• No results found

Op de Bruiloft · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op de Bruiloft · dbnl"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Op de Bruiloft. Z.p., ca. 1840

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_opd001opde01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

Op de Bruiloft.

Door de persoon, de koopman voorstellende, voor te dragen.

Ik, KARELKOOPHANDEL, negotie doende in alle voorkomende zaken, neem bij deze gelegenheid de vrijheid zich in de gunst van het jonge paar aan te bevelen.

Geluk, geluk aan 't jonge paar, Dit wordt gewenscht door Karel.

Want reine liefde is, voorwaar, De allerschoonste parel.

Daarom wensch ik met heel mijn hart, Uw huwelijk zij zonder smart.

Hoort, jeugdig paar, wat ik wel hoop, Ja, nogmaals vreugd en zegen.

Dat vrouw Fortuin u nooit ontloop;

Want hebt ge deez' eens tegen, Dan is 't gewis een knappe klant,

Die haar weêr krijgt op zijne hand.

Elk jaar brengt Uwe liefdeblijk Een wélgeschapen wichtje.

Want zijt ge eens aan kind'ren rijk, Is dat geen mooi gezichtje?

Daarom dat Karel nogmaals wenscht:

Dat uwe liefde nooit verflenscht Een nette woning zij uw deel,

Waarin geen rat of muizen, Ook nimmer mag buurenkrakeel

Aan Uwe ooren zuissen.

Geen hoofdpijn, of tandpijn, noch jicht, Beschaduwe ooit uw gezicht.

Ook zij nimmer een rookend vuur In uw kasteel aanwezig.

De levenswaren ook niet duur En beend'ren nog al vleezig.

Ook bewaar U God voor een kind Dat tot groen p.... pen is gezind.

Dat U ook nooit de armoed kwelt, Is 't laatst dat ik wil wenschen.

Uw beursje zij maar steeds vol geld En 'k hoop dan lieve menschen, Dat gij Karel toch nooit ontloop,

Maar steeds en altijd van hem koop.

Geacht paartje! U zal het de koopman niet ten kwade duiden dat hij zijne waren, welke tot zeer matige prijzen verkrijgbaar zijn, even aan U opnoeme.

Navelbandjes, die U spoedig

(3)

In 't groot en in 't klein.

Doofpotten in alle grooten Blinkend als een ster;

Tafels in alle soorten, Beroemd heinde en ver, Spiegels en schilderijen

Solied en goedkoop, Benevens leibanden

Waar de kleine aan loopt.

Want schoon men ook heden Dit niet veel meer ziet, Geloof mij maar zeker,

Uit de mode is 't niet.

Rompjes en flepjes Tot uw gemak, Tevens snuifdoozen

Voor snuif; geen tabak.

Hoepelrokken als 't bruidje Uit wandelen gaat;

Maagbitter voor 't keeren Van een vrees'lijke pijn, En verder van alles

Wat U benoodigd kon zijn.

Om alles te noemen Is te groot mijn voorraad;

Daarom zal ik zwijgen, Maar vóór dat dit gaat, Moet ik nog verklaren

Waar mijn magazijn zich bevind, Want zijt ge tot koopen

Bij mij dan gezind;

Kom dan maar eens kijken Naar al dit mijn goed, En 'k weet dan wel zeker

Dat ge koopjes daar doet.

En nu, o jonge lieden, Gij edel jeugdig paar, Mijn waar ging ik U aanbieden,

En gewis is alles waar.

Nu was er iets bij dat uw zinnen streelt Dat gij het dan maar vrijelijk beveelt;

Ik zal uw wil dan doen geschieden, Als gij maar kiest uit mijne vleet.

Slotwoord, tot de andere aanwezigen.

Tevens neem ik de vrijheid, aan U geachte heeren en dames, bekend te maken, dat mijn magazijn is gevestigd in de peperstraat, hoek zoutsteeg, en verblijf ik ook Uw dienaar.

(4)

2

De macht der liefde.

Hoor thans, mijn vrienden en vriendinnen, Naar 't geen ik hier-verhalen wil;

Ik weet dat 't zij naar uwe zinnen En zijt daarom dan even stil.

Emma was even twintig jaren,

Haar ouders hadden sober hun brood, Maar dit kon de liefde niet bedaren

Van Arnoldus, door wien ze werd vergood.

Hij sprak: Emma, aanhoor mijn klagen, Want gij staat in mijn hart geplant;

Niemand als gij kan mij behagen, Ach! schenk mij daarom uwe hand.

Zij sprak: Arnold, dit nooit geschiede, Neem toch een dame, naar uw stand, Uw ouders zullen het zeker verbieden,

Daarom mij uit uw hart verband.

Ach! lieve Emma, zoo niet spreken, Dat is een dolksteek in mijn hart;

Mijn trouw voor u zij nooit verstreeken Daarom, ach! lenig mijne smart.

Ik zie uw beeld bij dag en nachten;

O gij, mijn schoone zielsvriendin, Wat laat ge mij door liefde smachten,

Schenk mij toch uwe wedermin.

Door gaven en door schoone woorden Heeft hij verkregen zijnen zin;

Na eenen tijd, wil dit aanhooren, Toen ging voor hun het lijden in.

Zij sprak: Arnold, de tijd komt nader

Van vreugd maar ook van smart, voorwaar, Laat ons verzoeken aan uwe vader

Om een verbint'nis met elkaar.

De vader kon het niet behagen, Was tot geen toestemming gereed;

Arnoldus kon het niet verdragen, De pijn die hij toen hier na leed.

Ook Emma was in droeve zuchten.

Vervuld met weemoed in het hart;

Arnoldus sprak haar van te vluchten, Helaas! tot harer oud'ren smart.

Voor 't laatst is zij in hare woning, Zich te bereiden tot de vlucht;

Ach Heer! zoo smeekt zij, groote Koning, Wat zal door vader zijn gezucht.

Mijn moeder zal van droefheid kwijnen, Almachtig God! blijf hun nabij;

Als ik bij vreemden zal verschijnen, Dat Gij mijn ouders hulpe zij.

(5)

En onderwijl de ouders zuchten, Ving nu de reis al voor hun aan.

Men ging weldra het anker ligten Met spoed vertrekken van de ree;

En beiden die hun t'huis ontzwigten Zijn spoedig reeds in volle zee.

Drie weken ging de reis voorspoedig, Reeds was het strand al in 't gezicht;

Groot was de reis niet en 't volk moedig, Elk was getrouw in zijne plicht.

Het weder was zeer goed gebleven, Maar daar eensklaps, O, welk een schrik, Een groote storm kwam in 't leven,

Zoo dat elk dacht op: eigen ik.

Verschrikkelijk woelden de golven En als briezende was de zee;

Somtijds was men geheel bedolven, Zoo dat een ieder riep: wee, wee.

Veel oogen naar het strand heen blonken, Of daar ook hulp kwam opgedaagd.

Maar 't volk zou waarlijk zijn verdronken, Als men tot hulp ook had gewaagd.

Daar kwam een groote golf genaken Sloeg over 't krakend vaartuig heen.

Deed velen in de zee geraken En sleurde ook de beide heen.

Aan 't strand vond men den and'ren morgen Twee lijken, die omstrengeld vast, Uit alle kommer, alle zorgen,

Thans door den dood waren ontlast.

Uit brieven als ook uit paspoorten Kwam men te weten hunnen naam;

En toen men wist waar beiden hoorden, Begroef men 't jonge paar te zaam.

Wat was de trouw toch groot van beiden.

Te zamen vreugd, te zamen nood;

Na vele blijdschap bitter lijden, En thans vereenigd door den dood!

'k Behoef zeker niet aan te wijzen Welk paartje of ik hier met meen;

Ja, Arnold en zijn jeugdig meisjen, Die men hier naar het graf bragt heén.

Ook werd spoedig kennis gegeven Aan hunner beide oud'ren paar:

Hun kind'ren zijn niet meer in 't leven, Een treurige tijding, voorwaar.

Terwijl hij dit bericht zou lezen, Verschrikt Arnold's vader zoo zeer.

Dat, 's avonds van den dag van dezen, Hij niet in het leven was meer.

Het had Gode kunnen behagen

(6)

Hem op te roepen tot den dood.

Ach! hij was door de schrik verslagen;

Hij, die zijn's kind's geluk verstoot.

Die zelfde God die hier zich wreekte Schonk Emma's ouders kracht naar kruis.

Hij had verhoord wat 't meisje smeekte Vóór zij verliet 't ouderlijk huis.

Ach ouders, wil toch wél bedenken, Vergeet dit nooit ter aller tijd,:

Als God de liefd' in 't hart wil schenken, Dit door geen sterv'ling zij gescheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik geloof Heer ik weet zeker dat u mij nooit alleen laat En uw liefde duurt voor eeuwig Als ik mijn kracht verlies. Ik geloof dat u mij optilt en vasthoudt Ik weet

Waar het in Genesis gaat om het scheppen van de wereld, wordt in dit verhaal juist toegewerkt naar verval: Agnes' leven zal nooit meer hetzelfde worden, ze is het vakantiehuis kwijt

Zijn relatie met Sarah bevindt zich eigenlijk ook alleen in zijn computer en geest: hij besluit in haar en deze liefde te geloven en gaat heel ver voor dat geloof.. Uiteindelijk

Natuurlijk staat het de dorpsraad vrij zelf wel voor rechtstreekse verkiezingen te kiezen, maar het moet niet als voorwaarde door de gemeente voor erkenning worden gesteld..

Henriette van Noorden, Weet je nog wel van toen?.. schappen meer kon doen, maar ook voor Dinkie, die maar liep te snuffelen en te zoeken en telkens bij Jo's moeder heel zacht

Dit zijn jongeren van 16 of 17 jaar die nog geen recht hebben op een uitkering en jongeren van 18 jaar die het wettelijk minimumloon niet kunnen verdienen, nog thuis wonen

Stijn Van den Bossche van de In- terdiocesane Commissie voor Ca- techese vertelt dat het idee voor Nooit te oud werd geboren uit de vaststelling dat vele geloofs-

Mensen die over dergelijke informatie beschikken, maar bang zijn voor represailles, kunnen voortaan daarover met ons contact opne- men zonder dat ze bang hoeven te zijn dat