• No results found

Hoe lekker eten het milieu ten goede kan komen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe lekker eten het milieu ten goede kan komen"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe lekker eten het milieu ten goede kan komen

Een onderzoek naar de opkomende Slow Food beweging in de jaren negentig en haar plek binnen de milieubeweging.

Tamara de Zeeuw S1857266

Inhoudsopgave

Masterscriptie Geschiedenis Begeleider: Dr. E.H.K. Karel Versie 1

27-06-2016

Aantal woorden: 24.173

(2)

Inleiding...1

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader en conceptualisering...7

§1.1 De Resource Mobilization Theory...8

§1.1.1 De theorie...8

§1.1.2 De kritieken...12

§1.1.3 De toepassing...14

§1.2 New Social Movement Theory...14

§1.2.1 Cultureel New Social Movement Theory...15

§1.2.2 De kritieken...16

§1.2.3 De toepassing...17

§1.3 Conceptualisering...17

Hoofdstuk 2: De Milieubeweging...18

§2.1 De natuurbehoudgroepen...20

§2.1.1 De resources...21

§2.1.2 Organisatiestructuur...23

§2.1.3 Ideologie...24

§2.1.4 Manier van actievoeren...25

§2.1.5 Politieke mogelijkheden...26

§2.2 De ecologiegroepen...27

§2.2.1 Resources...29

§2.2.2 Organisatiestructuur...30

§2.2.3 Ideologie...32

§2.2.4 De manier van actievoeren...33

§2.2.5 Politieke mogelijkheden...37

Hoofdstuk 3: Slow Food...40

§3.1 Resources...43

§3.2 Organisatiestructuur...46

§3.3 Ideologie...50

§3.4 Manier van actievoeren...55

§3.5 Politieke mogelijkheden...58

Hoofdstuk 4: Slow Food als onderdeel van de milieubeweging: de tussenbalans...60

§4.1 Historie...60

§4.2 Resources...61

§4.3 Organisatiestructuur...62

§4.4 Ideologie...65

§4.5 Manier van actievoeren...66

§4.6 Politieke mogelijkheden...68

Conclusie...71

Literatuurlijst...74

Bijlage 1: Interview secretaris Rob Cozzi van Slow Food Nederland...80

Bijlage 2: Interview voormalig oprichter Slow Food Nederland: Andrea van Gemst...83

(3)

Inleiding

De opening van een McDonald's in 1986 nabij de Spaanse Trappen in Rome was een doorn in het oog van het Italiaanse Communistische partijlid Carlo Petrini. Italië, het land met een rijke culinaire traditie, werd bedreigd door de opkomende fastfoodbeweging. De culinaire tradities van het land moesten beschermd worden evenals die van andere landen. Daarom werd in 1989 in Parijs door vijftien delegaties uit heel Europa een manifest ondertekend die de oprichting van de internationale Slow Food beweging bezegelde. De organisatie ging zich inzetten voor ´good, clean en fair food´, wat betekende dat lokale, regionale seizoensproducten op een eerlijke manier voor boer, consument en milieu geproduceerd moesten worden. Het ledenaantal van de organisatie nam in korte tijd snel toe, ondanks of misschien wel dankzij de toenemende groei van de fastfoodindustrie en de bio-industrie. In 2016 staat het ledenaantal grof geschat op 100.000 mensen uit 150 verschillende landen.

1

Tevens is er een internationale jongerenafdeling: de Slow Food Youth Network, die zich actief inzet om jongeren in beweging te brengen voor de Slow Food principes.

Waar Slow Food begon als een bourgondisch, gezellig eetclubje dat culinaire tradities en landbouwmethoden wilde behouden, ontwikkelde zij zich tot een organisatie waar duurzaamheid centraal stond. Het begrip 'eco-gastronomie' werd door de oprichter Carlo Petrini geïntroduceerd en betekende dat gastronomie en duurzaamheid met elkaar verbonden moesten worden. Voedsel moest duurzaam geproduceerd en geconsumeerd worden. De gevolgen voor mens, dier en milieu die de landbouwmethoden en eetpatronen met zich meebrachten, moesten in ogenschouw worden genomen.

Het milieu kreeg daarmee een belangrijke rol in relatie tot de voedselproductie en Slow Food begon zich dan ook in het vaarwater van de milieubeweging te begeven.

De milieubeweging ontstond in de negentiende eeuw met organisaties die zich inzetten voor natuurbehoud. Zij beleefde haar tweede grote opleving in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. De ernst van de milieuproblematiek kwam toentertijd aan het licht, mensen kwamen in verzet en verenigden zich in zogenaamde ecologiegroepen. Er ontstonden organisaties als Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds en de Milieudefensie, die in korte tijd veel aanhangers vergaarden. Alle organisaties hadden één ding gemeen, ze zetten zich in voor een betere omgang met de natuur en het milieu.

1 Slow Food Internationaal website http://www.slowfood.com/international/1/about-us bezocht op 26-09-2014 10.00u.

(4)

Ondanks dat voedsel het primaire onderwerp van Slow Food is, hangt dit nauw samen met natuur en milieu. Dit wordt geïllustreerd door het begrip ‘eco-gastronomie’, dat oprichter Carlo Petrini aan de organisatie verbond. De manier van voedsel produceren en consumeren heeft een grote impact op het milieu. Slow Food grijpt dan wel terug op traditionele landbouwtechnieken, gewassen en kookmethoden, maar zij kijkt ook naar duurzame, technologische landbouwontwikkelingen. Met het begrip ‘eco-gastronomie’ maakte Petrini Slow Food ongemerkt tot een onderdeel van de milieubeweging. De meningen over deze uitspraak zijn verdeeld, Nederlandse bestuursleden van Slow Food zien de organisatie niet als een onderdeel van de milieubeweging.

2

Toch ben ik van mening dat Slow Food in het historische kader van de milieubeweging onderzocht moet worden op basis van hun overeenstemmende ideologie. Omdat de milieubeweging zoveel omvat, is het interessant om te kijken hoe een relatief jonge beweging als Slow Food zich wat betreft organisatie en ideologie verhoudt tot de reeds bestaande milieubeweging. De hoofdvraag van dit onderzoek is dan ook:

Hoe kenmerkt de opkomende Slow Food beweging zich vanaf de jaren negentig ten opzichte van de reeds bestaande milieubeweging?

Deelvragen die bij mijn onderzoek horen zijn: Wat kenmerkt een sociale beweging? Welke theorieën zijn er om sociale bewegingen te bestuderen? Wat is de milieubeweging? Welke kenmerken heeft de milieubeweging? Wat is Slow Food? Zijn de kenmerken van de milieubeweging toepasbaar op Slow Food?

In het boek The Green Rainbow. Environmental Groups in Western Europe bestudeert de Amerikaanse politicoloog Russell J. Dalton de milieubeweging aan de hand van twee sociale theorieën.

3

Het boek stamt uit 1994 en is daarmee enigszins gedateerd, maar The Green Rainbow is een gedegen werk waarin twee sociale theorieën worden toegepast op de milieubeweging. Deze twee theorieën zijn de Resource Mobilization Theory en de New Social Movement Theory. Deze theorieën zullen ook in mijn onderzoek gebruikt worden.

De Resource Mobilization Theory is in de jaren zeventig van de twintigste eeuw bedacht door de twee

2 Interview Rob Cozzi op 27-10-2015 en interview Andrea van Gemst op 12-12-2015.

3 Russell, J, Dalton, The Green Rainbow. Environmental Groups in Western Europe (Yale 1994).

(5)

Amerikaanse sociologen John D. McCarthy en Mayer Zald. Met deze theorie beoogden zij de opkomst, groei, achteruitgang en verandering van sociale bewegingen te verklaren. Dit deden zij vanuit een zeer Amerikaanse en economische invalshoek door de 'resources', oftewel de bronnen en voorzieningen van organisaties als financiële bronnen te bestuderen. De twee Amerikaanse sociologen Charles Tilly en Doug McAdam vulden de theorie aan met een meer politieke benadering van de resources.

De New Social Movement Theory werd tegelijkertijd met de Resource Mobilization Theory ontwikkeld, maar kwam met een meer Europees perspectief en een andere focus. De focus van de Resource Mobilization Theory lag op het economische aspect en ging voorbij aan meer culturele aspecten als de rol van maatschappelijke omstandigheden en ideologie. De New Social Movement Theory had dan ook een meer culturele benadering in hun onderzoek naar sociale bewegingen.

In het boek The Green Rainbow gebruikt Dalton deze twee theorieën om de milieubeweging te bestuderen. Zijn studie naar de milieubeweging omvatte 48 grote ledenorganisaties, 12 nationale paraplu organisaties, 6 wetenschappelijke milieu-instanties en 3 elite milieuorganisaties uit 10 verschillende landen binnen de Europese Gemeenschap sinds december 1985.

4

Uit de twee theorieën haalde hij een zestal punten waarop hij de milieubeweging bestudeerde. Deze zes punten vormen ook de basis van mijn onderzoek naar de milieubeweging en Slow Food. Mijn onderzoek naar de milieubeweging zal geen kopie zijn van Dalton. Zijn studie vormt een goede bron maar is gedateerd en zeer op Amerika gericht. Daarom zal mijn onderzoek aangevuld worden met meer recentere literatuur en zal ik mij meer richten op de Europese en vooral Nederlandse organisaties.

Belangrijke Nederlandse literatuur over de milieubeweging is geschreven door onder andere de Groningse onderzoeker verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen: Henny van der Windt, de Nijmeegse hoogleraar Beleidswetenschappelijke Milieukunde: Pieter Leroy en de voormalig Nederlands politica van de Partij van de Arbeid, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en voormalig voorzitter van de Vereniging Milieudefensie en het Landelijk Milieu Overleg: Jacqueline Cramer. Deze laatste moet kritisch benaderd worden, omdat zij veel persoonlijke banden met de milieubeweging heeft en daardoor haar visie niet als geheel objectief te beschouwen is.

Ondanks dat de boeken die ik voor mijn onderzoek heb gebruikt uit de jaren negentig van de twintigste

44 Elite organisaties zijn de organisaties waarbij je alleen lid kan worden als je uitgenodigd wordt. Russell, J. Dalton, The

Green Rainbow, 18-19.

(6)

eeuw komen, bieden zij veel informatie over de geschiedenis van de Nederlandse milieubeweging.

Ofschoon het onderzoek zich niet focust op Nederland, heeft Nederland altijd een actieve milieubeweging gehad die internationaal veel aanzien genoot. Vandaar dat veel gebruikte literatuur over de milieubeweging in dit onderzoek geschreven is door Nederlanders. Twee internationale auteurs die ik voor mijn onderzoek heb gebruikt zijn de Britse hoogleraar in milieupolitiek: Christopher Rootes

5

en de Britse hoogleraar politicologie: Neil Carter, die in zijn boek The Politics of the Environment. Ideas, Activism, Policy

6

veel informatie geeft over de idealen en de uitvoering daarvan binnen de milieubeweging. Daarnaast zijn ook de klassieke werken als The Limits to Growth: a Global Challenge geschreven door Dennis Meadows en Silent Spring van Rachel Carson onderdeel van het onderzoek.

7

Literatuur over Slow Food is minder aanwezig en mijn onderzoek is hier dan ook meer op bronnen gebaseerd. De belangrijkste literatuur die er over Slow Food verschenen is, komt van de hand van de oprichter zelf. Carlo Petrini vertelt in zijn boek Slow Food. Over het Belang van Smaak

8

over het ontstaan, de ideologie en het doel van Slow Food. Dit boek vormt ook de enige literatuur over de voorgeschiedenis van Slow Food. Omdat het hier om de oprichter van de organisatie gaat, is waakzaamheid geboden en moet er kritisch worden omgegaan met het materiaal. Geoff Andrews, een Britse wetenschapper en schrijver, heeft een ander belangrijk boek geschreven over Slow Food genaamd The Slow Food Story. Politics and Pleasure (2008).

9

In dit boek onderzoekt hij de politiek en ideologie van Slow Food en komt met een meer objectief verhaal. Naast deze twee belangrijke werken zijn er nog een aantal belangrijke artikelen gepubliceerd die vooral kritisch naar de organisatie kijken.

Voedselhistorica Rachel Laudan schreef het artikel ‘An Italian Critic on Slow Food’

10

waarin zij kritische naar de organisatie en haar ideologie en doel kijkt. De Amerikaanse onderzoeker Justin Meyers doet enigszins hetzelfde in zijn artikel ‘The Logic of the Gift: the Possibilities and Limitations of Carlo Petrini's Slow Food Alternative’.

11

Vooral de ideologie van Slow Food wordt in twijfel getrokken, de vraag of de idealen uit te voeren zijn in de moderne wereld wordt gesteld in artikelen als:

5 Christopher Rootes, Environmental Protest in Europe (Oxford 2003).

6 Neil Carter, The Politics of the Environment. Ideas, Activism, Policy (Cambridge 2001).

7 Dennis Meadows, Rapport van de Club van Rome. De Grenzen aan de Groei (New York 1972) en Rachel Carson, Silent Spring (zp 1962).

8 Carlo Petrini, Slow Food. Over het Belang van Smaak (Amsterdam 2004).

9 Geoff Andrews, The Slow Food Story: Politics and Pleasure (McGill Queens University Press 2008).

10 Rachel Laudan, ‘An Italian Critic of Slow Food’ op www.rachellaudan.com (26 mei 2009).

11 Justin Meyers, ‘The Logic of the Gift: the Possibilities and Limitations of Carlo Petrini's Slow Food Alternative’ in

Agriculture and Human Values (2013) 30:3, 405-415.

(7)

‘Can Slow Food feed the World?’ in Time Magazine

12

en ‘The Ideology of Slow Food’ door Luca Simonetti in The Journal of European Studies

13

. Deze kritische artikelen bieden een tegenwicht op het minder objectieve werk van Carlo Petrini.

Desondanks biedt de literatuur niet genoeg informatie om de hoofdvraag te beantwoorden, derhalve is er bronnenonderzoek nodig. Bronnen die onderzocht zijn de oprichtingsdocumenten, de statuten, de manifesten, de rapporten en andere officiële documenten. Veel van deze bronnen zijn op de website van Slow Food Internationaal te raadplegen in diverse talen. Een andere belangrijke bron voor mijn onderzoek vormen interviews. Ik heb de huidige secretaris van Slow Food Nederland: Rob Cozzi geïnterviewd en de oprichter van Slow Food Nederland: Andrea van Gemst. Ook hier is een gepaste kritische houding nodig evenals bij Carlo Petrini's boek, omdat het ook hier een subjectieve kijk op de organisatie betreft. Het interview is opgenomen en de vragen en index van het gesprek zijn in de bijlagen te vinden.

Het onderzoek springt in het gat van het historisch onderzoek naar de Slow Food beweging. De milieubeweging is al veel onderzocht en biedt een goede basis om Slow Food in een nieuwe, andere context te plaatsen. Of je Slow Food in de context van een grotere beweging moet onderzoeken is betwistbaar. Echter kan het naar mijn mening voor Slow Food vruchtbaar zijn om de organisatie in een groter geheel te onderzoeken. Het zou Slow Food kunnen helpen om meer inzicht in haar organisatie en daarmee ook de toekomst van de beweging te krijgen. Daarnaast zou het Slow Food meer bekendheid kunnen geven als ze als onderdeel van de milieubeweging onderzocht wordt, omdat deze laatste over het algemeen bekend is bij het grotere publiek en Slow Food dat minder is.

Ik ben zelf lid van Slow Food en zit in het bestuur van de Youth Food Movement Groningen. Ik ondersteun het gedachtegoed en wil actief bijdragen aan de organisatie. Dat ik persoonlijk betrokken ben bij het onderwerp van mijn onderzoek kan zowel een voordeel als een nadeel zijn. Een groot nadeel is dat het de objectiviteit van het onderzoek kan beïnvloeden. Een groot voordeel is dat door mijn persoonlijke contacten binnen de organisatie ik beter toegang tot de bronnen heb. Ik ben van mening dat dit onderzoek niet aan een vooraf gevormd waardeoordeel onderhevig is. Welke plek Slow Food binnen de milieubeweging inneemt, heeft geen invloed op de organisatie of hoe ik de organisatie steun.

12 Bryan Walsh, ‘Can Slow Food Feed the World?’ Op www.time.com (4 september 2008).

13 Luca Simonetti, ‘The Ideology of Slow Food’ in Journal of European Studies (2012) 42:2,168-189.

(8)

Het is hoogstens een extra label voor de organisatie. Ik ben opgeleid tot een onafhankelijk en objectief historica en ik zal dit dan ook toepassen op dit onderzoek. Ik zal kritisch kijken naar de literatuur en bronnen om tot een onafhankelijk en objectief antwoord te komen.

Het essay zal beginnen met een uitleg van de twee sociologische theorieën en de kritieken die hierop gekomen zijn. In het tweede hoofdstuk zal de milieubeweging onderzocht worden aan de hand van de zes punten uit de eerder besproken theorieën. In het derde hoofdstuk zal Slow Food centraal staan en op dezelfde zes punten onderzocht worden. Het laatste hoofdstuk biedt ruimte voor een vergelijking waarin de overeenkomsten en verschillen tussen de milieubeweging en Slow Food duidelijk zullen worden. Uit deze vergelijking zal een conclusie voortvloeien die antwoord vormt op de hoofdvraag:

Hoe kenmerkt de opkomende Slow Food beweging zich vanaf de jaren negentig ten opzichte van de reeds bestaande milieubeweging?

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader en conceptualisering

Voor dit onderzoek is het van belang om een theoretisch kader omtrent het concept sociale beweging te

scheppen. Om te bepalen of de milieubeweging en daarmee Slow Food een sociale beweging vormt, is

het noodzakelijk om het begrip sociale beweging te definiëren. In de Van Dale wordt een sociale

beweging omschreven als een beweging die streeft naar het veranderen van de stand van zaken, van

(9)

meningen en opvattingen.

14

In de sociologie wordt een sociale beweging omschreven als een diffuus netwerk van groepen mensen en organisaties die sympathie hebben voor een bepaald ideaal en met name als doel hebben een verandering te bewerkstelligen. Dit doel proberen zij te bereiken door onder andere activiteiten te organiseren en mensen te mobiliseren.

15

Binnen deze definities kan de milieubeweging en daarmee ook Slow Food tot een sociale beweging gerekend worden. De organisaties streven naar een veranderingen in de maatschappij die ten goede komen van het gezamenlijke doel: het milieu.

Voor het bestuderen van sociale bewegingen bestaan verschillende theorieën die meer inzicht geven in vragen als: waarom ontstaan sociale bewegingen, hoe ontstaan ze, hoe werken ze en hoe boeken ze succes? Voor dit onderzoek heb ik gekozen voor twee bekende theorieën die ontwikkeld zijn in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw en nog steeds gebruikt worden in de wetenschap. Het gaat om de Resource Mobilization Theory en de New Social Movement Theory. Deze theorieën werden ontworpen ten tijde van de opleving van nieuwe sociale bewegingen zoals de vredesbeweging, de vrouwenbeweging, de studentenbeweging en voor dit onderzoek belangrijk: de milieubeweging. Deze twee theorieën bieden goede uitgangspunten voor een vergelijkend onderzoek en vullen elkaar goed aan, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken.

De focus ligt voornamelijk op de Resource Mobilization Theory omdat deze meer aanknopingspunten biedt. Deze theorie legt zich toe op de economische en politieke factoren, maar ziet niet toe op culturele factoren. Ideologie, een concept dat een essentiële rol speelt binnen de milieubeweging, valt te beschouwen als een culturele factor. Daarom is het noodzakelijk dat de Resource Mobilization Theory wordt aangevuld met de meer cultureel georiënteerde New Social Movement Theory. In dit hoofdstuk zullen beide theorieën en de kritieken daarop worden behandeld. Vervolgens zal de concrete toepassing van de theorieën in dit onderzoek duidelijk worden.

§1.1 De Resource Mobilization Theory

De Resource Mobilization Theory, gevormd door de twee Amerikaanse sociologen John David McCarthy en Mayer N. Zald, ontstond in 1970 in de Verenigde Staten. Beide sociologen haalden hun PhD in sociologie en bekleedden een functie aan respectievelijk de Pennsylvania State University en de University of Michigan.

16

Naarmate er meer sociologen aan de theorie een bijdrage leverden, splitsten

14 Van Dale online Woordenboek via http://rug.vandale.nl.proxy-ub.rug.nl/zoeken bezocht op 26-04-2016.

15 Charles Tilly, Social Movements, 1786-2004 (Boulder 2004) 3.

16 Medewerkerspagina's: http://sociology.la.psu.edu/people/jxm51 6 en http://um2017.org/faculty-history/faculty/mayer-n-

(10)

de aanhangers van de theorie zich in twee kampen: de entrepreneurs oftewel het economische kamp, vertegenwoordigd door McCarthy en Zald en het politieke kamp, vertegenwoordigd door de Amerikaanse sociologen Charles Tilly en Doug McAdam. Deze twee kampen zullen nader in dit hoofdstuk besproken worden nadat allereerst de oorspronkelijke theorie uiteengezet zal worden.

§1.1.1 De theorie

McCarthy en Zald publiceerden hun theorie voor het eerst in het artikel 'Resource Mobilization and Social Movements: A Partial Theory' in het American Journal of Sociology in 1977.

17

Met deze theorie beoogden zij de opkomst, groei, achteruitgang en verandering van sociale bewegingen te verklaren.

Een sociale beweging is volgens hen: ‘A set of opinions and beliefs in a population which represents preferences for changing some elements of the social structure and/or reward distribution of a society.’

18

Deze definitie wijkt niet veel af van de eerder genoemde definitie, maar de manier waarop McCarthy en Zald sociale bewegingen bestudeerden was uniek. Waar voor hun publicatie voornamelijk gekeken werd naar maatschappelijke onvrede en onrust met het huidige politiek-sociale systeem als oorzaak voor het ontstaan van sociale bewegingen, schuiven McCarthy en Zald deze methode terzijde.

19

Volgens hen is er altijd onvrede met het politiek-sociale systeem en is er daarom altijd wel een reden een sociale beweging te starten. Deze opvatting wordt door sommige sociologen als extreem bestempeld, maar McCarthy en Zald zien maatschappelijke onvrede niet als primaire oorzaak voor het ontstaan van een sociale beweging. Zij geven deze onvrede slechts een bijrol. Ook ander wetenschappelijk onderzoek in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw laat zien dat er niet altijd een relatie was tussen maatschappelijk onvrede en het opkomen van sociale bewegingen of de wil om zich bij een beweging aan te sluiten.

20

McCarthy en Zald keken naar andere factoren die het ontstaan van sociale bewegingen verklaarden.

Om een sociale beweging tot een succes te maken is er volgens McCarthy en Zald meer nodig dan

zald bezocht op 10-3-2015.

17 John D. McCarthy en Mayer N. Zald, ‘Resource Mobilization and Social Movements: A Partial Theory’ in American Journal of Sociology (1977) vol. 82, n.6, 1212-1241.

18 McCarthy en Zald, ‘Resource Mobilization’, 1213-1218.

19 Ibidem, 1212.

20 Ibidem, 1214-1215, D Snyder en C. Tilly. ‘Hardship and Collective Violence in France.’ in American Sociological

Review 37 (October 1972) 520-532, E. Mueller, ‘A Test of a Partial Theory of Potential for Political Violence’ in American

Political Science Review 66 (September 1972) 928-59 en T. J. Crawford en M. Naditch. ‘Relative Deprivation,

Powerlessness and Militancy: The Psychology of Social Protest.’ in Psychiatry 33 (May 1970) 208-23.

(11)

alleen onvrede. Ze stellen dat er 'resources' nodig zijn om een sociale beweging mobiel te maken.

Onder resources verstaan zij geld, werk, tijd, mensen en faciliteiten .

21

Deze resources zijn van essentieel belang omdat zonder geld en faciliteiten men geen sociale beweging kan activeren.

Resources zijn onlosmakelijk verbonden met de organisatiestructuur, aldaar zij de structuur bepalen en de structuur meer resources kan genereren. McCarthy en Zald schrijven niet één ideale organisatiestructuur voor het ontstaan van sociale bewegingen voor, maar laten zien dat verschillende doelen en resources, verschillende organisatiestructuren behoeven. Een gecentraliseerde organisatiestructuur past beter bij bewegingen die institutionele veranderingen willen voortbrengen. De zogenaamde 'grassroots' bewegingen

22

profiteren meer van een gedecentraliseerde structuur, terwijl partijen met een korte termijn doelstelling gebaat zijn bij een gecentraliseerde, hiërarchische organisatiestructuur.

23

Naast economische resources besteden McCarthy en Zald in hun theorie ook aandacht aan de 'human resources'; de mensen. Zij spelen een belangrijke rol binnen sociale bewegingen. Een deskundig bestuur en personeel is cruciaal in het welvaren van de organisatie. Ook mensen die nog niet bij de sociale beweging in kwestie horen zijn belangrijk voor de beweging. Het mobiliseren van supporters en het neutraliseren en transformeren van de massa en elite in sympathisanten wordt als één van de strategische doelen van een sociale beweging gezien.

24

De rol van de leider zorgt voor onenigheid onder wetenschappers van de theorie. Leiders worden belangrijk bevonden in het mobiliseren van groepen met weinig organisatie, macht en resources. Maar volgens socioloog Aldon Morris wordt er nog te weinig gekeken naar de hoeveelheid macht en invloed die leiders hebben op de sociale beweging, vooral op de organisatiestructuur.

25

Deze onenigheid wordt nader toegelicht in kritieken en wat dit betekent voor mijn onderzoek. Kortom, resources, bestaande uit geld, werk, mensen, tijd en

21 McCarthy en Zald, 1220.

22 Grassrootorganisaties: een organisatie die voortkomt uit de samenleving, uit de burger zelf en niet van bovenaf is opgelegd. Van Dale online Woordenboek via http://rug.vandale.nl.proxy-ub.rug.nl/zoeken bezocht op 26-04-2016.

23 Eduardo Canel, ‘New Social Movement and Resource Mobilization: The Need for Integration’ in Michael Kaufman and Haroldo Dilla (eds.) Community Power and Grassroots Democracy, (London 1997) 197.

24 McCarthy en Zald, ‘Resource Mobilization’ 1213, 1216-1217.

25 Eduardo Canel, ‘New Social Movement and Resource Mobilization’ 193 en Aldon Morris, ‘Reflections on Social

Movement Theory: Criticisms and Proposals’ in Contemporary Sociology (mei 2000) vol. 29, n.3. 450.

(12)

faciliteiten, bepalen de koers van een sociale beweging.

26

De theorie gaat niet geheel voorbij aan de maatschappelijke omstandigheden. De maatschappij waarin een sociale beweging zich bevindt, is ook een belangrijk onderdeel van de theorie. Er moet politieke vrijheid, persvrijheid en massa media aanwezig zijn en een traditie van vrijwilligerswerk bestaan in een land, om de resources van een sociale beweging te vergroten en te benutten.

27

Sociale bewegingen zouden het beste tot hun recht komen in een politiek systeem met weinig polarisatie. In een dergelijk systeem zou meer ruimte bestaan voor sociale bewegingen om zich te manifesteren.

28

Ook als mensen over meer tijd en geld beschikken, hebben zij meer resources die zij een sociale beweging kunnen bieden. Dit is bewezen in een andere theorie: de 'Environmental Kuznetts Curve'. Aldaar deze geen onderdeel uitmaakt van de Resource Mobilization Theory, wil ik hem hier toch nader toelichten omdat zij er sterke verbanden mee toont en belangrijk is voor dit onderzoek.

De Environmental Kuznets Curve is ontstaan vanuit de Kuznets Curve die door de Amerikaanse econoom Simon Kuznets is ontwikkeld. In zijn theorie stelt hij dat er een relatie is tussen inkomensongelijkheid en economische groei. Dit verband, dat afgebeeld wordt in een omgekeerde U- vorm curve, bleek eveneens een antwoord te zijn op de prangende vraag wanneer mensen zich gingen inzetten voor het milieu. Gene Grossman en Alan B. Kreuger, twee Amerikaanse economen, verbonden aan de universiteit van Princeton, zijn de grondleggers van de milieu-Kuznets curve. In deze curve schetsten zij het verband tussen economische ontwikkeling en de milieuschade die het tot gevolg had.

Eerder gingen wetenschappers er vanuit dat rijke economieën sneller het milieu beschadigden en zelfs verwoestten in vergelijking tot arme landen.

29

Grossman en Kreuger schetsten het verband tussen economische ontwikkeling en milieuschade in een curve die net zoals de Kuznets Curve de vorm van een omgekeerde U heeft. Zij stelden dat mensen met lage inkomens in eerste instantie meer bijdroegen aan milieuverontreiniging, maar hoe meer economische groei en hoe rijker mensen werden, hoe meer 26 Canel, 191-193.

27 John. D. McCarthy, Mayer N. Zald , ‘The Enduring Vitality of the Resource Mobilization Theory of Social Movements’

in Handbook of Sociological Theory, ed. by Jonathan H. Turner (California 2001) 535.

28 Canel, 195.

29 Bruce Yandle, Maya Vijayaraghavan, Madhusudan Bhattarai, `The Environmental Kuznets Curve. A Primer` in PERC

Research Study 02-1 (mei 2002) 1.

(13)

zij juist begonnen bij te dragen aan het bestrijden van deze milieuverontreiniging.

30

Dit was een geheel nieuwe kijk op het verband tussen milieuverontreiniging en economieën. De Environmental Kuznets Curve laat daarmee zien dat er een bepaald welvaartsniveau nodig is om mensen te kunnen mobiliseren voor de milieubeweging.

In de inleiding van dit hoofdstuk werd de splitsing in twee kampen binnen deze theorie besproken Er was sprake van een splitsing in een economisch en een politiek kamp. McCarthy en Zald legden zich voornamelijk toe op de resources, met de nadruk op de economische resources. Dit gaf volgens andere sociologen niet een compleet beeld van het succes van sociale bewegingen. Politieke factoren bleken volgens hen eveneens van essentieel belang voor het succes. De sociologen Charles Tilly en Doug McAdam gingen zich daarom meer verdiepen in de relatie tussen de beweging en het politieke systeem.

31

De splitsing had geen negatieve gevolgen voor de theorie. Integendeel: het zorgde ervoor dat de theorie completer werd en meer factoren omvatte die de theorie beter bruikbaar maakten. Beide kampen zijn essentieel in het onderzoek naar sociale bewegingen en zullen dan ook onderdeel uitmaken van dit onderzoek.

§1.1.2 De kritieken

In het artikel van 1977 gaven McCarthy en Zald aan dat de theorie vooral gebaseerd was op hun bevindingen uit Amerika. Ook in een artikel uit 2001, waarin zij terugkeken op het artikel uit 1977, benadrukten ze nogmaals dat de theorie gebaseerd was op de Amerikaanse maatschappij. Al achtten zij het aannemelijk dat de theorie zonder al teveel problemen toepasbaar was op de gehele Westerse samenleving.

32

Hun theorie in ogenschouw nemend, die vooral focust op de resources, zou de theorie inderdaad geen problemen moeten opleveren bij het onderzoek naar andere Westerse samenlevingen.

Het aanbod van resources in andere Westerse landen is immers vergelijkbaar met het aanbod in Amerika. Waar het uiteindelijk om gaat is het activeren van die resources en hoe een organisatie er vervolgens mee omgaat. Voor ieder democratisch, kapitalistisch, Westers land zou deze theorie dus kunnen werken.

30 Gene M Grossman, Alan B. Krueger, ‘Economic Growth and the Environment’ in NBER Working Paper Series, no.

4634 (Cambridge 1994) 2.

31 Canel, 198.

32 McCarthy en Zald, ‘The Enduring Vitality of the Resource Mobilization Theory of Social Movements’, 533 .

(14)

Een tweede punt van kritiek waar McCarthy en Zald zich van bewust waren, was de focus op politiek links georiënteerde bewegingen. Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat politiek links in Amerikaanse politieke termen moet worden opgevat. Het gaat om de 'liberal parties' en niet de meer naar socialistisch neigende linkse Europese partijen. Toch kan hieruit geconcludeerd worden dat ze weinig oog hadden voor de echt rechtse, conservatieve partijen.

33

Resources an sich zijn niet aan een politieke kleur verbonden, wel heeft de politieke achtergrond invloed op het aanbod en gebruik van de resources. Voor mijn onderzoek is dit kritiekpunt derhalve toch van belang, omdat zal blijken dat er ook in de milieubeweging rechtse, conservatieve partijen te vinden zijn.

De Canadese socioloog Eduardo Canel geeft als kritiekpunt dat de theorie zich teveel focust op de 'hoe' vraag van sociale bewegingen en minder op de 'waarom' vraag.

34

Hoe ontstaan sociale bewegingen in plaats van: waarom ontstaan sociale bewegingen? Dit is zeker een goed kritiekpunt al kan gesteld worden dat de vragen met elkaar samenhangen. Er kan een reden zijn om een beweging te starten, maar er moeten ook resources zijn om een beweging überhaupt te kunnen beginnen. Toch zijn de resources van McCarthy en Zald niet genoeg om de reden van het ontstaan van sociale bewegingen te verklaren.

Door zich te focussen op de resources blijft hun theorie erg economisch en politiek van aard, wat een ander punt van kritiek is.

35

Ze gaan voorbij aan de waarom vraag, die meer cultureel van aard is en zeer belangrijk is voor het verklaren van sociale bewegingen. McCarthy en Zald verdedigen zich hiertegen door het volgende te stellen: ‘By ignoring cultural processes, we were able to put in the foreground organizational and macroenvironmental processes.’

36

In mijn ogen is dit niet een sterke verdediging. Zij stellen dat door het negeren van de culturele processen andere factoren op de voorgrond kunnen worden geplaatst. Het risico bestaat echter dat door het ontbreken van de culturele factoren een beeld ontstaat dat niet strookt met de werkelijkheid; dit manco wordt niet ondervangen. De verschillende processen zouden allemaal naast elkaar kunnen bestaan en daarmee een meer volledige theorie maken.

Het ideologieaspect dat onderdeel uitmaakt van de culturele processen, wordt compleet genegeerd in deze theorie en is dan ook een groot gemis.

33 McCarthy en Zald, ‘Resource Mobilization and Social Movements’, 1213.

34 Canel, 199.

35 Aldon Morris, ‘Reflections on Social Movement Theory: Criticisms and Proposals’ in Contemporary Sociology (mei 2000) vol. 29, n3, 446-447.

36 McCarthy en Zald , ‘The Enduring Vitality of the Resource Mobilization Theory of Social Movements’, 555.

(15)

Eerder werd door de socioloog Aldon Morris erkend dat er nog niet genoeg onderzoek is gedaan naar de hoeveelheid macht en invloed die leiders hebben op de sociale beweging, vooral op de organisatiestructuur.

37

Dit is een gemiste kans, omdat leiders juist relatief makkelijk vervangbaar kunnen zijn. Indien uit onderzoek blijkt welke leiders geschikt zijn voor het leiden van een sociale beweging, kan hierop worden ingespeeld om zo het succes van sociale bewegingen te vergroten. Voor de beantwoording van de hoofdvraag is dit punt niet essentieel, maar het biedt wel mogelijkheden voor verder onderzoek.

De theorie gaat tevens voorbij aan organisaties met weinig resources die toch grote successen boekten.

38

Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de provobeweging in Amsterdam. Zij wisten met weinig geld veel invloed uit te oefenen. Toch is geld maar een klein onderdeel van het scala aan resources die deze theorie benoemd, andere resources zoals mankracht en tijdsinzet maken een organisatie ook succesvol. Door de nadruk niet op de economische resources te leggen in dit onderzoek, wordt deze kritiek ondervangen.

Een laatste punt van kritiek is dat de theorie er vanuit gaat dat alle mensen rationele wezens zijn en op grond daarvan handelen. Dit is volgens vele critici, waaronder socioloog Eduardo Canel, een te voorbarige conclusie. Mensen handelen niet altijd rationeel, tevens reduceert de theorie daarmee de acties van sociale bewegingen tot politiek protest en gaat ze voorbij aan de symbolische waarde hiervan.

39

Protesten hebben niet altijd een politiek doel, ze zijn veelal bedoeld als een uiting van onvrede die niet altijd rationeel onderbouwd kan worden. Protesten hebben mede als doel mensen bewust te maken van misstanden en daarmee de massa te activeren. Ook de sociologen Frances Fox Piven en Richard A. Cloward, geven dit als grootste kritiek in hun artikel ‘Collective Protest: A Critique of Resource Mobilization Theory’. Protest wordt door Resource Moblization theoretici genormaliseerd en gezien als een georganiseerde politieke daad en de impact zou niet veel verschillen van ieder andere politieke actie. De symbolische waarde van protest, hiermee doelend op het feit dat een protest niet meteen een politiek gevolg hoeft te hebben, wordt in de Resource Mobilization Theory 37 Canel, 193 en Morris,’Reflections on Social Movement Theory’, 450.

38 Diana Kendall, Sociology in our Times (9e ed. Belmont Califonaria 2013) 517.

39 Canel, 191,199.

(16)

dus niet erkend.

40

§1.1.3 De toepassing

De Resource Mobilization Theory biedt naar eigen zeggen vier centrale factoren die het ontstaan en succes van een sociale beweging bepalen: resources, organisatie, leiderschap en politieke mogelijkheden.

41

Dit zullen dan ook de punten zijn waarop de milieubeweging en Slow Food geanalyseerd worden. De theorie biedt vooral een economisch en politiek perspectief en gaat voorbij aan de culturele factoren. Om dit gebrek te ondervangen zal er gebruikt gemaakt worden van een andere theorie die in de volgende paragraaf uitgelegd zal worden.

§1.2 New Social Movement Theory

Waar de Resource Mobilization Theory gebaseerd is op de Amerikaanse samenleving, is de New Social Movement Theory gebaseerd op de Europese maatschappij. De naam verwijst naar de nieuwe sociale bewegingen die opkwamen in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Deze sociale bewegingen verschilden volgens de theoretici dermate van de eerdere sociale bewegingen, dat er een nieuwe theorie moest komen om een verklaring hiervoor te geven. De Resource Mobilization Theory bestond al, maar was volgens hen te veel op Amerika gericht en negeerde daarnaast de culturele kant.

Op het Europees continent werd vaak het klassieke marxisme gebruikt voor het verklaren van sociale bewegingen. Het klassieke marxisme hield in dat arbeidersbewegingen (de grootste sociale beweging in de negentiende eeuw) voortkwamen uit economische onvrede. Al het onderzoek naar sociale bewegingen werd dan ook vanuit het marxistische klassensysteem en economisch oogpunt bestudeerd.

42

De New Social Movement theoretici meenden dat de nieuwe sociale bewegingen uit de jaren zestig en zeventig anders waren en bestudeerde deze daarom vanuit een meer sociaal-cultureel oogpunt. Hierbij hadden ze voornamelijk aandacht voor ideologie, cultuur, etniciteit en sekse.

43

Een grote naam in deze nieuwe theorie is socioloog Steven M. Buechler. Hij is een 'Distinguished Faculty Scholar' aan de Minnesota State University in Mankato.

44

In zijn artikel ‘New Social Movement Theories’ in The Sociological Quarterly (1995) gaat hij diep in op alle denkers en stromingen van deze theorie. Voor mijn onderzoek is vooral het culturele gedeelte van belang. Daarom zal ik alleen dit 40 Frances Fox Piven and Richard A. Cloward, ‘Collective Protest: A Critique of Resource Mobilization Theory' in International Journal of Politics, Culture, and Society (1991) vol.4, nr.4, 436.

41 Canel, 193.

42 Steven M. Buechler, “New Social Movement Theories” in The Sociological Quarterly (1995) vol. 36, n.3, 441-442.

43 Buechler, ‘New Social Movement Theories’, 442.

44 Medewerkerspagina: http://sbs.mnsu.edu/soccorr/faculty/vita_2-1-14.pdf bezocht op 10-03-2015.

(17)

element uit de theorie toelichten om vervolgens de concrete toepassing van de theorie duidelijk te maken.

§1.2.1 Cultureel New Social Movement Theory

De New Social Movement Theory hecht grote waarde aan symbolische actie als een vorm van collectieve actie. Protesten waren een belangrijk kenmerk van nieuwe sociale bewegingen en ze bereikten met deze protesten een groot publiek. De idealen die de fundamenten vormden van dit protest verschilden enorm met de idealen van eerdere sociale bewegingen uit het industriële tijdperk. Het ging bij de nieuwe sociale bewegingen uit het postindustrieel tijdperk vaak minder om materiële zaken als geld of werk, maar meer over idealen zoals een betere wereld voor mens en natuur. Ideologie speelt in deze theorie een grote rol, dit in tegenstelling tot de Resource Mobilization Theory.

45

Daarmee vult zij dit hiaat in het onderzoek aan.

De maatschappij speelt volgens deze theorie een belangrijke rol bij de vorming en het voortbestaan van sociale bewegingen. Met de moderne tijd was urbanisatie een gemeengoed geworden en zorgde dit voor nieuwe problemen. Meer mensen op minder ruimte, met nieuwe idealen, die zich vaker gingen uitspreken over dingen die hun niet zinden. Met de komst van massamedia was het voor mensen makkelijker geworden om op de hoogte te blijven van zaken en zich hierover (anoniem) uit te spreken.

46

De New Social Movement Theory ziet dus vooral nieuwe maatschappelijke waarden, in plaats van economisch verlies, als oorzaak voor het ontstaan van sociale bewegingen. Door een grote aanwezigheid van een cultureel medium gingen mensen zich hierover uitspreken. Dit uitspreken gebeurde vooral in protest en minder door middel van politieke instituten. Daarmee verschilden zij degelijk van de eerdere arbeidersbeweging en was het bestaan van de theorie gerechtvaardigd.

§1.2.2 De kritieken

Een van de voornaamste kritieken op de theorie is dat het zich te veel zou focussen op de 'waarom' en niet op de 'hoe' vraag. Dit is precies het omgekeerde van de kritiek die gegeven wordt op de Resource Mobilization Theory.

47

De leemtes van de New Social Movement Theory worden opgevangen door de Resource Mobilization Theory. Dit is ook de reden waarom ik voor deze twee theorieën samen heb gekozen en niet voor een afzonderlijke theorie

.

45 Buechler, 442,446.

46 Ibidem, 443.

47 Ibidem, 460.

(18)

Kritiek die niet door de Resource Mobilization Theory ondervangen wordt is dat ook de New Social Movement Theory de rechtse-politieke bewegingen zou negeren en zich alleen zou focussen op de linkse vleugel.

48

Toch denk ik dat beide theorieën een analyse van de rechtse-politieke organisaties mogelijk maakt, omdat de punten van onderzoek niet aan een politieke kleur gebonden zijn. Als derde kritiekpunt zou de New Social Movement Theory te makkelijk over nieuwe sociale bewegingen spreken, terwijl sommigen niet veel zouden verschillen met al bestaande sociale bewegingen.

49

Echter laat de theorie zien dat de veranderde maatschappelijke omstandigheden invloed hadden op nieuwe sociale bewegingen. De idealen waren anders, de manier van actievoeren was nieuw en daarmee onderscheiden zij zich van de reeds bestaande sociale bewegingen en rechtvaardigt dat het spreken over nieuwe sociale bewegingen.

§1.2.3 De toepassing

De New Social Movement Theory zal vooral gebruikt worden om het element van ideologie toe te voegen als onderzoeksobject. Tevens is de focus op meer sociaal-culturele maatschappelijke omstandigheden als oorzaak voor het ontstaan en succes van sociale bewegingen, een aanwinst voor het onderzoek. Door de meer sociaal-culturele aanpak kan de plek van Slow Food in de milieubeweging beter geanalyseerd worden, omdat het kan laten zien bij welke ideologie van de organisaties in de milieubeweging Slow Food beter past.

§1.3 Conceptualisering

De twee theorieën vullen elkaars tekortkomingen goed aan en samen vormen ze daarom een goede basis van het onderzoek. Omwille van het maken van een goede vergelijking, zullen de milieubeweging en Slow Food op dezelfde onderwerpen geanalyseerd worden. Deze punten van analyse komen voort uit de twee besproken theorieën. Het gaat om de historisch maatschappelijke omstandigheden, de resources, de organisatiestructuur, de ideologie, de manier van actievoeren en de politieke mogelijkheden. Deze zes onderwerpen vormen de basis van de hoofdstukindeling en zullen als een rode draad door het onderzoek lopen. Uiteindelijk zal ik met behulp van deze twee theorieën een antwoord kunnen geven op de hoofdvraag: Hoe kenmerkt de opkomende Slow Food beweging zich vanaf de jaren negentig ten opzichte van de reeds bestaande milieubeweging?

48 Nelson A. Picardo, ‘New Social Movements’ in Annual Review of Sociology (1997) vol. 32, 413.

49 Picardo, ‘New Social Movements’, 412, 418.

(19)

Hoofdstuk 2: De Milieubeweging

Volgens vele historici en sociologen bestaat er niet zoiets als één milieubeweging. De Belgische sociologen Pieter Leroy en Antoon de Geest stellen dan ook dat ‘je niet van 'de' milieubeweging kan spreken, dan wel van een verscheiden en uiteenlopend gamma van actiegroepen, organisaties en vereniging, die op soms zeer verschillende wijzen begaan zijn met allerlei natuur- en milieuproblemen.’

50

In het boek van de Amerikaanse politicoloog Russell J. Dalton, The Green Rainbow. Environmental Groups in Western Europe, stelt de auteur dat de milieubeweging gemaakt wordt door alle individuen die zich zorgen maken over vervuiling, nucleaire energie, de kwaliteit van het leven en andere gerelateerde issues.

51

Ondanks dat er volgens wetenschappers niet over één milieubeweging gesproken kan worden, is het duidelijk dat het gaat om groepen mensen die zich in verschillende organisaties verenigen om op te komen voor het milieu. Dit zal dan ook het uitgangspunt zijn voor de analyse naar de milieubeweging.

Er wordt in de wetenschap een globale scheiding gemaakt tussen twee kampen binnen de milieubeweging. Zo wordt er gesproken over de natuurbehoudgroepen, zij houden zich bezig met het behoud van bestaande natuur en een gezond milieu en de organisaties die streven naar een verandering van het sociaal-politieke systeem ten behoeve van het milieu: de ecologiegroepen. Deze scheiding in de milieubeweging komt voort uit de geschiedenis, er zijn namelijk twee golven geweest waarin de milieubeweging zich manifesteerde. De eerste groepen ontstonden tussen 1880 en 1910, toen groepen

50 Pieter Leroy en Antoon de Geest, Milieubeweging en Milieubeleid. Sociale en politieke Aspecten van de Milieukwestie in de monografieënreeks 'Leefmilieu Nu' (Antwerpen 1985) nr. 25, 17.

51 Russell J. Dalton, The Green Rainbow. Environmental Groups in Western Europe (New Haven 1995) 16.

(20)

mensen zich gingen inzetten voor het behoud van natuurgebieden, dieren en nationaal erfgoed.

52

Veel natuurbehoudgroepen komen voort uit deze eerste golf. Voor mijn onderzoek richt ik mij voornamelijk op de tweede golf van milieuorganisaties, namelijk de ecologieorganisaties uit de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Met de komst van de ecologiegroepen kende de milieubeweging een diverse samenstelling van organisaties. Bovendien passen ze in hetzelfde timeframe als de Slow Food beweging. Daarmee biedt zij een breder scala van organisaties voor een vergelijkend onderzoek.

De tweede golf van de milieubeweging haalde veel inspiratie uit het boek Silent Spring van de Amerikaanse mariene biologe Rachel Carson in 1962. Het boek werd ook wel beschouwd als ‘één van de constitutieve momenten voor de ontwikkeling van de ‘moderne’ milieubeweging – en de bijbehorende maatschappelijke bewustwording – in de Westerse wereld’.

53

Het boek bracht een stortvloed aan reacties teweeg. Ook het in 1972 gepresenteerde rapport Limits to Growth van de Club van Rome, werd beschouwd als een belangrijke impuls voor de milieubeweging. De Club van Rome werd in 1968 opgericht in Italië door de Italiaanse industrieel Aurelio Peccei en de Schotse wetenschapper Alexander King. Samen met een internationale groep van 36 professionals uit verschillende velden als de diplomatiek, wetenschap, bedrijfsleven en de politiek, gingen zij op zoek naar oplossingen voor het milieuprobleem. Ze waren bezorgd om de toekomst van de aarde en wilden mensen van de gevolgen van onze omgang met de aarde bewust maken. Daarbij wilden ze advies uitbrengen aan regeringen en politici op basis van eigen uitgevoerd onderzoek. Het onderzoek had als doel ‘het bepalen van de fysieke grenzen en beperkingen die aan de vermenigvuldiging van mens en materiële activiteit op onze planeet gesteld zijn.’

54

In 1972 verscheen het eerste rapport: Limits to Growth, waarin er een verband werd gelegd tussen economische groei en de gevolgen hiervan voor het milieu.

55

Het rapport gaf een prognose van het grondstof- en voedselverbruik in de wereld voor de komende jaren. Er werd geconcludeerd dat de aarde eindig was en dat in een aantal decennia de grondstofvoorraden zouden opraken.

56

Deze resultaten schokten de wereld en het rapport was

52 Russell J. Dalton, The Green Rainbow, 25.

53 Jens van de Maele, ‘De Resonantie van een Stille Lente. Nederlandse en Vlaamse Persstemmen over Rachel Carsons Silent Spring (1962-1963)’ in Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis 2012-2013 Landbouw en Milieu, 97.

54 Meadows, Rapport van de Club van Rome, 9.

55 Meadows, Rapport van de Club van Rome, 16.

56 Ibidem, 91 en Club of Rome website http://www.clubofrome.org/?p=375 bezocht op 13-08-2015 10.00u.

(21)

maandenlang voorpaginanieuws in de Nederlandse dagbladen.

57

In het algemeen stonden ook de onderzoekers die niet aan het rapport hadden meegewerkt achter de conclusies, maar er kwam ook kritiek. De kritiek was vooral gericht op de technisch–methodologische tekortkomingen in het wereldmodel en op het soms verkeerde gebruik van empirische gegevens. Derdewereldlanden hadden kritiek op het ontbreken van de Noord-Zuid tegenstellingen in het onderzoek en vonden daarmee de conclusies te kort door de bocht. Ondanks de kritieken werd het rapport uiterst serieus genomen door de milieubeweging.

58

Het benadrukte de urgentie van handelen en gaf daarmee een extra impuls aan de milieubeweging.

In dit hoofdstuk wordt een globaal beeld geschetst van de milieubeweging en zal er niet in detail getreden worden over de verschillende organisaties. Het is de bedoeling van dit onderzoek om Slow Food in de milieubeweging te plaatsen, daarom zal een meer globale schets van alle facetten van de milieubeweging meer van waarde voor het onderzoek zijn dan een gedetailleerd onderzoek naar alle verschillende organisaties binnen de milieubeweging. De milieubeweging zal aan de hand van de tweedeling binnen de beweging geanalyseerd worden. Allereerst zullen de natuurbehoudgroepen onderzocht worden om vervolgens de ecologiegroepen te analyseren. Deze analyse zal plaatsvinden op basis van de in hoofdstuk één genoemde punten namelijk: resources, organisatiestructuur, ideologie, manier van actievoeren en politieke mogelijkheden. De twee verschillende stromingen binnen de milieubeweging zullen kort ingeleid worden met een kleine geschiedenis.

§2.1 De natuurbehoudgroepen

Snelle industrialisatie, modernisatie en een groeiende wereldbevolking hadden tot gevolg dat de mensheid een bedreiging begon te vormen voor de natuur. Er was tevens een toename in de frequentie van ecologische rampen te zien, wat mensen angst aanjoeg. In veel landen, waaronder Nederland, ontstond de milieubeweging met natuurbehoudgroepen. Het woord 'natuurbescherming' werd voor het eerst in 1903 gebruikt in een publicatie van het tijdschrift De Levende Natuur en werd als volgt omschreven: ‘aan den vernielenden invloed van den baldadigen of onnadenkenden mensch om het uitroeien van het dieren- en plantenleven te voorkomen.’

59

Mensen verenigden zich in organisaties die zich gingen inzetten voor het behoud van natuurgebieden om verdere vernietiging te voorkomen. De

57 Frits Groeneveld ‘Van Natuurbescherming tot Milieudefensie’ in Onder Redactie van Tellegen, Jaap Willems, Milieu- aktie in Nederland (Zutphen 1978) 15.

58 Meadows, 196 en Leroy en de Geest, Milieubeweging en Milieubeleid, 26.

59 Henny van der Windt En dan: wat is Natuur nog in dit Land? Natuurbescherming in Nederland 1880-1990 (Amsterdam

1995) 52.

(22)

eerste grote natuurbehoudgroepen waren de organisaties die vogels beschermden. Al in 1899 ontstond zowel in Nederland als in Duitsland en Ierland de nationale vogelbescherming.

60

Een andere grote categorie van natuurbehoudgroepen waren de organisaties die zich inzetten voor het behoud van nationale natuurgebieden en nationaal erfgoed. In 1895 werd het 'National Trust' in Groot-Brittannië opgericht en in 1905 in Nederland de 'Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten', nu ook wel bekend als Natuurmonumenten.

61

Een derde categorie die onderscheiden kan worden in de diversiteit van natuurbehoudgroepen, zijn de organisaties die zich inzetten voor zogenaamde 'wilde natuur' en de bedreigde diersoorten en natuurgebieden. De oudste Europese groep is de Franse 'Société Nationale de Protection de la Nature' uit 1854. Een vergelijkbare organisatie werd in 1903 opgericht in Groot- Brittannië; de 'Society for the Preservation of Wild Fauna of the Empire' (SPWFE).

62

Wat opvallend is dat pas met de tweede golf van de milieubeweging, de wateren bescherming kregen. In 1965 ontstond bijvoorbeeld de 'Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee'. Er waren serieuze plannen om de Waddenzee in te polderen, dit werd voorkomen en tegenwoordig zet de vereniging zich in om de natuur en het milieu van het Waddengebied te beschermen. Een zelfde soort vereniging werd in 1972 opgericht voor het behoud van het IJsselmeer: de IJsselmeervereniging. Deze bestaat anno 2016 nog.

63

Er ontstonden kortom aan het begin van de twintigste eeuw vele kleine organisaties die zich gingen inzetten voor het behoud van flora en fauna. Deze verschillende organisaties konden worden ingedeeld in drie verschillende categorieën van natuurbehoud: het beschermen en behouden van nationale natuurgebieden, nationaal erfgoed en dieren. Deze drie categorieën vormden de basis voor de diverse natuurbehoudgroepen die in de volgende paragrafen nader onderzocht zullen worden.

§2.1.1 De resources

Geld was vanaf het begin een enorm belangrijke resource voor de natuurbehoudgroepen. In het oprichtingsstatuut van het Wereld Natuur Fonds; 'The Morges Manifesto' dat ondertekend werd in 29 april 1961, werd het belang van geld benadrukt. Er waren financiële resources nodig om projecten op te zetten en te blijven financieren, grond op te kopen, educatie te verschaffen en een hoofdkantoor te financieren.

64

De organisaties vergaarden inkomsten via de traditionele wegen van lidmaatschapsgelden en donateurs. Om een zo groot mogelijk publiek aan te trekken maakten velen

60 Dalton, 28.

61 Ibidem, 30.

62 Ibidem, 31.

63 Waddenvereniging http://www.waddenvereniging.nl/ en IJsselmeervereniging http://www.ijsselmeervereniging.nl/

bezocht op 31-07-2015 12u.

64 'The Morges Manifesto' via http://wwf.panda.org/who_we_are/history/ bezocht op 31-08-2015 10.00u.

(23)

organisaties het mogelijk al donateur te worden voor een paar gulden per jaar. De drempel hielden de natuurbehoudgroepen op deze manier bewust laag. Tot op de dag van vandaag kan je bij veel organisaties vanaf €5 per maand donateur worden.

65

Tevens was en is het mogelijk om natuurbehoudgroepen op te nemen in een testament en zo (een deel van) de erfenis te schenken aan deze organisaties. Sponsoring was een derde belangrijke bron van financiële resources. Zo werd het WNF in Nederland in 1993 partner van de Nationale Postcodeloterij en hebben ze tot aan 2013 al 185 miljoen euro aan dit partnerschap verdiend.

66

De Nationale Postcodeloterij is tevens partner van meer Nederlandse natuurorganisaties waaronder Natuurmonumenten, Greenpeace en de Vogelbescherming.

Grote bedrijven en banken zoals de ING, PostNL en Ikea hebben geprobeerd zich te binden aan natuurorganisaties om zichzelf een meer groen imago aan te meten. Omdat financiële resources zo belangrijk zijn voor het voortbestaan van natuurbehoudgroepen, gaan zij verschillende sponsorcontracten aan.

67

Daarnaast krijgen veel natuurbehoudgroepen financiële steun van de Rijksoverheid. Tot aan de Tweede Wereldoorlog ontvingen zij geen financiële steun van de Rijksoverheid voor de aankoop van natuurgebieden. Natuurmonumenten kreeg in het begin veelal van landgoedeigenaren gratis hele natuurgebieden aangeboden. Maar toen de grondprijzen na 1945 snel begonnen te stijgen, sprongen de lokale overheden en de nationale overheid bij.

68

Naast financiële resources waren de human resources onmisbaar binnen de milieubeweging. Voor de human resources putten de natuurbehoudgroepen uit een diverse poule van mensen die allemaal één ding gemeen hadden: een passie voor natuur. Natuurbehoudgroepen werden opgericht door bezorgde burgers die vonden dat er iets moest gebeuren. Ze hadden veelal geen opleiding in de natuur- en milieuwetenschappen, maar waren in hun vrije tijd veel bezig met de natuur. Zo werd Natuurmonumenten in 1905 opgericht door de schoolmeesters Jac P. Thijsse en Eli Heimans, die zich in hun vrije tijd ontwikkelden tot biologen en natuurbeschermers.

69

Ook het WNF werd door vier Britse natuurliefhebbers waaronder de sportman en kunstschilder Peter Scott in 1961 opgericht.

70

Interesse en

65 WNF: https://www.wnf.nl/doe-mee/word-donateur.htm en Greenpeace:

https://secured.greenpeace.nl/doneren1/05183/formulier/ bezocht op 27-02-2016 10.00u.

66 WNF: https://www.wnf.nl/over-wnf/geschiedenis.htm bezocht op 27-02-2016 10.00u.

67 Natuurmonumenten https://www.natuurmonumenten.nl/over-natuurmonumenten/onze-partners bezocht op 27-02-2016 10.00u.

68 van der Windt En dan: wat is Natuur nog in dit Land? 60 en Groeneveld ‘Van Natuurbescherming tot Milieudefensie’

12-13.

69 Heimans en Thijsse Stichting: http://www.heimansenthijssestichting.nl/thijsse.php en http://www.heimansenthijssestichting.nl/heimans.php bezocht op 27-02-2016 10.00u.

70 WNF: http://www.wwf.org.uk/about_wwf/history/sir_peter_scott.cfm bezocht op 27-02-2015 10.00u.

(24)

passie voor natuur was belangrijker dan een wetenschappelijke achtergrond in natuur en milieu.

Om meer leden aan te trekken en zo de human resources te vergroten, probeerden de natuurbehoudgroepen ambassadeurs aan de organisatie te binden. De publieke steun van een bekende Nederlander aan een natuurorganisatie, moest het grote publiek stimuleren om ook lid te worden van een natuurbehoudgroep. Ambassadeurs voor de verschillende natuurbehoudgroepen werden met zorg uitgekozen, zo werd prins Bernhard in Nederland gevraagd om ambassadeur voor het WNF te worden in 1962. Hij werd de internationale president van de organisatie tot 1976 en werd één van de boegbeelden van het WNF. Veel bekende Nederlanders zijn door de jaren heen ambassadeur van het WNF geweest en er lijkt een verband te bestaan tussen hun ambassadeurschap en de toename in leden.

Zo zou André van Duin in samenwerking met prins Bernhard met de actie 'Kies voor Natuur' in 1990 gezorgd hebben voor een toename in donateurs tot een aantal van 215.000 donateurs.

71

Wat opvallend is, is dat Natuurmonumenten pas sinds 2012 een ambassadeur heeft: de Nederlandse acteur en zanger Bastiaan Ragas.

72

Ondanks dat ze zo kort een ambassadeur heeft, is Natuurmonumenten de op één na grootste natuurorganisatie in Nederland. Ambassadeurs zijn dus geen vereiste voor natuurbehoudgroepen om succes te hebben.

73

§2.1.2 Organisatiestructuur

In Nederland beslaat het ledenaantal van de natuur- en landschapsbeschermingsorganisaties één derde van de milieubeweging.

74

Een groot deel van het succes van de natuurbehoudgroepen houdt verband met de organisatiestructuur. Bijna alle natuurbehoudgroepen waren van traditionele verenigingsaard die sterk gecentraliseerd waren. Veel natuurbehoudgroepen hadden een bestuur bestaande uit tenminste drie leden: de voorzitter, de penningmeester en de secretaris, welke vaak vier jaar zaten. Het bestuursapparaat van een natuurbehoudgroep bestond volgens het onderzoek van Russell J. Dalton gemiddeld uit zo'n twaalf leden die betaald werk verrichtten.

75

De leden hadden veelal minimale inspraak. Er was geen jaarlijkse ALV en als donateur had je geen invloed op de gang van zaken.

Natuurmonumenten en de Vogelbescherming waren de uitzonderingen. Bij Natuurmonumenten konden

71 WNF https://www.wnf.nl/over-wnf/geschiedenis.htm bezocht op 27-02-2016 10.00u.

72 Natuurmonumenten https://www.natuurmonumenten.nl/bastiaan-ragas-ambassadeur-natuurmonumenten bezocht op 27- 02-2016 10.00u.

73Onderzoek van het radioprogramma Vroege Vogels http://vroegevogels.vara.nl/Nieuws-detail.1006.0.html?&tx_ttnews

%5Btt_news%5D=367058 bezocht op 27-02-2016 10.00u.

74 Hein-Anton van der Heijden, ‘Van kleinschalig Utopisme naar Postgiro-Activisme? De Milieubeweging 1970-1990’ in Duyvendak, J.W. et al. Tussen Verbeelding en Macht - 25 jaar nieuwe Sociale Bewegingen in Nederland (Amsterdam 1992) 88.

75 Dalton, 99.

(25)

leden stemmen op districtsafgevaardigden die hun standpunten en meningen verdedigden binnen de vereniging. Daarnaast waren er halfjaarlijkse ledenvergaderingen binnen deze districten.

76

De Vogelbescherming had een ledenraad bestaande uit minimaal 35 en maximaal 40 leden, die de belangen van de leden behartigde en invloed had op het beleid.

77

De grote internationale natuurbehoudgroepen als het WNF en Greenpeace waren van zo'n andere orde van grote, dat het beleid altijd van bovenaf gemaakt werd zonder hierbij de leden te raadplegen. Er werd met landelijke afdelingen gewerkt in tegenstelling tot de kleinere natuurbehoudgroepen waar er meer met regionale afdelingen gewerkt werd.

De natuurbehoudgroepen hadden in het algemeen een sterk elitair en hiërarchisch karakter.

78

Het elitaire karakter kwam volgens Dalton voor een groot deel voort uit het feit dat het doel: het behouden van natuur, als een elitaire aangelegenheid gezien werd. Het tijdschrift ‘Album der Natuur’ werd opgericht in de tweede helft van de negentiende eeuw en richtte zich op de 'beschaafde lezers van allerlei stand'. Als adellijk lid kon je je maatschappelijke status vergroten door je in te zetten voor natuurbescherming en daarmee versterkte zij het elitaire karakter van de natuurbehoudgroepen.

79

Met de aankoop van natuurgebieden gingen zakelijke transacties gepaard welke een bijdrage van de leden vereisten. Daarmee werd ook het lidmaatschap iets van de hogere klasse.

80

Het elitaire karakter werd tevens versterkt door de vaak academische achtergrond van de bestuursleden. Natuurmonumenten had bijvoorbeeld volgens Van der Windt een redelijk sterke basis in de natuurhistorische en biologische wereld.

81

Tot aan de jaren zestig van de twintigste eeuw werd de zorg voor de natuur iets waar alleen de geprivilegieerde klasse zich mee bezighield.

§2.1.3 Ideologie

Er was altijd een spanning geweest in de relatie tussen natuur, mens, samenleving en omgeving.

82

Aan het einde van de achttiende eeuw bracht de Romantiek een sterk geïdealiseerd beeld met zich mee van de natuur en de natuurlijke orde. De Romantiek bleek een sterke invloed op de ideologie van de natuurbehoudgroepen te hebben. De natuur en natuurlijke orde werden door de Industriële Revolutie

76 Natuurmonumenten https://www.natuurmonumenten.nl/over-natuurmonumenten/districtscommissies bezocht op 31-08- 2015 12.00u en Pieter Leroy, 32.

77 Vogelbescherming http://www.vogelbescherming.nl/over_ons/de_organisatie/de_vereniging bezocht op 27-02-2016 10.00u.

78 Dalton, 109.

79 van der Windt, 41, 63.

80 Dalton, 53 en Groeneveld ‘Van Natuurbescherming tot Milieudefensie’, 12,

81 van der Windt, 55.

82 Leroy, 13.

(26)

bedreigd en gaven aanleiding tot acties voor het beschermen van deze geïdealiseerde natuur.

83

De Industriële Revolutie had een grotere scheiding tussen stad en platteland tot gevolg en deze scheiding bracht een herwaardering voor de natuur teweeg. Vogels hadden een belangrijke status in de natuurbescherming, deze werden volgens de Nederlandse bioloog Henny van der Windt gezien als een van de belangrijkste organismen voor het natuurlijk evenwicht. Zij kwamen het dichtst in de buurt van de ‘wilde natuur’ waarmee een harmonieuze relatie kon worden aangegaan.

84

Deze harmonieuze relatie kwam voort uit het gedachtegoed van de Romantiek, dit klinkt ook in de eenentwintigste eeuw nog door in de idealen van de natuurbehoudgroepen. Zo vertaalt het WNF zijn missie op haar website als volgt: ‘Samen met anderen willen we een wereld tot stand brengen waarin mens en natuur in harmonie leven.’

85

Ook op de website van het Britse 'National Trust' komt het romantische gedachtegoed naar voren: ‘The National Trust was founded on the simple and enduring idea that people need historic, beautiful and natural places.’

86

Het doel van de natuurbehoudgroepen werd het behouden en beheren van het huidige landschap en de verschillende dier- en plantensoorten.

87

De natuurbehoudgroepen accepteerden het bestaande sociale en politieke systeem en de normen en waarden die in dat systeem gehandhaafd werden. Hetgeen waar zij zich voor inzetten was volgens hen dan ook iets dat altijd al in de maatschappij en het systeem zat, maar er was een herwaardering nodig.

88

Ze maakten zich ook zorgen om de vervuiling van het milieu, maar vonden het niet hun taak om hier iets tegen te doen.

89

§2.1.4 Manier van actievoeren

Natuurbehoudgroepen hadden een breed scala aan actiemethodes, maar waren minder snel geneigd tot extreem opruiende acties zoals we die kennen van de ecologiegroepen. Uitzondering op deze regel was Greenpeace, welke vaak tot de verbeelding sprekende acties voerde.

90

Natuurbehoudgroepen gingen eerder samenwerkingen aan met andere partijen zoals overheden, bedrijven, de lokale bevolking, landgoedeigenaren en partnerorganisaties.

91

Samenwerking tussen natuurbehoudgroepen kreeg in Nederland vorm in 1932 met de oprichting van de Contact Commissiegroep voor natuur- en

83 Dalton, 28.

84 van der Windt, 38.

85 Wereld Natuur Fonds http://www.wnf.nl/nl/overwnf/ bezocht op 31-08-2015 9u.

86 National Trust http://www.nationaltrust.org.uk/strategy/ bezocht op 31-08-2015 12.15u.

87 van der Windt, 37.

88 Dalton, 47.

89 Jacqueline Cramer, De Groene Golf: Geschiedenis en Toekomst van de Nederlandse Milieubeweging (Utrecht 1989) 8.

90 Greenpeace http://www.greenpeace.nl/wie-zijn-we/ bezocht op 31-08-2015 10.30u.

91 van der Windt, 60.

(27)

landschapsbescherming. Het was een los samenwerkingsverband dat een nationaal karakter kreeg door de samenwerking van verschillende organisaties. Als doel hadden ze de bevordering van de natuurbescherming in Nederland. Natuurbescherming, landschapsbescherming en landschapszorg waren de drie belangrijke elementen van de Contact Commissiegroep.

92

Vanaf 1972 ging de groep geleidelijk over in de stichting Natuur en Milieu en in 1977 werd de Contact Commissiegroep definitief opgeheven. De stichting Natuur en Milieu kreeg een nieuwe doelstelling: ‘de bescherming en het beheer van natuur, landschap en milieu, alles in de ruimste zin.’ Er kwam meer aandacht voor de boer als beheerder en de landbouwsector kreeg een prominentere plek binnen de stichting.

93

Het samenwerkingsverband was uitgegroeid tot een opzichzelfstaande organisatie. Samenwerkingen tussen verschillende natuurbehoudgroepen komen sinds het opheffen van de Contact Commissiegroep minimaal voor.

Educatie was een ander belangrijk doel en actiemiddel om de massa te activeren en deskundigen op te leiden. Zo stak het WNF bijvoorbeeld veel tijd en geld in de opleiding van opzichters van natuurreservaten om die op deze manier te beschermen. Tevens ontwierpen veel natuurbehoudgroepen lespakketten die aan basis- en middelbare scholen werden aangeboden.

94

Veel organisaties investeerden tijd en geld in wetenschappelijk onderzoek om legitimiteit voor hun acties te vergaren. De resultaten van hun onderzoeken waren daarnaast een middel om pressie uit te oefenen op de politiek en bedrijven en daar een belangrijke partner te worden. Zo werd ook lobbyen een manier van actievoeren van de natuurbehoudgroepen.

§2.1.5 Politieke mogelijkheden

Volgens politicoloog Hein-Anton van der Heijden hadden de natuur-landschapsbescherming organisaties een sterk apolitiek karakter.

95

Dit apolitieke karakter zou voortkomen uit de idealen van de natuurbehoudgroepen, natuur moest immers openstaan voor mensen uit alle levensbeschouwelijke en politieke stromingen.

96

Behoudgroepen verzetten zich niet tegen het politieke systeem, maar wilden juist vanuit dit systeem werken. Lobbyen was dan ook een geliefde tactiek van de natuurbehoudgroepen en was in sommige gevallen niet moeilijk. Leroy en de Geest stelden in hun boek Milieubeweging en Milieubeleid dat diverse belangrijke figuren in de natuurbehoudgroepen door hun 92 Ibidem, 102-104, 120-121.

93 Ibidem, 148-149.

94 Leroy, 33.

95 van der Heijden, ‘Van kleinschalig Utopisme naar Postgiro-Activisme?’82.

96 Leroy, 99.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een deel van de afvoer die verzameld wordt in Salland stroomt in deze situatie dus niet meer door de Weteringen naar het Zwarte Water maar het achterliggende gebied in.. De hoogte van

De waardemodellen voor maatschappelijk relevante innovaties zijn behoorlijk complex, omdat er niet alleen naar klassieke geldstromen wordt gekeken, maar ook andere waarden

The decision is argued to move away from the fact that the LOSC Parties have ‘moved decisively away from the freedom (…) not to be subject in advance to dispute

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

Datum aanvraag: 5 december 2018 Aanvraagnummer: 4078413 Bevoegd gezag: Gemeente Woerden Pagina 1

Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening” kan alleen verleend worden wanneer deze voldoet aan de

Het nationale ruimtelijke beleid vormt geen belemmering voor de aanwezigheid van het terrasgebouw aan het Meer van Annecy 20 te Woerden.... 3.1.2 Besluit

To examine the lacuna in knowledge with regard to outsourcing relationships this thesis investigates the outsourcing relationships using the lens of Actor Network Theory (ANT)