• No results found

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING G. V. O. / 2007

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING G. V. O. / 2007"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS

BESLISSING

G. V. O. / 2007

Inzake ...

wonende te ...

bijgestaan door ... , advocaat verzoekende partij,

tegen de inrichtende macht v.z.w. ...

gevestigd te ...

vertegenwoordigd door verwerende partij.

Met een ter post aangetekende brief van 2 januari 2007 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de inrichtende macht v.z.w. ... , betekend bij aangetekende brief van 14 december 2006 en waarbij hem de tuchtmaatregel van de schorsing voor een termijn van zes maanden wordt opgelegd.

1. Over de gegevens van de zaak

Verzoekende partij is leerkracht technologische en plastische opvoeding sinds september 1989, vastbenoemd.

Bij aangetekend schrijven van 12 december 2005 wordt de verzoekende partij er van verwittigd dat de inrichtende macht tegen hem een tuchtprocedure opstart wegens haar ongepaste houding ten overstaan van leerlingen in het algemeen en in het bijzonder ten overstaan van ....

Op 22 december 2006 vindt een gesprek plaats tussen de verzoekende partij en een vertegenwoordiging van de inrichtende macht, dat betrekking heeft op geruchten als zou verzoekende partij ... hebben verkracht. Bij brief van dezelfde datum wordt verzoekende partij meegedeeld dat op die grond een tuchtonderzoek wordt geopend. Op 29 december wordt de verzoekende partij na verhoor preventief geschorst in het kader van dat

(2)

2 onderzoek. Op 24 augustus 2006 wordt het strafrechtelijk dossier geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.

Met twee aangetekende brieven van 23 november 2006 wordt de verzoekende partij opgeroepen voor het tuchtverhoor in beide procedures. Ter zitting op 11 december 2006 worden beide dossiers gevoegd.

De tuchtcommissie, gemandateerd door de inrichtende macht, oordeelt dat de tenlastelegging van verkrachting niet bewezen is en houdt voor bewezen als tuchtfeiten het ongepast gedrag tegenover de leerlingen in het algemeen en in het bijzonder tegenover ... door het schrijven van een liefdesbrief. Zij legt op 14 december 2006 voor deze feiten de tuchtstraf op van de schorsing voor zes maanden. De beslissing wordt betekend bij aangetekende brief van dezelfde datum.

Het is tegen deze tuchtbeslissing dat beroep wordt aangetekend.

2. Over de ontvankelijkheid van het beroep

Het beroep is binnen de termijn en naar de vorm regelmatig ingediend.

3. Over het verloop van de procedure

Er worden geen leden van de Kamer van beroep gewraakt.

Er worden geen getuigen opgeroepen.

Er wordt geen memorie van toelichting ingediend.

Het verweerschrift is regelmatig ingediend.

De partijen worden op 28 februari 2007 door de Kamer van beroep gehoord over de grond van de zaak.

4. Over de grond van de zaak

4.1. Verzoekende partij voert aan dat ... , voorzitter van de tuchtcommissie, aanwezig was bij het gesprek op 22 december 2005 dat de opening van de tuchtprocedure op grond van mogelijke verkrachting van een oud-leerling voorafging. ... zou de verzoekende partij beschuldigd hebben van verkrachting en daardoor minstens een schijn van partijdigheid hebben gewekt, waardoor hij niet meer als voorzitter van de tuchtcommissie kon optreden..

De Kamer is van oordeel dat de manier waarop verwerende partij, in strijd met het dossier inzonderheid een brief van de raadgever van verzoeker van 5 januari 2006, twijfel

(3)

3 probeert te zaaien over de aanwezigheid van ... op die dag, elke geloofwaardigheid mist, maar stelt ook vast dat niet met zekerheid kan worden aangetoond hoe dat gesprek verlopen is. De Kamer wijst er overigens op dat verzoekende partij, indien hij dat argument wilde aanwenden, voorzitter ... bij het tuchtverhoor had kunnen wraken, maar dat niet deed. De Kamer stelt dat een faire procesgang vraagt dat een dergelijk middel tijdig wordt aangehaald. Het blijkt verder dat het ingeroepen feit zich situeert in de tweede tuchtprocedure waarvan de tenlastelegging niet als tuchtfeit is behouden.

4.2. Verzoekende partij stelt dat verweerder, een tuchtstraf van de blaam die meer dan een jaar geleden werd opgelegd, heeft ingeroepen, in strijd met art. 73 van het Decreet rechtspositie van 27 maart 1991 (verkeerdelijk aangehaald als decreet van 14 juli 1997).

Verweerder voert aan, onder verwijzing naar de tuchtbeslissing, dat de tuchtstraf niet meer in het personeelsdossier van betrokkene voorkwam, en niet in overweging werd genomen voor het bepalen van de strafmaat. Verweerder moet, op basis van de stukken, worden bijgetreden waar hij stelt dat het verzoekende partij zelf is die het tuchtdossier als zodanig voor het eerst in de discussie brengt. Het middel kan niet worden aangenomen.

4.2. De inrichtende macht houdt als tuchtfeiten over een ongepast, waarmee bedoeld is een onbetamelijk gedrag tegenover de leerlingen in het algemeen en ten opzichte van juffrouw ... in het bijzonder. Als bewijs voor een onbetamelijk gedrag ten opzichte van andere leerlingen wordt een verklaring van een leerling aangehaald die zich in het strafdossier bevindt (p. 24). Het stuk is anoniem en werd op geen enkele aantoonde manier op zijn geloofwaardigheid getoetst. Het kan wellicht worden ingeroepen om het bestaan van nog andere feiten aannemelijk te maken, maar het kan die niet bewijzen. De Kamer oordeelt dat de tenlastelegging van onbetamelijk gedrag tegenover andere leerlingen niet bewezen is.

4.4. Verzoekende partij betwist niet dat zij de bewuste brief aan ... geschreven heeft, maar verwijt de inrichtende macht dat ze weigert om de brief in zijn juiste context te lezen. De brief zou meer met professioneel pedagogisch functioneren te maken hebben dan met tuchtfeiten en kaderen in een klassikale discussie omtrent ‘de definitie van schoonheid’. Ter zitting wordt vruchteloos bij de verzoekende partij aangedrongen dat hij zou aantonen hoe zijn benadering in te passen valt in een leerplan en in een echt professioneel pedagogisch functioneren. De Kamer is van oordeel dat verzoekende partij in de brief overduidelijk uitkomt voor een ongepaste persoonlijke emotionele betrokkenheid op een minderjarige leerling. Ter zitting vermeldt verzoekende partij dat een moeilijke emotionele ervaring in zijn privéleven mee de achtergrond van de brief uitmaakt. De kamer besluit dat de houding die uit de brief naar voor komt moet worden geacht in strijd te zijn met de artikelen 9 en 11 van het Decreet rechtspositie die inhouden dat de leerkracht ten allen tijde het belang van de leerlingen moet behartigen en zich in de omgang met de leerlingen correct moet gedragen.

De Kamer wijst op de ernst van de feiten en op de manier waarop verzoekende partij, niettegenstaande een eerdere confronterende ervaring, zijn gedrag blijft verdedigen als professioneel pedagogisch handelen waarbij inleven voorop staat. Dat roept in het licht van de feiten ernstige vragen op omtrent het normbesef van verzoeker als leerkracht.

(4)

4 Eerst ter zitting krijgt verzoekende partij het gezegd dat de brief “een inschattingsfout”was. De Kamer is van oordeel dat verzoekende partij dringend toe is aan bezinning over haar gedrag en dat de strafmaat van de schorsing voor en termijn van zes maanden dan ook zeker niet buiten verhouding staat tot de ernst van de feiten.

BESLISSING

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch- sociale centra, zoals het werd gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerd psycho-medisch- sociale centra, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 1996 en van 13 januari 1998;

Gelet op het huishoudelijk reglement van de Kamer van Beroep van het gesubsidieerd vrij onderwijs van 20 oktober 1999;

Na beraadslaging,

Met eenparigheid van stemmen,

Enig artikel.

De beslissing van de inrichtende macht v.z.w. ... van dd. ... waarbij aan de verzoekende partij de tuchtstraf wordt opgelegd van de schorsing voor een termijn van zes maanden wordt bevestigd.

Brussel, 28 februari 2007.

De Kamer van beroep is samengesteld uit:

De heer R. VERSTEGEN, voorzitter;

Mevrouw B. PLETINCK, de heren C. SMITS en P. WILLE,

vertegenwoordigers van de representatieve groeperingen van de inrichtende machten;

(5)

5 Mevrouw H. LAVRYSEN en de heren M. BORREMANS, D. DAEMS en L. SMEETS, vertegenwoordigers van de vakorganisaties;

Mevrouw Karen DE BLEECKERE, secretaris.

Na loting om de pariteit onder de geledingen te herstellen neemt de heer Daems niet deel aan de stemming.

Opgemaakt in twee originele exemplaren, waarvan één voor elke partij.

De secretaris, De voorzitter,

Karen DE BLEECKERE Raf VERSTEGEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met een ter post aangetekende brief van 20 december 2007 heeft verzoekende partij beroep aangetekend tegen de beslissing van de inrichtende macht v.z.w., haar betekend

Deze bepaling die in het tuchtbesluit in zijn huidige versie werd ingevoegd door het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 2000, werd niet aangepast nadat het artikel

Met een ter post aangetekende brief van 15 juni 2006 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling, betekend bij aangetekende brief van 31 mei 2006

Met een ter post aangetekende brief van 30 januari 2006 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling, hem betekend bij aangetekende brief van 12

Hoewel de tenlastelegging van administratieve tekortkomingen door de Kamer van beroep niet als tuchtfeiten wordt aanvaard, is de Kamer niettemin van oordeel dat er geen grond is om

Met een ter post aangetekende brief van 12 december 2005 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling, hem betekend bij aangetekende brief van

De Kamer stelt vast dat de vraag naar de bevoegdheid wel degelijk werd gesteld in het verweerschrift voor het tuchtverhoor van 11 augustus 2005, feit dat ter zitting ook door

4.1 De Kamer van beroep acht volgende feiten bewezen: grens overschrijdend gedrag in woorden en handelingen tegenover de leerlingen (nr.1a en b in de brief van 26 juni waarmee