Ongeïdentificeerd (4). De strijd van christenen tegen Saracenen (fragment Alba Julia)

(1)

editie A. Hübner

bron

Ongeïdentificeerd (4). De strijd van christenen tegen Saracenen (fragment Alba Julia). In: Instituut voor Nederlandse Lexicologie (samenstelling en redactie), Cd-rom Middelnederlands. Sdu

Uitgevers/Standaard Uitgeverij, Den Haag/Antwerpen 1998.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ong007ahub01_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

(2)

tegen Saracenen (fragment Alba Julia)]

Complex A1

(3)

250 Hordijt ghi ver[n/m(?)...]

Mamet [moette...ien]

Ende alle die quadien.

Dor uwen willen sta[ken ac]hter 5 Dies ic nv hebbe la[chter]

[D]ie goet waren [ende getrouwe]

Dies ic hebbe rou[we]

Mijn verwat[en] mahoe[n]

[Sprac die coninc] sy[na]goe[n]

10 [Mag..keren n...]

[Ghinc tot...gemeenlike]

Complex A2

Dais iamm[er] ende scade g[r]ot Doe dat [ogier h]orde

Noopti metten worde 15 Tgoede perd gemeine

Ende [w]ac tswt corteine Gal[iante] hi so sm[ee]t D[at h]ine toten gordele sp[lee]t Daer na [s]louchi guwa[..e.herde]

20 [Dat m]an ende paert vel ter erde [Daer die kerstine.. m]ede toren [Menich paien wel] geboren

Complex A3

Ongeïdentificeerd (4). De strijd van christenen tegen Saracenen (fragment Alba Julia)

(4)

[...]de den here ogier [...]le die [..]

25 Hadde geseit ten he[re] sijn DOe dat ogier verstoet wert hi wel na al verwoet

Ende seide bi den hemelscen drochtijn Eer si mi maken sarracijn.

30 S[alic har] eer .[v]

^M

. doen steruen.

Wa[n]t si kerstine wanen onteruen.

Do [rie]p monioie ogier Te hem quam van baiuier

Complex A4

Espers[a]nt [...ti/ci/co/to(?)]en 35 Makalijn [wat sul]wi doen

Ons begeeft [al] mahoen.

Dat moge[n wi] wel sien.

Siet hoe [s/f(?)....] vlien.

Die ons [hare quam]en te stride.

40 Want die [....] met nide.

Striden d[i ma]ch men sien.

Siet hoe [m]eni[ch] paien.

Vliet ouer [den berch] te dale.

It duchte dat wi altemale.

Complex B1

45 [Had]s rouwe ende toren Danemont seide da[t m.... h]oren Gaet te rade ed[ele baroene]

Siet watter nu mede sta[e]t te doene.

Doe gingen in ene kemenade.

50 .X. vanden hoochsten te rade

Doen was sufflier ende [aga]lant.

(5)

252 Ende boudifeer ende galerant.

Ende mibrien ende cadulant.

Ende iostamant ende balant.

55 Ende burbulant ende ryoen.

Ende andre hoge baroen.

Complex B2

D[...]

Seide m[...]

[.]dom[...]

60 Dat [s]ijt al he[b....ge...n]

Den toren entie stade groot.

Si werde[n] oec gewijst ter doot.

Doe da[t] ho[rd]e ryoen.

Spra[c] hi bi mahoen.

65 Ghi sult liegen sufflier.

Alwerdi[ch] noch also fier.

Doe dat horde galerant.

Entie soudaen cadulant.

Complex B3

70 Hi neder ter [er]den spranc.

Van der couder fonteinen h[i] dranc Doe gedronk[en hadd]e [di]e h[ere]

[S]ach hi [uo]gle[....]e [E]n [uant] enen sc[...]

75 Daer wert ginc hi ende [...]

Datter [w]onder do[....c]h [Teerst dat] h[...]

Complex B4

[...hoof]t s[o] was [t]e sple[d/t(?)]e[n]

Dat [hi liet die t]ande b[l]icken 80 [R...dreef]

Also ons die bouc bescreef Eer dat hi vernam

Ongeïdentificeerd (4). De strijd van christenen tegen Saracenen (fragment Alba Julia)

(6)

Dat h[i] in barbaestre quam

Ende als [ver]n[am]en die sarracine.

85 [den do]den [m]et [dodie wine]

[Vrageden] si hem wie die [do]de w[e]re [Hi dede hem] lieden op[enbare]

[Dat...] was die [here]

[Dat volc ... s]ere

Complex C1

90 En [...]

Ende stakene [dor ....]

[D... dor thooft]

[B...viel] int [s]ant.

[...n]t.

95 [En]en andien [...sc]ijn [..t] hi doen m[...s]nien fijn H[e]m .iij. hi daer [t]leuen nam Des dr[oefde m]enich kerstin man Daer na so [he]eft die coninc [.]s[.]eit 100 ha[rde dese t]ale [geseit]

Hi seide met [....] moede

Ic sal baden [ind]er kerstine bloede Noch heden dat swert mijn

Complex C2

Do[en]e was [oec ..l]adijn 105 Ende menich ander sarracijn

[Eioel] vw[oe]dde ende d[am]istant Ende na[m]eit ende [.a]d[ili/in(?)]ant Swoeren si sou[d]ene [wr]eken Hoe quaet wa[...]

110 Die si pensden [e...en].

God die ons ge[w...e].

Moete die kerstine bewaren.

S[i cam]en met so gr[o]te [scaren]

Die [felle] quade [paien]

(7)

254 115 [God moette] vermaledien [Want daer] camere so vele [D...iec] vten spele.

Complex C3

Ic wist oec wel eer hijt mi seide.

Bi mire man waerheide.

120 Hen es die helt van kerstin uolke niet Dat ghi hier ten stride siet

Kerstin nes hier n[och] niet comen.

Waren .iij. coningen [hebic hi/e(?)]er vernomen.

Ende .xxxij. g[raven ende .x]xvij. hertogen.

125 Nv mict of [si...]ogen.

Wel connen ende ten stride.

Oec [kl.]sun wer[.] an haer zide.

[.]

^M

man.

[E]lc den strijt wel houden can.

130 [D]at sciint onsen lieden wel.

Want die coninge sijn herde snel.

Complex C4

Ende mares ende brayhaerde.

Dat si comen metter vaerde.

Of si kerstine willen slaen.

135 Vare wech ende haesti zaen.

Doe noopte rohaert tpaert met sporen.

Ende reet den wech voren Saen hi vernam

Dat hi te fursine quam 140 Teerst dattene die paien sach

Ombooti hem goeden dach Hi seide [c]oninc fursijn Biden voget apolijn Omme v sent mi damistant.

Complex D1

145 Die .v

^M

. por[reden...]

Kerstine mogen hem wel ontsien.

Ongeïdentificeerd (4). De strijd van christenen tegen Saracenen (fragment Alba Julia)

(8)

Daer so meni[ch] paien.

Vp hem lieden comt gram.

Ogier die edel man.

150 Hilt corteinen alt[oo]s g[eree]t.

So wien hire mede smeet.

Bleef gewont ofte doot

Onse liede wrochten grote moort Aym(?) entie neuen sijn

155 Verslougen menigen sarracijn.

Dor helme ende d[o]r staelhoede.

Si vochten met s[t]outen moede Binnen dien hadde die denois

Complex D2

Die bisscop noopte [t]er vaert.

160 Met s[po]ren dat go[ed]e paert Sere hi[jt m]et spore[n sm]eet.

Mo[nuc.]e hi reet

In sij[n ge]moet quam waerlike.

Kerstine hen [...]en[.] van coninge[.] rike.

165 Kerstine [hadde z]aen vernomen.

Den bissc[op] met haesten iegen hem comen.

Van verre hietene kerstine bide.

Ende al met staden riden.

Teerst datten die bisscop [verna]m.

170 Queddi den edelen man.

Doe seide die coninc fijn Bisscop wat doen die liede mijn

Complex D3

Brumont [...]

[S...go...]

175 [Ende ..hi ...]

[O...] dese se[... die coninc v...]

D[a]t si ha[estelik]e ten str[ide quam]en S[i] porde[n doe sijt] vern[amen]

Ende [k... s]ide

(9)

256 180 Die g[oet waren ten stride]

N[u k...en stri..]

[dien...]

M[akalijn was herde gram]

Dat hi so grote scade [nam]

185 Inden strijt hi voren reet Enen lombaert [hi so smeet]

Complex D4

Ende vincne met [E]h[....]

Doe [wert a]ym sere o[n]sta[en]

Va[n vio[..d]en zone sijn 190 [Ende van m]enigen sarracijn.

[.]s[e/ere(?) w/re/ro(?)]e[...]ay [T]e hem [quam die] go[e]de t[u]rpijn [D]oe h[i....]d[... sach so] g[root]

[...enis ende...ot]

195 [Re/Ar(?)]nout [ende....]

Ghe[. ende ....]

[...]

W[..i]e[r ende m]ylo[..]

V[u]euoen ende [g...]ijn

Ongeïdentificeerd (4). De strijd van christenen tegen Saracenen (fragment Alba Julia)