Pierre Kemp, Limburgs sagenboek · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Op Passie-Zondag van het jaar 1157 zond Gerlacus Rutgerus den priester, die op dien dag mis had gelezen in zijn kapelletje, om water te halen aan den put, die nog op den dag van
Toen Beatrijs dien dag weer den weg naar de halte overliep, scheen het haar toch, dat er voor het lispelende, stralende groen, een donkere vlek zweefde, een verbeelding van
Maar de sonore toon bleef, al stokte hij af en toe op een eigenzinnige regel, die de eigenlijke Kemp aankondigde; de Kemp van Stabielen en Passanten uit 1934, van de kleine
Maar licht niet met je lampje haar vleugels door, dat mag alleen de Zon en Die gaat voor..
van kunst te creëeren - wij althans kunnen daar geen twee jaren van ons fugitieve leven meer aan spendeeren, gezien het tempo, dat ons aanspoort - maar het moet toch niet
Dat was een vreugde in al zijn pijn, hij liet Den kam schoon lichten op zijn hand en tuurde Nog eens waar 't lieflijk tafereel der Schoonheid Voor 't eerst kwam zingen voor zijn ziel
Doe je oogen nu maar open en dan weer dicht, in grappig herhalen, van dat goede plekje scheid ik niet meer.. Onze wimpers raken elkander boven je
En in haar brein herinneringen riep, Hoe zij eertijds in gouden kleedren liep En hoe zij nu, om bij heur lief te zijn, Verdween in grauw gewaad en zielepijn Lijdt om de afwezigheid