• No results found

Nota evaluatie;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nota evaluatie;"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo

Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Asten, juli 2010 Marleen Rutten

Maatschappelijke Ontwikkeling

(2)

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo

1.1 Inleiding

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is met ingang van 1-1-2007 ingevoerd. De voorbereidingstijd voorafgaand aan de invoering van deze nieuwe wet was uitermate kort. Met de Wmo kwam ook de individuele voorziening hulp bij het huishouden naar de gemeente.

Samen met rolstoelen, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen (de oud-Wvg voorzieningen) vormt dit het individuele voorzieningen pakket.

Met betrekking tot individuele voorzieningen is door het merendeel van de gemeenten in Nederland het voorheen geldende Wvg beleid nagenoeg ongewijzigd omgezet in een Wmo verordening. Dit sluit niet aan bij de bedoeling van de Wmo.

In het kader van de Wmo wordt gestreefd naar een kanteling in het denken en doen van

burgers, maar ook een kanteling in de werkwijze van de gemeente. Eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht, algemene voorzieningen, vrijwillige inzet, denken in resultaten zijn

sleutelbegrippen die in de huidige verordening onvoldoende gepositioneerd zijn. Er zijn dan ook hiaten tussen de huidige verordening en de uitvoeringspraktijk. Middels deze evaluatie willen we deze hiaten herstellen.

Daarnaast is er sprake van een toenemend beroep op de individuele Wmo voorzieningen en stijgende kostprijzen van de voorzieningen.

De rijksbijdrage voor deze regeling neemt echter de komende jaren af. Hierdoor ontstaat een financiële spagaat. Aanpassing van het beleid is ook vanuit dit oogpunt noodzakelijk.

1.2 Doel van de evaluatie en de aanpassing van verordening/beleid

Het doel van de evaluatie en aanpassing van de verordening, besluit en beleidsregels is drieledig, namelijk:

- Het aanpassen van hiaten in de huidige verordening en een betere aansluiting op de uitvoeringspraktijk;

- Het aanpassen van de verordening, besluit en beleidsregels aan de nieuwe werkwijze (de Kanteling);

- De kosten van het verstrekkingenbeleid individuele voorzieningen ook op langere termijn beheersbaar houden, streven naar stabilisatie van kosten en waar mogelijk zelfs verlaging van kosten.

(3)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 3

2. Ontwikkelingen

2.1 Demografische ontwikkelingen

Toenemende vergrijzing.

Het aandeel 65+ in Asten neemt gestaag toe, volgens berekeningen van het CBS stijgt het aandeel 65+ in de Astense bevolking tot 2035. Daarna zal het aandeel 65+ weer licht gaan dalen. In Asten is de vergrijzing hoger dan het landelijke vergrijzingscijfer (zie de tabel in bijlage 1). De vergrijzing (aandeel 65+) loopt in Asten op van 15,5% in 2010 naar 27,4% in 2035.

Mensen blijven langer zelfstandig wonen.

Het overheidsbeleid is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.

Hierdoor zal het beroep op voorzieningen en diensten in het kader van de Wmo alleen maar toenemen.

2.2 Financiën

2.2.1 Inkomsten

Er is op korte termijn al sprake van afnemende rijksmiddelen voor de Wmo (bron junicirculaire 2010).

Het totale landelijke Wmo budget wordt in 2011 fors gekort. Als reden daarvoor wordt

aangevoerd dat landelijk de gemeentelijke Wmo uitgaven voor hulp bij het huishouden in 2009 fors achterbleven bij het beschikbaar gestelde budget.

Bovenop dit sterk verlaagde landelijke Wmo budget komt ook nog een nieuw verdeelmodel dat zeer ongunstig uitpakt voor Asten.

Het gevolg van het nieuwe verdeelmodel is een verlaging van het budget met € 116.609,=. Dit bedrag wordt in 2011 voor 50% gecompenseerd door een eenmalige suppletie-uitkering. In 2012 is dit niet meer het geval.

Bovengenoemde gevolgen zijn in de onderstaande tabel verwerkt.

Wmo budget

Eenmalige suppletie 2011

Verschil tov 2010

2010 € 1.376.829 -- --

2011 € 1.131.600 +€ 58.304 - € 186.925

2012* € 1.131.600 -- - € 245.229

* Cijfers 2012 zijn onder voorbehoud en gebaseerd op gelijkblijvend landelijk Wmo budget. In 2012 wordt naast het bovenstaande ook nog de algemene korting op het gemeentefonds verwacht.

Bovenstaand Wmo budget is bedoeld voor de bekostiging van regelingen die met de komst van de Wmo naar de gemeenten zijn gekomen.

De bekostiging van de hulpmiddelen en reguliere woningaanpassingen vallen bijvoorbeeld buiten deze financieringsstroom, aangezien deze voorheen al via de Wvg werden bekostigd en hiervoor dus al een financieringsstroom richting gemeentefonds bestond vóór de komst van de Wmo. Het Wmo budget als genoemd in bovenstaande tabel is opgebouwd uit:

- huishoudelijke verzorging;

- subsidieregeling die voorheen onder de AWBZ vielen (zoals vrijwillige thuiszorg, GGZ preventie etc.);

- specifieke uitkeringen Wvg (zoals compensatie voor dure woningaanpassingen);

- uitvoeringskosten Wmo.

In 2011 is 80,3% van het Wmo budget volgens de landelijke opbouw bedoeld voor huishoudelijk verzorging. Voor Asten zou dit dus gaan om een bedrag van

€ 908.675,= dat we ontvangen voor de financiering van de hulp bij het huishouden (excl.

uitvoeringskosten).

(4)

2.2.2 Uitgaven

In 2009 hebben we een bedrag van € 950.084,= uitgegeven aan hulp bij het huishouden. Voor 2010 hebben we een bedrag van € 1.026.750,= begroot voor hulp bij het huishouden (i.v.m. de nieuwe uurprijzen).

Kortom de financiële middelen die wij ontvangen vanuit het Rijk voor de financiering van het product hulp bij het huishouden zijn ontoereikend.

2009 2010

Hbh 1 uurprijs (80% van de uren) € 18,-- tot € 20,36 € 20,45 tot € 20,95 Hbh2 uurprijs (20% van de uren) € 19,50 tot € 23,40 € 21,75 tot € 23,90 Tabel: gestegen kostprijzen hulp bij het huishouden (Hbh)

Er is sprake van toenemende uitgaven op het gebied van individuele voorzieningen Wmo.

Hieronder vallen de uitgaven met betrekking tot verstrekking van hulp bij het huishouden, hulpmiddelen, collectief vervoer, woningaanpassingen etc.

De stijging van de uitgaven heeft te maken met verschillende factoren. De kostprijs van voorzieningen zijn gestegen (denk aan hulp bij het huishouden, collectief vervoer) en het beroep op voorzieningen is gestegen (zie onderstaande tabel).

2008

gerealiseerd

2009

gerealiseerd

2010 begroot

Oud Wvg voorzieningen (excl. CVV)

€ 467.017 € 479.685 € 488.450

Hulp bij het huishouden

€ 826.330 € 950.084 € 1.026.750

CVV € 221.333 € 172.588 € 196.424

Tabel Wmo uitgaven 2008-2010

De aantallen uitstaande hulpmiddelen zijn fors gestegen zoals blijkt uit onderstaande tabel. In 2006 werden alle hulpmiddelen nog geleverd via Welzorg. In de periode 2007-2010 hebben we echter te maken gehad met een nieuwe leverancier (Doove). Deze leverde de hulpmiddelen tegen een veel gunstiger tarief (gemiddeld 10% goedkoper). Hierdoor is de kostenstijging voor de verstrekking van hulpmiddelen nog enigszins beperkt gebleven.

Het prijstechnisch gunstige effect van de nieuwe contractpartij is echter niet volledig ten gelde gemaakt, aangezien de uitstaande hulpmiddelen slechts ten dele zijn omgezet van Welzorg naar Doove.

Momenteel loopt er weer een nieuwe aanbesteding voor de hulpmiddelen, aangezien het huidige contract met Doove de maximale contractduur heeft bereikt en per 1-1-2011 eindigt.

Januari 2006

April 2010

rolstoelen 122 153

Vervoer hulpmiddelen* 88 155

woonhulpmiddelen 52 42

Totaal 262 350

Tabel; uitstaande hulpmiddelen

de stijging bij de vervoersvoorzieningen is met name te wijten aan het toegenomen aantal verstrekte scootmobielen van 64 in januari 2006 naar 115 in april 2010. Dit is bijna een verdubbeling!

(5)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 5 Naast de hulp bij het huishouden, CVV en hulpmiddelen hebben we nog de uitgaven inzake woningaanpassingen.

De uitgaven hiervoor zijn niet apart opgenomen in onze financiële administratie. Zodoende is het niet mogelijk om deze uitgaven apart weer te geven.

Wel is bekend dat er sprake is van zeer wisselende uitgaven. Indien zich een grote

woningaanpassing voordoet dan leidt dit onmiddellijk tot een forse aanslag op het budget voor woonvoorzieningen. In 2007 hebben we bijvoorbeeld een grote woningaanpassing gehad van ruim € 70.000,= die volledig gefinancierd is door de gemeente. Dit soort grote aanpassingen komen gelukkig niet veel voor.

Aangezien de verstrekking van individuele voorzieningen een wettelijke taak is en bovendien een open eind regeling, kan er geen limiet gesteld worden aan de jaarlijkse uitgaven. Er kan dus geen aanvraagstop ingevoerd worden op het moment dat het budget ontoereikend blijkt te zijn. Alle individuele aanvragen moeten in behandeling genomen worden en binnen de

wettelijke termijn afgehandeld worden op basis van het vastgestelde beleid. Bijstelling van het huidige beleid is derhalve de enige mogelijkheid om de kosten ook op termijn beheersbaar te houden.

(6)

3. Wijziging werkwijze (de kanteling)

De wet bepaalt dat gemeenten hun burgers moeten compenseren op een aantal domeinen, maar schrijft niet voor hoe ze dat moeten doen. Het gaat om het resultaat dat bereikt moet worden. In het gesprek met de burger wordt de situatie in kaart gebracht en wordt in gezamenlijkheid vastgesteld wat het resultaat is dat bereikt moet worden. Niet alleen de beperking staat hierbij centraal, maar ook de context waarin de beperking wordt ervaren.

We stappen af van het denken in voorzieningen, zoals voorheen gebruikelijk was. Voorop staat nu het resultaat, dat ter compensatie van de problemen die iemand ondervindt bereikt moet worden, zodat de burger zichzelf kan redden en kan participeren. De oplossingen moeten passen bij de specifieke situatie van de individuele burger.

In het kader van De Kanteling onderscheiden we vier typen oplossingen:

1. eigen kracht;

2. sociale omgeving;

3. algemene voorzieningen;

4. individuele voorzieningen.

Bij het bespreken van mogelijke oplossingen voor de beperking van de burger komen deze achtereenvolgens aan bod. In onderstaande afbeelding is dit weergegeven als een aantal cirkels, waarbij de kern dus de eigen kracht van de burger is.

Afbeelding: opbouw van ondersteuningsarrangementen: van binnenuit

Door in eerste instantie te kijken naar wat de burger wel kan en naar wat hij in zijn eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren blijft hij beter betrokken bij de

samenleving. Ook wordt door deze volgorde gestimuleerd om naar vermogen actief te blijven en mogelijk zelf ook een (vrijwillige) bijdrage te leveren aan de ondersteuning van anderen.

In de visie op hulp bij het huishouden die in 2009 is vastgesteld in het kader van de

gezamenlijke regionale aanbesteding is al aangegeven dat deze werkwijze toegepast moet gaan worden. Nu wordt dit uitgebreid naar alle individuele voorzieningen.

De gekantelde werkwijze moet medio 2011 geïmplementeerd zijn in onze uitvoeringspraktijk.

Het najaar van 2010 wordt gebruikt om een start te maken en de noodzakelijke cursussen/opleidingen te volgen.

Ook de pilot Zorgsteunpunt Heusden is gebaseerd op deze gekantelde werkwijze. Onder leiding van een vaste coördinator wordt door vrijwilligers op basis van de kantelinggedachte het gesprek met de hulpvrager gevoerd. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de capaciteiten van cliënt en zijn sociaal netwerk of wordt een sociaal netwerk opgebouwd.

(7)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 7 Om in de uitvoeringspraktijk de werkwijze aan te kunnen passen moet ook de onderliggende regelgeving (verordening, beleidsregels etc.) aangepast zijn. De VNG is momenteel volop bezig met het opzetten van een gekantelde modelverordening en beleidsregels. Deze worden in september 2010 verwacht. In de gekantelde verordening worden de kaders betreffende de melding, het gesprek en de resultaten opgenomen.

In de gekantelde beleidsregels worden vervolgens de gemeentelijke regels betreffende de individuele voorzieningen opgenomen en uitgewerkt. De mogelijke wijzigingen in het

gemeentelijk beleid zoals omschreven in de volgende paragraaf zullen dus in de gemeentelijke beleidsregels en het gemeentelijke besluit opgenomen en uitgewerkt worden.

Belangrijk aspect in de gekantelde werkwijze is dat er ook aandacht is voor nazorg.

Zijn de oplossingen zoals deze zijn afgesproken voldoende compenserend?

Worden eventueel toegekende voorzieningen daadwerkelijk gebruikt?

Nazorg kan bestaan uit periodieke heronderzoeken, maar kan ook gezocht worden in

ondersteunende faciliteiten (denk bijvoorbeeld aan frequente scootmobielcursus waarmee de veiligheid van de gebruiker en het tegengaan van ondergebruik geborgd worden).

(8)

4. Aanpassingen in het beleid individuele voorzieningen

Uitgangspunt bij alle maatregelen die we nemen moet zijn dat de burgers uit Asten de

beperkingen die zij ondervinden kunnen blijven compenseren, waardoor zij kunnen participeren in de samenleving. Dat we daarbij waar mogelijk een beroep doen op hun eigen capaciteiten is onontkoombaar. Het motto “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten” is hierbij dan ook zeker aan de orde. We zijn gebonden aan een aantal wettelijke kaders. Deze zullen hieronder duidelijk worden aangegeven.

De maatregelen die mogelijk zijn om de regeling beheersbaar te houden zijn:

1. Maximaal gebruik maken van de mogelijkheden die de Wmo biedt om een eigen bijdrage voor voorzieningen te vragen.

2. Investeren in de civil society (opbouwen van sociale netwerken, vrijwillige zorg) 3. Het opzetten van algemene voorzieningen waardoor het beroep op individuele

voorzieningen kan afnemen.

4. Het beperken van de uitvoeringskosten.

Bovenstaande mogelijke maatregelen worden hieronder nader uitgewerkt.

In 2009 hebben we al enkele maatregelen genomen die in 2010 zijn ingevoerd. Deze staan in paragraaf 4.4 kort benoemd.

4.1 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage is een instrument waarmee de gemeente beperkte inkomsten genereert als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden. Daarnaast is het echter ook een instrument dat dient als bewustwording voor de cliënten dat het verstrekken van voorzieningen behoorlijke kosten met zich meebrengt voor de gemeente. Met name bij cliënten die incidenteel gebruik maken van een toegekende voorziening kan een eigen bijdrage leiden tot het teruggeven van de voorziening of het afzien van de voorziening. Cliënten maken op deze wijze zelf ook een kosten-baten afweging. Dit effect is echter beperkt en geldt maar voor een kleine groep cliënten. Zodra cliënten de voor hen geldende maximale eigen bijdrage betalen is dit effect overigens niet meer aanwezig.

Bij de vraag of een eigen bijdrage voor alle Wmo-voorzieningen (uitgezonderd de rolstoelen) wenselijk dan wel noodzakelijk is, willen wij twee overwegingen betrekken:

 Ten eerste achten wij een principiële keuze voor een uniforme toepassing van de eigen bijdrage voor alle individuele Wmo-voorzieningen noodzakelijk. Het is naar onze optiek niet verdedigbaar om de huidige situatie, waarin alleen voor hulp bij het huishouden een eigen bijdrage wordt gehanteerd, te laten voortbestaan.

 Daarnaast laten verstrekkingen in verband met individuele Wmo-voorzieningen de laatste 4 jaar een flinke stijging zien. Hoewel het hanteren van de eigen bijdrage niet uitsluitend wordt ingegeven door financiële argumenten, kan het financiële belang hiervan niet worden ontkend. Onze ambitie is om Wmo-voorzieningen duurzaam in stand te houden. De

kostenontwikkeling zet de duurzame instandhouding van voorzieningen echter onder druk.

De financiële effecten van de komende vergrijzing in relatie tot stijgende kostprijzen en teruglopende rijksfinanciering laten een zorgwekkend beeld zien.

De Wmo biedt de mogelijkheid tot het innen van een eigen bijdrage. In Asten wordt momenteel alleen een eigen bijdrage gevraagd voor hulp bij het huishouden en voor woning aanpassingen in geval van eigenaar-bewoners.

4.1.1 Wettelijk kader

Het Centraal Administratiekantoor (CAK) is bij wet aangewezen als instantie die

verantwoordelijk is voor zowel het bepalen van de hoogte als het innen van de eigen bijdrage.

Aangezien door deze organisatie ook de eigen bijdrage in het kader van de AWBZ wordt geïncasseerd vindt hier de bewaking plaats van de hoogte van de totale eigen bijdrage die een cliënt in het kader van Wmo én AWBZ betaalt (anticumulatie). De cliënt betaalt dus nooit meer

(9)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 9 dan het op basis van zijn inkomen vastgestelde maximum. Indien er sprake is van een

samenloop van Wmo en AWBZ voorzieningen, dan gaat de eigen bijdrage Wmo voor op de AWBZ. Enig uitzondering op deze regel is de situatie dat iemand is opgenomen in een AWBZ instelling, dan gaat de eigen bijdrage naar de AWBZ. Iemand die in een AWBZ instelling

verblijft maakt echter nagenoeg nooit gebruik van een individuele voorziening in het kader van de Wmo waarvoor een eigen bijdrage betaald moet worden.

De eigen bijdrage is wettelijk geregeld in artikel 15 van de Wmo en het hierop gebaseerde (landelijk geldende) Besluit maatschappelijke ondersteuning. Het toepassen van de eigen bijdrage is een bevoegdheid en daarom niet verplicht. De eigen bijdrage mag voor alle

individuele voorzieningen worden toegepast, met uitzondering van de rolstoel. Deze is wettelijk uitgesloten. Indien wordt gekozen voor het toepassen van een eigen bijdrage dan biedt het wettelijke kader weinig ruimte tot nadere beleidsinvulling. De bijdrage mag alleen afhankelijk zijn van het inkomen (en derhalve niet van het vermogen) en mag niet hoger zijn dan de wettelijk vastgestelde maxima. De berekening geschiedt aan de hand van een vast bedrag per vier weken, vermeerderd met 15% van het meerinkomen boven een bepaalde grens. Op de eigen bijdrage wordt sinds 1 januari 2009 een wettelijke korting toegepast van 33%. Deze korting houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten. Overigens merkt de gemeente hier niets van aangezien het CAK toch een afdracht aan de gemeente doet van 100%. Ter compensatie ontvangt het CAK hiervoor een vergoeding van het rijk. Cliënten betalen uiteindelijk nooit meer dan 67%van de kostprijs.

Voor hulpmiddelen (zoals een toiletstoel of lift) en bouwkundige voorzieningen die in eigendom worden overgedragen wordt de eigen bijdrage op dezelfde wijze berekend, met dien verstande dat de eigen bijdrage periode wettelijk is gemaximeerd op 39 perioden van 4 weken. De wetgever heeft hier bedoeld om de persoon die een incidentele voorziening in eigendom krijgt niet langer dan 3 jaar te belasten met een eigen bijdrage. Deze periode kan worden gerelateerd aan de gemiddelde afschrijvingsperiode van voorzieningen. In de praktijk worden de meeste hulpmiddelen echter in bruikleen verstrekt (natura). Bij deze vorm van verstrekking kan de eigen bijdrage over de volledige gebruiksperiode worden geïnd. Omdat de voorziening eigendom blijft van de gemeente of de leverancier speelt het afschrijvingsbeginsel hier niet.

Hoewel in de wet van zowel eigen bijdrage als eigen aandeel wordt gesproken, is de berekening van beiden identiek. De eigen bijdrage is van toepassing bij het verlenen van voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het eigen aandeel kan alleen worden toegepast bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming. De gemeente kan dit eigen aandeel meteen in mindering brengen op de financiële tegemoetkoming, of de inning hiervan uitbesteden aan het CAK.

4.1.2. Financiële drempels

Een andere manier om het inkomen in aanmerking te nemen, is de bevoegdheid om het verlenen van een voorziening afhankelijk te maken van de hoogte van het inkomen. Bij een bepaald inkomen zijn een aantal zaken als algemeen gebruikelijk aan te merken, waardoor deze niet middels een voorziening gecompenseerd behoeven te worden. Het handelt hier dus om het opwerpen van een financiële drempel en heeft niets te maken met een eigen bijdrage.

Overschrijdt het inkomen een bepaalde grens dan wordt geen voorziening verleend. Zo’n financiële drempel wordt op dit moment toegepast bij het collectief vraagafhankelijke vervoer (CVV). Wanneer de aanvrager een inkomen heeft dat hoger is dan 1,5 maal het sociaal

minimum bestaat geen recht op een taxipas voor CVV. De gedachte hierbij is dat het bezit van een auto of het gebruik van een taxi bij dit inkomen algemeen gebruikelijk wordt geacht. In het kader van algemeen gebruikelijk komt ook de vraag op of het hebben van eigen vermogen, bijvoorbeeld in de vorm van overwaarde in de woning, mag worden betrokken bij de afweging of een woningaanpassing krachtens de Wmo wordt gecompenseerd. De wet maakt de eigen bijdrage uitsluitend afhankelijk van het inkomen. Er is echter in de Wmo niets geregeld over het in aanmerking nemen van eigen vermogen als financiële drempel. Gemeente Heumen heeft hier nader onderzoek naar gedaan en naar hun oordeel is hier sprake van gemeentelijke

beleidsruimte om vermogen te betrekken bij de vraag in hoeverre de persoon in financiële zin zelfredzaam is. Zij hebben de vermogensdrempel voor grote woningaanpassingen opgenomen in hun beleid op basis van de systematiek die wordt uitgewerkt onder het kopje

(10)

“vermogensdrempel woningaanpassing”. Ook wij vinden de vraag gerechtvaardigd of in de woning aanwezig vermogen bij het realiseren van een verbouwing altijd buiten beschouwing moet blijven. Het is algemeen gebruikelijk om overwaarde in een woning aan te wenden voor woningverbetering aangezien dit veelal leidt tot een waardevermeerdering van de woning en in ieder geval tot een verhoogd woongenot.

Naast deze vermogensdrempel die mogelijk opgenomen kan worden in de beleidsregels zijn er ook nog financiële richtlijnen/drempels die opgenomen kunnen worden om de uitvoering te vergemakkelijken. Deze richtlijnen betreffen allemaal woningaanpassing en werden onder de Wvg nog gehanteerd, maar zijn met de komst van de Wmo uit de verordening verdwenen. Het betreft hier het plafondbedrag voor grote woningaanpassingen en het richtbedrag waarboven verhuisprimaat toegepast moet worden, tenzij er zwaarwegende redenen zijn waardoor dit niet mogelijk is.

Plafondbedrag grote woningaanpassingen

Grote bouwtechnische woningaanpassingen brengen hoge kosten met zich mee.

In het huidige besluit voorzieningen gehandicapten gemeente Asten is geen plafond

opgenomen. Voorheen werd in de Wvg een plafond van € 45.000,= gehanteerd. Dit plafond was vastgesteld door het Rijk. De gemeente verstrekte een financiële tegemoetkoming tot maximaal € 45.000,= en kon de kosten boven € 20.400,= gedeeltelijk declareren bij het Rijk.

Met de komst van de Wmo is het plafondbedrag en de declaratieregeling bij het Rijk

verdwenen. Wel is in het Wmo budget een beperkt bedrag opgenomen als tegemoetkoming voor de extra kosten voor grote woningaanpassingen. Landelijk is 21 miljoen en voor Asten betekent dit dus circa € 20.000,-- per jaar als tegemoetkoming in de extra kosten van grote woningaanpassingen die niet meer gedeclareerd kunnen worden bij Rijk.

Voorstel is om het oude plafond zoals dit werd gehanteerd door het Rijk weer op te nemen in de verordening. In principe komen woningaanpassing boven € 45.000,- dus niet meer in aanmerking voor vergoeding.

Grensbedrag toepassing verhuisprimaat

Bij een woningaanpassing met een middelgroot tot groot kostenplaatje is het reëel dat de gemeente bekijkt of er een alternatief is voor de woningaanpassing. Dit alternatief betreft dan het verhuizen naar een aangepaste of gemakkelijk aan te passen woning die binnen redelijke termijn beschikbaar moet zijn, tenzij er zwaarwegende redenen zijn waardoor verhuizen niet mogelijk is.

Aangezien verhuizen naar een andere woning voor veel mensen een ingrijpende ervaring is, is het reëel om het verhuisprimaat pas toe te passen vanaf een bepaalde financiële grens.

Voorstel is om deze financiële grens vast te stellen op € 10.000,=.

Vermogensdrempel woningaanpassing

In veel gevallen is sprake van een woning in eigendom van de aanvrager. Het toepassen van een financiële vermogensdrempel, waarboven een woonvoorziening niet meer wordt verleend is qua karakter vergelijkbaar met de bepaling dat woonvoorzieningen duurder dan € 45.000,- niet worden verleend. Het ligt dan op de weg van de aanvrager om de aanpassing zelf te

financieren, de woning eventueel hypothecair te bezwaren of te verhuizen. Om te voorkomen dat een klant voor hele kleine woningaanpassingen per definitie de woning met hypotheek zou moeten belasten kan de financiële drempel worden gehanteerd voor woningaanpassingen die een bepaald bedrag overschrijden. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de financiële grens waarboven het primaat van verhuizen wordt toegepast. Wanneer als gevolg van beperkingen van de persoon de woning moet worden aangepast, dan worden deze

aanpassingen alleen aangebracht als de kosten lager zijn dan € 10.000,= Zijn de kosten hoger dan dit bedrag dan wordt de belanghebbende geacht te verhuizen. Het ligt in de rede om deze grens eveneens te hanteren bij het wel of niet toepassen van een financiële vermogensdrempel.

In het besef dat elke financiële vermogensdrempel voor discussie vatbaar is, willen wij

aansluiting zoeken bij de bepaling inzake vermogensvrijlating bij eigen woning in de Wet werk en bijstand. De meest voor de hand liggende variant is aan te sluiten bij de methodiek van de drempel voor de vervoerskostenvergoeding. Deze bedraagt 1,5 x het sociaal minimum

ingevolge de bijstandswetgeving (WWB). Deze factor van 1,5 willen we ook voor de

vermogensdrempel hanteren. In de WWB wordt van vermogen in de eigen woning € 46.200,- vrijgelaten (bedrag 2010). De financiële drempel voor grote woningaanpassingen komt dan op 1,5 x € 46.200,- = € 69.300,-.

(11)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 11 Bedraagt de overwaarde in de woning meer dan dit bedrag, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Overigens kan het vermogen alleen een grond voor afwijzing zijn als de aanvrager hierover daadwerkelijk kan beschikken. Wanneer de aanvrager aantoont dat op basis van bijvoorbeeld leeftijd of een te laag inkomen geen hypothecaire lening kan worden verkregen, dan vormt het vermogen geen beletsel voor de toekenning van een woonvoorziening. Ter bepaling van de verkoopwaarde stellen we voor om deze te baseren op de actuele WOZ-waarde van de woning.

4.2 Civil society, mantelzorg en vrijwillige zorg

Duidelijk is dat het systeem van uitsluitend individuele voorzieningen op de lange termijn onbetaalbaar is. Daarom zullen we nu moeten investeren in de wederopbouw van de civil society en de opbouw van algemene voorzieningen. De opbouw van de civil society start bij de cliënt zelf. In elke cliënt situatie zal bezien moeten worden of eigen kracht aanwezig is of opgebouwd kan worden. Daarna moet bezien worden of er steunsysteem rondom de cliënt gevormd kan worden middels evt. mantelzorg of zorgvrijwilligers. Deze mantelzorgers en zorgvrijwilligers moeten ook ondersteund en gefaciliteerd worden. Dit gebeurt door professionals en door (respijt)voorzieningen. Dit vergt een investering die zich echter op termijn terug verdiend vanwege een minder groot beroep op individuele voorzieningen.

Rondom mantelzorg en vrijwillige zorg volgt eind 2010 een integrale beleidsnotitie.

4.2.2 Compensatie en wederkerigheid

Het kantelingsgesprek moet leiden tot een arrangement waarmee de beperkingen van de hulpvrager worden gecompenseerd. Daarnaast zal tijdens elk kantelingsgesprek ook besproken moeten worden of de hulpvrager mogelijk zelf een rol wil én kan spelen binnen de informele vrijwilligerszorg. Heeft de hulpvrager de capaciteit en mogelijkheid om zelf iemand anders van dienst te zijn als vrijwilliger? Deze vorm van wederkerigheid moet besproken worden en dit moet ingebouwd worden binnen “het gesprek”. Dus naast iemands beperkingen worden ook iemands capaciteiten in beeld gebracht. De wederkerigheid is altijd op vrijwillige basis. Er mag nooit sprake zijn van gedwongen inzet.

Deze wederkerigheid heeft diverse voordelen:

- Het zelfbeeld van de “hulpvrager” krijgt een positieve impuls aangezien hij/zij een maatschappelijke bijdrage levert

- Er is sprake van participatie en (nieuwe) sociale contacten

- Er wordt een nieuw potentieel van vrijwilligers aangeboord. Dit is noodzakelijk om het totale systeem op termijn in stand te houden.

4.3 Algemene voorzieningen en uitvoeringskosten

Het ontwikkelen van algemene voorzieningen is een ander instrument om de kosten beheersbaar te houden. Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig en hebben lage

uitvoeringskosten aangezien er nagenoeg geen administratieve afhandeling mee gemoeid is.

Daardoor is een algemene voorziening een goed toegankelijk en goedkoop alternatief.

Hulpvragers kunnen geen beroep doen op een individuele voorziening indien er een voldoende compenserende algemene voorziening aangeboden wordt.

Een algemene/collectieve voorziening moet:

- gemakkelijk toegankelijk zijn (lichte toegangstoetsing).

- nagenoeg gratis zijn (kleine eigen betaling is wel mogelijk en deze valt dan buiten de eigen bijdrage systematiek van de Wmo).

De algemene voorzieningen die we in Asten kennen zijn voor een groot deel bij Onis

ondergebracht en worden vaak door vrijwilligers bemenst. Het handelt hier onder andere om de volgende voorzieningen/diensten:

 maaltijdvoorziening

 klussendienst

 sociale alarmering

 activerend huisbezoek

 administratieve ondersteuning

 maatjesproject

(12)

Deze individuele vrijwilligersdiensten worden door Onis geleverd onder de noemer “Voor Elkaar”. Ook voor vragen die niet onder te brengen zijn in bovenstaande diensten wordt bezien of een vrijwilliger gevonden kan worden. Er is dus sprake van een groeimodel in diensten, waarbij een vraaggestuurde doorontwikkeling plaats vindt.

Daarnaast kennen we natuurlijk ook de initiatieven vanuit het Rode Kruis, de Zonnebloem en de Kerk. Dit betreft met name bezoekregelingen en activiteiten die participatie bevorderen.

4.3.1 Algemene voorziening Was-en strijkservice

Momenteel zijn we bezig met opzetten van was- en strijkservice via Amaliazorg. De

verwachting is dat hierdoor minder uren hulp bij het huishouden ingezet hoeven te worden.

Amaliazorg heeft in het Hof van Bluijssen een volwaardige was-en strijkservice voor hun bewoners en voor de bewoners van een andere zorglocatie. Zij hebben derhalve ervaring met een centrale was-en strijkservice. Aangezien zij nog capaciteit hebben om ook voor externen de was-en strijk te doen is met hen de mogelijkheid van een algemene voorziening besproken.

Middels een haal en brengservice wordt de was van de cliënt naar Amaliazorg gebracht en vice versa. Nadere uitwerking van de was- en strijkservice volgt in dit najaar.

4.3.2 Algemene voorziening Hulp bij het huishouden

Ook voor het totale product hulp bij het huishouden willen we op termijn gaan bezien of het opzetten van een algemene voorziening mogelijk is. Met ingang van 1-1-2010 hebben we nieuwe contracten lopen met de huidige aanbieders met een looptijd van minimaal 3 jaar.

De huidige contracten lopen dus tenminste tot en met 2012.

Landelijk loopt momenteel de discussie of aanbesteding voor het product hulp bij het

huishouden wettelijk verplicht is. Het standpunt van de Tweede kamer is dat aanbesteden geen wettelijke verplichting is en dat volstaan kan worden met een subsidierelatie.

Het omzetten van de huidige individuele voorziening hulp bij het huishouden naar een

algemene voorziening is mede hierdoor een optie die nader onderzocht moet worden. Net zoals we een subsidierelatie hebben met het algemeen maatschappelijk werk en de

welzijnsorganisatie zouden we dit ook met een zorgaanbieder kunnen afsluiten. Basis hiervoor is wederzijds vertrouwen en goede subsidieafspraken.

Uitvoeringskosten

Aan de huidige systematiek van de individuele voorziening hulp bij het huishouden zijn hoge uitvoeringskosten verbonden, zowel bij de gemeente als bij de zorgaanbieder.

Bij de gemeente betreft dit de uitvoeringskosten voor de indicatiestelling, rapportage, beschikking, opdracht naar de zorgaanbieder etc.

Bij de zorgaanbieder betreft dit de intake, opstellen zorgplan/map, urenverantwoording en facturatie naar CAK en gemeente. Deze uitvoeringskosten van de zorgaanbieder worden doorberekend aan de gemeente via de kostprijs. Een besparing op deze uitvoeringskosten kan dus leiden tot een lagere kostprijs.

Globale opzet

Indien de hulp bij het huishouden wordt omgezet naar een algemene voorziening, dan kunnen bovengenoemde uitvoeringstaken drastisch herzien worden en waar mogelijk in elkaar

geschoven worden.

Uitgangspunt is dat de burger zich meldt bij het Wmo loket en vervolgens een gesprek krijgt (in het kader van de kanteling). Indien daaruit blijkt dat er noodzaak is voor ondersteuning bij het doen van het huishouden dan vindt een warme doorgeleiding naar de zorgaanbieder voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden plaats.

De zorgaanbieder heeft een intakegesprek met belanghebbende en bepaalt de noodzakelijke inzet en stelt tegelijkertijd het zorgplan en de voorwaarden vast.

Vervolgens start de zorg. Aangezien het een algemene voorziening betreft zijn de

administratieve uitvoeringskosten voor de gemeente op deze manier drastisch verlaagd (geen indicatiestelling, geen rapportage, geen beschikking meer). Middels steekproeven zou de gemeente kunnen controleren of de zorgaanbieder juiste indicaties stelt en voldoet aan de subsidieafspraken.

(13)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 13 Voor een algemene voorziening kan geen eigen bijdrage in de zin van de Wmo gevraagd

worden. Wel is het mogelijk om een geringe eigen betaling aan de gebruikers te vragen die rechtstreeks voldaan kan worden aan de zorgaanbieder (bijvoorbeeld € 1,= per uur).

Indien binnen de subsidierelatie ook nog een vereenvoudigde financiële afrekening kan worden geregeld, dan kunnen de uitvoeringskosten bij de zorgaanbieder ook omlaag wat zich kan vertalen in een lagere kostprijs.

In 2011/2012 zullen de mogelijkheden van het opzetten van een algemene voorziening hulp bij het huishouden nader onderzocht worden.

4.4 Maatregelen die in 2009 al zijn genomen en per 2010 zijn ingevoerd

1. Aanpassing van de Pgb bedragen voor hulp bij het huishouden. Met ingang van 1-1-2010 zijn de Pgb bedragen voor particuliere hulp gerelateerd aan het minimumloon en niet meer aan de kostprijs die voortvloeit uit de aanbesteding voor zorg in natura. Indien met het Pgb hulp wordt ingekocht bij een zorginstelling dan is het Pgb bedrag gebaseerd op het laagste tarief dat is voortgekomen uit de aanbesteding.

2. Aanpassing van de uitvoeringsrichtlijnen voor het collectief vervoer:

 Verlagen inkomensgrens van 2 naar 1,5 x Wwb norm

 Invoering uniforme eigen betaling van € 0,50 per zone

 Invoering zonebudget van 700 zones of 350 zones per jaar 4.5 Wmo gerelateerde voorzieningen en legeskosten.

De verstrekking van gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats (GPP) is gebaseerd op het Verkeersbesluit.

Aangezien het een specifieke regeling is voor mensen met een beperking is de uitvoering van deze regeling in het verleden aangehaakt aan de Wvg en vervolgens de Wmo.

In de verordening en beleidsregels staat momenteel niets opgenomen betreffende de

voorwaarden voor verstrekking van een GPK/GPP. Bij het opstellen van de nieuwe beleidsregels Wmo zullen ook de uitvoeringsregels voor GPK en GPP meegenomen worden met een aparte vermelding naar het Verkeersbesluit. Aangezien de GPK en GPP feitelijk niet onder de Wmo vallen is de eigen bijdrage systematiek niet van toepassing. Het vragen van legeskosten voor deze voorzieningen is toegestaan en wordt landelijk regelmatig toegepast.

Een GPK is 5 jaar geldig en kan gebruikt worden in heel Europa. Met de GPK kunnen mensen gebruik maken van de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en zij mogen langere tijd parkeren in een blauwe zone. Ook zijn er diverse gemeenten in Nederland waar mensen met een GPK vrijgesteld zijn van het betalen van parkeergeld. Dit is lokaal bepaald en kan dus per gemeente verschillen. Voor de (her)verstrekking van de GPK is een verplicht medisch advies noodzakelijk. Dit wordt door de gemeente aangevraagd bij het CIZ.

De kosten die gemoeid zijn met verstrekken van een GPK (exclusief uitvoeringskosten):

- advieskosten CIZ € 165,-- - kostprijs GPK-document € 12,50

€ 177,50

Een GPP wordt in principe voor onbepaalde tijd aangelegd (totdat men geen auto meer rijdt).

Om in aanmerking te komen voor een GPP moet men in ieder geval in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Tevens moet er een parkeerprobleem zijn binnen een loopafstand van 100 meter van de woning. Indien dit aan de orde is, kan besloten worden om een individuele GPP aan te leggen (eigen gehandicaptenparkeerplaats met bord en

kentekenplaat). De kosten die gemoeid zijn met de aanleg van een GPP zijn afhankelijk van de situatie. Soms kan het binnen bestaande parkeervakken gerealiseerd worden en kan volstaan worden met plaatsing van verkeersbord met kentekenplaat. Soms moet een complete

parkeervoorziening aangelegd worden (inclusief. bestrating etc.).

- kosten verkeersbord GPP € 100,-- - plaatsingskosten € 60,--

€ 160,--

(14)

In Asten heeft de Raad besloten dat legeskosten kostendekkend moeten zijn.

Derhalve zouden de volgende legeskosten voor het aanvragen van een GPK of GPP gehanteerd moeten worden:

 GPK met medisch advies € 177,50

 GPK zonder medische advies € 12,50

 GPP eenvoudig € 160,--

 GPP uitgebreid 100% van de aanlegkosten

Aangetekend moet worden dat mensen met een minimuminkomen deze legeskosten vergoed kunnen krijgen via de bijzondere bijstand.

(15)

Nota Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, juli 2010 15

5. Gevolgen voor de uitvoering

Aangezien er al een aantal aanpassingen in het beleid zijn doorgevoerd per 1-1-2010 (zie paragraaf 4.4) is er sprake van een gefaseerde uitvoering van beleidswijzigingen.

De wijziging in de werkwijze zal voor de uitvoeringspraktijk het meest ingrijpend.

Ook de invoering van de eigen bijdrage voor alle individuele voorzieningen (uitgezonderd rolstoelen) heeft consequenties.

Werkwijze de Kanteling

De wijziging van de werkwijze brengt met zich mee dat het accent in de uitvoering wordt verlegd van claimbeoordeling naar een vraaggestuurde oplossing waarin de cliënt centraal staat maar waarin deze ook een nadrukkelijke rol krijgt.

Dit vraagt om een geheel andere benaderingswijze van de cliënt en zijn hulpvraag.

Deze nieuwe werkwijze “de Kanteling” wordt opgebouwd rondom het gesprek.

Binnen ons Wmo loket wordt al sinds 10 jaar nauw samengewerkt met onze welzijnsorganisatie Onis. De nieuwe werkwijze is dan ook met hen besproken en zij staan hier zeer positief

tegenover. In de nieuwe werkwijze wordt vanuit de klant bezien welke belemmeringen opgelost moeten worden en wordt van daaruit gezocht naar mogelijke oplossingen.

Het principe ‘een dubbeltje welzijn is een euro zorg’ is hierbij zeker aan de orde.

Er zal dan ook een zeer belangrijke rol voor Onis zijn binnen de nieuwe werkwijze.

De uren die hun medewerkers nu invullen binnen het Wmo loket zullen ingezet gaan worden in

“het gesprek”.

De rol van de medewerkers van de gemeente zal zich met name toespitsen op de regiefunctie in het Wmo loket en de afhandeling van aanvragen in de back-office.

De hulpvragers melden zich bij het Wmo-loket waar een quickscan plaats vindt en van waaruit vervolgens de warme doorgeleiding plaats zal vinden naar “het gesprek” of naar directe afhandeling via back-office (zie bijlage 2).

Middels herschikking van bestaande formatie moet dit proces in het najaar van 2010 ingezet gaan worden om in 2011 volledig ingevoerd te zijn.

Invoering eigen bijdrage

De invoering van een eigen bijdrage voor alle individuele voorzieningen brengt extra administratieve werkzaamheden met zich mee. Al deze cliënten en de kostprijs van de

voorziening moeten namelijk gemeld worden bij het CAK. Vanuit het CAK wordt vervolgens de eigen bijdrage vastgesteld, geïncasseerd en afgedragen aan de gemeente.

Hiervoor is een koppeling mogelijk tussen het administratieve systeem dat wij hebben (Civision Zorg) en het CAK. Dat betekent echter wel dat alle voorzieningen met de huurprijs die wij betalen op cliëntniveau ingevoerd moeten worden in dit systeem. Dit is nu niet het geval, aangezien in het verleden is gekozen om de huurprijzen via verzamelnota’s aan de leverancier te voldoen. Er is dus extra administratieve inzet nodig om dit te realiseren voor het uitstaande hulpmiddelenbestand. Het bijhouden van de nieuwe aanvragen zal administratief niet veel meerwerk opleveren, mits de koppeling tussen Civision Zorg en het CAK gerealiseerd wordt.

Bijkomend voordeel van vulling van het systeem op clientniveau is wel dat de factuurcontrole veel sneller uitgevoerd kan worden en dat er veel nauwkeurigere managementgegevens beschikbaar zijn.

Bovendien is in het kader van rechtmatigheid een betere sturing en controle mogelijk als het systeem op cliëntniveau is gevuld met de toegekende voorziening en bijbehorende uitgaven.

(16)

6. Conclusie en aanbevelingen

6.1 Conclusie

Vanwege vergrijzing en het feit dat mensen langer thuis blijven wonen neemt het beroep op Wmo voorzieningen in de toekomst alleen maar toe. Daarnaast stijgen de kostprijzen van de individuele voorzieningen en neemt de rijksbijdrage voor deze regeling de komende jaren fors af. Aanpassing van het huidige beleid is dan ook noodzakelijk. Uitgangspunt hierbij is dat de burgers uit Asten ook in de toekomst de beperkingen die zij ondervinden kunnen blijven compenseren, waardoor zij kunnen blijven participeren in de samenleving. Een beroep op de eigen capaciteiten is echter noodzakelijk.

De wetsystematiek maakt een eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen, met uitzondering van de rolstoel, in zijn algemeenheid mogelijk. De eigen bijdrage kan alleen voor individuele voorzieningen worden opgelegd en is inkomensafhankelijk. Er is dan ook reden om op zijn minst een inhoudelijke beleidsafweging te maken over de toepassing van de eigen bijdrage voor alle individuele Wmo-voorzieningen behalve de rolstoelen. De wet biedt met betrekking tot de eigen bijdrage weinig ruimte tot beleidsinvulling. Het betrekken van een vermogenstoets bij het vaststellen van de eigen bijdrage is niet mogelijk. Het betrekken van aanwezig vermogen bij een drempeltoets in relatie tot een woningaanpassing is echter wettelijk niet expliciet uitgesloten.

Conclusie is dat het opleggen van een eigen bijdrage over de volle breedte van alle individuele voorzieningen wenselijk en noodzakelijk is. Alleen op deze wijze kunnen Wmo-voorzieningen ook duurzaam in stand worden gehouden. Aan de andere kant is ook helder dat een eigen bijdrage over de volle breedte van de Wmo niet de enige oplossing is om de Wmo-uitgaven te beheersen. De eigen bijdrage zal de Wmo-uitgaven wel beperken, maar de stijgende lijn niet definitief doorbreken. Het aantal toekenningen van individuele Wmo-voorzieningen zal door deze voorstellen immers niet dalen. Dit laatste zal alleen mogelijk zijn door meer voorzieningen collectief vorm te geven en de verantwoordelijkheid van belanghebbende en zijn sociale

omgeving te stimuleren (de Kanteling). Een wijziging in de werkwijze en het beleid is een eerste noodzakelijke stap om tot deze kanteling te komen.

6.2 Aanbevelingen

De noodzakelijk geachte aanpassingen in de uitvoering en in het beleid individuele voorzieningen op een rij:

 Een gewijzigde werkwijze in onze uitvoeringspraktijk met ingang van 2011.

Invoering werkwijze de Kanteling binnen het Wmo loket.

 Een gekantelde verordening, beleidsregels en besluit met ingang van 1-1-2011

 Invoering van een eigen bijdrage voor alle individuele voorzieningen (uitgezonderd rolstoelen)

 Invoering van een plafondbedrag van € 45.000,= voor grote woningaanpassingen

 Invoering van grensbedrag van € 10.000,= voor toepassing van het verhuisprimaat

 Invoering van een vermogensdrempel bij overwaarde in de eigen woning van meer dan

€ 69.300,= voor woningaanpassingen boven € 10.000,=

 (Door)ontwikkelen van algemene voorzieningen en daarmee de uitvoeringskosten omlaag brengen.

 Invoering van legeskosten voor een Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en voor een Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) ter hoogte van:

o GPK met medisch advies € 177,50 o GPK zonder medische advies € 12,50

o GPP eenvoudig € 160,--

o GPP uitgebreid 100% van de aanlegkosten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3.1 Uitgangspunt 1: Hulp bij het huishouden is een integraal onderdeel van het landschap van zorg en ondersteuning voor Utrechters die ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen

Uit hoofde daarvan zijn aanbieders verplicht om huishoudelijke hulp aan te bieden van zodanige kwaliteit, dat wordt voldaan aan de eisen van verantwoorde zorg zoals omschreven in

ambulancezorg). Ook al zal er praktisch overlap tussen betrokkenheid van de bestuurders gaan bestaan. Bestuurlijke drukte wordt gecreëerd doordat er een extra GR in het leven geroepen

De Wmo 2015 laat, bij de beoordeling of een inwoner van een gemeente in aanmerking komt voor hulp en ondersteuning op grond van deze wet, geen ruimte om de eigen financiële

De gemeente Woerden beschikt niet over de inkomensgegevens van onze inwoners, maar naar schatting ligt bij 15-20% van de aanvragers voor huishoudelijke hulp het inkomen boven

• In beginsel wordt er rekening gehouden met de verweerder indien deze een natuurlijk persoon is en zijn woonplaats heeft in een ander taalgebied dan het taalgebied van

Daarnaast wordt een onvolkomenheid in de eigen bijdrage systematiek van pgb beschermd wonen gerepareerd en als laatste vindt er een technische wijziging plaats welke startdatum

Het waterbodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5717 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, 2009) en NEN 5720 (Strategie voor het