• No results found

E.H. ter Kuile, Twente · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "E.H. ter Kuile, Twente · dbnl"

Copied!
343
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E.H. ter Kuile

bron

E.H. ter Kuile, Twente. Gijsbers & Van Loon, Arnhem 1971 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kuil005prov01_01/colofon.php

© 2011 dbnl / erven E.H. ter Kuile

i.s.m.

(2)
(3)

Lijst der meest-aangehaalde werken met opgave der gebezigde verkorte titels.

VOLLEDIGE TITELS.

VERKORTINGEN.

A

.

J

.

VAN DER AA

. Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, Gorinchem 1839-1851.

VAN DER AA

.

G

.

BROM

. Regesten van oorkonden betreffende het Sticht Utrecht 694-1301.

Utrecht 1908.

BROM

.

Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel, 1ste serie dln. I-X

BIJDRAGEN

.

(1874-1890), 2de serie dln. I-IV (1894-1907).

G

.

DUMBAR

. Analecta. Deventer 1719-1722.

DUMBAR

,

ANALECTA

.

J

.

GEERDINK

. Eenige bijdragen tot de geschiedenis van het archidiaconaat en aartspriesterschap Twente. Vianen 1895.

GEERDINK

.

J

.

G

.

C

.

JOOSTING

en

S

.

MULLER

. Bronnen voor de geschiedenis der kerkelijke

JOOSTING

-

MULLER

.

rechtspraak in het bisdom Utrecht in de Middeleeuwen. 's-Gravenhage

1906-1924.

J

.

KALF

. De Katholieke kerken in Nederland. Amsterdam 1906.

KALF

.

G

.

J

.

TER KUILE

. Geschiedkundige aanteekeningen op de havezathen in Twenthe. Almeloo 1911.

TER KUILE

,

HAVEZATHEN

.

G

.

J

.

TER KUILE

. De Twentsche watermolens. Almeloo 1922.

TER KUILE

,

WATERMOLENS

.

(4)

S

.

MULLER

en

A

.

C

.

BOUMAN

.

Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, deel I. Utrecht 1920-1925.

MULLER

-

BOUMAN

.

W

.

NAGGE

. Historie van Overijssel. dl. I.

uitg. J. Nanninga Uitterdijk 1908, dl. II uitg. F.A. Hoefer 1915.

NAGGE

.

Overijsselsche Almanak voor oudheid en letteren, 1836-1855.

OV

.

ALMANAK

.

(5)

VOLLEDIGE TITELS.

VERKORTINGEN.

W

.

PLEYTE

. Nederlandsche oudheden.

Leiden 1877.

PLEYTE

.

P

.

C

.

BLOYS VAN TRESLONG PRINS

. Genealogische en heraldische

PRINS

.

gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Overijssel. Utrecht 1925.

J

.

W

.

RACER

. Overijsselsche Gedenkstukken 1781-1797.

RACER

.

Register van Overijsselsche oorkonden, Zwolle 1873-1893.

REG

.

OV

.

OORK

.

L

.

A

.

J

.

W

.

SLOET

. Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen.

SLOET

.

C

.

J

.

SNUIF

. Verzamelde Bijdragen tot de geschiedenis van Twenthe, uitgegeven door M.G. Snuif, Amsterdam 1930.

SNUIF

.

Tijdrekenkundig register op het

oud-provinciaal archief van Overijssel.

Zwolle 1857-1874.

TIJDR

.

REG

.

Verslagen en mededeelingen der vereeniging tot beoefening van

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

.

Overijsselsch Regt en Geschiedenis.

Zwolle 1860-heden.

(6)

Voorbericht.

De bij Koninklijk Besluit van 26 April 1933, no. 13, gereorganiseerde Rijkscommissie voor de Monumentenzorg heeft mede in opdracht het samenstellen en uitgeven van een beschrijving van alle in Nederland aanwezige monumenten van geschiedenis en kunst, dagteekenend van vóór 1850.

Op de vroeger verschenen deelen, gewijd aan de Baronie van Breda, de gemeente Maastricht en de Bommelerwaard, kan zij thans een beschrijving laten volgen van de monumenten in Twente, die in hoofdzaak is geschied volgens een in 1904 vastgestelden en in 1918 eenigszins gewijzigden leiddraad. In dit boek zijn behandeld:

a. alle bestaande aardwerken, bouwwerken en onderdeelen of overblijfselen daarvan, dagteekenend van vóór 1850 en in eenig opzicht van belang uit een oogpunt van kunst of geschiedenis; b. alle voorwerpen, die aan de onder a genoemde voorwaarden voldoen en op eenige wijze met zulk aard- of bouwwerk in verband staan. Voorts is rekening gehouden met openbare en particuliere verzamelingen, met dien verstande, dat slechts de belangrijkste voorwerpen hieruit, die in eenig verband staan tot de behandelde streek, beknopt zijn beschreven en de overige alleen naar categorieën zijn opgesomd.

Het doel der monumentenbeschrijving is den helaas reeds zoozeer verarmden en nog steeds slinkenden kunstschat, ons nagelaten door het voorgeslacht, althans in woord en beeld zoo getrouw en zoo volledig mogelijk te bewaren. Samenvattende kunsthistorische beschouwingen zijn voor dit doel niet noodig en daarom in dit boek vermeden.

De opgave van literatuur is beperkt tot die werken, welke bij de samenstelling der beschrijving met vrucht zijn geraadpleegd.

Onderzoek in archieven heeft niet plaats gehad.

Oude afbeeldingen zijn slechts vermeld, voor zoover zij voor vroegere toestanden van een monument van belang zijn.

Bij de spelling van aardrijkskundige namen is de door het Aardrijkskundig Genootschap uitgegeven ‘Woordenlijst’ gevolgd.

De gemeenten zijn, evenals hun onderdeelen, alfabetisch gerangschikt. De volgorde der monumenten is aldus:

Voor- en vroeghistorische en Romeinsche oudheden.

De monumenten der middeleeuwen en daarop volgende tijden, ingedeeld volgens de groepen:

verdedigingswerken;

bruggen, sluizen, pompen, grenssteenen e.d.;

wereldlijke openbare gebouwen;

kerkelijke gebouwen;

(7)

gebouwen van liefdadigheid, wetenschap, onderwijs;

particuliere gebouwen;

musea, particuliere verzamelingen.

Kortheidshalve is de dateering gemeenlijk aangegeven door een eeuwcijfer, zoo noodig gevolgd door A of B ter aanduiding van de eerste of tweede helft der eeuw of door a, b, c, of d, om een der vierendeelen van de eeuw aan te duiden.

De aanduidingen ‘rechts’ of ‘links’ zijn in subjectieven zin gebruikt, behalve ten aanzien van wapens, waar zij in heraldischen, objectieven zin moeten worden opgevat.

De afbeeldingen naar teekeningen, welke in den tekst zijn opgenomen, geven alle den toestand weer, zooals die tijdens de opneming werd aangetroffen. De opmetingen zijn met groote zorgvuldigheid verricht, zoodat voor de nauwkeurigheid der daarop berustende teekeningen kan worden ingestaan. De oorspronkelijke teekeningen, bewaard in het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, zijn gemeenlijk op de schaal 1:100, behalve de détails, die op de schalen 1:10 of 1:20 zijn vervaardigd. Voor de reproductie zijn zij verkleind: de plattegronden en doorsneden tot de schaal 1:350, en de details tot de schaal 1:50. De eenige uitzondering hierop vormen de teekeningen van de boerderij ‘de Waarbeek’, waarvan de plattegronden, doorsneden en gevels (afb. 11, 12) op de schaal 1:400 en een detail (afb. 13) op de schaal 1:20 zijn geteekend.

Het boek is bewerkt door Dr.

E

.

H

.

TER KUILE

, thans commies aan het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, die de beschrijving in 1930 samenstelde naar de gegevens, die hij in het voorjaar en den zomer van dat jaar had verzameld. Onder toezicht van het lid der Rijkscommissie, Dr.

J

.

KALF

, werd de tekst in den winter van 1933-1934 op verscheiden punten herzien. Tenzij anders is vermeld, geeft de beschrijving niettemin den toestand in 1930 weer. De beschrijving der schilderijen op de huizen Nijenhuis en Weldam is te danken aan de heeren Jhr. Mr. Dr.

E

.

A

.

VAN BERESTEYN

, Dr.

H

.

SCHNEIDER

en Mr.

A

.

STARING

; die van de schilderijen op Huis Almeloo aan beide laatstgenoemde heeren, die op den Oosterhof aan Dr.

H

.

SCHNEIDER

, en die op Twikkel aan Mr.

A

.

STARING

. De beschrijving der schilderijen van de St.

Plechelmuskerk te Oldenzaal berust op aanteekeningen van wijlen Dr.

C

.

HOFSTEDE DE GROOT

. De registers zijn samengesteld door Mevrouw

TER KUILE

-

DE KANTER

en den schrijver.

In 1930 werd een aanvang gemaakt met het opmeten en fotografeeren der monumenten. Dit werk eischte veel tijd en werd eerst in 1934 voltooid.

De teekeningen van de St. Plechelmuskerk te Oldenzaal (afb. 18-21) zijn

vervaardigd door den architect aan het Rijksbureau

A

.

L

.

OGER

, die van de boerderij

de Waarbeek (afb. 11-13) door den architect

J

.

JANS

te Almeloo, die van het huis

Twikkel, waarvoor gebruik is gemaakt van op het Rijksbureau berustende opmetingen

uit het laatst van de vorige eeuw, alsmede de

(8)

teekening naar een gevel te Oldenzaal (afb. 22), door den bouwkundig-ambtenaar 2de klasse aan het Rijksbureau

E

.

A

.

CANNEMAN

. Overigens zijn alle teekeningen van de hand van den bouwkundig-ambtenaar 1ste klasse aan het Rijksbureau

W

.

A

.

HEMSING

.

Met uitzondering van de foto's pl. XXIII, no. 1 en 2, die door den fotograaf

A

.

FREQUIN

te 's-Gravenhage, en de luchtfoto pl. LXV, no. 1, die door de Militaire Luchtvaartafdeeling te Soesterberg werd gemaakt en ter beschikking gesteld, zijn nagenoeg alle foto's gemaakt door de bouwkundig-ambtenaren 1ste klasse aan het Rijksbureau voor de Monumentenzorg

J

.

P

.

A

.

ANTONIETTI

en

W

.

A

.

HEMSING

.

Om verschillende redenen zijn de in autotypie weergegeven fotografieën bij elkander achter den tekst geplaatst en niet, als in de vorige deelen, daartusschen.

Hierdoor werd het mogelijk den tekst met de lijncliché's op duurzaam papier te drukken, en niet op het vergankelijke kunstdrukpapier. Op deze wijze zijn 1000 exemplaren gedrukt; een vijftigtal exemplaren, bestemd voor archieven en openbare boekerijen, is op papier van zeer groote duurzaamheid gedrukt, dat echter te kostbaar is om voor de geheele uitgaaf te worden gebezigd.

Tenslotte dient een woord van erkentelijkheid te worden gericht tot de autoriteiten en particulieren, die bereidwillig den schrijver en de ambtenaren van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg in staat stelden gebouwen en voorwerpen te bestudeeren, op te meten en te fotografeeren, en zij ook dankbaar gewag gemaakt van de

inlichtingen en den raad, waarmede verschillende belangstellenden den schrijver ter zijde stonden.

's-Gravenhage, Augustus 1934.

De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg:

J.A.G. VAN DER STEUR, Voorzitter, KALF, Secretaris.

(9)

Inleiding.

NAAM. Gewoonlijk wordt aangenomen, dat de naam ‘Twente’ in het eerste lid het telwoord ‘twee’ bevat, en daarmee is samengesteld op overeenkomstige wijze als

‘Drente’ van ‘drie’ moet zijn afgeleid. Volgens de gangbare meening moet ‘Twente’

bovendien in verband worden gebracht met een volksstam, welks naam een vorm van het telwoord ‘twee’ bevat, namelijk de ‘Tubantes’, die volgens de klassieke schrijvers tusschen de Lippe en Friesland werden aangetroffen. Deze ‘Tubantes’

houdt men algemeen voor dezelfden als de ‘cives Tuihanti’, die op twee in Engeland gevonden altaarsteenen uit den tijd van keizer Severus Alexander (222-235) worden vermeld.

Literatuur over een en ander:

W

.

PLEYTE

, Nederlandsche Oudheden, Overijsel blz.

9 plaat V;

A

.

W

.

BYVANCK

, Excerpta Romana blz. 107, 256, 279, 374, 549, 550, 563, 566, 567, 568;

H

.

J

.

HOLWERDA

, Nederlands vroegste Geschiedenis (1925) blz. 119;

A

.

J

.

KROM

, De populis Germanis antiquo tempore patriam nostram incolentibus (diss.), blz. 19, 20, 21, 22, 28;

A

.

RIESE

, Das Rheinische Germanien in den antiken Inschriften n

os

. 1855 en 2440; ‘Eigen Volk’, III blz. 104, 105; ‘Nomina Geographica Neerlandica’ I. blz. 130, III. blz. 361; ‘Onze Taaltuin’ I. blz. 84-86.

GRONDGEBIED. Twente is een deel van de provincie Overijsel. Het gebied, dat in dit werk wordt behandeld, valt vrijwel nauwkeurig samen met het voormalig drostambt Twente uit den tijd der late middeleeuwen en van de Republiek. Aan de Noord- en aan de Oostzijde grenst Twente aan Duitschland, aan de Zuidzijde aan Duitschland en de provincie Gelderland. De Westzijde van Twente paalt aan het Overijselsch kwartier Salland, en wel aan de daarin gelegen gemeenten Ambt-Hardenberg, den Ham, Hellendoorn en Holten. In Twente liggen de gemeenten Almeloo, Ambt-Delden, Borne, Delden, Denekamp, Diepenheim, Enschede, Friezenveen, Goor, Haaksbergen, Hengeloo, Losser, Markeloo, Oldenzaal, Ootmarsum, Rijsen, Tubbergen, Weerseloo en Wierden.

PRAEHISTORIE. Wanneer men de vondsten van bewerkte vuursteen e.d. buiten beschouwing laat, zijn de oudste sporen van menschelijke bewoning afkomstig van het volk der ‘klokkebekercultuur’, dat op verscheiden plaatsen in Twente stukken en fragmenten van ceramiek heeft nagelaten. Veel talrijker zijn de overblijfselen eener latere cultuurperiode, door Holwerda de ‘protosaksische’ genoemd, welker uitgestrekte grafvelden overal op de hooge heidevelden worden aangetroffen.

Merkwaardig is het, dat in deze landstreek, die in ethnologischen zin als bij uitstek

Saksisch bekend staat, cultuurverschijnselen, welke de archaeologie

(10)

als Saksisch beschouwt, zoo goed als geheel ontbreken. Eerst van den Karolingischen tijd dagteekenen de betrekkelijk zeldzame stukken van laat-Saksische ceramiek, die uit den bodem van Twente te voorschijn zijn gekomen.

Romeinen hebben zich in deze streken ongetwijfeld niet opgehouden. Een beweerde vondst van gouden munten, bij Denekamp (zie blz. 32), enkele Romeinsche munten, die bij Rijsen werden opgegraven (zie blz. 121), en een oor van een stuk Romeinsch bronzen vaatwerk uit de buurtschap Dulder afkomstig (zie blz. 133) zijn, voor zoover ons bekend, de eenige voorwerpen van Romeinschen oorsprong, die de Twentsche bodem opleverde.

De vage aanduidingen der klassieke schrijvers laten niet toe eenige der door hen genoemde Germaansche volksstammen op overtuigende gronden in het tegenwoordige Twente te localiseeren, te meer daar deze in den loop der tijden voortdurend van woonplaatsen wisselden.

Voor een uitgebreider overzicht van de praehistorie dient verwezen naar

J

.

H

.

HOLWERDA

's artikel ‘Oudheidkundige verschijnselen in Overijsel’ in het verzamelwerk

‘Overijsel’ (1931).

STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS. De eerste vermelding van Twente geschiedt in een oorkonde van 29 Juni 797 (

MULLER

-

BOUMAN

, n

o

. 51), waarbij Oodhelm, zoon van Oodwerc, aan de door Liudger naar Wichmond (bij Zutfen) gebrachte relieken een aantal hoeven schenkt, onder meer gelegen in de ‘villae’ Huleri (Dulder? Haarle bij Reutum?), en Manheri (Mander) ‘in pago Northtuianti’.

In 799 schenkt genoemde Oodhelm aan deze relieken nog een hoeve te Hasungen (Hezingen) en een in Manheri (Mander), ‘in pago Norht Tueanti’ (

MULLER

-

BOUMAN

n

o

. 52). Waarschijnlijk strekte zich het als Twente of Noord-Twente bekende gewest in die dagen vooral in Noordelijke richting verder uit dan tegenwoordig. Nog in de XVIde eeuw behoorde een deel van de Nedergraafschap Bentheim kerkelijk tot Twente (zie blz.

XII

).

Het is te eenen male onbekend hoe en wanneer Twente een deel werd van het wereldlijk gebied der bisschoppen van Utrecht. Een merkwaardig, maar tevens niet zeer duidelijk bericht aangaande den politieken toestand geeft een schenkingsacte, uitgevaardigd tusschen 1027 en 1054 (

MULLER

-

BOUMAN

, n

o

. 186), waaruit men wil lezen, dat in dien tijd Twente een graafschap was, bestuurd door zekeren graaf Godescalc; dit zou echter de eenige keer zijn dat Twente als een graafschap

voorkomt.

1)

Dat de bisschop in 1049 van den keizer het recht verkreeg een jaar- en een weekmarkt te houden in Oldenzaal (

MULLER

-

BOUMAN

, n

o

. 206), schijnt er op te wijzen, dat hij toenmaals in deze streken graaflijk gezag uitoefende.

In het begin der 13de eeuw blijkt Twente in ieder geval een min of meer aaneengesloten gebied te zijn onder de bisschoppen van Utrecht; immers

1) Merkwaardigerwijze wordt een graaf Godescalc als graaf van Zutfen vermeld in een valsche oorkonde van 1059, (SLOET, no. 173.)

(11)

in 1216 wordt een schout van Twente genoemd (

SNUIF

, blz. 346). Een beschreven eigen landrecht, dat overigens weinig van het Sallandsche verschilde, ontving Twente in 1365 van bisschop Johan van Virnenburg (

RACER

II, blz. 179, III blz. 1). Sinds het midden dezer eeuw vinden wij bewijzen van versterking der bisschoppelijke macht in deze verre streken. Het graafschap Goor, dat reeds een leen van de kerk was, werd na felonie van den Graaf in het midden der 13de eeuw onder het onmiddellijk bestuurde landsheerlijk gebied ingelijfd (zie blz. 61). In 1331 kocht bisschop Johan van Diest van Willem van Boecstelle en zijn vrouw Cunegonde behalve het graafschap Dalen (in Westfalen) ook ‘die heerscapye ende die boerch van Diepenhem’, een allodiaal goed (

RACER

II, blz. 232). Of bisschop Rudolf van Diepholt het Sticht van Utrecht vergrootte door aankoop van een in het richtambt van Haaksbergen gelegen heerlijkheid Blanckenborch, gelijk men wel heeft gemeend te moeten concludeeren uit een acte van 1452 (

RACER

II blz. 270) is twijfelachtig:

bij den aankoop van het slot Blanckenborch in 1449 was in het geheel geen sprake van een heerlijkheid (

RACER

VI, blz. 343). Met uitzondering van de heerlijkheid Almeloo was Twente tegen het eind der middeleeuwen aan het onmiddellijk gezag der bisschoppen van Utrecht onderworpen. In de overdracht der temporaliteit van het Sticht aan Karel V in 1528 was Twente ook begrepen. Nadat de bisschop op 12 Februari van dat jaar die van Overijsel had ontslagen van hun eed, vergaderden de Twentsche afgevaardigden op 18 Maart te Oldenzaal, en begaven zich volgens het opgemaakte tractaat onder den keizer (

NAGGE

, I, blz. 111). Van een afzonderlijke staatkundige geschiedenis van Twente, dat na den val van de Republiek als bestuurlijke eenheid zelfs geheel verviel, is daarna geen sprake meer.

KERKELIJKE GESCHIEDENIS. In de ‘vitae’ der heiligen, die het Christelijk geloof

in de Oostelijke deelen van ons vaderland verkondigden, komen geen namen of

topografische bijzonderheden voor, welke in het bijzonder op Twente wijzen. De

oudste over Twente handelende oorkonden van 797 en 799 (zie blz.

X

) doen

onderstellen, dat tegen het einde van de 8ste eeuw het Christendom reeds min of

meer ingang had gevonden in dit gewest, waar groot-grondbezitters, die de kerk

bevoordeelden, bezittingen hadden liggen. Waarschijnlijk gelijktijdig met de bekeering

werd Twente ingedeeld bij het bisdom Utrecht; wanneer dit echter geschiedde is

onbekend. Het centrum van kerkelijk leven zal reeds in ouden tijd de stad Oldenzaal

zijn geweest, waar volgens de overlevering in de 10de eeuw een kapittel van

kanunniken werd opgericht. (zie blz. 84). De proost van Oldenzaal trad tevens op

als archidiaconus van het archidiaconaat Twente, dat zich buiten de tegenwoordige

grenzen ook uitstrekte over een deel van de Nedergraafschap Bentheim, en over de

parochie Holten, welke van die van Rijsen was afgescheiden. Dit archidiaconaat, dat

in deze begrenzing blijkbaar een zeer oude staatkundige indeeling weergeeft, was

vóór 1559 niet onderverdeeld in diaco-

(12)

naten; en komt dan ook zelf als diaconaat voor. (Zie over een en ander:

JOOSTING

-

MULLER

II, blz. 44, 45, 55, 68 noot en 89). Als oudste parochiën kunnen gelden die van Enschede, Markeloo, Oldenzaal, Ootmarsum, waar onder bisschop Radbod (899-917) al een ‘oratorium’ stond, en Rijsen.

Met de instelling van het bisdom Deventer in 1559 ging een nieuwe kerkelijke verdeeling gepaard; Twente werd nu gesplitst in decanaten: die van Oldenzaal en Ootmarsum. Het eerste omvatte de parochiën Borne, Delden, Diepenheim, Enschede, Goor, Haaksbergen, Hengeloo, Losser, Markeloo, Oldenzaal en Rijsen, het tweede de parochiën Almeloo, Denekamp, Friezenveen, Ootmarsum, Tubbergen, Weerseloo, Wierden en buiten de grenzen in de Nedergraafschap Bentheim, die van

Emmelenkamp (Emblicheim), Laarwolde, Ulsen en Velthuizen.

Twente telde een viertal kloosters, te weten het als Benedictijnenklooster in 1149 of 1150 gestichte klooster Weerseloo (blz. 136), later een adellijk jufferenstift, het tot de Windesheimer congregatie behoorende klooster Albergen (blz. 127), in 1406 gesticht, en de Tertiarissenkloosters van Oldenzaal en Almeloo, welker stichtingsdata niet bekend zijn. Verder bevond zich bij Ootmarsum een Commanderie van de Duitsche Orde, in of kort na 1262 gesticht (

SNUIF

, blz. 344), en in de XVIIde eeuw tot een havezate, Huis Ootmarsum, gemaakt. Bijzondere invloed is van geen dezer geestelijke stichtingen uitgegaan.

De Hervorming kreeg eerst in het allerlaatst der 16de eeuw min of meer vasten voet in Twente, voornamelijk door dwangmaatregelen van Staatsche zijde. (zie:

R

.

E

.

HATTINK

, De kerkreformatie in Twenthe, in:

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XVII (1901) blz. 102 vlgg., en:

J

.

C

.

VAN SLEE

, De reformatie ten plattelande in de classis Deventer, als voren dl. XLIII (1926) blz. 1 vlgg.). Van groot belang was de veldtocht van Prins Maurits in 1597, waarbij Twente voorloopig weer onder Staatsch gezag kwam. De bezetting van Oldenzaal door de Spaansche troepen onder Spinola in 1605 bracht den vooruitgang der Hervormde zaak een gevoeligen slag toe; toen Oldenzaal in 1626 werd hernomen bleck het niet meer mogelijk Noord-Oost Twente voor de Hervorming te winnen; dit gedeelte vooral bleef sindsdien overwegend bij het oude geloof. Door besluiten van Koning Lodewijk Napoleon werd een aantal kerken in de overwegend Roomsch-katholieke streken weer aan de Roomschkatholieke parochiën overgedragen; voor de kleine Hervormde gemeenten werden in deze plaatsen nieuwe kerkgebouwen gesticht.

Volgens den tegenwoordigen toestand vormen de Nederduitsche-Hervormde

gemeenten van Twente de ringen Almeloo en Enschede, welke deel uitmaken van

de classis Deventer. Tot den ring Almeloo behooren de gemeenten van Almeloo,

Borne, Denekamp, Enter, Friezenveen, Ootmarsum, Rijsen, Tubbergen, Weerseloo

en Wierden; tot den ring Enschede de gemeenten van Buurse,

(13)

Delden, Diepenheim, Enschede, Glanerbrug, Goor, Haaksbergen, Hengeloo, Losser, Oldenzaal, Overdinkel en Usseloo.

De Doopsgezinde Gemeenten te Almeloo, Borne, Enschede en Hengeloo vormen den ring Twente, behoorend tot de Zwolsche Vereeniging.

De parochiën der Roomsch-Katholieke Kerk in Twente vormen de decanaten Almeloo, Hengeloo en Oldenzaal. Het decanaat Almeloo omvat de parochiën van Albergen, Almeloo, Bornerbroek, Enter, Friezenveen, Geesteren, Hellendoorn, Hertme-en-Zenderen, Langeveen, Nijverdal, Reutum-en-Haarle, Rijsen, Tubbergen, Vasse, Vroomshoop en Wierden. (Hellendoorn, Nijverdal en Vroomshoop liggen buiten Twente.) Het decanaat Hengeloo omvat de Parochiën van Bekkum, Boekeloo, Borne, Buurse, Delden, Enschede, Glanerbrug, Goor, Haaksbergen, Hengeloo en Wegdam (Hengevelde). Het decanaat Oldenzaal omvat de parochiën van Denekamp, Deurningen, Lattrop, Lonneker, Losser, de Lutte, Oldenzaal, Ootmarsum, Overdinkel, Rossum, Saasveld, Tilligte en Weerseloo.

Israelietische gemeenten, behoorende tot het opperrabinaal ressort Overijsel, zijn gevestigd te Almeloo, Borne, Delden, Denekamp, Enschede, Goor, Haaksbergen, Hengeloo, Oldenzaal en Rijsen. De overige kerkelijke gemeenschappen kunnen hier onvermeld blijven, aangezien zij ten aanzien van het onderwerp dezer beschrijving zonder belang zijn.

STADS- EN DORPSAANLEG. De meeste steden en dorpen van Twente zijn ontstaan aan den voet van een esch. De plaats van kerkplein en kerkhof is niet aan bepaalde regelen gebonden. Twee dorpen vertoonen een bijzonder karakter, namelijk

Friezenveen en Enter. Het eerste, een typische veenkolonie, bestaat uit één zeer lange kaarsrechte straat, het tweede, een bekend klompenmakersdorp, heeft een langgerekte bebouwing aan weerszijden van een kronkelende straat.

LANDELIJKE BOUWKUNST. Twente bezit belangrijke overblijfselen van oude landelijke bouwkunst, die snel in aantal afnemen en dringend vragen om nadere bestudeering en publicatie.

Wij zijn echter van oordeel dat dit werk, welks opzet geheel is ingesteld op kerkelijke en burgerlijke bouwkunst, weinig geschikt is, om de voortbrengselen van landelijke bouwkunst doeltreffend te behandelen. De oorzaak daarvan is het bij uitstek zakelijk en onpersoonlijk karakter van de landelijke architectuur, waarop het begrip

‘Kunst’ niet of nauwelijks van toepassing is. Zij kan alleen tot haar recht komen bij

een beschouwing in onderling verband, die rekening houdt met al de eischen en

eigenaardigheden van het bedrijf, de gebruikte materialen, en de plaatselijke en

regionale omstandigheden en toestanden, en die niet slechts het boerenhuis, maar

ook zijn inventaris, de nevengebouwen als schuren en hooibergen, en de ligging en

groepeering der gebouwen in haar gezichtskring opneemt. Het behoeft zeker geen

betoog,

(14)

dat in deze beschrijving aan die voorwaarden onmogelijk kan worden voldaan. Toch hebben wij gemeend de landelijke bouwkunst niet geheel te moeten veronachtzamen.

Men vindt dan ook de in ons oog voornaamste voortbrengselen daarvan kort vermeld onder het opgeven van eenige kenmerkende bijzonderheden. Dateeringen kunnen slechts bij benadering gegeven worden, daar bouwwijzen en -vormen eeuwenlang onveranderd zijn gebleven, de onderdeelen bij den vakwerkbouw ‘uitwisselbaar’

zijn, zoodat een huis kan worden veranderd, verkleind of vergroot, zonder dat zulks later nog goed is na te gaan, en stijlbegrippen als ‘Gothiek’ of Renaissance’ hier niet van toepassing zijn. Dat de keus der vermelde gebouwen betrekkelijk willekeurig is geweest, kunnen wij niet ontkennen; zulks was evenwel onvermijdelijk.

Om tenslotte het buitengewoon belang van dit onderwerp duidelijk in het licht te stellen, en één klassiek voorbeeld van een Twentsch boerenhuis in alle bijzonderheden te vertoonen, zijn op blz. 57-59 en plaat XXIX de uitvoerige teekeningen

weergegeven, die de architect Jan Jans te Almeloo maakte van het boerenhuis ‘de

Waarbeek’ bij Hengeloo, waarschijnlijk het oudste dat in Twente wordt aangetroffen.

(15)

Almeloo.

De gemeente Almeloo omvat een gedeelte der voormalige heerlijkheid

+Grondgebied.

van dien

+

naam, en wel de Stad met het landgericht. Het gericht van Friezenveen vormt een afzonderlijke gemeente. De oorspronkelijke verdeeling der heerlijkheid in drie deelen bleef bestaan tot 1913, toen de gemeenten Stad-Almeloo en Ambt-Almeloo werden vereenigd tot de gemeente Almeloo.

LITERATUUR

:

G

.

DUMBAR

. Verhandelingen over het graafschap Goor en

+Literatuur.

beschrijving

+

van de heerlijkheid Almelo, Deventer 1859;

R

.

E

.

HATTINK

. In en om Almelo, Almeloo 1903;

R

.

E

.

HATTINK

, Stadregt van Almelo, Zwolle 1900;

R

.

E

.

HATTINK

, de Heerlijkheid Almelo 1236-1420 in Versl.

en Meded. O.R.G. XXI (1900) blz. 1;

P

.

NIJHOFF

, Berigt aangaande het oud-archief der heerlijkheid Almelo, Arnhem 1858;

J

.

W

.

RACER

, Almelosche Oudheden, Kampen 1785-1786.

+Naam.

NAAM

: Zie: Nomina Geographica Neerlandica I, blz. 77, VII blz. 9.

+

WAPEN

: In azuur drie ruiten van zilver. Het schild wordt gedekt met een

+Wapen.

vijfbladerige

+

kroon van goud.

ZEGEL

: Het oudst bekende zegel der stad, voorkomende aan een oorkonde

+Zegel.

van 1394,

+

vertoont een schild met het wapen der stad, omgeven door het randschrift: S. CIVITATIS DE ALMELO. Een afbeelding van dit zegel geeft

HATTINK

, In en om Almelo, blz. 3.

MUNT

: Van de heerlijkheid Almeloo is ruim een tiental kleine 14de

+Munt.

eeuwsche muntstukjes

+

bekend. Zie hierover:

HATTINK

, In en om Almelo blz. 6, en dezelfde in

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XXI (1900) blz. 23/25.

GESCHIEDENIS

: Het dorp Almeloo, later een stadje, ontwikkelde zich

+Geschiedenis.

waarschijnlijk

+

uit een nederzetting nabij het centrum der heerlijkheid, het slot der heeren van Almeloo. Als eerste dezer heeren wordt zekere Everardus de Almeloo als ministerialis van den bisschop vermeld in een schenkingsacte van 1157 (

MULLER

-

BOUMAN

, n

o

420). Ook in latere oorkonden heeten de heeren van Almeloo ministeriales, hun woonplaats wordt in oorkonden van 1272 en 1314 een ‘castrum’ genoemd. (

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XXI, blz. 29, 30). De opkomst van het dorp blijkt uit de stichting van een kapel, waarvoor in 1236 verlof wordt gegeven, en uit de toestemming door den bisschop in 1346 verleend tot het houden van twee vrije markten jaarlijks in het dorp Almeloo (

REG

.

OV

.

OORK

. n

o

. 515).

Wanneer intusschen Almeloo een stad werd is niet geheel duidelijk. In

1394 had het reeds schepenen, die een stadszegel gebruiken (

HATTINK

,

stadregt blz. 1 en bijlage I); een stadshagen (-gracht) wordt in 1407

vermeld. Het Zuidelijk deel der stad, over de Schuttenbeek gelegen, komt

(16)

Verhandeling blz. 39,

HATTINK

, In en om Almelo, blz. 18). In 1587

plunderden de Staatschen het vlek en verbrandden 82 huizen (Aanteekening

Stadsarchief), in 1665 werden Huis Almeloo en de Stad beide door de

Munsterschen in de asch gelegd. De textielindustrie was in de 18de eeuw

al sterk in opkomst, zoo werden in 1753 in stad en landgericht over de

1000 weefgetouwen gevonden. (

DUMBAR

, Verhandeling blz. 46). Bij een

telling in 1795 bleek Almeloo 2162 inwoners te tellen. Nog in het begin

der vorige eeuw was Almeloo beperkt tot het gebied binnen den stadshagen,

welke sindsdien bij gedeelten werd gedempt en nog in de straten is terug

te vinden.

(17)

+Voor- en vroeghistorische voorwerpen.

+

In 1712 zijn volgens

PLEYTE

(Overijsel blz. 20) in Almeloo eenige urnen gevonden.

Een vroeg-middeleeuwsch steelpannetje te Almeloo gevonden bevindt zich in bezit van Mr. G.J. ter Kuile aldaar.

+Voorm. Raadhuis.

+

HET VOORMALIGE RAADHUIS, thans in gebruik als ‘Verkeershuis Twente’, gelegen aan de Groote Straat n

o

. 80.

+Geschiedenis.

+GESCHIEDENIS

: Een raadhuis van Almeloo wordt al in 1489 genoemd (R

ACER

V, blz. 300, 304, 306). In 1690 werd het tegenwoordig nog bestaande gebouw opgetrokken (D

UMBAR

, Verhandeling blz. 41), dat in de jaren 1778/1779 werd hersteld voor een bedrag van 1855 g. 19 st. De

‘oude couzijnen uit het Stadshuis’ werden in 1779 verkocht (aant.

Stadsarchief). In den loop van de 19de eeuw is het gebouw verknoeid door bepleistering der gevels. De festoenen, die in het midden dier eeuw in elke travée nog tusschen de vensters aanwezig waren, zijn sindsdien verdwenen.

+Beschrijving.

+BESCHRIJVING

. Het rechthoekig gebouw (zie Plaat I, n

o

. 1) wordt gedekt door een met pannen belegd dak, uit welks midden een koepelvormig klokketorentje omhoog rijst. De achtergevel toont baksteenmetselwerk, de overige gevels zijn gepleisterd. De voorgevel en de rechterzijgevel worden geleed door pilasters met zandsteenen basementen en lijstkapiteelen. Behalve aan de achterzijde worden de gevels afgesloten door een geprofileerde zandsteenen deklijst. Het met lood bekleede houten torentje draagt op het leien koepeldak een opengewerkten bal en een

windwijzer met het stadswapen. Inwendig is het gebouw in den loop der tijden sterk gewijzigd; aan den oorspronkelijken toestand herinneren alleen de oude vloeren met eenvoudig geprofileerde sleutelstukken onder de balken. In het torentje hangt een klok van 57 cM. middellijn met opschrift: SI DEUS PRO NOBIS QVIS CONTRA NOS 1690 en versierd met een jachtfries gelijk aan dat op de raadhuisklok van Goor (zie blz. 62).

Kerkelijke gebouwen.

+N.H. Kerk.

+

DE NED. HERVORMDE KERK behoort aan de Nederduitsch Hervormde gemeente, de toren aan de burgerlijke gemeente.

+Literatuur.

+LITERATUUR

:

M

.

D

.

OZINGA

, De Protestantsche kerkenbouw in Nederland (Amsterdam, 1929). blz. 128, 129.

+Geschiedenis.

+GESCHIEDENIS

: In 1236 gaf bisschop Otto III verlof aan Hendrik van Almeloo om in het dorp Almeloo een kapel te bouwen als dochterstichting van de kerk van Ootmarsum (

RACER

, Almelosche Oudheden, blz. 71,

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XVI blz. 2). Wanneer deze kapel tot parochiekerk werd verheven, blijkt niet. In het register der kerkelijke tienden van 1275 wordt de ‘plebanus’ van Almeloo genoemd (

JOOSTINGMULLER

I, blz. 5).

In 1299 wordt de kerk aangeduid als een ‘ecclesia curata’ (

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XVI blz. 3 en 32). In 1404 geeft Trude de Lindester een

(18)

van het koor der kerk (

TIJDR

.

REG

. IV blz. 585) en in 1493-1494 van een

altaarwijding (

BIJDR

.

BISD

.

HAARLEM

dl. 39, blz. 151).

(19)

De middeleeuwsche kerk, die te klein en bouwvallig was, werd in 1733 op het koor na afgebroken. Nadat men op verschillende wijzen middelen had bijeengebracht, en Ridderschap en Steden in 1737 een subsidie van f 1000. - hadden toegestaan, begon men blijkens den fundatiesteen in den Z.O. hoekpilaster van het Zuiderdwarspand in 1738 met den bouw van een nieuwen toren, schip en dwarsschip tegen het oude Gothieke koor dat gespaard bleef.

De toren was oorspronkelijk met een laag pannendak gedekt. (Teekening door C. van Noorde, gedateerd 1756 in het Museum te Zwolle). Wanneer precies de houten

Afb. 1. Almeloo, Ned. Herv. Kerk. Plattegrond.

bekroning werd aangebracht is niet zeker; op 19 December 1781 blijken de kosten ‘van de spitse op der kerktoren’ 5054 gl. en 17 st. te hebben bedragen, waarvan de stad de eene helft op zich nam en het landgericht waarschijnlijk de andere helft (R

ACER

, Almelosche Oudheden blz. 157).

In den winter van 1795 is de kerk als koestal gebruikt. In 1835 werden de Bentheimersteenen middenstijlen van de vensters verwijderd; een nieuw ameublement werd in 1837 aanbesteed (V

ERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XXX (1914) blz. 77 vlg.). De kerk was gewijd aan de H.H. Mauritius en Georgius; de kerkvisitatie van 1571 en Lindeborn noemen alleen den H.

Georgius als patroon. Volgens

LINDEBORN

waren in de kerk 8 vicariën (blz. 430).

+Beschrijving.

BESCHRIJVING

. De kerk (zie afb. 1 en plaat I, n

o

. 3) ligt geheel vrij op het

+

kerkhof

en is georiënteerd met een afwijking naar het Zuiden van 5

o

voor het schip en 4

o

voor het koor. Het gebouw bestaat, van West naar Oost,

(20)

uit een toren, een eenbeukig schip met een dwarsschip (alles XVIIIb), en een éénbeukig koor (XVd), gesloten met drie zijden van den regelmatigen achthoek. In den hoek tusschen koor en Zuiderdwarspand bevindt zich een consistoriekamer (1835). Het koor is geheel van Bentheimersteen opgetrokken; de overige gedeelten zijn in baksteen met plinten, hoeklisenen en lijsten van Bentheimersteen. De kap van het koor is

Afb. 2. Almeloo, Ned. Herv. Kerk. Details koorvenster.

met leien gedekt, schip en dwarsschip zijn gedekt met blauw geglazuurde pannen.

De kerk heeft vijf ingangen: één in den toren, één in elk der zijden van het schip en één in elk der zijden van het koor.

+Toren.

+

De toren bestaat uit twee geledingen, boven welke, binnen een balustrade, een houten, met lood en leien bekleede koepelbouw (± 1780) verrijst. Boven den toreningang is een steen aangebracht met een Latijnsch opschrift betreffende de stichting in 1738 (zie

PRINS

, blz. 1). In Noord- en Zuidgevel der eerste geleding bevindt zich telkens één cirkelvormig venster en daarboven een rondboogvenster.

De tweede geleding vertoont aan Noord- en Zuidzijde telkens twee rondbogige galmgaten het één boven het ander gelegen, en aan Oost- en West-zijde telkens één galmgat, waarvan het Westelijke is gevat in een zandsteenen pilasteromlijsting, die ontspringt op de scheidingslijst tusschen de beide geledingen.

+Schip en dwarsschip.

+

Schip en dwarsschip zijn even als de toren voorzien van Bentheimersteenen plinten, hoeklisenen, daklijsten en vensteromlijstingen. Op de hoeken der

Westelijke sluitmuren van het schip bevinden zich zandsteenen siervazen. De ingangen aan weerszijden van het schip zijn gevat in omlijstingen van blauw geverfde zandsteen, bekroond door alliantiewapens, te weten aan de Noordzijde van Rechteren Almeloo-Rechteren en aan de Zuidzijde van Rechteren Almeloo-Castell.

+Koor.

+

Het koor is voorzien van onversneden, schuin afgedekte steunbeeren en hooge

geprofileerde spitsboogvensters. Slechts het middenvenster der koorsluiting,

(21)

dat dichtgemetseld is terwille van het daartegen geplaatste grafmonument voor Hendrik Adolf van Rechteren, heeft zijn oorspronkelijke harnas met flamboyante traceeringen bewaard (zie afb. 2). De hooge kap van het koor steekt met de nok boven de daken van het schip en dwarsschip uit. De ingangen aan weerszijden van het koor zijn voorzien van blauw geverfde zandsteenen omlijstingen (XVIIIb).

+Inwendig.

Inwendig wordt de geheele kerk overdekt door vlakke houten plafonds

+

(XVIIIb) met breeden koof en eenvoudige lijstversieringen. Onder den verhoogden vloer van het koor bevindt zich een grafkelder (XVIIIc), welks vlakke riblooze kruisgewelven rusten op baksteenen pijlers. Een der pijlers draagt het opschrift:

‘Gemaekt 1771’.

In de kerk bevinden zich:

+Orgel.

Witgeverfd orgel met rugpositief (midden XVIII) tegen den Westwand van

+

het schip op een XIXde eeuwsche orgelgalerij.

+Gestoelte.

Witgeverfd eikenhouten gestoelte (XVIIIb, zie pl. II, n

o

. 1) van Huis

+

Almeloo.

De overhuiving prijkt met het wapen-van Rechteren-Limpurg-Almeloo.

+Grafmonumenten.

Grafmonument van donkergrijze kalksteen en wit marmer (zie pl. I, n

o

. 2)

+

ter gedachtenis aan Hendrik Adolf graaf van Rechteren († 1731) en Sophia Juliana van Castell-Ruedenhausen († 1758) in 1772 opgericht (

DUMBAR

, Verhandeling blz.

40) tegen het middenvak van de koorsluiting. Op een tombe rust een obelisk, waarvoor de wapens-van Rechteren en -Castell-Ruedenhausen met over beide heen op een klein schild het wapen van de heerlijkheid Almeloo. Het geheel wordt omlijst door twee Toskaansche pilasters met kwartierwapens (zie

PRINS

, blz. 4) en een archivolt met doodsemblemen.

Hardsteenen epitaaf (XVIIId) voor Carel August Emanuel Graaf van Rechteren († 1789), geplaatst tegen den Zuidwand van het koor.

Op het koor liggen eenige sterk afgesleten grafzerken (XVI-XVIIa), waaronder twee priesterzerken (voor de nog leesbare gedeelten der opschriften zie

PRINS

blz.

6, n

os

. 3-7.

+Klokken.

In den toren hangen twee klokken:

+

1. Klok met een middellijn van 126 cM., versierd met rank- engel- en boogfriezen.

Het omschrift luidt: HENRICK · TER · HORST · HEFT · MI · GEGOTTEN · IN · DER · STADT · DEVENTER · SI · DEVS · PRO · NOBIS · QVIS · CONTRA · NOS

· ANNO · 1679 · - Op het lijf staat: JOHAN · VAN · RECHTEREN · HER · VAN · ALMELO ·, terwijl aan de eene zijde het wapen-van Rechteren is aangebracht en aan de andere zijde het wapen der stad Almeloo met onderschrift: DE STADT ALMELO.

2. Klok met een middellijn van 136 cM. en omschrift: CASPARVS KONINCK

ME FECIT MDCCXXXVIII. Op het lijf staat aan de eene

(22)

zijde: ADOLPH PHILIP / ZEIGER GRAEFF VAN RECHTEREN / VRY HEERE VAN ALMELO / EN VRIESENVEEN. benevens het wapen-van Rechteren-Almeloo.

De andere zijde draagt het distichon: SVM GRANDI SONITV / SED VI DIRVPTA SILEBAM JAM / VIVO VT PHOENIX MORTE / REFECTA MEA.

DOOPSGEZINDE KERK, Groote Straat 57.

+Geschiedenis.

+

In 1684 werd den Mennisten toegestaan een kerkgebouw op te richten. In 1791 gaf de Vrouwe van Almeloo consent het gebouw te verhoogen, uit te breiden, en van een nieuwen gevel te voorzien. Tevens werd in 1791 het orgel gemaakt door den orgelbouwer Friedrich Heylman te Herbern voor f 1490.- (

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XXX (1914), blz. 97 vlg.).

+Beschrijving.

+

De kerk is een eenvoudig zaalgebouw, dat aan de straatzijde prijkt met een ingezwenkten topgevel (1791), waarin drie zandsteenen spitsboogvensters (zie plaat II, n

o

. 2). Het middenvenster en de ingang worden omvat door een houten pilasteromlijsting met gebogen fronton. In den zijmuur boven den zijingang vermeldt een steen het jaartal 1684. Inwendig wordt het gebouwtje gedekt door een houten

+Orgel en preekstoel.

tongewelf. Tegen over den ingang bevindt

+

zich het wit geverfde orgel met preekstoel van 1791 in den stijl van Lodewijk XVI.

+Doopvont.

+

In de ROOMSCH KATHOLIEKE KERK VAN DEN H. GEORGIUS, een modern gebouw, bevindt zich een achtzijdige zandsteenen doopvont (XV, zie plaat II, n

o

. 3) met een hoogte van 85 cM. en een middellijn der kuip van 61 cM. Op een der vakken van de kuip het steenhouwersmerk L. De doopvont is bij den bouw van de tegenwoordige kerk in 1901 uit den tuin der pastorie, waar zij gedeeltelijk was ingegraven, en als bloembak dienst deed, naar de kerk overgebracht (zie: Bulletin Oudheidk. Bond III blz. 105) waar zij als wijwaterbak wordt gebruikt.

Particuliere gebouwen.

1. HUIS ALMELOO is een voormalige havezate, gelegen onmiddellijk tegen de Oostzijde van de stad, waarmee het een gemeenschappelijke omgrachting had.

+Geschiedenis.

+GESCHIEDENIS

. Voor de geschiedenis zie

TER KUILE

, Havezathen blz. 20.

Het tegenwoordig huis werd blijkens een memoriebord, vroeger tegen den

gevel geplaatst, in 1662 gebouwd door Zeger van Rechteren. In 1665 werd

het gebouw verbrand door de Munsterschen. Het rechter bouwhuis draagt

het jaartal 1695, het linker bouwhuis het jaartal 1670. Herhaalde malen

werd het huis verbouwd en gemoderniseerd, waarvan de jaartallen 1778

en 1883 in de voorgevels der vleugels getuigen. In laatstgenoemd jaar

werd het tusschen de vleugels gelegen front van het hoofdgebouw naar

voren verplaatst, waardoor een ruime hal gelijkvloers ontstond. Tevens

(23)
(24)

oorspronkelijk tegenover den ingang was gelegen, naar de Noordzijde, en het bouwen van de groote zaal met de kamers daarboven in het

middengebouw. Tegen den Noordgevel werd omstreeks 1903 een

rechthoekige uitbouw met diensttrappen en vertrekken opgetrokken. Het Noorderbouwhuis, dat vervallen was, werd omstreeks 1910 vrijwel geheel afgebroken en, grootendeels met het afkomend materiaal, herbouwd; het Zuiderbouwhuis is in 1930 op dezelfde wijze geheel vernieuwd. Slechts de lange buitenmuren van beide bouwhuizen bestaan geheel uit nieuwe steen.

+Beschrijving. Uitwendig.

BESCHRIJVING

. (Zie pl. III en pl. IV, n

os

. 1 en 2). Het hoofdgebouw en het voorplein

+

met de beide ‘bouwhuizen’ liggen elk in het water en zijn onderling en met den vasten wal verbonden door moderne gemetselde boogbruggen. Oorspronkelijk waren de bruggen van hout. Het hoofdgebouw, dat boven de gelijkvloersche ruimten nog een verdieping telt, omsluit Noord-, Westen Zuidzijde van een binnenplaats, aan welke de ingang is gelegen.

De muren zijn opgetrokken van baksteen met rijke toepassing van (geverfde) zandsteenen sierdeelen in den frontgevel en enkele zandsteenen blokken en vensteromlijstingen in de uiterst sober behandelde overige gevels. Uitwendig zijn alle muren in de 18de en 19de nieuw bekleed, zoodat van het 17de-eeuwsche metselwerk vrijwel niets meer te zien is. De ingangswand aan de binnenplaats, die bij de verbouwing van 1883 naar voren is gebracht, wordt versierd door vier zandsteenen Ionische pilasters, welke een eveneens zandsteenen gebroken fronton dragen. In dit fronton bevindt zich een gekroond wapenschild. Onder de vensters der verdieping zandsteenen festoenen. Het wapen (1883) boven den ingang vervangt het houten memoriemedaillon met het jaartal 1662, dat oorspronkelijk tegen den gevel was aangebracht. De frontzijden van het geheele hoofdgebouw zijn voorzien van zandsteenen banden, lijsten leeuwen- en menschenmaskers. De overige gevels vertoonen vensters met vlakke zandsteenen omlijstingen (XVIII-XIX). Enkele keldervensters hebben nog 17de eeuwsche vormen met hoekblokken en lateien van zandsteen. In den frontgevel vormen ankers de jaartallen 1778 en 1883.

+Inwendig.

De kelderruimten worden alle gedekt door riblooze kruisgewelven (XVIIc).

+

In

een salon, gelijkvloers op het Zuid-westen gelegen, bevindt zich een schoorsteen

(XVIIIa, zie plaat IV, n

o

. 1) met gebogen schoorsteenmantel van geverfde zandsteen

en een houten boezembetimmering met een spiegel en een schilderstukje met

voorstelling van Esther (XVII B). Het naastgelegen vertrek aan de Zuidzijde heeft

een schoorsteen (zie plaat III, n

o

. 2) met gesneden boezembetimmering (XVIIc) en

grijs marmeren schoorsteenmantel (XVIII B). Tegen den schoorsteenboezem hangt

een geschilderd familietafereel (XVIId) in een vergulde gesneden lijst. Het vertrek

is verder voorzien van een eenvoudige betimmering met bijbehoorend geschilderd

behangsel (XVIIId), met voorstellingen van landschappen en een gezicht op Huis

en Stad Almeloo. Oostelijk van dit vertrek bevindt zich een kleine kamer, welker

rijk gesneden schoorsteen (XVIIc, zie pl. IV, n

o

. 2) omstreeks 1720 een nieuwen

mantel heeft gekregen. Vóór den schoorsteen hangt in vergulde gesneden lijst een

(25)

ruiterportret van een lid van het geslacht Rechteren (XVIIc). Deze kamer vertoont verder een eenvoudige betimmering met beschilderd behangsel (midden XVIII), waarop de avonturen van Don Quichotte zijn weergegeven naar Charles-Antoine Coypel. Aan de Noord-Oostzijde bevindt zich gelijkvloers nog een schoorsteen (±

1720) met een geprofileerden zandsteenen schoorsteenmantel en een geverfd houten boezembetimmering, waarin een spiegel en een schoorsteenstukje, voorstellende een landschap.

Op de verdieping vindt men aan de Zuidzijde eenvoudig geprofileerde balksleutels (XVIIc). Een der vertrekken aldaar bevat een houten schoorsteen (XVIIb) met boezembetimmering, waarin een schoorsteenstukje.

Tenslotte bevindt zich op het huis een groot aantal familieportretten (XVII-XX) van leden van het geslacht van Rechteren en daarmee verwante geslachten, o.a. von Castell, Daun, Hohenlohe, van Reede, geschilderd onder meer door D. van Loonen (1654), H. ten Oever (1684), vele door R. Koets en P. Koets (1735 en 1736), alsmede door P. Boeckers (1715), Kappers (1774), G.J. Palthe en J.B. van der Hulst (1833).

Op kaarten gebrachte gegevens omtrent deze verzameling berusten op het Rijksbureau voor Kunsthistorische en Iconografische Documentatie, afd. Iconografie, te

's-Gravenhage.

De beide langgerekte gebouwen op het voorplein hebben elk twee inrijpoorten met zandsteenen segmentbogen, en vensters met zandsteenen omlijstingen. De steenen vensterkozijnen in het Westelijk deel van den voorgevel van het Zuiderbouwhuis zijn gedeeltelijk van gothieke profileeringen voorzien en dus blijkbaar afkomstig van een ouder gebouw, misschien van het middeleeuwsche kasteel. In den buitenmuur van dit gebouw zandsteenen schietgaten voor haakbussen, die vóór den herbouw in 1930 hooger waren geplaatst dan thans. In het midden van den voorgevel van elk der beide bouwhuizen een ovaal venster, waarboven steenen met alliantiewapens en onderschriften, te weten: aan de Noordzijde de wapens-van Rechteren en-Castell, waaronder het jaartal MDCXCV, en aan de Zuidzijde de wapens-van Rechteren en -Almeloo met onderschrift: TEMPORE ZEGERI (Zeger van Rechteren, de bouwheer van het tegenwoordige huis, overleden 1674). De poortbogen van dit bouwhuis dragen het jaartal MDCLXX. Op het voorplein staat een zandsteenen zonnewijzer (± 1700) versierd met monogrammen.

Vóór op den oprit bevinden zich twee monumentale zandsteenen hekpijlers, bekroond door siervazen, welke de wapens-van Rechteren Almeloo en -Castell vertoonen. De moderne vleugelmuren aan weerszijden van deze hekpijlers eindigen tegen twee lichtere zandsteenen pijlers (eveneens ± 1700) met eenvoudiger

vaasbekroningen.

2. Groote Straat 62. Heerenhuis (± 1775, zie pl. IV, n

o

. 3) met rechte houten kroonlijst, balustrade en fronton, zandsteenen middenpartij en zandsteenen schoorsteenen op de hoeken van het dak. De pui is in 1928 bij een verbouwing tot winkel geschonden.

Inwendig bevat het huis aan de achterzijde

(26)

op de verdieping een kamer met een stucplafond, een eenvoudigen schoorsteen met gestucten boezem, en een betimmering, welker vakken zijn gevuld door ‘en camaieu’

geschilderde behangsels, geteekend ‘And. Warmoes 1778’, voorstellende een Romeinschen triomftocht. Voor afbeeldingen van het huis vóór de verbouwing en van deze kamer zie ‘Buiten’ 1927, blz. 160 vlgg. 3. Groote Straat-N.eind 67 (zie pl.

IV, n

o

. 4). Halsgevel (XVIIId), welks top wordt geflankeerd door ingezwenkte zandsteen-vleugels en gedekt door een gebogen fronton met vazen aan weerszijden.

In het fronton alliantiewapenschilden met monogrammen. De pui is bij verbouwing tot winkelhuis verknoeid. 4. Krommedijk. Deftig heerenhuis (XVIIId) met front naar de Loolee. Aan de achterzijde een schuur met geverfd opschrift op den sluitsteen van de inrijpoort: MDCCXXXX. Daar naast twee hardsteenen hekpijlers (XVIIId).

5. Bij ‘de Riet’. Het erve ‘Nijland’; Boerenhuis, gedeeltelijk vakwerk, houten topgevels, de achterdeur geflankeerd door twee uitbouwtjes. In deze inrijdeur bevindt zich een balustervormige gesneden ‘stipel’ (middenstijl) waarin het jaartal 1651.

Verzamelingen.

1. Verzameling-H.F. ten Cate, Wierdenschestraat 51. Voornamelijk schilderijen, Nederlandsche school, XVIIde eeuw, na 1900 bijeengebracht.

2. Verzameling-J.L. ten Bos, Ootmarsumsche Straat. Voornamelijk schilderijen, Nederlandsche School XVIIde eeuw, in de laatste jaren bijeen gebracht.

3. Verzameling-Mr. G.J. ter Kuile, Wierdenschestraat 48. Voor- en vroeghistorische voorwerpen, meest alle in Twente gevonden. Klokkebeker-, ‘protosaksische’ en laat-Saksische ceramiek, vuursteenen pijlspitsen, lanspunten en andere werktuigen, steenen bijlen en hamers, bronzen zwaarden, bijlen, lans- en pijlpunten, ringen, spangen, fibulae. Sinds omstreeks 1900 bijeengebracht.

Ambt-Delden.

+Naam.

NAAM

: Zie bij Delden, blz. 23.

+

+Wapen.

WAPEN

: In azuur drie uitgerukte lindeboomen van goud.

+

Azeloo.

+Watermolen.

De NOORDMOLEN, ook ‘de watermolen van Azeloo’ genaamd, is een

+

koren-watermolen op de Oelerbeek ten Noorden van het stadje Delden. Over de geschiedenis zie

TER KUILE

, Watermolens, blz. 45, vlg. Het eenvoudig

molengebouwtje, opgetrokken van baksteen met een houten wand aan de waterzijde,

wordt gedekt door een pannen tentdak. In 1917 werd het gebouwtje hersteld; sinds

lang is de molen echter niet meer in gebruik en zijn de schepraderen verdwenen.

(27)

Deldeneresch.

+Twikkel.

+

HUIS TWIKKEL is een voormalige havezate, gelegen op korten afstand te N.O.

van het stadje Delden.

Afb. 3. Twikkel, Plattegrond der kelderruimten hoofdgebouw.

+Literatuur.

+LITERATUUR

: Zie

TER KUILE

, Havezathen, blz. 211.

+Geschiedenis.

+GESCHIEDENIS

: De oorspronkelijke benaming van het huis Twikkel was

‘hus to Eysinc’, gelijk het wordt genoemd bij den verkoop in 1347 aan

Herman van Twiclo. Omstreeks 1550 schijnt de toenmalige eigenaar

Goossen van Raesfelt, gehuwd met Agnes van Twiclo, het oude gebouw

geheel te hebben vernieuwd of herbouwd;

(28)

een steen boven den ingang (zie blz. 12) noemt het jaar 1551 voor den bouw van ‘desse port’. In 1847 werd aan het gebouw de Westelijke vleugel met torentje toegevoegd; in de jaren 1912-1922 is het gebouw grondig hersteld.

Afb. 4. Twikkel, Plattegrond gelijkvloers hoofdgebouw.

+Plattegrond.

BESCHRIJVING

(zie afb. 3 en 4 en de platen V en VI) Het hoofdgebouw en het

+

voorplein met de stal- en economiegebouwen liggen als twee eilanden in de

grachten. Zij zijn onderling verbonden door een zandsteenen brug van twee bogen,

terwijl het voorplein van den vasten wal toegankelijk is door middel van een moderne

houten ophaalbrug.

(29)

+Hoofdgebouw.

+

Het hoofdgebouw is gebouwd om een binnenplaats, waarvan het den vooren één zijkant geheel, en den anderen zijkant gedeeltelijk inneemt. Dit hoofdgebouw bestaat uit vier deelen, die uit verschillende tijdperken dagteekenen, te weten: 1

o

. aan de frontzijde, een langgerekten vleugel, met een vierkanten toren aan den linker (Oost-)hoek, beide midden-XVI, 2

o

. aan de linkerzijde van de binnenplaats een vleugel (XVII A) die met een rechten hoek tegen het frontgebouw aansluit, 3

o

. een verdubbeling van het frontgebouw aan de zijde van de binnenplaats, aan weerszijden in de hoeken der binnenplaats voorzien van vierkante, uitspringende hoekpaviljoens (1692), 4

o

. aan de rechterzijde van de binnenplaats een korten vleugel met toren (1847).

+Front.

+

Het 16de-eeuwsche front is opgetrokken van baksteen met banden en sierstukken van zandsteen en verheft zich uit de gracht op een hoogen zandsteenen voet.

Ongeveer in het midden van den voorgevel, boven den ingang, bevindt zich een spitse topgevel. Aan weerszijden van den ingang zijn zandsteenen arkels over de gracht uitgekraagd, met zandsteenen dakvensters er boven. De ingang wordt gevormd door een korfboog binnen een rechthoekige omlijsting, alles van zandsteen. Boven den ingangsboog prijken, in een rijke omlijsting van Korinthische zuilen met hoofdgestel en fronton, de wapens-van Raesfelt en -Twickelo, terwijl onder het wapen een moderne copie van een oude inscriptie luidt:

IN 'T JAAR MC

C

L VNDE EIN HEFT GELACHT GOSSEN VAN RAESFELT IN DER TID DROEST SLANTS VAN TWENT VNDE AGNES VAN TWICKELO SYN ELIGE HVSFROV AN DESSE PORT DEN ERSTEN STEEN.

Aan weerszijden van den ingang dragen Korinthische halve zuilen de beelden van Adam en Eva, die den indruk maken copieën (XIX) van de oorspronkelijke te zijn.

Onmiddellijk boven het fronton van den wapensteen is in zandsteen de Boom der Kennis met den Slang aangebracht, daarboven een voorstelling van de Aanbidding der Koningen met de resten van een overhuiving en geflankeerd door kleine kraagsteenen, en boven dezen steen, in den top, een relief van een ster. Gedrongen tusschen den wapensteen en de beelden van Adam en Eva bevinden zich twee vensters in rijke 16de eeuwsche omlijsting met frontons, waarin koppen; in den top zijn weer twee dergelijke vensters juist boven eerstgenoemde geplaatst.

De topgevel staat eenigszins scheef boven den ingang en vertoont aan de linkerzijde een steiler helling dan rechts. De geprofileerde afdeklijst ontspringt aan weerszijden op een leeg basement, gedragen door voluutvormige kraagsteenen, en wordt verder aan weerszijden door nog twee dergelijke kraagsteenen gebroken. De geveltop eindigt in een later aangebrachten schoorsteen. De frontonbekroning van het linker topvenster wordt afgesneden door de deklijst van den gevel.

De zandsteenen arkels worden gedragen door zandsteenen overkragingen

(30)

met laat-Gothieke profielen. Deze arkels vertoonen in de zijkanten en de voorzijden elk twee vensters, het een boven het ander geplaatst, en worden geleed door slanke Jonische pilasters. In de rechthoekige vakken onder de vensters vindt men wapens, welke in cement zijn bijgewerkt. De gevels der dakvensters boven de arkels eindigen in frontons.

De beide vensters op de verdieping, links en rechts van de arkels, vertoonen boven hun vlakke 18de-eeuwsche vensteromlijstingen driehoekige frontons met manskoppen;

de overige vensters in den frontvleugel hebben onversierde 18de-eeuwsche vensteromlijstingen.

+Hoektoren.

De Oostelijke hoektoren heeft in een gedeelte van zijn aan het frontgebouw

+

grenzenden Noordgevel nog oorspronkelijk muurwerk bewaard, waarvan de

zandsteenen banden doorloopen in den gevel van het frontgebouw. Overigens is deze toren in de 19de eeuw geheel met baksteen van klein formaat bekleed. Blijkens een teekening, in 1786 door Tavernier gemaakt, en nu in het Museum te Zwolle berustend (afgebeeld bij

TER KUILE

, Havezathen, blz. 218), waren toen de zandsteenen banden nog in al de muren van den toren zichtbaar. Volgens deze teekening waren in den voorgevel van den toren drie vensters aanwezig, alle boven elkaar geplaatst en waarvan twee door frontons waren gedekt; de tegenwoordige vensters zijn blijkbaar later aangebracht en gedeeltelijk voorzien van de oorspronkelijke frontons. Volgens teekeningen van A. de Haan (in het Museum te Zwolle, één afgebeeld bij

TER KUILE

, Havezathen, blz. 216) droeg de toren in 1727 nog een ingesnoerde achtzijdige spits, die op de teekening van Tavernier heeft plaats gemaakt voor een plat met balustrade.

Dat de frontgevel, het oudste gedeelte, ons niet in zijn oorspronkelijke

gedaante is bewaard gebleven, blijkt duidelijk uit den scheeven topgevel

met de onorganisch in de deklijsten aangebrachte consoles, voorts uit het

afsnijden van een der vensterfrontalen, de benauwde plaatsing der vensters

aan weerszijden van den grooten wapensteen, waarbij de profielen danig

in het gedrang komen, de afgebroken zandsteenbanden in het metselwerk

en den toog, die in het muurwerk, links van het beeld van Adam, zichtbaar

is. Vreemd is ook de gehavende omlijsting van het relief der Aanbidding

tusschen de topvensters en de slordige wijze waarop de geprofileerde

daklijsten tegen de aanzetten van den topgevel doodloopen. Wat de

stijlvormen van al de geornamenteerde deelen betreft, deze staan met

elkaar in nauw verband, en stemmen zeer goed overeen met het jaartal

1551, vermeld in den stichtingssteen boven den ingang. Uit den verderen

tekst van dit opschrift zou men kunnen lezen, dat deze stichting alleen de

poort of het poortgebouw betrof; het muurwerk van den geheelen gevel

moet echter uit eenzelfden tijd dagteekenen, behoudens herstellingen

tengevolge van verzakkingen of andere beschadigingen. De geheele gevel

met den hoektoren dient dus in één verband te worden beschouwd. De

voornaamste moeilijkheid biedt de topgevel, die blijkbaar een fragment

is van een grooter stuk muurwerk. Dat de middenpartij oorspronkelijk een

meer indrukwekkend figuur moet hebben gemaakt in den langen gevel

blijkt al uit den kelder-plattegrond, die voor dit gedeelte veel zwaarder

muurwerk aanwijst dan elders in het frontgebouw voorkomt. Wij meenen

dan ook, dat de middenpartij oorspronkelijk hooger opgetrokken zal zijn

(31)
(32)

broken door pinakels of beelden op piedestals, waarvan de resten nog aanwezig zijn bij den aanzet van den tegenwoordigen topgevel, en in de consoles der deklijsten. Aan de linkerzijde zal deze oorspronkelijke gevel een weinig breeder zijn geweest, waardoor de beide topvensters

symmetrisch zouden zijn geplaatst. Het relief met de Aanbidding der Koningen heeft dan waarschijnlijk hoog in den gevel deel uitgemaakt van een uitgebreider ornamentatie, evenals het sterrelief. De wijze, waarop de zuilen met hun beelden, het wapenrelief boven den ingang en de

tusschengelegen vensters op elkander zijn gehoopt, is zeker niet

oorspronkelijk. Het omloopen van den gevellijst over de zuilkapiteelen (de lijst, waarvan het uitstekend profiel was afgekapt, is bij de herstellingen in de jaren 1912-1922 vernieuwd), doet vermoeden, dat de zuilen tot den oorspronkelijken bouw behooren. Van den ingang nemen wij dit ook aan, zoodat wij onderstellen, dat de vensters later van elders zijn overgebracht.

Mogelijk zijn zij omstreeks 1690 uit den achtergevel van den frontvleugel overgebracht, toen deze door de verdubbeling aan de zijde van de

binnenplaats werd ingebouwd. Wellicht nemen deze vensters thans de plaats in, waar zich oorspronkelijk de sleuven bevonden voor de boomen van een ophaalbrug. Dat wij het wapenrelief boven den ingang ten slotte nog geheel in zijn oorspronkelijken toestand zien, komt ons twijfelachtig voor. De plaatsing in de ingezwenkte omlijsting doet vreemd aan; ook de bewerking van het tympaan is vrij grof tegenover het fijne beeldhouwwerk van het groote relief. De oorspronkelijke plaatsing van het wapenrelief is echter bezwaarlijk vast te stellen. De arkels hebben in den loop der tijden ernstig geleden: zoo zijn de oorspronkelijke vensterkozijnen geheel verdwenen. Waarschijnlijk zijn de arkels indertijd wel eens opnieuw gesteld, waardoor te verklaren zou zijn, dat de lijst tusschen de beide verdiepingen van den gevel een weinig hooger ligt dan de

correspondeerende lijst der arkels; de onderste lijst van den gevel toch sluit wel aan bij de voetlijst der eerste pilasterstelling van de arkels.

+Linker zijvleugel.

+

De onder 2

o

. genoemde vroeg-17de-eeuwsche vleugel langs de linkerzijde van de binnenplaats is eveneens opgetrokken van baksteen met banden en een cordonlijst van natuursteen boven een zandsteenen onderbouw die uit de gracht oprijst. De gevel aan de binnenplaats vertoont gelijkvloers dichtgemetselde vensters met korfbogen; op de verdieping is deze gevel ± 1700 beklampt. De vensters van dezen vleugel hebben alle hun oorspronkelijke gedaante verloren, behalve die van de kelders, welke van halfronde ontlastingsbogen zijn voorzien.

+Achterzijde frontgebouw.

+

De onder 3

o

genoemde verdubbeling van het frontgebouw aan de zijde van de binnenplaats is in 1692 opgetrokken blijkens een stichtingssteen met het wapen-van Wassenaer en daaronder: MDCXCII. Gelijkvloers hebben de vensters ronde bogen; op de verdieping zijn zij rechthoekig. Vóór de deur naar de binnenplaats bevindt zich een 19de-eeuwsch balcon op zuilen.

+Inwendig.

+

Inwendig is het gebouw sinds het midden der vorige eeuw sterk gemoderniseerd.

De kelderverdieping is geheel voorzien van vlakke kruisgewelven op middenpijlers

(waarschijnlijk alles XVIId). In het middenvak van het gewelf in den vleugel van

(33)

aangebracht, afkomstig van het huis ‘Portugal’ aan de Oude Delft n

o

. 24 te Delft

(afgebeeld bij

TER KUILE

, Havezathen, blz. 223). Het wit-marmeren relief van den

schoorsteenboezem, verbeeldende Minerva

(34)

ten troon gezeten, is in 1737 gemaakt door J.P. van Baurscheit de jonge (Verg.

K

.

SLUYTERMAN

, Het huis van ouds genaamd Portugal te Delft, blz. 25). In een vertrek rechts van den ingang achter den arkel, een witmarmeren rococo-schoorsteenmantel, waarboven een ‘grauwtje’, geteekend J. de Wit, in een gesneden rococo-omlijsting.

Tegenover dezen schoorsteen bevindt zich een buffetnis met rococo-stucwerk. De traphal wordt overdekt door een koepelvormig stucplafond (± 1700).

+Familieportretten.

Op het huis bevindt zich een verzameling schilderijen, voornamelijk portretten

+

(XVI-XIX) van leden der geslachten van Flodroff, van Heeckeren, van Pallandt, van Raesfelt, van Renesse van der Aa en van Wassenaer, o.a. door: G. Honthorst, N. Maes, C. Netscher (1646, 1680), A. Boonen, J. Vollevens, J. Verkolje, F. B(?) Douven (1739), G. de Marees (1745), J. Palthe (1765), J.B. van der Hulst (1829, 1832, 1835). Voorts:

Portret van Jacob van Wassenaar (1610-1665) Heer van Obdam, Lt. Admiraal van Holland en West-Friesland. Halffiguur n. rechts, blootshoofds, geharnast met commandostaf. Doek 81,5 × 65. Door A. Hanneman, 1656. Moes, Iconogr. Batava, n

o

. 88933.

Portret van denzelfde, levensgroot ten voeten uit, blootshoofds in harnas met platte kanten kraag en ruiterlaarzen. In de rechterhand een bevelhebbersstaf, dien hij op een steenen tafel steunt, waarop een helm. Links achter zuil met draperiën, rechts uitziende op tenten en ruiters. Doek 210,5 × 121. Door G. Honthorst. Moes, Iconogr.

Batava, n

o

. 8892

2

.

+Voorplein.

De stal- en dienstgebouwen, die zich aan weerszijden op het voorplein bevinden,

+

dagteekenen uit het midden der XVIIIde eeuw. Elk van hen is in het midden

voorzien van een zandsteenen poort, in een omlijsting van Jonische pilasters, die een fronton dragen. Op het voorplein staan twee bronzen kanonnen van 1775. In de tuinen aan de Noordzijde bevinden zich twee rijk-bewerkte zandsteenen siervazen (XVIII A) en een zonnewijzer op hardsteenen voetstuk (midden XVIII).

Hengevelde.

+R.-K. Kerk.

In de moderne ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK bevindt zich een eikenhouten

+

+Beeldhouwwerk.

stuk beeldhouwwerk (midden XVI) hoog 90 cM. voorstellende de

+

Nood Gods (Pl. VI, n

o

. 2). De polychromie is modern.

+Herberg.

Bij de kerk bevindt zich een herberg (genummerd G 38), waarin een steen het

+

opschrift draagt:

HieR VerKooPt

Men GebRan

De WaaTeren

M D G W D

M D C C I C

(35)

+Molen.

+

Aan den zandweg van Hengevelde naar Bekkum staat een baksteenen windmolen, bovenkruier (XIXa). De sluitsteen van de ingangspoort draagt de initialen A.T.H.

en het jaartal 1820.

Borne.

+Wapen.

+WAPEN

: In azuur een bijenkorf van goud, vergezeld van drie bijen met uitgespreide vleugels, eveneens van goud.

+Naam.

+NAAM

. Zie voor den naam:

NOMINA GEOGRAPHICA

I, blz. 85, 144.

Borne.

Kerkelijke gebouwen.

+N. Herv. Kerk.

+

DE NED. HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan den H. Stephanus, is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente, de toren van de burgerlijke gemeente.

+Geschiedenis.

+GESCHIEDENIS

. In 1206 verklaart bisschop Diederik van der Are, dat hij van den abt van Ruinen onder meer heeft ontvangen de kerk van Burgunde (of Borghere? zie

REG

.

OV

.

OORK

. n

o

. 26, Archief aartsbisdom Utrecht XXXXV blz. 259, Oorkondenboek van Groningen en Drente I n

o

. 43), welke plaats waarschijnlijk moet worden geidentificeerd, met Borne. De betrekkingen van het huis Weleveld, een havezate onder Borne, met de heerlijkheid Ruinen bleven nog lang bestaan, en de benaming ‘Borgunde’

voor Borne wordt meer dan eens gebezigd, zoodat voor twijfel ten aanzien van deze identificatie weinig reden bestaat. (Zie

VERSL

.

EN MEDED

.

O

.

R

.

G

. XXXI, 1915, blz. 104, 105).

Volgens

LINDEBORN

(blz. 199) kwam het patronaatsrecht toe aan den bisschop, maar werd het ook gepretendeerd door het kapittel van St.

Lebuinus te Deventer. In 1413 wordt een vicarie in de kerk van Borne genoemd (

TIJDR

.

REG

. II blz. 210). Volgens

LINDEBORN

(blz. 199) werd er in 1420 een vicarie van de H. Maagd gesticht. In 1445 wordt een jaarrente verkocht tot verbetering van de kerk (

TIJDR

.

REG

. III blz. 66 en 70). In 1603 werd een gereformeerde predikant aangesteld, naast den ouden pastoor, die al lang de Augsburgsche confessie was toegedaan (

BIJDR

. VI blz. 321 vlg.)

+Restauratie.

+RESTAURATIES

. De kerk werd in de jaren 1919-1921 gerestaureerd door

den architect W. te Riele Gzn., waarbij voornamelijk de vloeren werden

verlaagd tot het oorspronkelijk peil, muurwerk en gewelven werden

hersteld, de vensters van zandsteenen harnassen voorzien, de muur- en

gewelfschilderingen blootgelegd en gefixeerd en het orgel en de preekstoel

zijn verplaatst. Vervolgens is de toren in de jaren 1923-1925 gerestaureerd

door den Dienst van Gemeentewerken in samenwerking met het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit governance-model heeft in de afgelopen periode uitstekend gefunctioneerd en spreekt ook onze commissie aan: de bedenkers van de geldende Canon zijn vindbaar en aanspreekbaar;

AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT OUTLOOK 2016 6.2 Postvak aanpassen. Zodra je Outlook 2016 opent, verschijnen standaard navigatievenster,

Voor meer informatie of aanmelden kunt u contact opnemen met Team Welzijn in Open Vensters, telefoon 06-12125954 of per e-mail

In de ontwikkelingen rond het landschap is een duidelijk beeld ontstaan van een gesloten karakter aan de noordzijde van de Groene Kruisweg door het boslandschap, dat verder

Wij vermoeden dat Herman van Voorst voormeld zich niet heeft beperkt tot het stichten van de kapel, en dat het aan zijn bemoeienis te danken is dat de eenbeukige romaanse kerk

Wat wonder, Hij, als Vorst reeds groot, Maar grooter nog als mensch, Hij, voorbeeld van elk landgenoot,. Zijn heil is

Hare haren, die zij niet geofferd heeft, omhullen haar van hoofd tot hielen Zij weent zóóvele tranen, dat hare smart niet zijn moet als die der anderen, maar meer dan

Wanneer derhalven den Graaf en desen Heer te samen de trappen van de eetens-saal afgingen, wilde onsen Vriend hen vergeselschappen, en dewyl hy agter den Graaf, en voor eenige