1. De wetenschappelijke methode: OVUR
Oriënteren
Oriënteren op het onderzoeksprobleem
Wat is de vraag? Wat is het probleem/ vraagstuk/ onderwerp? Moet ik de vraag/opdracht in deelvragen opsplitsen? Wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe, welke, waarmee, waartoe,…?
Formuleren van onderzoeksvragen
Voorbereiden
Planning
Opmaken van een onderzoeksplan. Ontwerpen en plannen van de experimenten. Methode?
Benodigdheden? Hoe aanpakken? Wie doet wat, wanneer? Tijdspad en deadlines? Bronnen?
Werkwijze uitschrijven.
Uitvoeren Experiment uitvoeren
Experiment uitvoeren. Gegevens verzamelen, noteren, berekenen, verwerken. Meetresultaten en waarnemingen noteren.Formuleren van conclusies
Gegevens ordenen en kritisch interpreteren. Besluiten trekken, antwoorden op de onderzoeksvraag.Verklaren
Verklaring geven: gebruik je eerdere kennis om een verklaring te geven van de besluiten die je trekt. Zoek de verklaring zoveel mogelijk in basisprincipes/formules.Rapporteren
Rapporteren of presenteren van het onderzoek. Schrijven van een verslag met tabellen en/of grafieken. Kritisch kijken naar experimentele resultaten.Reflecteren
Verdieping en verbreding
Situeren van het onderzoek in een bredere context. Toepassingen bespreken en toepassen van wat in het onderzoek geleerd werd. Evaluatie van het onderzoeksresultaat = confrontatie met een ander onderzoek. Denkvragen, analoge maar andere situaties. Eventueel vraagstukken.
Eigenlijke reflectie
Hoe verliep het experiment? Heb je wetenschappelijke kwaliteit geleverd? Waarom (niet)? Wat liep goed? Hoe weet je dat? Wat liep fout? Ken je de oorzaak? Bijsturen van het onderzoek, aanvullende onderzoeksvragen stellen. Bekijk je hypothese. Was ze juist? Waarom (niet)? Wat leer je voor de volgende keer? Hoe verliep de samenwerking?
Weet ik genoeg over het onderwerp, thema om een onderzoeksvraag te kunnen stellen? Moet ik over het onderwerp op voorhand iets lezen om een hypothese of deelvraag duidelijker te kunnen stellen? Een hypothese formuleren.
2. Labomateriaal
veiligheidsbril maatcilinder maatkolf bekerglas
peer buikpipet buret statief
thermometer driepikkel proefbuis en rekje dubbele noot
borsteltje bunsenbrander statiefklem proefbuishouder
trechter spatel horlogeglas tang
stamper en mortier spuitfles kroesje liebigkoeler
erlenmeyer draadnet / keramische plaat roerstaaf scheitrechter
3. Gevarensymbolen
Nieuw Info
explosief GHS 01
ontvlambaar GHS 02
oxiderend GHS 03
gassen onder druk GHS 04
corrosief GHS 05
giftig GHS 06
irriterend, schadelijk, sensibiliserend GHS 07
lange termijn gezondheidsgevaarlijk GHS 08
gevaarlijk voor het aquatisch milieu GHS 09
4. Etikettering
5. Basisvaardigheid: balans gebruiken
Zet de balans waterpas.
Plaats een horlogeglas op de balans.
Zet de balans op 0 door te tarreren.
Weeg de juiste hoeveelheid af.
Laat de balans proper achter.
6. Basisvaardigheid: filtreren
Neem een filtreerpapier en vouw de filter dubbel.
Vouw het dubbelgevouwen filtreerpapier nog eens dubbel.
Vouw het filter open zodat een trechter ontstaat. (De ene helft bestaat uit 3 lagen papier en de andere helft uit 1 laag papier)
Plaats het filter in de trechter.
7. Basisvaardigheid: hanteren van een bunsenbrander
Onderdelen
Aansteken van de bunsenbrander
Sluit de brander aan.
Zorg dat de lucht - en de gastoevoer dicht zijn.
Steek een lucifer aan.
Breng de lucifer bovenaan de schouw en draai de gasregelaar van de brander open.
De hoogte van de vlam stel je in door de gasregelaar meer of minder open te draaien.
De kleur en ook de temperatuur van de vlam regel je door het gas in de brander te mengen met lucht. Als je de luchttoevoer verder open draait, zal er meer lucht met het aardgas gemengd worden.
luchttoevoer
gastoevoer gasregelaar
schouw
8. Basisvaardigheid: stoffen in een proefbuis verwarmen
Vul de proefbuis maximaal 1/3.
Bevestig de proefbuishouder bovenaan de proefbuis.
Houd de proefbuis schuin. Richt de opening van de proefbuis nooit naar iemand.
Beweeg de proefbuis met een vloeiende beweging van boven naar onder in de vlam.
9. Basisvaardigheid: aflezen volume met gegradueerd recipiënt
Bij water en bij vele oplossingen lees je af onder de vloeistofmeniscus. Het oog moet zich precies op de hoogte bevinden van de meniscus.
Meniscus
10. Basisvaardigheid: meten van de pH of zuurgraad
pH of zuurgraad kan je meten met behulp van
pH-meter: Dompel een elektrode in de te meten oplossing. Lees de pH-waarde rechtstreeks af.
Vloeibare indicator (bv fenolftaleïne, methyloranje,…): voeg enkele druppels indicator toe aan de oplossing en interpreteer de kleurverandering. (zie basisvaardigheid 11)
Papieren indicator (bv lakmoes, universeel indicator,…): dompel een klein strookje in de oplossing en interpreteer de
kleurverandering. (zie basisvaardigheid 11)
11. Basisvaardigheid: waarnemen
Waarnemen vereist aandacht van alle zintuigen. Een waarneming noteren, vereist een exact taalgebruik en een duidelijke beschrijving.
Waarneming Besluit
Dit is een heldere,
kleurloze/blauwe oplossing.
Alle stoffen zijn opgelost, en houden/maken de oplossing kleurloos/blauw.
Dit is een wit/blauw, troebel mengsel. Er is een witte neerslag.
Er is een witte/blauwe, slecht oplosbare stof gevormd.
Er is gasontwikkeling, of er worden gasbelletjes
gevormd.
Er grijpt een reactie plaats met gasontwikkeling. Het gevormde gas is …
Er ontstaat condensatie tegen de wand.
Tijdens de proef ontstaat er water.
Voel aan de reageerbuis
De oplossing voelt warm aan.
De temperatuur van de oplossing stijgt.
Er treedt een exotherme reactie op.
De oplossing voelt kouder aan. De temperatuur van de oplossing daalt.
Er treedt een endotherme reactie op.
Na het schudden ontstaan 2 vloeistoflagen.
De vloeistoffen lossen niet op in elkaar. De bovenste
vloeistof heeft een kleinere massadichtheid dan de andere vloeistof.
Waarnemingen met zuur/base-indicatoren oplossing + fenolftaleïne
(fft) De oplossing blijft kleurloos. De oplossing is zuur.
De oplossing kleurt paars De oplossing is basisch.
oplossing + lakmoespapier
Blauw lakmoespapier kleurt
rood. De oplossing is zuur.
Blauw lakmoespapier blijft
blauw. De oplossing is basisch.
oplossing + methyloranje (MO)
De oplossing wordt
bloedrood. De oplossing is zuur.
De oplossing wordt
oranje/geel. De oplossing is basisch.
oplossing + rode koolsap
De oplossing wordt
roos/rood. De oplossing is zuur.
De oplossing wordt groen. De oplossing is basisch.
12. Basisvaardigheid: pipet en peer gebruiken
Onderdelen
Ventiel A: Dient om de lucht uit de ballon te drukken zodat er vloeistof aangezogen kan worden.
Ventiel S: Dient om vloeistof in de pipet te zuigen
Ventiel E: Dient om vloeistof gecontroleerd af te geven
Hanteren van peer en pipet
Maak de peer leeg door in de ballon te knijpen en op ventiel A.
Bevestig de peer met een draaiende beweging op de pipet. Het volstaat dat de pipet 1 centimeter in de peer zit.
Blijf de pipet steeds verticaal vasthouden!
Plaats de pipet verticaal in de vloeistof die je wilt opzuigen. De pipetpunt moet steeds onder het vloeistofoppervlak blijven. Duw op ventiel S om de vloeistof op te zuigen. Zuig de vloeistof op tot boven de maatstreep. Zorg dat er geen
vloeistof in de peer komt!
Duw op ventiel E om de vloeistof gecontroleerd af te geven tot de meniscus de maatstreep raakt.
Houd de pipet verticaal en de maatbeker onder een hoek van 45 °.
Neem de pipet uit de vloeistof.
Breng de pipet naar de maatkolf.
Hou de maatkolf in een hoek van 45 ° tegen de pipetpunt.
Duw op ventiel E om het gewenste volume in de maatkolf te brengen.
Bij het leeglopen van de pipet moet de allerlaatste druppel niet uit de pipet worden getikt.
ballon Ventiel A
Ventiel E Ventiel S
13. Basisvaardigheid: oplossingen maken
14. Basisvaardigheid: verdunningen maken
Bij het verdunnen van een oplossing vertrek je van een stockoplossing met hoge concentratie. Aan een deel van de stockoplossing (beginvolume= V1) voeg je een hoeveelheid oplosmiddel toe tot het gewenste eindvolume (V2).
Bij het verdunnen blijft de hoeveelheid opgeloste stof onveranderd, dus:
n1 = n2 c1. V1 = c2 . V2
15. Basisvaardigheid: titreren
Invetten van de glazen buretkraan
Vet een droge kraan goed in zodat ze goed zou draaien en om lekken te vermijden. Kranen uit teflon hoeven niet te worden ingevet.
Gebruik niet te veel vet, dit om verstopping te voorkomen.Draai de kraan na terugplaatsen in de buret enkele keren heen en weer zodat tussen de kraan en de glaswand een helder, doorzichtig laagje ontstaat.
Opstellen van de buret
Spoel de buret enkele keren met een kleine hoeveelheid vloeistof.
Sluit de kraan en breng mbv een trechter de vloeistof in de buret.
Verwijder luchtbellen die na het vullen mogelijk aanwezig zijn in het gedeelte onder de kraan.
Droog de buretpunt af.
Stel de buret volledig verticaal in de statiefklem.
Aflezen volume
Zorg dat bij de begin- en eindaflezing geen druppels aan de buretpunt kleven.
Lees de begin- en eindstand af bij de onderkant van de meniscus.
Uitvoeren van de titratie
Voer de tritatie bij voorkeur uit tegen een witte achtergrond. Zo kan je de kleuromslag nauwkeurig waarnemen.
Bedien tijdens de titratie de buretkraan met de linkerhand en schud de erlenmeyer voortdurend en regelmatig met de rechterhand.
Regel de kraanopening.
Wanneer het equivalentiepunt nadert titreer dan druppelsgewijs verder tot het equivalentiepunt.
Lees de buretstand af. Noteer. Indien het onzeker is of het eindpunt van de titratie al dan niet bereikt is, voeg dan druppelsgewijs titreervloeistof toe om te zien of er nog kleurverandering optreedt.
Noteer de waargenomen eindstand.
Oplossing met
gekende concentratie
Onbekende oplossing met indicator
Pipetteer de te analyseren oplossing in een erlenmeyer.