Academisch e
woordensch at
In 2021 publiceerden Pieterjan Bonne, Joke Vrijders en Jordi Casteleyn het artikel
‘Stap voor stap, woord voor woord – op zoek naar een kern van academische woordenschat’. Ze verwerkten 35 bronnen academisch Nederlands tot een overzicht.
Een resultaat van dat onderzoek zijn deze twee woordenlijsten. De eerste lijst bevat de types (=
unieke woorden) die in meer dan 10 bronnen voorkwamen. De tweede lijst bevat de woordfamilies (=
een woord en alle afleidingen) die in meer dan 10 bronnen voorkwamen.
Contact:
Pieterjan.bonne@arteveldehs.be
Woordenlijst 1 - overzicht van types die minstens in 10 verschillende bronnen voorkomen
Types Aantal
bronnen
Aantal bronnen woordfamilie
1. hypothese 15 16
2. arbitrair 14 14
3. effectief 13 15
4. relevant 13 14
5. integraal 12 13
6. significant 12 12
7. consensus 11 12
8. alternatief 11 12
9. associatie 11 12
10. component 11 11
11. equivalent 10 10
12. relatief 10 13
13. marginaal 10 11
14. autonoom 10 12
15. conservatief 10 10
16. context 10 11
17. flexibel 10 11
18. homogeen 10 12
19. legitiem 10 13
20. plausibel 10 10
21. verifiëren 10 12
Woordenlijst 2 - overzicht van woordfamilies die minstens in 10 verschillende bronnen voorkomen
Woordfamilie
Aantal bronne n 1.
hypothese - hypothetisch 16
2.
effect-effectief-effectiviteit 15
3.
functie-functionaliteit-functioneel-functioneren-functionering 14 4.
relevant - relevante - relevantie 14
5.
arbitrair 14
6.
relateren-relatie-gerelateerd-relatief-relationeel 13 7.
nuance-nuanceer-genuanceerd-nuanceren-nuancering 13 8.
legitiem - legitieme - legitimeren - legitimiteit 13 9.
integraal - integrale 13
10. variant - varianten - variantie - variatie - variëren - variërend -
variëteiten 12
11.
associatie-associatief-associëren-zich associëren 12 12.
alterneren-alternatief 12
13.
autonomie-autonoom 12
14.
select - selectie - selecteren - selectief - selectiviteit 12 15.
verifiëren-verificatie-verifieerbaar-geverifieerd 12 16.
consensus 12
17.
correlatie-correleren-gecorreleerd 12
18.
homogeen - homogeniteit 12
19.
significant - significantie 12
20.
analyse-analyseren-analytisch 11
21.
controvers-controverse-controversen-controversieel-controversisch 11 22.
flexibel-flexibele-flexibiliseren-flexibilisering-flexibiliteit 11 23.
referentie - referenties - refereren - refereren (aan) 11 24.
opteren - optie 11
25.
concluderen-concluderend-conclusie 11
26.
marge - marginaal - marginaliseren - marginaliteit 11 27.
progressie - progressief 11
28. compensatie-compenseren 11
29.
competent-competentie 11
30.
context-contextueel-contextuele 11
31.
element-elementair-elementaire 11
32.
frequent-frequentie 11
33.
component 11
34. norm - normalisatie - normaliserend - normaliteit - normatief - norm - normeren - normering - paranormaal - abnormaal 10 35.
cognitie-cognitief-cognitieve 10
36.
implicatie - impliceren - impliciet 10
37.
argument-argumentatie-argumenteren 10
38.
reduceert - reduceren - reductie 10
39.
essentie-essentieel 10
40.
innovatie - innovatief - innoveren 10
41.
interactie - interactief - interageren 10
42.
intrinsiek - intrinsieke 10
43.
synthese - synthetisch - synthetiseren 10
44.
ethiek-ethisch-ethische 10
45. representant - representatie - representatief - representatieve -
representeren 10
46.
analogie-analoog 10
47.
conservatief-conservatieven-conserveren 10
48.
equivalent 10
49.
parafraseer - parafraseren 10
50.
plausibel 10