• No results found

Niet-contractuele aansprakelijkheid Unie voor fouten Europese Ombudsman · Maandblad voor Vermogensrecht · Open Access Advocate

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Niet-contractuele aansprakelijkheid Unie voor fouten Europese Ombudsman · Maandblad voor Vermogensrecht · Open Access Advocate"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Niet-contractuele aansprakelijkheid Unie voor fouten Europese

Ombudsman

Schending zorgvuldigheidsbeginsel en redelijke termijn altijd een voldoende gekwalificeerde schending?

M r . R . M e i j e r *

1 Inleiding

Het is vaste jurisprudentie dat handelingen van de instellingen van de Europese Unie (hierna: Unie) tot aansprakelijkheid kunnen leiden. Hetzelfde geldt voor handelingen van de lid- staten die in strijd zijn met het Unierecht. In het arrest Ombudsman/Lamberts heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) uitgemaakt dat een dergelijke niet-contractuele aansprakelijkheid ook geldt bij fouten gemaakt door de Europese Ombudsman (hierna:

Ombudsman).1

In een arrest van 4 april 2017 is het bestaan van een dergelijke aansprakelijkheid aangenomen. Het ging hier om een proce- dure die was aangespannen door Claire Staelen (hierna: Stae- len) in verband met fouten die door de Ombudsman zouden zijn gemaakt bij de behandeling van een klacht over het beheer door het Europees Parlement van een lijst met geschikte kan- didaten voor de functie van administrateur.2 Zowel het Gerecht als het Hof van Justitie komt tot het oordeel dat vol- daan is aan de vereisten voor aansprakelijkheid. Het Hof van Justitie is het echter oneens met de manier waarop het Gerecht invulling heeft gegeven aan het vereiste van de vol- doende gekwalificeerde schending.

Het arrest is niet alleen interessant omdat zowel het Gerecht als het Hof van Justitie tot Unie-aansprakelijkheid voor han- delingen van de Ombudsman concluderen, maar – vanuit het perspectief van het Nederlandse recht – met name ook vanwe- ge de overwegingen over de manier waarop invulling moet worden gegeven aan het vereiste van de voldoende gekwalifi- ceerde schending bij schending van het zorgvuldigheidsbegin-

* Mr. R. Meijer is advocaat bij Zippro Meijer Citteur te Amsterdam.

1. HvJ EU 23 maart 2004, C-234/02, Jur. 2004, p. I-2803, ECLI:EU:C:

2004:174 (Lamberts/Ombudsman).

2. HvJ EU 4 april 2017, C-337/15, ECLI:EU:C:2017:256 (Staelen/

Ombudsman).

sel alsmede bij schending van het beginsel van behandeling binnen een redelijke termijn. Aangezien het Hof van Justitie het uitgangspunt hanteert dat de voorwaarden voor de niet- contractuele aansprakelijkheid van de Unie en de voorwaar- den voor lidstaataansprakelijkheid in beginsel3 hetzelfde moe- ten zijn,4 heeft het arrest Staelen/Ombudsman daarmee ook relevantie voor de situatie waarin de Nederlandse overheid in strijd handelt met normen van Unierecht.

2 Feitelijke achtergrond

2.1 Feitelijk verloop voorafgaand aan de klacht bij de Ombudsman

Staelen was werkzaam als hulpfunctionaris bij het Europees Parlement. Op 2 maart 1999 werd een aankondiging voor een vergelijkend onderzoek (concours) geplaatst voor kandidaten voor de functie van Franstalige administrateurs. Dit concours werd georganiseerd door het Parlement en door de Raad van de Europese Unie. Staelen heeft deelgenomen aan de schrifte- lijke examens. Op 26 oktober 2000 heeft de voorzitter van de jury Staelen meegedeeld dat zij niet zou worden toegelaten tot de volgende examens omdat zij voor het schriftelijke examen te weinig punten had behaald. Nadat Staelen hiertegen zonder succes had geklaagd, is zij bij het Gerecht in beroep gegaan.

Het Gerecht heeft het besluit van de jury vervolgens nietig verklaard, waarop het Parlement opnieuw mondelinge exa- mens heeft georganiseerd, waaraan Staelen als enige kandidaat heeft deelgenomen. Dit heeft Staelen echter niet mogen baten.

Na eerst nog een klacht te hebben ingediend om de uitslag van het examen te krijgen, heeft zij op 18 augustus 2004 vernomen

3. Ondanks het uitgangspunt dat beide systemen van aansprakelijkheid (aansprakelijkheid van de Unie en lidstaataansprakelijkheid) parallel moeten lopen, zijn er in de praktijk toch wel verschillen te signaleren.

4. HvJ EU 5 maart 1996, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jur. 1996, p. I-1029 (Brasserie du Pêcheur en Factortame III), r.o. 42 en HvJ EU 4 juli 2000, C-352/98P, Jur. 2000, p. I-5291, NJ 2001/9 (Bergaderm), r.o. 41.

170 M v V 2 0 1 7 , n u m m e r 5 doi: 10.5553/MvV/157457672017015005004

(2)

dat haar naam niet op de lijst van geschikte kandidaten was geplaatst, omdat het totale aantal door haar verkregen punten lager was dan het aantal punten dat de als laatste op die lijst geplaatste kandidaat had behaald. Staelen heeft hierover wederom geklaagd bij het Europees Parlement en, na afwijzing van deze klacht, op 19 januari 2005 beroep tot nietigverkla- ring en schadevergoeding ingediend bij het Gerecht. Het Europees Parlement besloot haar naam vervolgens toch op de lijst van geschikte kandidaten te plaatsen. Daarop oordeelde het Gerecht dat het geen uitspraak meer hoefde te doen.

Ondanks plaatsing op de lijst werd Staelen uiteindelijk geen post aangeboden en ook het solliciteren door Claesen bij ver- schillende instellingen van de Unie leverde niets op.

2.2 Procedure bij de Ombudsman

Op 14 november 2006 heeft Staelen een klacht ingediend bij de Ombudsman over de manier waarop het Parlement de lijst van geschikte kandidaten heeft beheerd. De Ombudsman heeft een onderzoek geopend, welk onderzoek op 22 oktober 2007 heeft geleid tot een besluit waarin de Ombudsman tot de conclusie kwam dat geen sprake was van wanbeheer door het Europees Parlement. Na het besluit van 22 oktober 2007 heeft Staelen de Ombudsman een aantal brieven gezonden waarin zij melding maakte van fouten die hij zou hebben gemaakt bij de afronding van zijn onderzoek. Staelen heeft de Ombuds- man daarom gevraagd zijn onderzoek te heropenen. In zijn antwoord bevestigde de Ombudsman echter de conclusies waartoe hij was gekomen.

Daarna heeft ook een Europees parlementslid namens Staelen contact opgenomen met de Ombudsman met de vraag om zijn besluit te herzien. De Ombudsman werd hierbij verweten dat hij verschillende fouten zou hebben gemaakt, waaronder met name een verkeerde opvatting van de feiten door te stellen dat de lijst van geschikte kandidaten waarop de naam van Staelen voorkwam, ter beschikking van andere instellingen was gesteld. Staelen stelde ernstige schade te hebben geleden door fouten van de Ombudsman en verzocht om concrete voorstel- len om die schade te vergoeden. De Ombudsman heeft even- wel besloten dat de lopende onderzoeken niet behoefden te worden voortgezet. Daarop heeft Staelen een aansprakelijk- heidsprocedure aanhangig gemaakt bij het Gerecht.

3 Oordeel Gerecht

3.1 Schending zorgvuldigheidsbeginsel = voldoende gekwalificeerde schending

Het Gerecht komt tot het oordeel dat de Ombudsman onrechtmatig heeft gehandeld.5 In het kader van dit artikel is met name de redenering die tot dit oordeel heeft geleid inte- ressant. Het Gerecht zet eerst het juridische kader uiteen waarbinnen het handelen van de Ombudsman moet worden getoetst. Voor niet-contractuele aansprakelijkheid is vereist dat sprake is van onrechtmatigheid van de gedraging, werkelijk

5. GvEA 29 april 2015, T-217/11, ECLI:EU:T:2015:238 (Staelen/

Ombudsman).

geleden schade en causaal verband tussen de gedraging en de gestelde schade. Een gedraging is pas als onrechtmatig aan te merken indien er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt rechten aan par- ticulieren toe te kennen. Het Gerecht benadrukt dat wanneer de Ombudsman over een beoordelingsmarge beschikt, alleen een kennelijke en ernstige overschrijding van de grenzen van zijn beoordelingsbevoegdheid een voldoende gekwalificeerde schending vormt die tot aansprakelijkheid kan leiden.

Beschikte de Ombudsman daarentegen over een aanzienlijk beperkte of zelfs over geen beoordelingsmarge, dan kan de enkele inbreuk volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending vast te stellen.

De Ombudsman heeft een grote vrijheid bij het uitvoeren van zijn onderzoek. Op basis van de relevante bepalingen – in het bijzonder het statuut van de Ombudsman6 – beschikt de Ombudsman over een ruime beoordelingsmarge bij zijn beslis- sing om een onderzoek in te stellen en wat de omvang van dit onderzoek zal zijn. Deze beoordelingsmarge bestaat ook ten aanzien van de beoordeling of sprake is van gegrondheid van een klacht en het daaraan te geven vervolg.

Tegen de achtergrond van de zeer ruime beoordelingsmarge van de Ombudsman is de drempel voor het aannemen van een voldoende gekwalificeerde schending dus erg hoog. Toch is het Gerecht van oordeel dat een zodanige gekwalificeerde schending zich voordoet in de concrete situatie. Daarbij is bepalend dat de Ombudsman bij het uitoefenen van zijn beoordelingsbevoegdheid is gebonden aan de hogere regels van Unierecht, zoals onder meer neergelegd in het Handvest van de grondrechten (hierna: Handvest). Art. 41 van het Hand- vest betreffende het recht op behoorlijk bestuur bepaalt dat eenieder recht heeft op een behandeling die onpartijdig, billijk en binnen redelijke termijnen is. Daarbij geldt volgens vaste rechtspraak dat indien een instelling van de Unie over een rui- me beoordelingsbevoegdheid beschikt, het toezicht op nale- ving van de door de rechtsorde van de Unie in administratieve procedures verleende waarborgen van fundamenteel belang is.

Tot die waarborgen behoort met name de eerbiediging van het zorgvuldigheidsbeginsel, dat wil zeggen de verplichting voor de bevoegde instelling om alle relevante gegevens van het geval zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken.7 Het Gerecht over- weegt dat deze verplichting om zorgvuldig de feitelijke gege- vens te verzamelen noodzakelijk is om de ruime beoordelings- bevoegdheid van de Unie-instelling (hier: de Ombudsman) uit te oefenen. Dat is in het bijzonder het geval omdat de uitoefe- ning van de beoordelingsbevoegdheid slechts is onderworpen aan een rechterlijke toetsing die zich inhoudelijk beperkt tot het vaststellen van een kennelijke fout (voldoende gekwalifi-

6. Het betreft hier in het bijzonder art. 3 lid 1 van besluit 94/292 inzake het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt en art. 4.1, 5 en 9.2 van de uitvoeringsbepa- lingen die zijn vastgesteld door de Ombudsman krachtens art. 14 van het statuut.

7. HvJ EU 21 november 1991, C-269/90 (Technische Universität Mün- chen).

(3)

ceerde schending). Daarmee is de verplichting om in een con- creet geval alle relevante gegevens zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken voor de Unierechter een essentiële voorwaarde om te kunnen nagaan of de manier waarop invulling is gegeven aan de beoordelingsbevoegdheid voldoet aan alle juridische en feitelijke vereisten. Dit betekent dat het feit dat de Ombuds- man een beoordelingsmarge heeft bij het uitoefenen van zijn taak hem niet ontslaat van de verplichting om het zorgvuldig- heidsbeginsel in acht te nemen. Een en ander leidt het Gerecht tot de conclusie dat de Ombudsman niet over een beoorde- lingsmarge beschikt ten aanzien van de eerbiediging van het zorgvuldigheidsbeginsel. De loutere schending van het zorg- vuldigheidsbeginsel volstaat derhalve om het bestaan aan te tonen van een voldoende gekwalificeerde schending, aldus het Gerecht.

Het Gerecht is voorts van oordeel dat het zorgvuldigheidsbe- ginsel duidelijk beoogt particulieren te beschermen. Dat geldt ook voor de regels die van toepassing zijn op het onderzoek door de Ombudsman, aangezien deze bepalingen particulieren de gelegenheid geven klachten in te dienen over wanbeheer en op de hoogte te worden gesteld van de uitkom*sten van onder- zoeken die de Ombudsman instelt.

Op basis van het voornoemde toetsingskader komt het Gerecht tot het oordeel dat de Ombudsman in dit concrete geval in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbegin- sel. Deze strijdigheid heeft er met name mee te maken dat de Ombudsman niet had nagegaan wanneer en op welke wijze de opneming van de naam van Staelen op de lijst van geschikte kandidaten van het concours door het Parlement aan de ande- re instellingen van de Unie was meegedeeld.

3.2 Schending redelijke termijn = voldoende gekwalificeerde schending

Het Gerecht oordeelt verder dat de Ombudsman ook in strijd heeft gehandeld met het recht op behandeling van de zaak bin- nen een redelijke termijn – zoals gewaarborgd door art. 41 van het Handvest – door pas na vijf respectievelijk acht maanden te antwoorden op brieven van Staelen zonder daar enige recht- vaardiging voor te geven. De Ombudsman had in de procedu- re overigens ook erkend dat deze termijnen onredelijk waren.

Het Gerecht overweegt dat Staelen er recht op heeft dat haar verzoeken binnen een redelijke termijn worden behandeld en dat schending van die termijn een voldoende gekwalificeerde schending betreft van een rechtsregel die tot doel heeft parti- culieren rechten te verlenen en tot Unieaansprakelijkheid kan leiden.

4 Oordeel Hof van Justitie

4.1 Schending zorgvuldigheidsbeginsel ≠ voldoende gekwalificeerde schending

De redenering van het Gerecht in het arrest Staelen/Ombuds- man was dat er in de gegeven situatie geen sprake was van beoordelingsruimte. De Ombudsman heeft zich immers te

houden aan het zorgvuldigheidsbeginsel en heeft daarin geen beoordelingsruimte. Bij gebreke van de aanwezigheid van beoordelingsruimte volstaat dan de schending van het zorgvul- digheidsbeginsel als gekwalificeerde schending. Het Hof van Justitie wijst deze benadering nadrukkelijk van de hand en maakt duidelijk dat ook bij schending van het zorgvuldig- heidsbeginsel de enkele schending niet automatisch tot de aan- sprakelijkheid van de Unie kan leiden.

Het Hof van Justitie stelt voorop – met verwijzing naar het arrest Ombudsman/Lamberts – dat om uit te maken of het optreden van de Ombudsman een voldoende gekwalificeerde schending vormt, rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de functie van de Ombudsman.

Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de Ombudsman slechts een inspanningsverplichting heeft en dat hij over een ruime beoordelingsmarge beschikt. Dat laat onverlet dat er in uitzonderlijke gevallen sprake van kan zijn dat de Ombudsman de uitoefening van zijn taken op voldoen- de gekwalificeerde wijze heeft geschonden. De enkele schen- ding van het zorgvuldigheidsbeginsel is daarvoor echter niet voldoende. Er moet worden aangetoond dat de Ombudsman door niet met de vereiste zorg en omzichtigheid te handelen kennelijk en ernstig de grenzen heeft miskend die aan zijn beoordelingsbevoegdheid zijn gesteld. Daartoe moet rekening worden gehouden met alle elementen die de situatie kenmer- ken, waaronder de vraag of het zorgvuldigheidsgebrek kenne- lijk van aard is, of dat gebrek verschoonbaar is en of de conclu- sies die aan het onderzoek zijn verbonden niet-passend en onredelijk zijn. Het Hof van Justitie zet daarmee een streep door het oordeel van het Gerecht dat de minste schending van het zorgvuldigheidsbeginsel ipso facto een voldoende gekwalifi- ceerde schending vormt van dat beginsel. Het feit dat de taak van de Ombudsman is om wanbeheer van andere Unie-instel- lingen aan het licht te brengen – het Gerecht had hier waarde aan toegekend – maakt dit niet anders.

Het oordeel van het Hof van Justitie is op zichzelf in lijn met vaste jurisprudentie. Toch kwam het (onjuiste) oordeel van het Gerecht niet helemaal uit de lucht vallen. Het verwijst namelijk naar het arrest Schneider Electric, waarin door het Gerecht werd overwogen:8

‘Wanneer de aansprakelijk gestelde instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht te doen vaststaan (…). Hetzelfde geldt wanneer de verwerende instelling een algemene zorg- vuldigheidsplicht verzaakt (…).’ (curs. RM)

Het Hof van Justitie maakt in het arrest Staelen/Ombudsman echter heel duidelijk dat er geen ruimte is voor een benadering waarin een enkele schending zonder meer als voldoende

8. GvEA 11 juli 2007, ECLI:EU:T:2007:212, T-351/03, Jur. 2007, p. 2237 (Schneider Electric/Commissie), r.o. 117-118.

172 M v V 2 0 1 7 , n u m m e r 5 doi: 10.5553/MvV/157457672017015005004

(4)

gekwalificeerd wordt aangemerkt, ook niet als het om schen- ding van het zorgvuldigheidsbeginsel gaat. Dat is alleszins begrijpelijk. De redenering van het Gerecht zou immers afbreuk doen aan het vereiste van de voldoende gekwalificeer- de schending. De eis van voldoende gekwalificeerdheid zou daarmee een lege huls worden. De aan te leggen toets is juist of de schending in de gegeven omstandigheden voldoende ernstig is om als voldoende gekwalificeerd aan te kunnen merken.

Op het niveau van het te hanteren toetsingskader vertoonde de uitspraak van het Gerecht dus gebreken. Hierbij past wel de relativerende opmerking dat ook in de benadering van het Gerecht niet elke onregelmatigheid van de Ombudsman een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel oplevert. Dat was volgens het Gerecht slechts het geval met onregelmatigheden die tot gevolg hebben dat de Ombudsman niet in staat is om alle relevante elementen zorgvuldig en onpartijdig te onder- zoeken. In zoverre stelde het Gerecht ook nadere eisen aan de onregelmatigheid om te komen tot een schending die tot aan- sprakelijkheid kon leiden. Toch is dit een andere toets dan die moet worden aangelegd bij de voldoende gekwalificeerde schending. Het Hof van Justitie wijst erop dat de toets die het Gerecht aanlegt, verband houdt met de gevolgen die eventueel aan de vastgestelde onregelmatigheid moeten worden verbon- den, maar niet met de aard van het betrokken optreden noch met het voldoende gekwalificeerde karakter van de schending van het Unierecht waarin die onregelmatigheid tot uiting komt. Overigens is het Hof van Justitie van oordeel dat er in deze concrete situatie wel degelijk sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending, waardoor ook het Hof concludeert tot aansprakelijkheid, alleen dan met gebruikmaking van de correcte toetsingsmaatstaf.

4.2 Schending redelijke termijn ≠ voldoende gekwalificeerde schending

Aan het oordeel van het Gerecht over de schending van de redelijke termijn kleeft hetzelfde manco als aan het oordeel over de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Ook hier heeft het Gerecht ten onrechte de enkele schending gelijkge- schakeld met een voldoende gekwalificeerde schending. Daar- bij komt nog dat het Gerecht de voldoende gekwalificeerde schending van het Unierecht volgens het Hof van Justitie op geen enkele wijze heeft gemotiveerd, hetgeen een schending van wezenlijke vormvoorschriften betreft.

5 Voldoende gekwalificeerde schending en de rol van beoordelingsruimte: van sleutelbegrip naar

zwaarwegende factor

Voor zowel Unie- als lidstaataansprakelijkheid moet worden voldaan aan de criteria (1) dat de geschonden norm ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren, (2) dat er spra- ke is van een voldoende gekwalificeerde schending, en (3) dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze schen- ding en de geleden schade. Van deze drie Unierechtelijke aan- sprakelijkheidsvoorwaarden gaat de meeste aandacht over het algemeen uit naar het vereiste van de voldoende gekwalificeer-

de schending.9 De mate van beoordelingsruimte speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de voldoende gekwalificeer- de schending. In de jurisprudentie van het Hof van Justitie is echter een tendens waar te nemen waarin de rol van beoorde- lingsruimte bij het bepalen van de voldoende gekwalificeerde schending in de loop der jaren wat is verschoven van allesbepa- lend gezichtspunt naar een van de – weliswaar zwaarwegen- de – factoren. Het arrest Staelen/Ombudsman past in deze tendens. Alvorens hierop nader in te gaan, volgt hierna eerst een beknopt overzicht van de ontwikkeling van het vereiste van de voldoende gekwalificeerde schending in de jurispruden- tie van het Hof van Justitie.10

5.1 Ontwikkeling van de voldoende gekwalificeerde schending in de jurisprudentie

Het vereiste van de voldoende gekwalificeerde schending is oorspronkelijk tot ontwikkeling gekomen in de jurisprudentie over de aansprakelijkheid van de Unie.11 Daarbij is door het Hof van Justitie rekening gehouden met de beginselen die de rechtsordes van de lidstaten gemeen hebben. Hoewel er aan- zienlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten, heeft het Hof van Justitie aangenomen dat tegen de achtergrond van de in de lidstaten levende rechtsbeginselen de Unie slechts aansprake- lijk is voor de uitoefening van haar normatieve bevoegdheden, indien de betrokken instelling de grenzen van haar bevoegdhe- den kennelijk en ernstig heeft miskend.12 In het arrest Brasse- rie du Pêcheur is de voldoende gekwalificeerde schending ver- volgens getransponeerd naar de jurisprudentie over lidstaat- aansprakelijkheid.13 In het arrest Bergaderm, dat een zaak betrof over de aansprakelijkheid van de Unie (toen nog Gemeenschap), heeft het Hof van Justitie deze (in beginsel) gelijkschakeling van de Unierechtelijke aansprakelijkheids- voorwaarden bevestigd. Het Hof van Justitie heeft verschillen- de elementen genoemd die moeten worden betrokken bij het oordeel of in een concreet geval sprake is van een voldoende gekwalificeerde schendig bestaande uit een handeling die nor- matieve keuzes impliceert. Relevante gezichtspunten zijn onder meer de mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van

9. Hoewel de voorwaarden van rechten toekennen aan particulieren ook meer in de aandacht zijn komen te staan sinds het arrest Peter Paul. Dit arrest maakte duidelijk dat het ‘rechten toekennen aan particulieren’-ver- eiste soms stringenter werd uitgelegd door het Hof van Justitie dan voor- heen wel eens werd gedacht. Of dit daadwerkelijk een trendbreuk vormt of dat het de bijzondere omstandigheden van de zaak waren die het Hof van Justitie tot de strengere invulling van het vereiste van rechten toeken- nen aan particulieren brachten, is onderwerp van debat. In latere juris- prudentie valt namelijk weer de meer ruimhartige benadering te herken- nen, waarin er niet al te strenge eisen worden gesteld.

10. Vanzelfsprekend is dit beknopte overzicht verre van volledig en vallen er bepaalde nuanceringen aan te brengen.

11. HvJ EU 2 december 1971, C-5/71, Jur. 1971, p. 975 (Schöppenstedt).

12. HvJ EU 25 mei 1978, gevoegde zaken C-83/76, C-94/76, C-4/77, C-15/77 en C-40/77, Jur. 1978, p. 1209 (Bayerische HNL).

13. Het Hof van Justitie oordeelde daar dat de voorwaarden voor lidstaataan- sprakelijkheid en Unieaansprakelijkheid, behoudens bijzondere omstan- digheden die dit rechtvaardigen, niet mogen verschillen. In HvJ EU 4 juli 2000, C-352/98, Jur. 2000, p. I-5291 (Bergaderm) – dat een zaak betrof over de aansprakelijkheid van de Unie (toen nog Gemeenschap) – heeft het Hof van Justitie deze (in beginsel) gelijkschakeling van de Unierech- telijke aansprakelijkheidsvoorwaarden bevestigd.

(5)

de geschonden regel, de omvang van de beoordelingsmarge die de geschonden regel laat aan de Unie dan wel de lidstaat, en of een schending opzettelijk is begaan.14 In situaties zonder of met beperkte beoordelingsruimte was de gebruikelijke overwe- ging dat in dat geval de enkele inbreuk op het Unierecht reeds kan volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending te doen vaststaan.15

Oorspronkelijk leek er bij de Unierechtelijke aansprakelijk- heid daarom sprake te zijn van twee te onderscheiden gevalty- pen. Allereerst het gevaltype waarin er sprake is van beoorde- lingsruimte en de vraag naar de voldoende gekwalificeerdheid van de schending moet worden bepaald aan de hand van de voornoemde elementen. En daarnaast het gevaltype zonder de aanwezigheid van beoordelingsruimte, waarbij de voldoende gekwalificeerde schending is gegeven zonder dat naar andere gezichtspunten hoeft te worden gekeken.

5.2 Relativering van de rol van beoordelingsruimte In latere jurisprudentie vindt er echter een zekere verschuiving – of misschien is het beter te spreken van een verfijning – plaats. Dat was voor het eerst te zien in de jurisprudentie over lidstaataansprakelijkheid. In oudere jurisprudentie werden de voornoemde gezichtspunten (zoals de duidelijkheid van de geschonden norm en de vraag of de schending opzettelijk was begaan) alleen in de toetsing betrokken in het geval van beoor- delingsruimte. Als er echter geen beoordelingsruimte bestond – zoals in het geval van de verplichting een richtlijn tijdig te implementeren – volstond de enkele schending en was er geen noodzaak overige gezichtspunten te betrekken in de beoorde- ling.16 In latere jurisprudentie worden de gezichtspunten soms echter ook toegepast in de situatie waarin er geen beoorde- lingsruimte bestaat.17 In het arrest Haim overweegt het Hof van Justitie:18

‘(…) dat een enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht door een lidstaat een voldoende gekwalificeerde schending kan, maar niet noodzakelijkerwijs hoeft te vormen. (…) Om te bepalen of een dergelijke inbreuk op het gemeen- schapsrecht een voldoende gekwalificeerde schending vormt, dient de nationale rechter bij wie de schadevorde-

14. Andere gezichtspunten zijn of de rechtsdwaling verschoonbaar is en (in het geval van lidstaataansprakelijkheid) of het handelen van een Unie- instelling heeft bijgedragen aan de schending.

15. Zie bijv. HvJ EU 23 mei 1996, C-5/94, Jur. 1996, p. I-2553 (Hedley Lomas).

16. HvJ EU 8 oktober 1996, gevoegde zaken C-178/94, C-179/94, C-188/94, C-189-94 en C-190/94, Jur. 1996, p. I-4845 (Dillenkofer).

17. Zie bijv. HvJ EU 4 juli 2000, C-424/97 (Haim II), HvJ EU 28 juni 2001, C-118/00 (Larsy II) en HvJ EU 25 januari 2007, C-278/05 (Robins).

18. HvJ EU 4 juli 2000, C-424/97 (Haim II), r.o. 41-43.

ring aanhangig is, rekening te houden met alle elementen die de aan hem voorgelegde situatie kenmerken.’19 Deze ontwikkeling is nadien ook zichtbaar geworden in de jurisprudentie over Unieaansprakelijkheid. Zo verwoog het Gerecht in het arrest Medici Grimm:20

‘dat de Raad geen beoordelingsmarge had (…), volstaat evenwel niet om aan te nemen dat er in casu sprake was van een voldoende gekwalificeerde schending (…). In de tweede plaats moet namelijk nog rekening worden gehou- den met de ingewikkeldheid van de te regelen situatie, de moeilijkheden bij de toepassing of de uitlegging van de tek- sten, de mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van de geschonden regel en de vraag of de rechtsdwaling opzette- lijk of onverschoonbaar was.’

Ook in andere uitspraken zijn de elementen die voorheen lou- ter werden betrokken bij de aanwezigheid van beoordelings- ruimte toegepast in de situatie waarin er geen beoordelings- ruimte bestond voor de Unie-instelling. Kortom, voor de beoordeling van de vraag of een schending als voldoende gekwalificeerd valt aan te merken, komt het steeds aan op alle elementen die de situatie kenmerken. Daarbij is de aanwezig- heid van beoordelingsruimte een belangrijke, maar niet een exclusieve factor.

In het licht van de voornoemde tendens is het oordeel van het Hof van Justitie in de zaak Staelen/Ombudsman goed te begrijpen. Want zelfs als er geen sprake zou zijn van beoorde- lingsruimte – hetgeen bij het handelen van de Ombudsman (die wel over beoordelingsruimte bij het uitoefenen van zijn taken beschikt) overigens niet het geval is – moet met alle ove- rige relevante elementen rekening worden gehouden. In dit verband is het veelzeggend dat het Hof van Justitie in Staelen/

Ombudsman expliciet verwijst naar het voornoemde arrest Haim.

6 Betekenis voor het Nederlandse recht

De betekenis van het arrest Staelen/Ombudsman beperkt zich niet tot de (uitzonderlijke) situatie van Unieaansprakelijkheid voor handelen door de Europese Ombudsman. Het arrest is meer in algemene zin van belang voor de manier waarop invul- ling moet worden gegeven aan het vereiste van de voldoende gekwalificeerde schending en in het bijzonder bij schending van fundamentele normen zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het recht op een redelijke termijn.

19. Het Hof van Justitie vervolgt: ‘Die elementen zijn onder meer de mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van de geschonden regel, de vraag of al dan niet opzettelijk een schending is begaan of schade is veroorzaakt, de vraag of een eventuele rechtsdwaling al dan niet verschoonbaar is en de vraag of de handelwijze van een gemeenschapsinstelling heeft kunnen bij- dragen tot de vaststelling of de instandhouding van met het gemeen- schapsrecht strijdige nationale maatregelen of praktijken.’

20. GvEA 26 januari 2006, T-364/03, Jur. 2006, p. II-79 (Medici Grimm KG/Raad).

174 M v V 2 0 1 7 , n u m m e r 5 doi: 10.5553/MvV/157457672017015005004

(6)

Dit is voor de Nederlandse context relevant, aangezien de Unierechtelijke normen tevens van toepassing zijn in de situ- atie waarin Nederlandse overheidsinstellingen het Unierecht toepassen. Dit kan ook normen betreffen die weliswaar zijn neergelegd in het Nederlandse recht, maar een omzetting vor- men van het Unierecht. Als er in die situatie in strijd wordt gehandeld met Unierechtelijke normen, dan kan dit tot lid- staataansprakelijkheid leiden. Deze aansprakelijkheid zal dan moeten worden afgewikkeld met behulp van het Nederlandse recht, waarbij de voorwaarden voor lidstaataansprakelijkheid als ondergrens voor het aannemen van aansprakelijkheid fun- geren. Er mogen dus geen Nederlandse aansprakelijkheidsei- sen worden gehanteerd die een hogere drempel opwerpen voor het aannemen van aansprakelijkheid dan de Unierechtelijke voorwaarden. Een nationaal regime dat onder minder beper- kende voorwaarden aansprakelijkheid aanneemt, is daarente- gen wel toegestaan.21

Voor zover schending van het zorgvuldigheidsbeginsel bij- voorbeeld leidt tot vernietiging van een besluit, is het evident dat het Nederlandse stelsel in principe sneller tot aansprake- lijkheid zal leiden dan het Unierechtelijke systeem. Naar Nederlands recht staat met de vernietiging van het besluit de fout (in de zin van toerekenbare onrechtmatigheid) immers vast. Bij het oordeel van de bestuursrechter of er sprake is van schending van het Unierechtelijke zorgvuldigheidsbeginsel, met als gevolg dat er moet worden overgegaan tot vernietiging van het besluit, speelt het Unierecht uiteraard wel een rol.

Voor zover het zorgvuldigheidsbeginsel wordt geschonden bij ander handelen dan het nemen van besluiten (of het uitvaardi- gen van regelgeving), is deze snelle Nederlandse foutaanspra- kelijkheid niet van toepassing. In dat geval is het noodzaak om de Unierechtelijke ondergrens voor aansprakelijkheid (nog) beter in de gaten te houden. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij toezichthoudersaansprakelijkheid waarbij Unienor- men zijn betrokken.

7 Tot slot

Naar Unierecht valt de enkele rechtsinbreuk niet samen met een toerekenbare onrechtmatigheid. Daarvoor is nodig dat de schending voldoende gekwalificeerd is. Deze voorwaarde geldt ook bij schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en schen- ding van het recht op behandeling binnen een redelijke ter- mijn. Ondanks dat het Hof van Justitie een streep heeft gezet door de redenering van het Gerecht, illustreert het arrest Stae- len/Ombudsman wel weer dat zelfs uitspraken die op het eer- ste gezicht weinig betekenis lijken hebben voor de Nederland- se rechtsorde, wel degelijk van belang kunnen zijn voor het Nederlandse (aansprakelijkheids)recht.

21. HvJ EU 5 maart 1996, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jur. 1996, p. I-1029 (Brasserie du Pêcheur en Factortame III).

(7)

Nieuw: Masterreeks KEI

alle ins en outs rondom het procesrecht

- Webinar 1: Het digitale dossier mr. Menno Weij | 2 oktober 2017

- Webinar 2: Basis en maatwerk: de processtukken mr. Matthijs Ariëns | 2 november 2017

- Webinar 3: Basis en maatwerk: de zittingen en de regiefunctie van de rechter

mr. Hans Steenberghe | 15 november 2017

- Webinar 4: Incidenten, uitspraken, verzet en hoger beroep, overgangsrecht

mr. Steven Venhuizen | 30 november 2017

Ga naar www.boomjuridischopleidingen.nl voor meer informatie of gelijk inschrijven

www.boomjuridischopleidingen.nl

8 PO

(8)

Experts uit wetenschap en praktijk selecteren per rechtsgebied de

meest relevante uitspraken. Deze uitspraken worden voor u samengevat, gerubriceerd, voorzien van kort commentaar en doorzoekbaar gemaakt op de Updates-portalen. Daarnaast ontvangt u (twee)wekelijks een attendering om continu bij te blijven.

Ga naar www.proefabonnement.boomjuridisch.nl en meld u vandaag nog aan voor 2 maanden gratis toegang

RECHTSPRAAK UPDATES

GESELECTEERDE EN GERUBRICEERDE

JURISPRUDENTIE PER RECHTSGEBIED

(9)

WWW.TIJDSCHRIFTEN.BOOMJURIDISCH.NL DE ONLINE TIJDSCHRIFTENPOR TAL VAN BOOM JURIDISCH

bevat ruim 14.000 wetenschappelijke artikelen;

bestaat uit meer dan 30 tijdschriften;

houdt u op de hoogte met de gratis e-mailattendering

U kunt een abonnement nemen op één of meer tijdschriften, maar ook op de gehele portal (all-in).

Interesse in een all-in-abonnement of een langere proefperiode? Neem dan contact op met onze salesafdeling via sales@bju.nl of bel met 070-330 70 92.

(10)

MR. D.J. BEENDERS, MR. A.D. POLKERMAN EN MR. W. HOFSTEE

Finaliteit bij hoofdelijkheid? Een gewaarschuwd

mens telt voor twee 151

MR. M.J. JOURNÉE

Opnieuw beweging in de rechtspraak voor de benadeelden van de Groningse gaswinning Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017,

ECLI:NL:RBNNE:2017:715 158

MR. DRS. M. VAN KOGELENBERG Uitleg in commerciële verhoudingen naar Nederlands en Engels recht: de betekenis van

‘business common sense’ als gezichtspunt 164 MR. R. MEIJER

Niet-contractuele aansprakelijkheid Unie voor fouten Europese Ombudsman

Schending zorgvuldigheidsbeginsel en redelijke termijn altijd een voldoende gekwalificeerde

schending? 170

e-mail info@boomjuridisch.nl / website www.boomjuridisch.nl REDACTIE

Mr. A.G.F. Ancery, gerechtsauditeur bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr. M.F.M. van den Berg, trainer en adviseur Compliance en juridisch bij BergLegal te Tilburg, research fellow aan het Tilburg Institute for Private Law en het Amsterdam Centre for Insurance Studies

Prof. mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek te Amsterdam en bijzonder hoogleraar Corporate Litigation aan de Vrije Universiteit

Prof. mr. J.W.A. Biemans, hoogleraar Burgerlijk recht aan de Universiteit Utrecht

Mr. F. Damsteegt-Molier, raadsheer bij het Hof Den Haag Mr. drs. P.A. Fruytier, advocaat bij Houthoff Buruma te Amsterdam Mr. drs. M. van Kogelenberg, universitair docent bij het Molengraaff Insti- tuut voor Privaatrecht van de Universiteit Utrecht

Mr. R.D. Lubach, advocaat bij Nysingh te Arnhem

Mr. R. Meijer, advocaat bij ZIPPRO MEIJER CITTEUR te Amsterdam Mr. E.M. van Orsouw, partner bij Kennedy Van der Laan te Amsterdam Mr. B.M. Paijmans, advocaat bij Doelen Advocatuur te Utrecht, universi- tair docent bij het Molengraaff Instituut voor Privaatrecht van de Universi- teit Utrecht

Prof. mr. W.A.K. Rank, hoogleraar financieel recht aan de Universiteit Lei- den en advocaat en of-counsel bij NautaDutilh te Amsterdam

Mr. A.H. Scheltema, advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam Mr. M.L. Tuil, juridisch adviseur bij ING te Amsterdam

Mr. J.A. van der Weide, universitair hoofddocent aan de Universiteit Lei- den (hoofdredacteur)

Mr. R.J. van der Weijden, advocaat bij Stibbe te Amsterdam Mr. R.M. de Winter, senior jurist bij DNB

Mr. E.-J. Zippro, advocaat bij ZIPPRO MEIJER CITTEUR te Amsterdam VOOR AUTEURS

De redactie van MvV nodigt auteurs afkomstig uit praktijk en wetenschap uit artikelen in te sturen over voor MvV relevante onderwerpen.

Auteursrichtlijnen zijn te raadplegen en te downloaden via

http://tijdschriften.boomjuridisch.nl/tijdschrift/maandbladvermogens- recht/detail. Kopij kan per e-mail worden gezonden aan de redactiesecreta- ris van MvV, mevrouw E.J. Meiboom, e-mail: info@sweepingmaytree.com.

Alle artikelen in dit tijdschrift zijn peer-reviewed door experts binnen de redactie. Op verzoek van de auteur kan een single- of double-blind peer review plaatsvinden van het ingezonden artikel.

OPEN ACCESS-BELEID

Zes maanden na verschijning van het artikel staat het de auteur vrij om de definitieve pdf van zijn publicatie op het internet toegankelijk te maken.

Lees meer op www.boomjuridisch.nl/open_access. Boom juridisch gaat ervan uit dat de auteur akkoord is met de daar te vinden licentievoorwaar- den.

OPNAME IN DATABASE

Een auteur die een artikel voor MvV aanlevert, geeft de uitgever tevens een niet-exclusief recht het artikel geheel of gedeeltelijk op te nemen in de door Boom juridisch (al dan niet in samenwerking met derden) geëxploiteerde database(s).

ABONNEMENTEN

De abonnementsprijs bedraagt in 2017 €289 (excl. btw) voor een online abonnement en €394 (excl. btw, incl. verzendkosten) voor een plusabonne- ment. Met een online abonnement heeft u toegang tot het volledige online archief en ontvangt u een e-mailattendering. Met een plusabonnement ont- vangt u tevens de gedrukte exemplaren. Kijk op www.tijdschriften.

boomjuridisch.nl voor meer informatie.

Ga naar www.boomjuridisch.nl om een abonnement af te sluiten. Heeft u vragen over de abonnementen? Neem dan contact op via tijdschriften@

boomdistributiecentrum.nl of via 0522-23 75 55.

Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan. Valt de aanvang van een abonnement niet samen met het kalenderjaar, dan wordt over het reste- rende gedeelte van dat jaar een evenredig deel van de abonnementsprijs in rekening gebracht. Het abonnement kan alleen schriftelijk tot uiterlijk 1 december van het lopende abonnementsjaar worden opgezegd. Bij niet- tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch voor een jaar ver- lengd.

ADVERTENTIES

Voor het plaatsen van een advertentie in dit tijdschrift kunt u contact opnemen met Capital Media Services BV, tel. 024-3607710, e-mail mail@capitalmediaservices.nl.

ISSN 1574-5767 MAANDBLAD VOOR VERMOGENSRECHT

MvV 2017, p. … FORMULE

Maandblad voor Vermogensrecht (MvV) behandelt maandelijks de ont- wikkelingen op het gebied van het nationale en internationale vermogens- recht, in het bijzonder het goederen- en verbintenissenrecht, het overeen- komstenrecht, onrechtmatige daadsrecht, faillissementsrecht, executie- en beslagrecht en zekerheidsrechten. De redactie stelt zich ten doel om bon- dig, actueel, praktijkgericht en compleet te zijn.

OPZET

MvV kent een vaste opzet bestaande uit een (verdiepend) hoofdartikel en drie bijdragen die signalerend dan wel kort beschouwend van aard zijn. Eén keer per jaar verschijnt MvV als Proefschriftennummer (nr. 1) en één keer per jaar als Themanummer (nr. 7/8).

(11)

Z E V E N E N T W I N T I G S T E J A A R G A N G • 2 0 1 7 • N R . 5

MvV

Finaliteit bij hoofdelijkheid? Een gewaarschuwd mens telt voor twee Mr. D.J. Beenders, mr. A.D. Polkerman en mr. W. Hofstee

Hoofdelijkheid kan het bereiken van een schikking met een finaal karakter voor een individuele (hoofdelijke) schuldenaar compliceren, specifiek in geval van zogenoemde massaschadeclaims. Een individuele schikking met een schuldeiser raakt regresvorderingen van de overige hoofdelijke schuldenaren op de schikkende schuldenaar in beginsel niet. De auteurs beschrijven hoe een schikkende schulde- naar ook finaliteit in deze regresverhouding kan trachten te bevorderen en zij geven diverse wenken in dit verband die in de praktijk mogelijk van pas komen.

Opnieuw beweging in de rechtspraak voor de benadeelden van de Groningse gaswinning. Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715 Mr. M.J. Journée

De Rechtbank Noord-Nederland maakt in haar vonnis van 1 maart 2017 een uitzondering op het uitgangspunt dat voor toekenning van immateriële schade bij

‘zuivere’ persoonsaantastingen sprake dient te zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De benadeelden van de Groningse gaswinning kunnen derhalve voor vergoeding van immateriële schade in aanmerking komen zonder dat sprake is van geestelijk letsel.

Uitleg in commerciële verhoudingen naar Nederlands en Engels recht: de betekenis van ‘business common sense’ als gezichtspunt

Mr. drs. M. van Kogelenberg

In deze bijdrage bespreekt de auteur de Nederlandse uitspraak Parkking Ontwikkeling B.V. c.s./Alberts q.q. en de Engelse uitspraak Wood v Capita Insurance Services, respectievelijk gewezen door de Hoge Raad en het Supreme Court. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de vraag of, en zo ja in welke mate, in uitlegkwesties in professionele, commerciële verhoudingen rekening gehouden wordt met ‘zakelijke logica’, ofwel ‘business common sense’. Met andere woorden:

kent de rechter gewicht toe aan het argument dat het vanuit commercieel oogpunt onwaarschijnlijk is dat een van beide partijen een bepaalde uitleg heeft voorge- staan?

Niet-contractuele aansprakelijkheid Unie voor fouten Europese Ombudsman.

Schending zorgvuldigheidsbeginsel en redelijke termijn altijd een voldoende gekwalificeerde schending?

Mr. R. Meijer

In het arrest Staelen/Ombudsman heeft het Hof van Justitie geoordeeld over de aansprakelijkheid van de Europese Ombudsman. Het arrest is interessant vanwege de overwegingen over het vereiste van de voldoende gekwalificeerde schending. Dit heeft ook betekenis voor de situatie waarin de Nederlandse overheid in strijd han- delt met het Unierecht.

MvV_2017_15_05_omslag.indd 1-1 14-Jun-17 15:51:53

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als een stuk aan order of aan toonder is gesteld, dan gelden ingevolge de HR-uitspraak in alle gevallen (dus ook bij een aan toonder of order gestelde verzekeringspolis of

Gelet op met name het laatste deel van deze overweging zal juist bij gevallen waarin de vraag is of een vordering feitelijk kansloos is, het fundamentele karakter van het recht op

In feite betekenen contractuele aansprakelijk- heidsvervaltermijnen volgens de Raad van Arbitrage voor de Bouw niet meer dan dat de schuldenaar niet aansprakelijk is voor

29 Indien deze schikking was ingegeven door een rechtsprekende fout van de arbiters die het voorwerp kan zijn van een vernietigingsprocedure, en als gevolg van die schikking

Verder overwoog de Hoge Raad dat voor zover de curator bij zijn taakuitoefening niet is gebonden aan regels, hem in beginsel ruime beleidsvrijheid toekomt.. In die situatie dient

De voorbereidingen voor dit themanummer waren echter reeds in volle gang toen de coronacrisis zich aandiende, en aangezien de viering van 75 jaar vrijheid een feit van grote

Daar voegde de Hoge Raad in zijn arrest van 29 mei 2015 14 aan toe dat bij de vraag of en in welke mate de advocaat de cliënt dient te informeren over en te waarschuwen voor een

14 Tot slot, Schild stelt in zijn recensie dat ik niet veel ruimte laat voor het menselijk tekort van de wetgever, maar zet daarmee de uitvoerige parlementaire geschiedenis uit de