 1921).

(18)

16 DE POENALE SANCTIE

bintenis nakomen moet tenzij hij een duidelijke en grondige reden voor vervroegd ontslag heeft, en dat hij zich psychologisch geremd voelt door de „soesah" van opsporing en voorgeleiding die hem anders wacht, dus niet zoo aan iedere plotselinge, grillige opwelling toegeeft. Het zijn juist die grillige, voor ons wester- lingen volkomen onberekenbare en ook door den betrokkene zelf niet motiveerbare, vaak voorbijgaande, opwellingen, gevolgen van de welbekende emotioneele impulsiviteit der Oostersche ziel die, zonder bijzondere remmen, het geregelde opkomen voor den arbeid ook bij den goeden en goedwillende koelie zoo spoedig doen verminderen, waardoor de arbeidsgang gedesorganiseerd wordt: de ervaring toont dit aan zoovele goede contractanten die na hun contractstijd als koelie zonder p. s. blijven, maar dan al spoedig ongeregeld gaan verschijnen op het werk, of tegenzin toonen in bepaalde soorten werkzaamheden, terwijl zij een en ander te voren goed, stipt, geregeld en tevreden verrichtten. *) Tegenover dit feit gevoelt de lezer licht de waardeloosheid van eene opmerking als deze (die men niettemin ook in Indië zelf kan vernemen), dat het wel zonder P . S. zou kunnen als de werving er maar naar streefde, „betere elementen" te verkrijgen.

G e z e t e n Javanen, met wie het m i s s c h i e n anders zou zijn, krijgt men toch nimmer tot emigratie naar buiten hun land — het zijn, hoe men ook te werk zou willen gaan, altijd meer de zwervers en gelukzoekers die contracteeren willen, maar daar- onder bevinden zich, getuige alweder de praktijk, vele op den duur

„goede" werkkrachten, doch dit juist voor zoolang als de bewust- heid bepaald verplicht te zijn en „soesah" te zullen krijgen bij opgemotiveerde contractbreuk, hen helpt in het spoor te blijven.

Even waardeloos is tegenover het hoogergezegde de opmerking dat de Javaan niet lui is. W i e hem op zijn sawah aan het werk heeft gezien, zal onmogelijk kunnen beweren dat hij lui is, maar het is een heel ander ding, en werkt ook op zijn psyche heel anders, wanneer hij op grond van een eens gesloten contract, dag aan dag een arbeid moet verrichten die hem niét, gelijk de sawah- arbeid, persoonlijk aan het hart ligt.

E r is, gezien de ervaring, getaxeerd, dat er bijna tweemaal zooveel koelies noodig zouden zijn als thans, enkel al om die onregelmatigheid in den gang der werkzaamheden eenigszins te compenseeren wanneer er geen P . S. meer zou zijn; in ieder geval zouden er véél meer dan thans moeten zijn, doch de aanwerving blijft al sedert geruimen tijd juist chronisch ten achter bij de aanvragen om werkkrachten.

Van welken kant ook overigens, men eene vervanging der P S.

overweegt, altijd stuit men op de onmogelijkheid, iets te vinden dat op bepaalbaren termijn eenige reëele arbeidszekerheid in de plaats ervoor geeft. Alleen op l a n g e n termijn, n.1. door ge-

*) Kenschetsend is, dat de vrouwen der contractanten gewoonlijk zeer erop gesteld blijken, dat haar mannen contracten met P.S. hebben: zij zijn dan zekerder van regelmatige verdiensten.

(19)

DE POEN ALE SANCTIE 17 leidelijke bevolking der betrokken gewesten, — hetgeen door

opzettelijke kolonisatie van Java uit door planters en Regeering bevorderd kan worden en ook reeds wordt — is verandering op normale, schoklooze wijze en met behoud van het algemeen belang, te bereiken. E n niettemin... schalt de leuze tot afschaffing veelstemmig door, schijnt ze zelfs weer de huidige Indische Regee- ring-zelve tot zekere hoogte te gaan medesleepen, hoewel ook die niet weten kan wat niemand weet: hoe vèr het met de schade aan het algemeen belang van land, bevolking en fiscus van Indië wel gaan zal, bij verwezenlijking ervan, en wat daartegen dan te doen zal zijn. Zelfs als de Regeering, bij zoodanige afschaffing, actief medewerkte, b.v. door de werving zelve op zich te nemen en de geworvenen op hare kosten naar de centra van cultures en groote nijverheid waar de vraag is, heen en weer te voeren, — d.w.z. voor de ontbrekende plaatselijke sedentaire arbeidsmarkt een „drijvende", ambulante, in de plaats stelde, — dan zou dat haar wel ettelijke millioenen jaarlijks kosten, maar werkelijke zekerheid, een wezenlijke vervanging, zou er niet door bereikt zijn. W a n t wel zouden dan de groote aanwervingsposten niet op de onderneming behoeven te drukken, of althans voor iederen koelie afzonderlijk achterna pas aan den Staat voldaan behoeven te worden nadat g e b l e k e n zou zijn, dat de bewuste koelie een passend aantal jaren daadwerkelijk gediend had, en dan naar evenredigheid van dien werktijd, maar wie zou de geregelde opkomst van die dan toch nog door huisvesting, voeding en medische verpleging abnormaal duurder uitkomende krachten verzekeren? E n vooral, wie zou waarborgen dat zulk eene ambte- lijke, misschien met weinig belangstelling of zelfs zonder sympa- thie gevoerde werving aantallen zou opleveren, eenigszins vergelijkbaar met de huidige? *) Terwijl wij zagen dat er juist zooveel méér dan thans zouden moeten zijn.

Wel zou eenig dergelijk of ander w e r k z a a m optreden eener Regeering, die afschaffing der p. s. nastreeft, meer dan voorheen is geschied, doen zien dat zij begrijpt, in de eerste plaats zélve verplicht te zijn, door wetgevende en andere maatregelen iets ter vervanging te doen. De Indische wetgever immers, hij alleen, is het geweest die inzake de werkcontracten met van buitenaf geworven arbeiders, rechtszekerheid gaf door straf- en politioneele bepalingen. Men m a g nu gaarne willen toegeven dat dit een zeer b ij z o n d e r middel was, geboden en gerechtvaardigd door a b n o r m a l e omstandigheden en weinig aannemelijk voor normale verhoudingen, — men m a g daarom willen begrijpen dat

*) Doch als proef, voorshands naast de P.S., zou het geprobeerd kunnen worden. Het staat m.i. wel vast, dat, a 1 s de Staat op eenige dergelijke wijze een b e h o o r l i j k r u i m e arbeidsmarkt van heen en weer gevoerde

„vrije" koelies mocht weten te creëeren, belangrijk g o e d k o o p e r uitkomende dan de uiteraard dure import van „contracf'-koelies, (waaraan ik sterk twijfel), het niet lang zou duren of de P.S. zou tot ieders tevredenheid haar eigen einde gevonden hebben.

(20)

18 DE POENALE SANCTIE

de overheid die regeling gaarne zou zien vervallen, zij het dan dat daardoor niemand ter wereld materieel gebaat zou zijn, de koelie niet, de werkgever ook niet en Indië het allerminst, en het dus alleen om een abstracte elegantie harer wetgeving te doen ware, — maar het zal bezwaarlijk te rechtvaardigen zijn dat de wetgever diezelfde rechtszekerheid welke honderden millioenen Nederlandsch en vreemd kapitaal onder zijne rechtsbescherming heeft gelokt, op een slechten dag eenvoudig, zonder dat iets reëels hem dwingen zou, weder eens zou intrekken, terwijl de omstan- digheden nog even abnormaal zouden zijn, wanneer hij niet tevens in staat was, op andere wijze gelijksoortige nieuwe zekerheid te scheppen. W a t zou men zeggen van een wetgever die, ontroerd door de zeker ook wel eenigszins abnormale en onder omstan- digheden drukkende, verbintenissen uit het teekenen van wissel- ' brieven voortvloeiende, eenvoudig de bijzondere wisselbepalingen zou intrekken en het aan het bankwezen zelf zou overlaten, zich verder te redden zonder deze?

E n toch is tot nog toe in de geschiedenis der poenale sanctie, wanneer eene ontijdig-verhaaste afschaffing werd overwogen, de zaak telkens op deze laatste, enkel afbrekende niet tevens op- bouwende, wijze aangevat; waarschijnlijk omdat men er ook geen gat in zag. Of zoo iets, ten detrimente van Indië's belang, eerlang toch nog eens gebeuren zal? De leuze der afschaffing weerklinkt de laatste tijden weer zoo luid als ooit te voren en ook hier geldt het oude adagium, dat één die schreeuwt, meer leven maakt dan duizend die zwijgen; alleen het eerste wordt gehoord, oefent des te sterker zijn suggestieve werking. Toch schijnt het mij ten slotte weinig waarschijnlijk, daar de afschaffing, aldus doorgezet, niets minder ware dan een ramp voor de buitengewesten, — volstrekt niet alleen voor Deli, — die men zich wel tweemaal zal be- denken, ze zoo maar te berokkenen.

Maar stellig is er voor het Nederlandsche volk, en vooral voor zijn parlement dat c.q. de beslissing in deze bij uitstek imperiale aangelegenheid zal hebben te nemen, wel reden genoeg om waakzaam te zijn, het hoofd koel te houden en zich tegen de bekoring van suggestieve leuzen te pantseren.

(21)
(22)

Het Haagsch Maandblad

verschijnt in het begin van elke maand.

De prijs per enkele aflevering bedraagt f 1.—; een Jaar-Abonnement, dat ten allen tijde kan ingaan, kost f 10.—, bij franco toezending. - Buitenland en Koloniën (landmail) f 12.—. Bestellingen worden aangenomen bij eiken Boekhandel en bij

H. R LEOPOLD'S UITG.-M

1

'

NOORDEINDE 23 DEN HAAG

M.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Andere factoren die volgens het kwantitatief onderzoek een positieve (maar beperkt) relevante relatie hebben voor de lokale opkomst, zijn het uitgeven van minstens één eurocent

De resultaten laten zien dat risicoreductiestrategieën om onzekerheid over de veiligheid van voedingsmiddelen te reduceren vooral worden toegepast door consumenten die pessimistisch

In iets meer dan een jaar is het gebruik van deze social media-site onder de click-and-mortar bedrijven gestegen van 6 naar 27 procent begin 2011. Bij de web-only bedrijven

Ook uit onderzoek blijkt dat het voor het realiseren van een veilige school en wenselijk gedrag, en indien nodig een effectieve aanpak van ongewenst gedrag, belangrijk is dat

[r]

‘k ga op zoek in Bethlehem. Alle mensen komen de baby zoeken, mensen van dichtbij en ver. Alle mensen komen de baby zoeken, volgen een held’re ster!.. ‘k Ben op weg, op zoek naar

The current study served to conduct an in-depth literature review of functionally low-literate consumers‟ use of food labels in a rural area; explore whether and how

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive