• No results found

BIJDRAGE TOT DE VERMINDERING VAN DE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE PLANLAST VOOR LERAREN S.O.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIJDRAGE TOT DE VERMINDERING VAN DE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE PLANLAST VOOR LERAREN S.O."

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1 y 1040 Brussel

Datum: 17 september 2002 Kl. 62

BIJDRAGE TOT DE VERMINDERING VAN DE

PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE PLANLAST VOOR LERAREN S.O.

1 Aanleiding

De tekst van CAO VI luidt als volgt:

“Planlast-Werkdruk. Samen met de vakbonden zal de overheid een protocol afsluiten met de inrichtende machten en de koepels, waarin afspraken worden vastgelegd over niet- lesgebonden opdrachten die aan scholen en leerkrachten van het basis- en secundair onderwijs kunnen opgelegd worden door de overheid, administratie, inspectie, koepels, bege- leidingsdiensten, schoolbesturen en directies en de scholengroepen van het gemeenschaps- onderwijs”.

Overleg tussen de verschillende actoren leidde o.m. tot de afspraak dat de koepels en vakor- ganisaties met een kritische blik de bestaande formulieren, documenten en bewijsstukken zouden nakijken, afschaffen, afslanken of het facultatief karakter ervan sterk zouden bena- drukken. Rond de administratieve pedagogische voorschriften en regelgeving zou in alle onderwijsnetten een bezinning komen.

Niettegenstaande het VVKSO nooit bij CAO-onderhandelingen is betrokken, wil het met deze Mededeling zijn deel van de opdracht toch op zich nemen. Deze tekst werd besproken in het Centraal Pedagogisch Overlegcomité1) (11 juni 2002), in CODIS (11 juni 2002) en in het Comité van de Hoofdbegeleiders (14 juni en 23 augustus 2002).

Intussen werd ook de ministeriële omzendbrief SO/2002/02 van 8 juli 2002 betreffende

“Vermindering van planlast in het secundair onderwijs” uitgevaardigd.2) 2 Inleiding

Planning is onlosmakelijk verbonden met onderwijskwaliteit. De opeenvolgende fasen van voorbereiding, uitvoering, evaluatie, opvolging ... kunnen maar effectief gebeuren wanneer er een schriftelijke neerslag is. De documenten die hieruit ontstaan, staan ten dienste van het pedagogisch functioneren van de leraar, van het lerarenteam, van de klassenraad.

1) Het Centraal Pedagogisch Overlegcomité is een adviesorgaan met een vertegenwoordiging van VVKSO-VSKO, VCOV, VCLB, COC, ACW, VKW en bestuurspersoneel.

2) U surft naar http://edulex.vlaanderen.be/. U vindt de omzendbrief door achtereenvolgens te klikken op

‘via delen en rubrieken in de omzendbrieven’, ‘secundair onderwijs’ en ‘organisatie’.

(2)

Planning wordt echter planlast wanneer deze schriftelijke neerslag niet meer functioneel is en louter wordt ervaren als een vastleggen van “bewijsstukken”:

- voor de directeur (functie-evaluatie);

- voor de inspectie (doorlichting);

- voor de begeleiding (opvolging);

- voor de ouders/leerling (motiveringsplicht);

- voor de rechter (juridisering);

- ...

Dan ondersteunen ze de eigen opdracht niet, maar worden ze als tijdrovend ervaren. Men spreekt smalend over een papierberg, die de aandacht afleidt van de eigenlijke kernopdracht:

les geven en leerlingbegeleiding.

Vanuit de overtuiging dat een vermindering van dergelijke planlast het personeel meer ruimte geeft voor hun kernopdracht, wil het Verbond op diverse terreinen een aantal aanbevelingen doen.

Toch wil deze Mededeling uitdrukkelijk ook wijzen op de planlast waar de directeur heden ten dage mee wordt geconfronteerd:

- snelle opeenvolging van onderwijsreglementering;

- bijkomende last van niet-onderwijsgebonden regelgeving;

- duizend-en-één vergaderingen;

- stijgende verantwoordingsplicht t.a.v. de overheid, inspectie, begeleiding, ouders en leer- lingen;

- druk van juridische procedures;

- ...

Het Verbond vindt dat dringend werk moet worden gemaakt van de ondersteuning van de directeur door een middenkader.

Uiteindelijk willen we ons hier echter verder focussen op de pedagogisch-didactische planlast voor de leraar.

3 Situering in het “algemeen en arbeidsreglement”

Het algemeen reglement verwijst naar de “Algemene pedagogische reglementeringen”. We citeren letterlijk: “De leden van het onderwijzend personeel volgen de richtlijnen van de inrichtende macht i.v.m. het jaarplan, de lesvoorbereidingen, agenda, taken, toetsen, overhoringen, werkstukken en andere pedagogische aangelegenheden. Voor het gewoon secundair onderwijs worden de documenten “Algemene pedagogogische reglementeringen”

verder geconcretiseerd in het arbeidsreglement van de school” 3).

3) Zie artikel 6, §1 van het Algemeen reglement van het personeel van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uizondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs”, gevoegd bij de Mededeling van 9 juni 2000 betreffende “Algemeen reglement, toelichting bij het algemeen reglement en model van arbeidsreglement” (Kl. 90.01.08).

(3)

Omdat dit algemeen reglement bindend is voor het katholiek onderwijs, kunnen de APR’s als dusdanig niet in vraag worden gesteld.

De uitwerking van het arbeidsreglement gebeurt in het lokaal onderhandelingscomité (LOC) of in de ondernemingsraad. Daar worden inzake jaarplan, lesvoorbereidingen, schoolagenda, taken, toetsen, overhoringen, werkstukken en andere pedagogische aangelegenheden een aantal afspraken vastgelegd4). Hierbij kan men oog hebben voor een vermindering van de planlast voor het personeel. Dit kan maar indien er constructief wordt nagedacht over de omvang en/of het aantal van deze planningsdocumenten met het oog op hun functioneel karakter, en dit conform de geest van de APR’s.

4 Statuut van de “algemene pedagogische reglementeringen”

De term “Algemene pedagogische reglementeringen” zorgt blijkbaar voor heel wat verwar- ring. In elke APR wordt een bepaald eerder pedagogisch thema vanuit een dubbele invalshoek benaderd:

- enerzijds moeten reglementaire aandachtspunten helpen om het reglementair kader dat de overheid vastlegt te respecteren en de reglementaire bepalingen die eruit voortvloeien, correct toe te passen;

- daarnaast worden aanbevelingen geformuleerd van waaruit de eigen schoolwerking kritisch kan worden bekeken met het oog op de optimalisering van de eigen pedagogisch- didactische aanpak. Vanuit deze optiek worden verdere afspraken gemaakt op het niveau van de school.

We bekijken enkele APR’s vanuit de reductie van de planlast.

4.1 Het persoonlijk werk van de leerling 5)

In APR nr. 1 (Kl. 62.01) ligt de klemtoon op het zelfstandig werken en leren, ondersteund door de leraar. Hierbij vormen inoefen- en verwerkingsopdrachten een integrerend deel van de lessen zelf. Ze moeten nagezien, gecorrigeerd en besproken worden. Er worden op school afspraken gemaakt over een minimum aantal inoefen- en verwerkingsopdrachten per schooljaar. De tabel als bijlage bij deze APR kan hierbij ondersteunend zijn. Hij is niet normerend.

Inoefen- en verwerkingsopdrachten zijn minder geschikt als huistaak omdat men nooit zeker weet of de leerling geen hulp van buitenaf of van medeleerlingen heeft gekregen. De energie die de leraar dan steekt in nazicht en verbetering, rendeert niet zeker. Voorbereidings- en ondersteuningsopdrachten, zeker ook studieopdrachten zijn als huiswerk belangrijker.

4)Zie artikel 6, §2 van het Model Arbeidsreglement voor de gesubsidieerde personeelsleden”, gevoegd bij de Mededeling van 9 juni 2000 (Kl. 90.01.08).

5)Algemene Pedagogische Reglementering voor het voltijds secundair onderwijs Nr. 1 betreffende “Het persoonlijk werk van de leerling” (Kl. 62.01, 5 maart 1997).

(4)

Vanuit een bepaalde visie op evaluatie 6) en leren leren 7) zullen sommige leraren(teams) er zelf toe komen dat het aan de leerlingen ter beschikking stellen van een correctiemodel hun pedagogisch-didactisch handelen optimaliseert. Indien dit echter niet gedragen wordt door het lerarenteam of de vakgroep, zal de eis om correctiemodellen uit te werken ervaren worden als een vorm van planlast.

Op school moeten in klassenraden, vakgroepen, in de participatieraad afspraken gemaakt worden over het persoonlijk werk van de leerling waarbij men oog heeft voor de studie- belasting die het huiswerk voor de leerling meebrengt en de verhoging van het studie- rendement.

4.2 Het dossier van de leerling 8)

4.2.1 Leerlingdossier voor begeleiding en studiebeoordeling

Veel relevante informatie over de leerling die her en der verspreid zit, kan systematisch worden geordend in een individueel leerlingdossier zodat ze efficiënter geïnterpreteerd en aangewend wordt. Hierbij mogen alleen de leerlinggegevens die men duurzaam in een leerlingdossier moet bewaren om ze systematisch te kunnen raadplegen met het oog op begeleiding en studiebeoordeling, worden verwerkt. Ook mini-dossiertjes van individuele leraren aan de hand van persoonlijke vragenlijsten zijn overbodig.

Het eerste motief om te werken met een leerlingdossier is een efficiënte leerlingbegeleiding door de klassenraadswerking te optimaliseren. Het gaat er dus niet om alles “op papier” te zetten om zich in te dekken. Doelgericht omgaan met een leerlingdossier zal wel preventief werken t.a.v. mogelijke betwistingen met de ouders.

4.2.2 Tuchtdossier

In een tuchtdossier moet worden “bewezen” dat het gedrag van de leerling een gevaar vormt voor het ordentelijk verstrekken van het onderwijs en/of voor de realisatie van het opvoe- dingsproject. Deze bewijslast berust bij de school. Leraren die in een klassenraad een tucht- maatregel adviseren, moeten de directeur daartoe het nodige bewijsmateriaal aan kunnen reiken. Voor de directeur zelf is het immers niet mogelijk om concrete feiten, gedragingen... te kennen die hij als bewijsmateriaal zou kunnen aanwenden. Ook moeten leraren er zich van be-

6) We verwijzen bv. naar onderzoek van dr. Elke Struyf i.v.m. "De evaluatiepraktijk van leraren secundair onderwijs. Formatief toetsen: utopie of werkelijkheid?"

7)Zie bv. eindtermen voor "Leren leren" in de eerste graad die bepalen dat de leerlingen "zichzelf kunnen sturen met behulp van een antwoordblad, een correctiesleutel of de aanwijzingen van de leraar".

Besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 1996 tot bepaling van de eindtermen en de ontwikke- lingsdoelen van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs.

U surft naar http://edulex.vlaanderen.be/. U vindt het besluit door achtereenvolgens te klikken op "via delen en rubrieken in de wetgeving", "Secundair onderwijs" en "Eindtermen/ontwikkelingsdoelen en leerplannen".

8)Algemene Pedagogische Reglementering voor het voltijds secundair onderwijs Nr. 2 betreffende “Het dossier van de leerling” (Kl. 62.02, 16 mei 1995) – deze tekst zal binnenkort worden geactualiseerd.

(5)

wust zijn dat een tuchtprocedure juridisch niet eenvoudig is en heel wat tijd en energie vergt van de directeur.

4.3 Deliberatie 9)

De deliberatie zal vlotter verlopen naarmate ze in het verlengde ligt van de begeleiding doorheen het schooljaar. De motivering van een B- of C-attest zal des te gemakkelijker kunnen worden geformuleerd naarmate ze logisch voortvloeit uit het dossier van de leerling.

De proefwerkresultaten vormen een belangrijk bestanddeel van het leerlingdossier. Ze moeten een verantwoording vinden in een deugdelijk verbeterd en gequoteerd proefwerk.

- Wat de mondelinge examens en proeven betreft, vraagt de onderwijsinspectie enkel om de opgaven ervan gedurende het lopend en het voorafgaand schooljaar te bewaren.10) Vanuit juridisch oogpunt wordt aangenomen dat “de motivering van de beoordeling van mondelinge proefwerken in de punten zelf is te vinden”.11) Een uitgeschreven motivatie van een tekort voor een mondelinge proef kan handig zijn in geval van een mogelijke betwisting, maar is niet verplicht. In voorkomend geval is het wellicht meer aangewezen dat de betrokken leraar deelneemt aan het overleg tussen de directeur en de ouders (leerling) en hen rechtstreeks te woord staat. Elke school maakt hier afspraken over.

- De inspectie mag niet eisen dat bij proefwerken correctiemodellen of modeloplossingen worden voorgelegd. Bij summatieve toetsen of proefwerken doet overigens ook de visie op evaluatie en leren leren, waar in punt 4.1 aan werd gerefereerd, niets terzake. Omdat de verantwoording van een deliberatiebeslissing blijkt uit het globale deliberatiedossier, lijkt dit ons immers wat overdreven te zijn.

4.4 Documenten bij de lesvoorbereiding 12)

De documenten bij de lesvoorbereiding mogen niet worden gezien als administratieve controle-instrumenten. Anders vervalt men in formalisme en schiet men voorbij aan het eigenlijke doel. De documenten die de leraren, als ontwerpers en begeleiders van leer- processen, bij hun lesvoorbereiding ter beschikking hebben of opmaken, moeten bijdragen tot de optimalisatie van een dergelijke onderwijsaanpak.

9)Algemene Pedagogische Reglementering voor het voltijds secundair onderwijs Nr. 3 betreffende “De deliberatie op het einde van het schooljaar” (Kl. 62.03, 30 maart 2000).

10) Ministeriële omzendbrief SO 64 van 25 juli 1999 betreffende "Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs", punt 11.

U surft naar http://edulex.vlaanderen.be/. U vindt de omzendbrief door achtereenvolgens te klikken op

"per rubriek", "Coördinatie van de omzendbrieven", "Secundair onderwijs" en "Organisatie".

11)Raad van State, tweede arrest Zoete van 8 juli 1982; Raad van State, arrest Scholiers en Vanderheyden van 18 februari 1986.

12) Algemene Pedagogische Reglementering voor het voltijds secundair onderwijs Nr. 5 betreffende

“Documenten bij de lesvoorbereiding” (Kl. 62.05, 20 mei 1998).

(6)

4.4.1 Het leerplan

Het leerplan is het basisdocument bij de lesvoorbereiding. De methodologische en didactische wenken, aanwijzingen en toelichtingen kunnen helpen om tot een eigen verwerking van het leerplan te komen. Men hoeft ze niet slaafs te volgen.

4.4.2 Het jaarplan

Het jaarplan is een persoonlijk werkinstrument - voor eigen gebruik - waarin de leraar (vak- werkgroep) het leerplan vertaalt naar de concrete toepassing in een bepaald schooljaar. Het ondersteunt doelgericht en doelgroepgericht onderwijs.

Men verwijst (uiteraard) naar het leerplan. Aanduidingen van vakgebonden of vakover- schrijdende eindtermen (ontwikkelingsdoelen) zijn niet verplicht!

Een jaarplan wordt opgesteld in leereenheden, periodes, lessengehelen; en dus niet les per les.

Het jaarplan moet niet beantwoorden aan een voorgeschreven model.

Het is in principe niet nodig elk jaar een nieuw jaarplan op te stellen, maar uiteraard zal het, rekening houdend met de schoolkalender, ervaringen en afspraken, geregeld moeten worden aangepast.

Van een beginnend leraar, of van een ervaren leraar in een nieuwe opdracht, wordt niet van bij het begin een volledig uitgeschreven jaarplan geëist.

Bij de invoering van een nieuw leerplan en/of leerboek volstaat aanvankelijk een summier raamjaarplan (skelet).

Het jaarplan wordt aan de inrichtende macht en aan de directeur op hun verzoek voorgelegd.

4.4.3 Lesvoorbereiding

Een lesvoorbereiding is een persoonlijk werkinstrument - voor eigen gebruik - waarin de leraar persoonlijk reflecteert op de realisatie van een les(senreeks) voor een bepaalde leerlin- gengroep met het oog op eventuele bijsturing. De leraar zal zijn voorbereidingen blijven bijwerken vanuit zijn ervaring. Hij zal ze ook aanpassen aan vernieuwingen.

Veel schrijfwerk wordt niet gevraagd. Zo moeten leerplandoelstellingen bv. niet één voor één worden overgeschreven, maar kan gedacht worden aan een bepaald codesysteem. Anderzijds is de omzetting van leerplan- in lesdoelstellingen een groot werk, maar wel functioneel. Het moet niet elk jaar telkens worden overgedaan.

De lesvoorbereiding is voor beginnende leraren een belangrijk houvast, maar dat betekent niet dat ze te veel aandacht moeten besteden aan het formele aspect ervan. Een uitgebreide lesvoorbereiding zoals tijdens de lerarenopleiding werd aangeleerd, is niet vol te houden.

De lesvoorbereidingen worden aan de inrichtende macht en aan de directeur op hun verzoek voorgelegd.

(7)

4.4.4 De schoolagenda van de leraar

De leraar houdt in zijn schoolagenda chronologisch een overzicht bij van zijn werk. Hij bewaart hem ten minste gedurende drie schooljaren. Hij legt hem voor aan de inrichtende macht en aan de directeur op hun verzoek.

De vorm of indeling van deze schoolagenda wordt niet opgelegd.

Het Verbond vindt dat scholen de relatie tussen het jaarplan en de schoolagenda van de leraar moeten bekijken met het oog op de vermindering van planlast. Zo moet het mogelijk zijn deze documenten te integreren tot één schooleigen document, dat op een dynamische wijze kan worden gebruikt.

5 Conclusie

Planlast wordt gegenereerd door de hoeveelheid van documenten, bewijsstukken en administratieve procedures. Het VVKSO erkent dat deze de voorbije jaren is toegenomen.

Met deze Mededeling heeft het vanuit de inrichtende machten en directies zijn verantwoorde- lijkheid opgenomen om daar iets aan te doen. Tezelfdertijd verwacht het van het personeel het engagement om - in het belang van de leerling - het onderwijs en de leerlingbegeleiding planmatig te blijven uitbouwen. Inrichtende machten, directies en het personeel dragen immers gezamenlijk de zorg voor kwalitatief hoogstaand onderwijs.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De rijtjes onregel- matige meervouden stonden in ons leer- boekje, maar we hoefden die voor hem maar één keer, namelijk in de volgende les uit ons hoofd te kunnen opzeggen.. Maar

Bij interactievormen, ook wel discussievormen genoemd, worden situaties gecreëerd waarbij leerlingen gesprekspartners zijn, dit kan onderling en/of in relatie tot de docent..

The main model used in this analysis compares the prices of comparable properties at comparable distances from the counterfactual West Line and the North-South Line. The model aims

the study include an investigation into the development of church law and South African jurisprudence involving churches before 1994, and the evolving status and position

(doe je armen naar boven:) naar boven - naar beneden. Allemaal: naar boven, naar beneden. Links naar boven. Rechts naar boven. Rechts naar beneden. Rechts naar boven etc.

Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) wordt dé plek voor ouders, jongeren en kinderen voor vragen over opvoeden en opgroeien.. Deze ontwikkeling betekent een onderkenning van

The dominant political narrative that the domain of foreign affairs is the competence of the national government has also shaped the nature of Pretoria’s

Dat kan nu eens zijn door aan te geven, welke mogelijkheden voor eigen regie er al zijn (maar wellicht niet altijd zo worden ervaren), welke mogelijkheden er wel- licht nog meer