Projectnaam Projecteode
veg 1a te Br
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten In ug/l, tenzij anders aangegeven)
Monstercode 1811'
METALEN barium
»dmium Kobalt toper kwik lood Tiolybdeén nikkel zink
!60.
«15
<0,05
■
* *
DUCHTIGE Al i ■ benzeen
tolueen sthylbenzeen 3xyleen
> en mxyleen tylenen
xylenen (0.7 factor) styreen
naftaleen
<0.J
<o,;
■
,2 •
<0,S
^Q. .
—
«•
8EHAL06ENB )EKO RSTQFFEN 1,1dlchlooretha
1,2dichlooretha 1,1dichloorethe ris1.2dlchloore som (cb;trans) 1,2
dlchloorethenen trans1,2dlchloc som (cis.trans) 1,2
dlchloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan
1,1dichloorpropi 1,2dichloorprop:
1.3dichloorpropi som dichtoorpror. nen som dfcnloorprpj nen (0.7 ■ factor)
tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1trichlooreth 1,1.2trichlooreth Irfehtoorelheen chloroform ■ vlnylchloride bromoform '
<0.1
<0,2
<0,1 0,14
<o.;
o,; o,;
<o,:
«0,9 0,63
Q
<0ji
<0.1
<0,6
<0,6
^ 1
<o;
— , ,
■
■
—
■
B
■
■
■
MINERALE OLIE fractie C10C12 fractie C12C22 Fractie C22C30 fractie C30C40 totaal olie C10C40
— —
— .
■
Monstercode en monstertra.
I \11362573 8-1-1
Da resultaten zijn getoetst aan de tot fan zo; tld In de eire a/re bc demsanehng 2006 (Staatcourant 10 luli
geen toetsingswaarde voor opgesteld vlet geanalyseerd
verhoogde rapportagegrens, voor meer informatk malys, lertlüca
gecorrigeerd gehalte Is groter dan de streefwaarde (of geen sb ietwat opgesteld), maar wel kleiner den de AS3000 rapportagegrens-els, dus mag verondersteld t irdenk reefwaarde te zijn.
gecorrigeerd gehalte is groterdan de streefwaarde (ofgeen streefwas oor-opgesteld), en groter dan deAS3000
rapportagegrens-els. ■
Tabel: Toetsingswaarden voor grondwater (aslOOO) (VROM-toetstogskader). Het betreft gehalten inpg/I, tenzij anders aangegeven
5 :S+D I *S3000
m
urn' aalt'
T10 lik cinl
50
■
15 15 5.0
60
45
525 6.0 100
75 0,30 75 300
75 300
50 0,80 20 40
0,050 15
5.0 15 65
■
ten
snzeen
0.7 factor) . sen
7.0 )
*.0 ,20 ,20
15 i04
I53
30 1000 150
70 70 300
70
0,20 7.0 • 4.0 0,30 0.21 6.0 0,050
som (cis.trans) 1,2
lichtoorethenen som (cis.trans) 1,2 . . die inön (0.7 factor)
som dier n (0.7 fai
. ■ •
n en
broraoform .
0,01 0,01'
0 . 0i80
01 0.C 0,0
• •
0.01 .
i54 5,0"
10..
10
40
i • '.
'
2.5
'
900 400 10 20 20 1000
80 80 40 10 300 130 500 100 5.0 530
7.0 7.0 0.10 0,20 0.14.
0,20 0,75 0.52.
0,10 0,10 0,10 0.10 24 .
6,0 0,20 2.0 Uil 1
uloDe 10C40
v—
+1) 4S3000
50 iOO 00
sef- en tnti ■entiewaerde .
rde , taboratoriumanalyses voorgrond-, watei
grondwateronderzoek; grondwaterpmtot sfe3,2i
■bodem-en :ollen 3110 Mn 3190
Monstercode 2021n
METALEN barium :admium ' kobalt
koper kwik lood nolybdeen nikkel zink
120
<3,
*
a
*
KLUCHTIGE ARC benzeen
tolueen ethylbenzeen ixyteen
>enmxyleen xylenen
icylenen (0.7 factor) styreen
naftaleen
.84
<0,3 0,3
<0,1
2 1
<0,
<L
*
SEHALOGENEERDE KO >FFEN 1,1dichloorethaan
1,2dichloorethaan 1,1dichlooretheen ïis1,2dichlooretheen trans1,2dichlooret som (cis.trans) 1,2
Jichloorethenen som (cis.trans) 1,2 . dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan
1,1dichloorpropaan 1,2dichloorpropaan 1,3dichloorpropaan som dichloorpropanen som dichloorpropanen (0.7 Factor)
tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1trichloorethaan 1,1,2trichloorethaan trichlooretheen diloroform i/inylchloride bromoform
<0,6
<0,l
<0.
<0,
<0,2 0,14
■=0,2
<o,
<o,
<o.
0,63
^2L
<0.1
<0.1 0.6
<0,«
<0,1
<0,
a
mm
m
B
_
a a a a
a
MINERALE OLIE fractie C10C12 Fractie C12C22 fractie C22C30
Fractie C30 C40 . <
totaal olie C10 C40
2 5
=25
•25 00
B
Monstercode en mom Kt
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de circulaire bodemsanering 2006 (Staatcourant 10 juli 2008, Nr. 131 (In werking per 01-10-08, rectificatie uit Staatscourant 15 juli 2008, nr 134)).
De gehalten die de betreffende streefwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd:
• het gehalte is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde ven de streef- en interventiewaarde
** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde
*** het gehalte is groter dan de interventiewaarde - geen toetsingswaarde voor opgesteld
niet geanalyseerd
# verhoogde rapportagegrens, voor meer Informatie zie analysecertificaat gecorrigeerd gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen
streefwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de streefwaarde te zijn.
gecorrigeerd gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde vooropgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
■
um ca Ttium
>alt kg kwik
ten
50
15 (
5,0 15 65
I38 3 » 45 45 .
6,0 00 75
,30 50
,80 15
0,050 5,0 15 65
en
r factor) sty sen
nal sen
,20
3,01 5 T7 35 35 35
30
100 70
0,2 4,0 .30
I50 IDE K( ÜFFEN
1,1d tan lan
1,1dic jen som (cis.trans) 1,2
ichloorethenen im (cis.trans) 1,2
chloor len (0.7 factor) die
som dichloorpropanen (0.7 actor).
leti :hlooretheen
1, tan tan
■
bromoform
7.0 7,0 0,01 0,01 0,01 0,0 0,80 0,80
3,01 24
6,0 0,0
154
r5 , 0 10 10 40 40 20 50
i ■
!62
!03 2,5
100 )0 10 20 20
80 0 . I00 30 I00 00 5,0 330
.0 0 0,20 0,14 0,2 0,7 0,52
,10 ,10 24
2,0
iotaal olie C10C40
V
1/2(S- 1 4S3000
00
jemid Ide van streef- en h ïterventie*
taboratoriumana '
grondwateronde versie 3,25 juni
lyses voori '.oek; gron
m
irond-, wate, odem- en iwaterprotocollen 3110 Vm3190
1
Bijlage 5 Bodemnormering Aantal pagina's: 3
Toetsingswaarden voor grond en grondwater
Op 1 oktober 2008 is de gewijzigde Circulaire Bodemsanering 2006 (Stort. 2008 nummer 131 en gerectificeerd Start. 2008,134) en op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (Stb.
2007,469) in werking getreden. In bijlage 1 bij deze circulaire zijn de streefwaarden (S) grondwater en de herziene interventiewaarden (I) voor grond en grondwater opgenomen.
In het Besluit bodemkwaliteit zijn de achtergrondwaarden (AW) en de Maximale Waarden Wonen (WO) en Industrie (IND) voor grond opgenomen. Deze achtergrondwaarden vervan- gen de streefwaarden voor grond. Een toelichting op de Maximale Waarden is opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit (Stort. 2007, nummer 247).
Interventiewaarde asbest en INEVs
In bijlage 1 van de circulaire is ook de in de Beleidsbrief asbest (Tweede Kamer, 2004,28 663 en 28 199, nummer 15) aangekondigde interventiewaarde voor asbest opgenomen Ook zijn de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging (INEVs) voor een aantal ver- ontreinigende stoffen in grond en grondwater in de circulaire opgenomen. Het betreffen stof- fen van de tweede, derde en vierde tranche afleiding interventiewaarden. Op basis van twee redenen is een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging aangegeven en geen interven- tiewaarde:
1. er zijn geen gestandaardiseerde meet- en analysevoorschriften beschikbaar of binnen- kort te verwachten;
' 2. de ecotoxicologische onderbouwing van de interventiewaarde is niet aanwezig of mini- maal en in het laatste geval lijkt het erop dat de ecotoxicologische effecten kritischer zijn dan de humaantoxicologische effecten. De ecotoxicologische onderbouwing dient te vol- doen aan de volgende criteria:
a. er dienen minimaal vier toxiciteitsgegevens beschikbaar te zijn voor minimaal twee taxonomische groepen;
b. voor metalen dienen alle gegevens betrekking te hebben op het compartiment bo- dem;
c. voor organische stoffen mogen maximaal twee gegevens via evenwichtspartitie uit gegevens voor het compartiment water zijn afgeleid;
d. er dienen minimaal twee gegevens voor individuele soorten beschikbaar te zijn.
Indien aan een of meerdere van deze criteria niet is voldaan en indien ecotoxicologische effecten kritischer zijn dan humaantoxicologische effecten, wordt volstaan met het vast- stellen van een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging.
De indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaar- den. De status van de indicatieve niveaus is daarom niet gelijk aan de status van de inter- ventiewaarde. Over- of onderschrijding van de indicatieve niveaus heeft derhalve niet direct consequenties voor wat betreft het nemen van een beslissing over de ernst van de veront- reiniging door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dient daarom naast de indicatieve niveaus ook andere overwegingen te betrekken bij de beslissing of er sprake is van ernstige verontreiniging.
BK Ingenieurs bv pagina 2 van 3
Bodemfuncties en bodemfunctieklassen
Er zijn zeven bodemfuncties geclusterd tot drie bodemfunctieklassen. Voor elke bodemfunc- tieklasse is één generieke norm afgeleid voor blijvende geschiktheid, op basis van het meest gevoelige scenario binnen de bodemfunctieklasse. De indeling van de bodemfuncties in bodemfunctieklassen is hieronder weergegeven. Tevens is de naam van de generieke norm voor blijvende geschiktheid weergegeven.
Indeling in bodemfunctieklassen en naam bodemnorm Afgeleide generieke bodemnorm voor
blijvende geschiktheid (bovengrond) achtergrondwaarden
(klasse AW)
maximale Waarde wonen (klasse WO)
maximale Waarde industrie (klasse INC
Bodemfunctie's die één bodemfunctieklasse vormen
landbouw natuur
moestuinen-volkstuinen wonen met tuin
plaatsen waar kinderen spelen groen met natuurwaarden ander groen,
bebouwing, infrastructuur, industrie
Tussenwaarde
In de NEN 5740:2008 is het criterium voor nader bodemonderzoek, de zogenoemde tus- senwaarde (T), gedefinieerd als het gemiddelde van de achtergrondwaarden en de interven- tiewaarden voor grond. Voor grondwater is de tussenwaarde gedefinieerd als het gemiddel- de van streef- en interventiewaarden voor grondwater. Als een gehalte van een verontreini- gende parameter in grond of de concentratie in grondwater de tussenwaarde overschrijdt dan behoort in beginsel nader onderzoek (NO) te worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat.
Samenvatting (land)bodemnormering
Grond
>AW
>WO IND
>T
>l
>INEV
gehalte groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde
gehalte groter dan de maximale waarde wonen gehalte groter dan de maximale waarde industrie
gehalte groter dan de tussenwaarde (AW +1) / 2) en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde
gehate groter dan de interventiewaarde
gehalte groter dan het indicatieve niveau voor ernstige veront- reiniging
licht verontreinigd
matig verontreinigd sterk verontreinigd sterk verontreinigd
Grondwater
>s
>T
>l
>INEV
concentratie groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde (licht verontreinigd)
concentratie groter dan de tussenwaarde ((S +1) / 2) en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde (matig verontreinigd) concentratie groter dan de interventiewaarde (sterk verontrei- nigd)
concentratie groter dan het indicatieve niveau voor ernstige verontreiniging
licht verontreinigd matig verontreinigd sterk verontreinigd sterk verontreinigd
Zuurlandsedijk 1A te Brielle Verkennend bodemonderzoek 120081102 126 november 2008
De achtergrondwaarden, de maximale waarden grond en de streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen kunnen lager zijn dan de vereiste rapportagegrens in AS3000 (richtlijn waarin de kwaliteitseisen voor laboratoria zijn vastgelegd voor al het milieuhygiënisch bo- demonderzoek).
Dit betekent dat deze toetsingswaarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereis- te rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000.
Geen 0,7-regel
Bij het beoordelen van het meetresultaat '< rapportagegrens AS3000' mag de beoordelaar ervan uitgaan dat de kwaliteit van de grond/het grondwater voldoet aan de toetsingswaarden (achtergrondwaarden en maximale waarden grond en de streefwaarden grondwater).
Wel 0,7-regel
Indien het laboratorium een waarde '< verhoogde rapportagegrens' aangeeft (hoger dan de rapportagegrens AS3000), dan dient de betreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde wordt getoetst aan de toetsingswaarden (achtergrondwaarden en maximale waarden grond en de streefwaarden grondwater). Een dergelijke verhoogde rapportagegrens kan optreden bij de analyse van een zeer sterk ver- ontreinigd monster of een monster met afwijkende samenstelling.
Bijlage 6 Overzicht wet- en regelgeving bodem Aantal pagina's: 1
Overzicht wet- en regelgeving bodem Wetgeving
• Wet van 15 september 2005 tot wijziging van de Wet bodembescherming (overgang taken Service Centrum Grond), Stb. 2005,482;
• Wet van 15 december 2005, houdende wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen, Stb. 2005, 680 en zoals gewijzigd Stb. 2007,115 en Stb. 2007, 349;
• Wet inrichting landelijk gebied (investeringsbudget) Stb. 2006, 666.
Besluiten en ministeriële regelingen
•> Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering, besluit van 29 november 1994, laatstelijk gewijzigd 23 juli 2000, Stb. 2000, 331;
• Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen, besluit van 25 september 1993, Stb.
1993, 602, laatstelijk gewijzigd 7 juni 2005, Stb. 2005, 302;
• Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming, besluit van 12 de- cember 2000, laatstelijk gewijzigd 8 september 2004, Stb. 2004,477;
• Besluit financiële bepalingen bodemsanering (incl. subsidieregeling bedrijfsterreinen), Stb.
2005, 681, laatstelijk gewijzigd (draagkrachtregeling) Stb. 2006, 637;
• Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005, Stort. 2005, 250 laatstelijk gewijzigd Stort. 2007, 91;
• Besluit uniforme saneringen (BUS), Stb. 2006, 54;
« Regeling uniforme saneringen, Stort. 2006,29, laatstelijk gewijzigd Stort. 2007, 87 en Stort.
2008, 167;
• Besluit bodemkwaliteit Stb. 2007,469;
• Regeling bodemkwaliteit Stort. 2007, nr. 247, laatstelijk gewijzigd 27 juni 2008, Stort. 2008, 122;
• Regeling beperkingenregistratie Wet bodembescherming, Stort. 2007,120;
• Regeling inrichting landelijk gebied (investeringsbudget), Stort. 2006, 249 (rectificatie Stort.
2007, 8).
Circulaires
• Circulaire Bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008, Stort. 2008, nr. 131 en gerectificeerd Stort. 2008,134;
• Circulaire sanering waterbodems, Stort. 2007, 245;
• Circulaire landsdekkend beeld van 20 november 2001, Stort. 2002,14;
• Beleidsregel kostenverhaal, artikel 75 Wet bodembescherming, Stort. 2007,90 en gerectifi- ceerd Start. 2007, 93.
Onderzoeksnormen
• NEN 5707:2003: 'Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem' (mei 2003);
• NEN 5897:2005 nl: 'Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat' (december 2005);
• wijzigingsbladen voor NEN 5740 en NVN 5720 'Standaard stoffenpakket bij milieuhygiënisch (water)bodemonderzoek' (30 juni 2008), Stort. 2008,138;
• NVN 5720:2000/A2:2008 'Bodem - Waterbodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend on- derzoek';
• NVN 5725:1999 'Bodem - Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek' (oktober 1999);
• NEN 5740:1999/A1:2008 'Bodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek - Onder- zoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond' (oktober 1999/november 2008).
Bijlage 4:
Waterparagraaf
Brielle
AM15371Opdrachtgever BRO
Postbus 4 5280 AA Boxtel
Projectnummer
Aeres Milieu projectnummer AM15371
Status rapport Concept 2
Autorisatie
Opsteller rapport: paraaf datum
Dhr. M. Vrolix bc. 18 maart 2016 Kwaliteitscontrole: paraaf datum Contactgegevens
Aeres Milieu B.V.
Postbus 1015
6040 KA ROERMOND (t) 0475 – 320 000 (f) 0475 – 321 967
e-mail: info@aeres-milieu.nl www.aeres-milieu.nl
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING 5
2. WATERPARAGRAAF 8
2.1 Inleiding ... 8 2.2 Watersystemen ... 9 2.3 Andere aspecten ... 11
3. AFWEGING EN REALISATIE 12
4. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN 15
Bijlagen:
1 Topografische overzichtskaart en kadastrale situatie 2 Tekening toekomstige inrichting plangebied
3 Geraadpleegde literatuur
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
Pagina 4 van 15
1. INLEIDING
In opdracht van BRO heeft Aeres Milieu B.V. een waterparagraaf opgesteld voor het plangebied Zuurlandsedijk, G.J. van den Boogerdweg te Brielle. Ter plaatse worden in fases nieuwbouwwoningen geplaatst.
Algemeen
Plangebied : Zuurlandsedijk, G.J. van den Boogerdweg
Gemeente : Brielle
Kadastrale registratie : Sectie C, nrs. 379, 1177, 2940, 3130 (ged.) en 3131 Coördinaten (RD stelsel) : X = 70.730 / Y = 434.300
Oppervlakte studiegebied : circa 8.200 m2
Peil maaiveld : circa 0,25 - 0,4 meter + NAP
Peil grondwater : circa 1 meter - NAP
Waterschap : Hollandse Delta (WSHD)
Huidig gebruik plangebied : gesloopt terrein/braakliggend Toekomstig gebruik plangebied : wonen met tuin
Op onderstaande luchtfoto is het plangebied aangegeven.
Afbakening plangebied op luchtfoto [Bron: Risicokaart Nederland]
Aanleiding
De aanleiding voor het onderzoek en het opstellen van deze waterparagraaf is de voorgenomen herinrichting van het plangebied en de verplichting hierbij tenminste hydrologisch neutraal te ontwikkelen.
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
Pagina 6 van 15
Doel
Het doel van deze rapportage is een beschrijving te geven van de manier waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van de voorgenomen herinrichting van het plangebied voor de waterhuishouding.
Onderzoek
Aeres Milieu B.V. werkt voor de opdrachtgever als onafhankelijk onderzoek- en adviesbureau, en heeft geen binding met de onderzoekslocatie.
Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht, in het kader van het Besluit Ruimtelijke Ordening, een watertoets te verrichten. In de toelichting bij ruimtelijke besluiten en plannen, waarop bovengenoemd besluit van toepassing is, is het noodzakelijk een beschrijving te geven van de manier waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden en voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving van lokaal tot en met Europees niveau.
Waterschap Hollandse Delta is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Daarnaast is de gemeente Brielle verantwoordelijk voor de riolering en de provincie Zuid-Holland voor het grondwaterbeheer. Deze rapportage dient ter toetsing aangeboden te worden aan het bevoegd gezag.
Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht (zie ook bijlage 3). De belangrijkste worden hieronder behandeld.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.
Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in Sinds 2010 is de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in volle gang. De doelstellingen, maatregelenprogramma’s en afspraken zijn vastgelegd in het Stroomgebied-beheerplan Rijn-West 2010-2015 (SGBP-1). Deze zijn door vertaald in het provinciale Waterplan Zuid-Holland 2010-2015, evenals de waterbeheerplannen 2010-2015 van de waterschappen. De planperiode van het SGBP-1 liep af per 31 december 2015. Conform Europese en nationale wetgeving moet daarom een nieuw Stroomgebiedbeheerplan worden vastgesteld voor de periode 2016-2021: het SGBP-2. Hierin zijn voornamelijk wijzigingen voor de regionale waterkeringen opgenomen.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 staan de doelen van het waterschap voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende en schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Ook het Waterbeheerprogramma van Waterschap Hollandse Delta is aangepast voor de periode 2016-2021 met een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel begint na de inleiding met een korte beschrijving van het beheersgebied van Hollandse Delta en bevat de doelen die het waterschap wil bereiken. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren en gaat op hoofdlijnen in op de financiële consequenties daarvan. Het waterschap heeft een visie die afgestemd wordt met de gemeenten die het voortouw nemen bij het nemen van maatregelingen.
De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het waterschap Hollandse Delta haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. De Keur en Beleidsregels zijn online raadpleegbaar.
De waterhuishoudkundige situatie van het plangebied is onderzocht in het kader van de watertoets. In het waterhuishoudkundig onderzoek(en) is aandacht besteed aan de huidige bodemkundige en(geo)hydrologische situatie, de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden, en de (on)mogelijkheden om neerslag in de toekomstige situatie te bergen en te infiltreren.
Bij (nieuw)bouwactiviteiten wordt gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van niet-uitloogbare bouwmetalen voor dak- en gevelbedekking, regenwaterafvoer, beschoeiing of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is het aanwezige watersysteem beschreven. In hoofdstuk 3 zijn de afwegingen en eventuele belemmeringen voor de voorgenomen realisatie beschreven. In hoofdstuk 4 tenslotte worden nog enige aandachtspunten opgesomd.
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
Pagina 8 van 15
2. WATERPARAGRAAF
2.1 Inleiding
Deze waterparagraaf is opgesteld voor het plangebied gelegen tussen de Zuurlandsedijk en de G.J. van den Boogerdweg te Brielle. Het plangebied is momenteel een braakliggend gesloopt terrein/weiland met diverse bomen. Afbeelding 1 geeft een recent beeld van de onderzoekslocatie weer en in bijlage 1 is het topografisch overzicht en de kadastrale situatie opgenomen.
Het plangebied ligt in de bebouwde kom, ten zuiden van de kern Brielle, tussen de Zuurlandsedijk, de G.J. van den Boogerdweg en het bedrijventerrein ’t Woud. Het plangebied betreft de percelen die kadastraal bekend zijn als gemeente Brielle, sectie C, nummers 379, 1177, 2940 en 3131. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de straten G.J. van den Boogerdweg en Zuurlandsedijk en de perceelgrenzen van het terrein.
Het bodempeil van het plangebied ligt op ongeveer 0,25-0,4 m + NAP en kent slechts lichte hoogteverschillen.
De zichtbare panden op onderstaande afbeelding zijn recentelijk gesloopt.
Afbeelding 2: Hoogtekaart van het plangebied en omgeving (in cm NAP en detail hoogteverschil) [Bron: AHN]
Ter plaatse van het plangebied is het voornemen in fases nieuwbouwwoningen te realiseren. In bijlage 2 is een toekomstig conceptontwerp van het plangebied opgenomen.
2.2 Watersystemen
De (water)systemen zoals die in het plangebied en omgeving voorkomen, worden onderverdeeld in grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en afvalwater.
Grondwater
Er zijn geen TNO-grondwatergegevens binnen of in de omgeving van het plangebied bekend. Volgens gegevens uit “Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO)” en uit recente metingen (bodemonderzoek op de locatie, zie §2.3 Bodem) bevindt het freatisch grondwaterpeil binnen het plangebied zich op circa 0,5 meter onder NAP. In het verleden heeft binnen Zuurland incidenteel wateroverlast plaatsgevonden als gevolg van hoge grondwaterstanden. Naar verwachting komt dit door de slecht doorlatende holocene deklaag en de relatief lage ligging van het gebied. Tot ca. 25 m –NAP bestaat de bodem naar verwachting uit kleiig, middelfijn tot uiterst fijn zand. Het eerste watervoerende pakket is van 25-40 m –NAP te verwachten. De freatische grondwaterstroming is in zuidoostelijke richting.
Het plangebied is gelegen in de Zuurland polder behorende bij het Peilbesluit Groot Voorne-West. Het gebied Zuurland krijgt water vanuit de westelijke Vest. Via de hoofdwatergang langs de Rijksstraatweg wordt het water afgevoerd in zuidelijke richting. Het Waterschap Hollandse Delta streeft in de polder naar een waterpeil van 1,10 m –NAP (peilbesluit 177).
Op basis van de beschikbare gegevens is geen grondwateroverlast aanwezig (ca. 0,7 – 0,9 m-mv). Het maaiveld nabij de bestaande woning ten zuiden van het plangebied is gelegen op ca. 0,6-0,7 m +NAP.
Geadviseerd is om voor de nieuwbouwwoningen een gelijkaardig vloerpeil aan te houden of minstens enkele decimeters boven het bestaande maaiveld aan te houden.
Voor zover bekend bevindt zich binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen geval van een ernstige grondwaterverontreiniging. De kwaliteit van het grondwater binnen het plangebied is in 2008 onderzocht (zie §2.3 Bodem). De milieuhygiënische conditie van het grondwater vormt, voor zover bekend, op dit moment geen belemmering voor de realisatie van het voorgenomen plan.
Binnen het plangebied zijn en zullen geen industriële of andere milieubelastende activiteiten worden ontplooid.
De dreiging van grondwaterverontreiniging zal daarom minimaal zijn.
Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een attentie- en beschermingsgebied behorend bij een waterwingebied. Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van het plangebied geen grootschalige grondwater onttrekkingen plaats.
Hemelwater
Momenteel is het perceel braakliggend. De neerslag van de voormalige bebouwing stroomde af naar de lagere terreindelen en het nabijgelegen oppervlaktewater. Een (beperkt) gedeelte van de neerslag infiltreert of verdampt ter plaatse.
Beschikbare hydrogeologische informatie en recente boorprofielen geven aan dat de bovenlaag van de bodem ter plaatse een gebied is met een holoceen deklaag bestaande uit zandige klei. Dergelijke lagen hebben een slechte doorlatendheid waardoor weinig infiltratie zal plaatsvinden.
Compensatie voor nieuwbouw zal gezocht dienen te worden in een bergingsvoorziening of het bijgraven van oppervlaktewater. Hiervoor dient op het plangebied of minimaal in hetzelfde peilgebied ruimte voorzien te worden. Door te voldoen aan de milieuhygiënische voorwaarden (zie ook hoofdstuk 4), zal de kwaliteit van het ontvangende oppervlakte water niet verslechteren.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel zijn enkele kleine maaiveldverlagingen in het weiland aanwezig om water af te voeren naar het omliggende oppervlaktewater (zie detailhoogtekaart afbeelding 2).
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
Pagina 10 van 15
Het aanwezige oppervlaktewaterstelsel in de omgeving is weergegeven in afbeelding 3. Ten oosten van het plangebied parallel aan de G.J. van den Boogerdweg is een gemeentelijke watergang aanwezig (W15050). Ter plaatse van het fietspad noordoostelijk is deze watergang verbuisd (W71714; 29 meter lang).
Zuidelijk van het plangebied is een A-watergang aanwezig (H15872). Ter plaatse van de Zuurlandsedijk is een brug aanwezig. Aan weerszijden van de watergangen is een beschermingszone van 5,00 meter aanwezig. De A-watergang dient op de verbeelding aangegeven te worden. Op de (primaire) watergangen is de Keur van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) van toepassing. Als waterbeheerder ziet het WSHD toe op de waterkwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater. Zonder ontheffing op de Keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken en watergangen niet toegestaan. Tevens worden in de Keur verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water aangegeven.
Afbeelding 3: Uitsnede leggerkaart waterlopen plangebied en omgeving[bron WSHD]
Afvalwater
De bebouwing binnen het plangebied is recent gesloopt en er wordt geen water meer afgevoerd naar het gemeentelijke gemengde rioolstelsel onder de Zuurlandsedijk. Dit afvalwater wordt getransporteerd naar de RWZI van Hellevoetsluis.
Door de realisatie van 15 woningen neemt de hoeveelheid afvalwater toe. Al het afvalwater dat na de realisatie van de nieuwbouw zal worden geproduceerd, zal naar de bestaande riolering onder de Zuurlandsewijk worden afgevoerd. Onder de toegangsweg naar de nieuwbouwwoningen zal een nieuw DWA-stelsel aangelegd worden.
Voor het hemelwater wordt een apart stelsel aangelegd en dient binnen het plangebied een voorziening aangelegd te worden om hydrologisch neutraal te ontwikkelen.
De hoeveelheid afvalwater neemt naar verwachting toe met (15 x 2,5 IE x 0,12 m3/dag =) circa 4,5 m3 per dag.
Naar verwachting kan dit zonder probleem verwerkt worden door het aan te leggen en bestaande rioolstelsel.
De verdere aansluiting en uitwerking van de toekomstige rioolstelsel dient in overleg met de gemeente afgestemd te worden. Indien noodzakelijk dient het aan te leggen DWA-stelsel binnen het plangebied aangepast te worden (tijdelijke buffering).
2.3 Andere aspecten Verdroging
Binnen het plangebied zijn geen karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische systemen aanwezig, zodat geen beschermende maatregelen noodzakelijk zijn.
Ecologie
Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een milieubeschermingsgebied of beschermd oppervlaktewater. Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Om de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit duurzaam te waarborgen, dient het gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoveel mogelijk te worden voorkomen.
Bodem
Uit informatie van het Bodemloket blijkt dat de milieuhygiënische conditie van de bodem binnen het plangebied geen belemmering vormt voor de realisatie van het voorgenomen plan. Ter plaatse van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek door BK Ingenieurs bv (projectnr. 20081102 d.d. 28 november 2008).
Uit het onderzoek blijkt dat op het noordelijke gedeelte (weiland) de bovengrond licht verontreinigd is met kwik en lood. In het grondwater van het gehele onderzoeksgebied is een geringe overschrijding van de streefwaarde voor barium en cadmium aangetoond. Plaatselijk is in het grondwater ook een verhoogd gehalte benzeen aangetoond. De mate van de verontreinigingen is dermate gering dat er geen bezwaar bestaat tegen de voorgenomen bouwplannen. Het onderzoeksgebied is geschikt voor de functie wonen met tuin.
Waterschap Hollandse Delta
Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² en minder dan 5 ha naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het Waterschap om 10% van de toename van verharding te compenseren in de vorm van open water of een gelijkwaardige vervangende voorziening
De voorkeursvolgorde ten aanzien van het aanbrengen van een voorziening betreft nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van het plangebied, binnen hetzelfde peilgebied, in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een ander alternatief. De compensatie dient gelijktijdig of voorafgaand aan het aanbrengen van de verharding te worden gerealiseerd. Het afstromend hemelwater naar open water, al dan niet door middel van een leiding, mag geen uitspoeling van de waterbodem en taluds tot gevolg hebben.
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat realisatie van het voorgenomen plan geen belemmerende punten oplevert wat betreft de in dit hoofdstuk behandelde aspecten. In aansluiting op het landelijk beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het “schone”
hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer” doorlopen.
Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige bebouwing. Voor particuliere woningen wordt dit, ook gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen, niet gestimuleerd.
Tussenplaatsing van een regenton voor het besproeien van de tuin op particulier initiatief wordt toegejuicht.
Het inrichten van infiltratievoorziening(en) binnen het plangebied is niet mogelijk. Het afkoppelde hemelwater binnen het plangebied zal worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Nabij of binnen het peilgebied dient bijkomend open water gegraven te worden. De benodigde compensatie dient voor of gelijktijdig met het toekomstige verharde oppervlak gerealiseerd te worden. Hoewel de ontwikkeling gefaseerd plaatsvindt, is het geadviseerd de benodigde compensatie ineens voor het gehele gebied te realiseren.
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
Pagina 12 van 15
3. AFWEGING EN REALISATIE
Het plan Zuurlandsedijk bestaat uit 5 patiowoningen en 10 vrije kavels. De patiowoningen grenzend aan de G.J.
van den Boogerdweg zullen als eerste worden gerealiseerd. Op de overige kavels is het voornemen om acht vrijstaande woningen en twee geschakelde woningen te realiseren. Het planvoornemen is hieronder in afbeelding 4 en in bijlage 2 weergegeven.
Afbeelding 4: Planvoornemen Zuurlandsedijk[bron: opdrachtgever]
Het plangebied wordt ontsloten via de Zuurlandsedijk. In tabel 3.1 zijn de veranderingen betreffende toe en/of afname van verharde oppervlakken binnen het plangebied aangegeven. De terrassen en opritten zijn meegenomen in het overige verharde oppervlak (50% van het resterende oppervlak). Van het gebied zijn de volgende (toekomstige) gegevens bekend:
Bruto( verharde) oppervlakten Huidige situatie [m2] Toekomstige situatie [m2]
Totaal oppervlakte plangebied, circa 8.200 8.200
Dak oppervlakte, totaal circa 565 2.205
Verharde oppervlakte (terras , erfverharding), circa 175 Wegen 1.160 Oprit/terras 2.138
Onverharde oppervlakte, circa 7.460 2.697
Totaal verhard oppervlak, circa 740 5.503
Tabel 3.1: Toe - afname verhard oppervlak binnen het plangebied
Uit de tabel is af te leiden dat het totaal verhard oppervlak binnen het plangebied met circa 4.763 m2 toeneemt.
Opgemerkt wordt dat bovenstaande oppervlaktes berekend zijn op een concepttekening. Bij wijzigingen dient een herberekening plaats te vinden.
Afkoppeling van het hemelwater van de verharde oppervlakken is goed realiseerbaar bij nieuwbouw. Aan de (milieuhygiënische) randvoorwaarden kan worden voldaan.
Neerslag afkomstig van daken
Alle afgekoppelde neerslag van de daken zal niet of zeer gering verontreinigd zijn. Deze neerslag kan zonder beperkingen rechtstreeks via bijvoorbeeld lijnafwatering of traditionele afvoermaterialen, rechtstreeks op een voorziening worden geloosd. Toe te passen duurzame materialen:
- Hellende daken: dakpannen van beton of keramisch materiaal.
- Platte daken: beton of bekleed met EPDM rubber; APP en/of SBS gemodificeerd bitumen.
- Dakgoten en afvoerpijpen; PVC/PP/PE/ staal, aluminium of zink alle gecoat.
- Ontsluitingspaden/wegen/terrassen; voorzien van niet uitloogbare materialen zoals beton of keramische producten.
Overige verhardingen.
De neerslag, afkomstig van de overige verhardingen zoals parkeerplaatsen etc., kan potentieel licht verontreinigd zijn. Directe infiltratie van potentieel verontreinigde neerslag, afkomstig van de overige verharde oppervlakken, is alleen toegestaan na behandeling of filtratie om verontreinigende stoffen af te vangen. De (potentieel licht vervuilde) neerslag dient opgevangen te worden om dan door middel van bijvoorbeeld een zandfilter of bodempassage te infiltreren (zuiverende werking).
Een voorstel is het afgekoppelde water af te laten stromen door middel van molgoten, lijnafwatering of ander traditioneel afvoermateriaal. Deze afstromende neerslag kan bovengronds of ondergronds (leiding, ev. uitvoeren als bergingsriool) afstromen.
Voor de toename aan verhard oppervlak dient ter compensatie 10% bijkomend open water gegraven te worden.
In totaal dient derhalve 10% x 4.763 m² = minimaal 476 m² aan bijkomend oppervlaktewater te worden gerealiseerd. De voorkeur van de opdrachtgever gaat uit naar een verbreding van de oostelijke watergang.
De bestaande watergang is 113 meter lang met een talud van 1,5, bodembreedte van 0,5m en diepte 1,6 m – NAP. Om het benodigde bijkomende wateroppervlak te realiseren, dient de watergang verlengd en verbreed te worden. De aanleg van de volledige compensatie kan niet middels verbreding nabij het plangebied is niet mogelijk omdat de kavels dan kleiner worden (ook omdat een grondwal voorzien is).
Door een combinatie van verlenging en verbreding van de gemeentelijke watergang is dit wel mogelijk. De maximaal mogelijke verlenging bedraagt ca. 78 meter (tot aan de particulier vergunde brug en rekening houdend met de onderhoudsstrook van de A-watergang). Omdat langs de G.J. van den Boogerdweg een grondwal voorzien is, is hier niet veel ruimte aanwezig. De bestaande sloot wordt maximaal verbreed (ca. 150 m2 wateroppervlak). Met een gelijkaardig breed profiel als de bestaande sloot wordt door verlenging ca. 260 m2 open water gerealiseerd. Dit is nog onvoldoende. Er zijn 2 mogelijkheden om de berging te realiseren. Dit kan door de aanleg van waterberging in het hemelwaterstelsel onder de weg richting de watergang of een extra verbreding in de vrije hoek ten noorden van de bestaande woning aan de G.J. van den Boogerdweg nr. 20. In deze hoek is voldoende ruimte aanwezig om de benodigde compensatie te realiseren. Aandachtspunt hierbij is dat onderhoud mogelijk dient te blijven vanaf de wegzijde (max. 8 meter). Ook dient de waterdiepte dan aangepast te worden. Bij het graven van bijkomend oppervlaktewater geldt de volgende maatvoering:
- Waterbreedte tot 4,0 m, minimale bodembreedte en waterdiepte t.o.v. laagst vigerend peil 0,5 m - Waterbreedte vanaf 4,0 m, minimale bodembreedte en waterdiepte t.o.v. laagst vigerend peil 1 m
Afbeelding 5 geeft een mogelijke realisatie van het bijkomende oppervlaktewater weer. Als een alternatieve voorzienig wenselijker is, dient dit in overleg met het waterschap uitgewerkt te worden. Dit dient wel afgestemd te worden met het bevoegde gezag (gemeente Brielle en WSHD). Uitgangspunt is dat de locatie hydrologisch neutraal ontwikkeld.
Als de verbreding door de aan te leggen grondwal niet mogelijk is, kan een oplossing gezocht worden in de aanleg van een natuurvriendelijke oever of plasberm nabij de hoofdwatergang. Dit is minder wenselijk en dient dan in elk geval overlegd te worden met het waterschap.
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
Pagina 14 van 15
Voor de werkzaamheden in het watersysteem (graven oppervlaktewater) en het afvoeren van het hemelwater vanaf de toekomstige verharding naar het oppervlaktewater is een watervergunning noodzakelijk op grond van de Keur en bijhorende beleidsregels. Zonder ontheffing op de Keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken en watergangen niet toegestaan. Tevens worden in de Keur verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water meldplicht en meetplicht aangegeven.
Op onderstaande afbeelding is een voorstel voor het toekomstige stelsel weergegeven. In rood is het DWA- stelsel weergegeven dat afloopt richting de Zuurlandsedijk. In blauw is een RWA-stelsel weergegeven waarop het hemelwater wordt verzameld en wordt afgevoerd naar het oosten. Ter plaatse van de watergang dient een uitstroomvoorziening gerealiseerd te worden zodat de watergang niet beschadigt wordt door in de instroom van het hemelwater. In donkerblauw is de ligging van de verbreding/verlenging van de watergang weergegeven.
Afbeelding 5: Voorstel waterberging voor ontwikkeling Zuurlandsedijk[bron ondergrond: Provincie Zuid-Holland en opdrachtgever]
In een latere fase dient een gedetailleerde invulling met exacte maatvoering voor diepte, afstroming en invulling in overleg met het bevoegd gezag (gemeente en waterschap Hollandse Delta) plaatsvinden.
De belangen en beperkingen zijn in deze rapportage weergegeven. Bij het stedenbouwkundig ontwerp is nader overleg met het waterschap noodzakelijk en dient een uitwerking gemaakt te worden van het definitief hemelwatersysteem. Bij de definitieve stedenbouwkundige uitwerking dient een definitieve combinatie/uitwerking van de voorziening (her)berekend te worden voor de uiteindelijk aanwezige verharde oppervlakken.
4. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN
Algemeen
Bij het voldoen aan de milieuhygiënische randvoorwaarden (dubo-materialen etc.) kan de afgekoppelde afstromende neerslag rechtstreeks via (mol)goten, lijnafwatering of ander traditioneel afvoermateriaal naar een aan te leggen voorziening stromen. Mocht niet aan de randvoorwaarden voldaan kunnen of willen worden, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk om vervuiling van het oppervlakte- en grondwater te voorkomen.
In het afwateringssysteem van de overige verhardingen moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, andere sedimenten en dergelijke achter te houden, zodat het systeem niet verstopt raakt of dichtslibt in de tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven om ze regelmatig te reinigen en te onderhouden zodat de systemen blijven functioneren.
Het is onwenselijk chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de verharde oppervlakken. Het is niet wenselijk tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout en dergelijke gladheidbestrijdingsmiddelen op de bestrating(en) e.d. toe te passen. Een alternatief kan zand zijn.
Op de afgekoppelde “buitenverhardingen” mogen geen handelingen worden uitgevoerd die vervuiling van het oppervlak veroorzaken. Wil men toch buitenactiviteiten verrichten waarbij vervuiling van verhard oppervlak ontstaat b.v. het reinigen van voertuigen of het schoonmaken van onderdelen, dan moet het gedeelte waar deze activiteit(en) plaatsvindt voorzien worden van de juiste bodembeschermende maatregelen (Nederlandse Richtlijn voor Bodembescherming). Dit betekent dat het vrijkomende afvalwater al dan niet via een olie/benzine- afscheider of andere noodzakelijke (reiniging)voorziening naar het afvalwaterriool moet worden getransporteerd of geloosd, en niet in de bodem mag worden geïnfiltreerd of op oppervlaktewater worden geloosd.
Voor het uitlaten van honden is het geadviseerd om binnen het plangebied een hondenuitlaatplaats te voorzien.
Aandachtspunt hierbij is de aanduiding van de ligging/aanwezigheid en het onderhoud.
Indien onvoldoende aandacht wordt gegeven aan het ontwerp en dimensionering, kan wateroverlast ontstaan.
Het moet ten alle tijden worden voorkomen dat wateroverlast bij de woningen en bij derden ontstaat. Het gebruik en het overlopen van de infiltratievoorziening mag niet leiden tot schade aan in de nabijheid liggende percelen, gewassen en opstallen. Schade, direct en/ of indirect, die eventueel ontstaat is en blijft voor rekening van de ontwikkelaar/eigenaar van het plangebied. In geen geval mag de afvalwaterriolering op een infiltratie- en/of bergingsvoorziening worden aangesloten.
Het is onwenselijk chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de verharde oppervlakken. Daarnaast is toepassing van gladheidsbestrijding door middel van zout minder gewenst. Geadviseerd wordt alternatieve middelen te gebruiken. Indien dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd om chemische bestrijdingsmiddelen alleen doelgericht toe te passen.
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
BIJLAGE 1
Topografische overzichtskaart en k adastrale situatie
0 m 125 m 625 m
Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object BRIELLE C 3131 G J van den Boogerdweg , BRIELLE
CC-BY Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie: AM15371
12345
25
Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 11 februari 2016 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer
Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing
Overige topografie
Schaal 1:1000
Kadastrale gemeente Sectie
Perceel
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.
De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
BRIELLE C 3131
0 m 10 m 50 m
31 171513 211911975 4
Zuurlandsedijk
18
Mallegout Brigantijn
128130132 57
114116118120122124126
6 106108110112
Zuurlandsedijk
61 59 63
13 4
20
G.J.
va n d en Boo ge rdw eg
2294
1a 1, 1b t/m
1f
3183
2486 2414 379
2418 2417
2480 1178
3239 3300
2485 3131
2415
3072
263 3184
1608
2426 2423
3130 2940
489
3301
2424 2421 3247
3313
2678
2252 3240
3241
2422
2483 2482 2481 2569
3314 3312
487 3162
3170
2425
2484 2416 3315
3099
1177
BIJLAGE 2
Tekening van de toekomstige situatie
Aanduidingen
bouwvlak
bouwvlak
bouwaanduidingen
vrijstaand
[vrij]
Verklaringen
ondergrond
Bestemmingen
enkelbestemmingen
Wonen W
Tuin - 1
Verkeer - Verblijfsgebied T-1
V-VB
specifieke bouwaanduiding - geschakeld
[sba-gsk]
maatvoeringsaanduidingen
maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m) bijgebouwen
[bg]
B A
T-1
T-1 V-VB
W
[sba-gsk]
[sba-gsk]
[sba-gsk]
[sba-gsk]
[sba-gsk]
[vrij]
[vrij]
12 6
12 6
12 3
12 3
12 3
12 3
12
[bg] 3
[bg]
[bg]
[bg]
[bg]
schaal:
vastgesteld:
formaat: A3
1:1000 211x06305
13BROBO069
concept: 12-08-2013 / SvdK
17-02-2016 / SH
..-..-.... / tekenaar
BESTEMMINGSPLAN WONINGBOUW G.J. V.D. BOOGERDWEG
voorontwerp: 02-10-2014 / SH
Gemeente Brielle
NL.IMRO.0501.GJvdBoogerdweg-0120
projectnr. BRO:
projectnr. VWP:
ontwerp:
bestandsnaam: 13BROBO069-003.dwg
Waterparagraaf, Zuurlandsedijk te Brielle / AM15371
BIJLAGE 3
Geraadpleegde literatuur
- Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan, Brielle; 2012-2016;
- Waterplan gemeente Brielle;
- Keur, Waterschap Hollandse Delta 2014;
- Legger van oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken, WSHD;
- Peilbesluit “Groot Voorne-West”, ,WSHD, 1999, verlengd in 2009;
- Waterbeheerplan, Waterschap Hollands Delta, 2016-2021;
- Provinciaal waterplan en Waternota, Zuid-Holland, 2016 - 2021;
- Waterverordening Zuid-Holland, oktober 2009;
- Provinciale Milieuverordening(PMV), Zuid-Holland, 2015;
- Anders omgaan met hemelwater in bestaand stedelijk gebied, Brochure Ministerie van VROM, 2002;
- Handreiking watertoets,
- Waterbeleid voor de 21e eeuw, Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 2000;
- Nationaal Bestuursakkoord Water, 2003;
- Nationaal Bestuursakkoord Water-Actueel (NBW-Actueel), juni 2008;
- Beleidsbrief regenwater, VROM, 2004;
- Waterwet 2009;
- Het Nationaal Waterplan;
- Kader Richtlijn Water.
Overige literatuur
- Handleiding alternatieve materialen voor bouwmetalen, DuBo Consulenten, 2006;
- Hemelwater binnen de perceelsgrens, ISSO/SBR publicatie 70-1, Rotterdam, september 2000;
- Waterberging in de stad, Brochure; Waterschap Vallei & Eem e.a. 2005.
Internet www.brielle.nl www.wshd.nl
www.nederland.risicokaart.nl