• No results found

Het model leunt sterk op gegevens over allerlei aspecten van de veiligheidsketen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het model leunt sterk op gegevens over allerlei aspecten van de veiligheidsketen"

Copied!
169
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cahier 2004-8

Prognosemodel Justitiële Ketens:

Veiligheidsketen

Technische notitie, versie 1.1

Debora Moolenaar Ger Huijbregts

Wieger van der Heide

a Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

(2)

Exemplaren van deze publicatie kunnen schriftelijk worden besteld bij

Bibliotheek WODC, kamer KO 14 Postbus 20301, 2400 EH Den Haag Fax: (070) 370 45 07

E-mail: a.eind@minjus.nl

Cahiers worden in beperkte mate gratis verspreid zolang de voorraad strekt

Alle nadere informatie over WODC-publicaties is te vinden op Justweb en op www.wodc.nl

(3)

Voorwoord

In 2003 hebben de Ministeries van Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Algemene Zaken de afspraak gemaakt dat het Ministerie van Justitie het voortouw zal nemen in de ontwikkeling van een integraal model voor de Justitieketen. De Justitieketen kan in drie pijlers worden onderverdeeld, namelijk de strafrechtsketen, de civielrechtelijke keten en de bestuursrechtelijke keten. Voor u ligt een beschrijving van versie 1.1 van het model voor de

veiligheidsketen. Deze versie is met nadruk een eerste versie. Het WODC zal het veiligheidsketenmodel in de komende jaren verder ontwikkelen. Daarnaast werkt het WODC momenteel aan een uitbreiding in de richting van civiel- en

bestuursrecht.

Het model voor de veiligheidsketen is een uitbreiding van het WODC-model voor de prognoses van de behoefte aan sanctiecapaciteit. Dit model is van 1998 tot en met 2003 bij het WODC in gebruik geweest. De basis voor dit model werd gelegd in 1997 door het Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van de toenmalige minister van Justitie.

Het model leunt sterk op gegevens over allerlei aspecten van de veiligheidsketen.

Daarom wil het WODC alle mensen bedanken die een bijdrage hebben aan de gegevensverzameling en de modelbouw: Harm Aten (CBS), Nol van Gemmert (DJI), Eric Spaans (DJI), Frans Larmené (Raad voor de Kinderbescherming), Jaap Bos (CJIB), Annemarieke van Egeraat (Halt-Nederland), Laurens de Jonge

(WODC), Stan de Vree, Richard Lankester (DTR), Ilona Wamelink (DTR) en Erik Leertouwer (WODC). Speciale dank gaat uit naar Ronald Wolthoff (SEO) voor het vele programmeerwerk.

Tenslotte wil ik, ook namens de auteurs van het rapport, een woord van dank richten aan de leden van de leescommissie (Henk van de Velden, Mirjam van Gammeren en Sjef Siero) en aan de leden van de begeleidingscommissie, onder voorzitterschap van prof. dr. P. Boswijk.

Frans Leeuw Directeur WODC

(4)
(5)

Inhoud

Samenvatting 9

1 Inleiding 13

1.1 Doelstelling 13

1.2 Leeswijzer 15

2 Methodiek 19

2.1 Algemeen 19

2.2 Van theorie tot modelbouw 19

2.3 Uitsplitsingen 24

2.4 Schattingstechnieken 24

2.5 Interpretatie van de coëfficiënten 25

2.6 Modelselectiecriteria 26

Deel 1 Volwassenenmodel 29

3 Politie: volwassenen 31

3.1 Het model 32

3.2 Geregistreerde misdrijven 33

3.3 Ophelderingen 34

3.4 Verdachten 35

3.5 Voorlopige hechtenis 35

4 Openbaar Ministerie: rechtbankstrafzaken volwassenen 37

4.1 Het model 38

4.2 Instroom OM 38

4.3 Afdoeningen OM 39

4.4 Transacties 41

4.5 Sepots 42

5 Openbaar Ministerie: kantonstrafzaken volwassenen 45

5.1 Het model 45

5.2 Instroom OM 46

5.3 Afdoeningen OM 47

5.4 Transacties 48

5.5 Sepots 48

6 Zittende Magistratuur: rechtbankstrafzaken volwassenen 51

6.1 Het model 52

6.2 Afdoeningen ZM 52

6.3 Enkelvoudige en meervoudige kamer 54

7 Zittende Magistratuur: kantonstrafzaken volwassenen 57

7.1 Het model 57

7.2 Afdoeningen ZM 58

8 Hoger beroep: volwassenen 61

8.1 Het model 61

8.2 Cassatie 62

(6)

6

8.3 Onherroepelijke straffen 63

8.4 Onherroepelijke maatregelen 64

9 Centraal Justitieel Incassobureau 67

9.1 Het model 70

9.2 WAHV-zaken 70

9.3 TRIAS-Transacties 71

9.4 Ontnemingen en schadevergoedingsmaatregelen 71

9.5 Vrijheidsstraffen 72

9.6 Verzet 72

10 Reclassering: volwassenen 73

10.1 Het model 76

10.2 Rapportages, reïntegratieprogramma’s en toeleiding zorg 77

10.3 Vroeghulp 78

11 Vreemdelingenbewaring 79

11.1 Het model 79

11.2 Vreemdelingenbewaring 80

12 Rechtsbijstand 81

12.1 Het model 81

12.2 Toevoegingen en piketdiensten 82

13 Tolken: volwassenen 85

13.1 Het model 85

13.2 Tolkuren 86

14 Slachtofferhulp 89

14.1 Het model 89

14.2 Cliënten slachtofferhulp 90

15 Schadefonds geweldsmisdrijven 91

15.1 Het model 91

15.2 Ingediende en toegekende verzoeken 92

16 Nederlands Forensisch Instituut 93

16.1 Het model 93

16.2 Aangeboden zaken en onderzoeksaanvragen 94

17 Dienst Justitiële Inrichtingen: volwassenen 95

17.1 Het model 98

17.2 Penitentiaire programma’s 99

17.3 Capaciteitsbehoefte door directe vrijheidsbeneming 99 17.4 Capaciteitsbehoefte door indirecte vrijheidsbeneming 99

18 Schadeloosstellingen 101

18.1 Het model 101

18.2 Ingediende en toegekende verzoeken 102

(7)

Deel 2 Jeugdmodel 103

19 Politie: jeugd 105

19.1 Het model 105

19.2 Verdachten 106

20 Halt 109

20.1 Het model 110

20.2 Te starten Halt-afdoeningen 110

20.3 Stop-afdoeningen 111

21 Openbaar Ministerie: jeugd 113

21.1 Het model 113

21.2 Instroom OM 114

21.3 OM-afdoeningen 115

21.4 Transacties 116

21.5 Mislukte transacties 117

22 Zittende Magistratuur: jeugd 119

22.1 Het model 119

22.2 Schuldigverklaring met strafoplegging 120

22.3 Sancties 121

23 Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg 123

23.1 Het model 123

23.2 Ots-maatregelen 124

23.3 Taakstraffen 125

24 Dienst Justitiële Inrichtingen: jeugd 127

24.1 Het model 129

24.2 Indirecte capaciteitsbehoefte 130

24.3 Opvanginrichtingen 131

24.4 Behandelinrichtingen 131

Deel 3 Evaluatie 133

25 Kwaliteitstoets 135

25.1 Externe evaluatie 135

25.2 Voorspelkracht volwassenenmodel 136

25.3 Voorspelkracht jeugdmodel 138

25.4 Conclusie 139

26 Aandachtspunten voor het vervolg 141

26.1 Aanbevelingen van de externe evaluatie 141

26.2 Aandachtspunten op de korte termijn 141

26.3 Aandachtspunten op lange termijn 142

Summary 145

Literatuur en gebruikte bronnen 147

Bijlage 1 Begeleidingscommissie 149

(8)

8

Bijlage 2 Volwassenenmodel 151

3 Politie 154

4 Openbaar ministerie 155

6 Rechterlijke Macht 156

8 Hoger beroep 157

9 Centraal Justitieel Incassobureau 157

10 Reclassering 158

11 Vreemdelingenbewaring 158

12 Rechtsbijstand 158

13 Tolken 159

14 Slachtofferhulp 159

15 Schadefonds Geweldsmisdrijven 159

16 Nederlands Forensisch Instituut 159

17 Dienst Justitiële Inrichtingen 159

18 Schadeloosstelling 160

Bijlage 3 Jeugdmodel 161

19 Verdachten 162

20 Halt en Stop 163

21 Openbaar Ministerie 164

22 Zittende Magistratuur 165

23 Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg 165

24 Dienst Justitiële Inrichtingen 166

Bijlage 4 Overige formules 167

1 Discounted mean: 167

2 Verklaringsgraad R² 167

3 Root Mean Squared Percentage Error 167

Bijlage 5 Afkortingen 169

(9)

Samenvatting

In 2003 hebben de Ministeries van Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Algemene Zaken de afspraak gemaakt dat het Ministerie van Justitie het voortouw zal nemen in de ontwikkeling van een integraal model voor de Justitieketen. De Justitieketen kan in drie pijlers worden onderverdeeld, namelijk de strafrechtsketen, de civielrechtelijke keten en de bestuursrechtelijke keten. In eerste instantie heeft het onderzoek zich geconcentreerd op de

veiligheidsketen, dat wil zeggen de strafrechtsketen plus een aantal onderdelen van de civielrechtelijke keten, zoals civielrechtelijk plaatsen in de justitiële jeugdinrichtingen, plus een aantal onderdelen van de bestuursrechtelijke keten, zoals verkeersovertredingen en vreemdelingenbewaring. De rest van de

civielrechtelijke en bestuursrechtelijke keten is in dit onderzoek buiten beeld gebleven. Na een uitgebreide analyse van reeds bestaande modellen ten behoeve van de veiligheidsketen is besloten om het reeds bestaande WODC-model ten behoeve van de prognose van de sanctiecapaciteit als uitgangspunt te nemen voor het model van de veiligheidsketen.

Doelstelling

Het model dient als hulpmiddel bij de begrotingsvoorbereiding en heeft tot doel de justitiebegroting beter te onderbouwen en transparanter te maken. Het model dat ontwikkeld is voor de veiligheidsketen is een eerste versie van een

ramingsmodel van de capaciteitsbehoefte (dus niet de productie). Op basis van de autonome ontwikkelingen is het mogelijk om ramingen te maken van de te verwachten werklast bij de diverse ketenpartners, gegeven het beleid op meest recente meetmoment. Het model levert als uitkomsten personen, zaaksaantallen of plaatsen.

De ramingen die met het model gemaakt worden, zijn beleidsneutraal. Dat wil zeggen dat ontwikkelingen en beleid uit het verleden (tot aan het meest recente meetmoment) worden doorgetrokken naar de toekomst. Het effect van reeds vastgesteld nieuw beleid is alleen verdisconteerd in de WODC-ramingen voorzover de invloed ervan reeds in de gebruikte gegevens zichtbaar is.

Ontwikkelingen als gevolg van nieuw beleid of wetgeving, die wegens recentheid nog niet in de statistieken (kunnen) zijn verwerkt, blijven in de WODC-ramingen buiten beschouwing. Maar de effecten hiervan worden ingeschat door de

beleidsdirecties van het Ministerie van Justitie. De beleidsneutrale WODC- ramingen aangevuld met de door de beleidsdirecties ingeschatte effecten van nieuw beleid of wetgeving vormen tezamen de beleidsrijke ramingen. De beleidsrijke ramingen vormen de basis voor de begroting.

Naast het maken van ramingen kan het model nieuwe beleidsmaatregelen doorrekenen als deze beleidsmaatregelen concreet vertaald kunnen worden naar de gebruikte factoren in het model. Op deze manier kan het effect van nieuwe beleidsmaatregelen op de capaciteitsbehoefte gesimuleerd worden. Ook kan het model aangeven wat er aan het begin van de keten moet gebeuren om een bepaalde uitkomst achterin de keten te realiseren. In die zin kan het model behulpzaam zijn bij besluitvorming over toedeling van middelen. Er zijn echter ook beperkingen. Het is niet mogelijk om de optimale verdeling van gelden berekenen. Dat wil zeggen dat als er een bedrag van X miljoen beschikbaar is, dit model niet kan aangeven wat de beste manier is om dit bedrag over de

(10)

10 Opbouw van het model

Er wordt alleen gekeken naar het macroniveau, dat wil zeggen jaartotalen eventueel uitgesplitst naar relevante categorieën, maar niet naar gegevens op persoonsniveau. Het gevolg is dat de relaties in het model geen causale verbanden weergeven, maar achtergrond- of risicofactoren identificeren, die bepalend zijn voor de in- of uitstroom in het desbetreffende onderdeel van de veiligheidsketen. Desalniettemin spreken we toch van een verklaringsmodel. Het gaat dan alleen om verklaring in statistisch-technische zin, niet om oorzakelijke verbanden.

Het veiligheidsketenmodel is modulair van opzet en kan gesplitst worden in een volwassenenmodel en een jeugdmodel. Beide modellen zijn ketenmodellen, dat wil zeggen dat de modellen de verschillende instanties doorlopen die zich op enige wijze met de veiligheidsketen bezig houden. Het volwassenenmodel bevat de volgende schakels uit de veiligheidsketen: politie, Openbaar Ministerie, Zittende Magistratuur, Hoger beroep, Centraal Justitieel Incassobureau, Reclassering, vreemdelingen, schadefonds geweldsmisdrijven, slachtofferzorg, schadeloosstelling, rechtsbijstand, tolken, Nederlands Forensisch Instituut, Dienst Justitiële Inrichtingen. Het jeugdmodel bevat de schakels politie,

Openbaar Ministerie, Zittende Magistratuur, Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg, Halt Nederland en Dienst Justitiële Inrichtingen.

Het jeugdstrafrecht verschilt op een aantal punten van het

volwassenenstrafrecht. Zo is het pas sinds 2001 voor volwassenen mogelijk om een taakstraf overeen te komen met de Officier van Justitie. Voor minderjarigen was dit al veel langer mogelijk. De vrijheidsstraffen voor jeugdigen

(jeugddetentie) kan maximaal twee jaar bedragen, terwijl volwassenen een celstraf van maximaal twintig jaar kunnen krijgen. Jongeren en volwassenen zitten hun vrijheidstraffen in aparte inrichtingen uit. Verder kunnen jongeren een Halt-verwijzing krijgen. Voor volwassenen is dit niet mogelijk. Daarom wordt, indien relevant, onderscheid gemaakt tussen meerderjarigen en minderjarigen.

De rechtspersonen worden bij de meerderjarigen meegeteld. Op twee onderdelen is het niet mogelijk onderscheid naar leeftijd te maken, namelijk bij

geregistreerde misdrijven en bij ophelderingen.

Wanneer dit relevant is, onderscheiden de modellen een aantal delict- en duurcategorieën. Het volwassenenmodel kent 7 delictcategorieën: geweld, eenvoudige diefstal, gekwalificeerde diefstal, rijden onder invloed,

opiumwetdelicten, overige delicten en economische delicten. Verder onderscheidt het volwassenenmodel bij vrijheidsstraffen voor misdrijven 5 duurcategorieën: 0-1 maand, 1 maand tot 6 maanden, 6 maanden tot 1 jaar, 1-3 jaar, meer dan 3 jaar. Het jeugdmodel onderscheidt 5 delictgroepen: geweld, eenvoudige diefstal, gekwalificeerde diefstal, openbare-ordeverstoring &

vernieling en overige delicten. In het jeugdmodel wordt geen onderscheid gemaakt in duurcategorieën.

Methodiek

Omdat het model een ketenmodel is, wordt de instroom bij de ene ketenpartner gerelateerd aan de uitstroom bij de voorafgaande ketenpartner. Uitzonderingen vormen natuurlijk de (producten van) ketenpartners die aan het begin van de keten staan. Deze kunnen worden gerelateerd aan achtergrond- of risicofactoren voor criminaliteit op macro niveau. Er kunnen drie typen factoren onderscheiden worden, namelijk strafrechtelijke factoren, beleidsmatige factoren en externe factoren.

(11)

Bij strafrechtelijke factoren moet gedacht worden aan pakkans, strafkans, zitkans, strafduur en recidive. Deze factoren zijn in principe beïnvloedbaar door politie en justitie. Beleidsmatige factoren bepalen welke gedragingen als ongewenst worden bestempeld. Daarbij kan gedacht worden aan wet- en regelgeving, beleidsmaatregelen en richtlijnen maar ook organisatorische en technische veranderingen. Externe factoren zijn de omstandigheden waaronder criminaliteit vaker voorkomt. Hierover bestaan diverse criminologische theorieën. Deze theorieën zijn te abstract om direct in een kwantitatief model op te nemen.

Daarom wordt eerst gekeken op welke maatschappelijke problemen deze theorieën zich richten. Vervolgens wordt getracht deze problemen in kwantificeerbare indicatoren te vertalen.

Aangezien het model een model op macroniveau is, dat wil zeggen de som van alle individuen, wordt aan persoonlijke kenmerken, zoals karaktereigenschappen, en theorieën en indicatoren die daarop betrekking hebben, geen aandacht

besteed. Het model zegt dus alleen iets over omgevingsfactoren die criminaliteit in positieve of negatieve zin kunnen beïnvloeden.

Het volwassenenmodel bestaat uit 316 vergelijkingen en het jeugdmodel uit 156 vergelijkingen. Een vergelijking legt een relatie tussen twee of meerdere factoren.

De omvang van deze relatie wordt aangegeven door middel van een parameter.

Een aantal vergelijkingen zijn definitievergelijkingen. In dat geval liggen de parameters bij voorbaat vast. Maar in het merendeel van de vergelijkingen worden de parameters geschat met econometrische technieken. Een beperkt aantal parameters wordt “geprikt”, dat wil zeggen dat de waarde in een bepaald jaar als maatgevend voor de toekomst wordt beschouwd. Dit gebeurt alleen dan als er te weinig waarnemingen beschikbaar zijn om de econometrische

technieken toe te passen.

In een aantal vergelijkingen stellen de parameter percentages voor. Maar bij een groot deel van de relaties in het model, met name in het volwassenenmodel, wordt naar de procentuele groei gekeken. Door een transformatie kunnen de geschatte parameters worden geïnterpreteerd als elasticiteiten. Een elasticiteit geeft aan wat het procentuele effect op de afhankelijke variabele in het model is van een 1% toename van de onafhankelijke variabele.

Evaluatie

Een cruciale vraag is of het model geschikt is voor de doeleinden waarvoor het gemaakt is, namelijk onderbouwing van de begroting en een vergroting van de transparantie van het ramingsproces. Dit is een lastige vraag om te

beantwoorden om diverse redenen. Ten eerste is uit de econometrische praktijk gebleken dat een model dat een goede beschrijving van het feitelijk proces geeft, niet noodzakelijkerwijs ook goed voorspelt. Maar ook dat een model dat goed voorspelt, niet noodzakelijkerwijs de beste beschrijving van het proces is. Ten tweede maakt het model beleidsneutrale ramingen, dus zonder de effecten van nieuw beleid erin verwerkt. Echter, de realisatiecijfers worden wel door de

effecten van nieuw beleid beïnvloed. Dit maakt het vergelijken van ramingen met gerealiseerde cijfers lastig.

Om toch enig inzicht in de kwaliteit van het model te krijgen, zijn er twee acties ondernomen. Ten eerste is aan een extern onderzoeksbureau gevraagd om het model te evalueren. De conclusie van de externe evaluatie is dat de ontwikkeling van het veiligheidsketenmodel “een baanbrekende stap in de richting van een integraal prognosemodel” is. Het model zit logisch in elkaar en de

econometrische invulling voldoet aan de gangbare kwaliteitsstandaards. Voor de

(12)

12

toekomst wordt aanbevolen om de aandacht in eerste instantie te richten op de inhoud van het model. Een goede inhoudelijke en transparante verklaring van de criminaliteit en de gevolgen daarvan voor de veiligheidsketen prevaleert op dit moment boven technische oplossingen. Ten tweede is het model opnieuw geschat op basis van oudere gegevens en zijn de ramingen vergeleken met de feitelijk gerealiseerde cijfers. Het blijkt dat de ramingen voor de eerste twee jaren doorgaans redelijk goed zijn. Daarna worden de onzekerheden groter. Daarom wordt het model jaarlijks geactualiseerd.

Conclusie

De algemene conclusie die getrokken kan worden uit de externe evaluatie en vergelijking van de ramingen met de realisaties, is dat de modellen in het algemeen goed in elkaar zitten, maar dat ze op een aantal punten aanscherping behoeven. Op hoofdlijnen zijn de ramingen van het veiligheidsketenmodel redelijk goed, zeker als gekeken wordt naar 1 à 2 jaar vooruit. Daarna nemen de onzekerheden toe. Dit probleem wordt echter ondervangen door de jaarlijkse actualisering van het model. Desalniettemin blijven de effecten van ingrijpende beleidswijzigingen en wetswijzigingen, zoals wetgeving op het gebied van taakstraffen, intensivering ten aanzien van drugskoeriers en het

veiligheidsprogramma, moeilijk te ramen. Daarom maken de beleidsdirecties van het Ministerie van Justitie een aanvullende inschatting van het effect van

veranderend beleid en wetgeving.

Toekomst

Benadrukt dient te worden dat het model zoals het beschreven is in dit rapport, een eerste versie van het veiligheidsketenmodel is. Dit betekent dat het huidige model op een aantal punten voor verbetering vatbaar is. De ambitie is om het model de komende jaren verder te verbeteren en uit te breiden. Zo wordt momenteel gewerkt aan versie 2.0 van het model. Om inzicht te krijgen in de onzekerheden van toekomstige ramingen zullen onzekerheidsmarges aan het model worden toegevoegd. Verder worden momenteel ook een civielrechtelijk en een bestuursrechtelijk model ontwikkeld. Het is de bedoeling dat deze modellen in de toekomst met het veiligheidsketenmodel verbonden worden. Tot slot zal bekeken worden of er een gebruiksvriendelijke versie kan worden ontwikkeld, waarmee beleidsmedewerkers zelf simulaties kunnen uitvoeren.

(13)

1 Inleiding

In 2003 hebben de Ministeries van Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Algemene Zaken de afspraak gemaakt dat het Ministerie van Justitie het voortouw zal nemen in de ontwikkeling van een integraal model voor de Justitieketen. De Justitieketen kan in drie pijlers worden onderverdeeld, namelijk de strafrechtsketen, de civielrechtelijke keten en de bestuursrechtelijke keten. Deze pijlers staan niet los van elkaar. Op een aantal onderdelen is er een wisselwerking tussen de strafrechtsketen en de civielrechtelijke of

bestuursrechtelijke keten. In eerste instantie heeft het onderzoek zich

geconcentreerd op de veiligheidsketen, dat wil zeggen de strafrechtsketen plus een aantal onderdelen van de civielrechtelijke keten, zoals civielrechtelijke plaatsen in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI), plus een aantal onderdelen van de bestuursrechtelijke keten, zoals verkeersovertredingen en

vreemdelingenbewaring. De rest van de civielrechtelijke en bestuursrechtelijke keten is in dit onderzoek buiten beeld gebleven. Hiernaar loopt momenteel een apart onderzoek. Na een uitgebreide analyse van reeds bestaande modellen ten behoeve van de veiligheidsketen (Biermans e.a., 2003) is besloten om het reeds bestaande WODC-model ten behoeve van de prognose van de sanctiecapaciteit (Moolenaar e.a., 2002, 2003, Van der Torre & Van Tulder, 2001) als uitgangspunt te nemen voor het model van de veiligheidsketen.

1.1 Doelstelling

Het model zal dienen als hulpmiddel bij de begrotingsvoorbereiding en heeft tot doel de justitiebegroting beter te onderbouwen en transparanter en consistenter te maken. Het model dat ontwikkeld is voor de veiligheidsketen is een

ramingsmodel van de capaciteitsbehoefte (dus niet de productie). Op basis van de autonome ontwikkelingen wordt een inschatting gemaakt van de te

verwachten werklast bij de diverse ketenpartners, gegeven het beleid op meest recente meetmoment. Mogelijke capaciteitstekorten worden bewust genegeerd.

Het model levert als uitkomsten personen, zaaksaantallen of plaatsen, maar geen budgetten.

De ramingen die met het model gemaakt worden, zijn beleidsneutraal. Dat wil zeggen dat ontwikkelingen en beleid uit het verleden (tot aan het meest recente meetmoment) worden doorgetrokken naar de toekomst. Het effect van reeds vastgesteld nieuw beleid is alleen verdisconteerd in de WODC-ramingen voorzover de invloed ervan reeds in de gebruikte gegevens zichtbaar is.

Ontwikkelingen als gevolg van nieuw beleid of wetgeving, die wegens recentheid nog niet in de statistieken (kunnen) zijn verwerkt, blijven in de WODC-ramingen buiten beschouwing. Maar de effecten hiervan worden ingeschat door de

beleidsdirecties van het Ministerie van Justitie. De beleidsneutrale WODC- ramingen aangevuld met de door de beleidsdirecties ingeschatte effecten van nieuw beleid of wetgeving vormen tezamen de beleidsrijke ramingen. De beleidsrijke ramingen vormen de basis voor de begroting. Zowel de WODC- ramingen als de inschattingen van het effect van nieuw beleid of wetgeving worden jaarlijks geactualiseerd.

Naast het maken van beleidsneutrale ramingen kan het model ook nieuwe

(14)

14

kunnen worden naar de gebruikte factoren in het model. Op deze manier kan het effect van nieuwe beleidsmaatregelen op de capaciteitsbehoefte gesimuleerd worden. Het model kan ook aangeven wat er aan het begin van de keten moet gebeuren om een bepaalde uitkomst achterin de keten te realiseren. In die zin kan het model behulpzaam zijn bij besluitvorming over toedeling van middelen.

Het model legt in een aantal gevallen expliciet een relatie leggen de inzet van middelen en de productie. Dit maakt het mogelijk om – binnen zekere marges – de gevolgen van een alternatieve inzet van deze middelen te simuleren.

Het model kent ook zijn beperkingen. Het is niet mogelijk om de optimale verdeling van gelden berekenen. Dat wil zeggen dat als er een bedrag van X miljoen beschikbaar is, dit model niet kan aangeven wat de beste manier is om dit bedrag over de ketenpartners te verdelen. Het model geeft geen exacte beschrijving van het “productieproces”. Als statistisch significante relaties worden geconstateerd tussen twee factoren, dan zegt dat nog niets over de aard van de relatie. Het model bevat geen causale relaties maar geeft aan welke

omgevingsfactoren mogelijkerwijs een hoog of laag risico op criminaliteit kunnen betekenen. De uitkomsten van het model zijn geen ramingen van de feitelijke productie maar van de behoefte. Productie en behoefte kunnen soms ver uit elkaar liggen. Het model kent geen voorraadvorming. Verder is het op dit moment nog niet mogelijk om prijskaartjes aan zaaksaantallen en dergelijke te hangen, omdat nog niet voor alle onderdelen kostprijzen bekend zijn.

Dit rapport geeft een beschrijving van versie 1.1 van het veiligheidsketenmodel.

Dit is een licht verbeterde versie ten opzichte van versie 1.0, waarover geen rapportage is verschenen. Benadrukt dient te worden dat het hier gaat om een eerste versie van het veiligheidsketenmodel. Dit betekent dat het huidige model op een aantal punten voor verbetering vatbaar is. De ambitie is om het model de komende jaren verder te verbeteren en uit te breiden. Zo wordt momenteel reeds gewerkt aan versie 2.0 van het model. In dit rapport worden geen ramingen gepresenteerd, hoewel het model wel reeds is gebruikt voor de ramingen voor de sanctiecapaciteit (zie Leertouwer e.a., 2004).

Het veiligheidsketenmodel is modulair van opzet en kan gesplitst worden in een volwassenenmodel en een jeugdmodel. Het volwassenenmodel bevat de

volgende schakels uit de veiligheidsketen: politie, Openbaar Ministerie (OM), Zittende Magistratuur (ZM), Hoger beroep, Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), Reclassering, vreemdelingen, schadefonds geweldsmisdrijven,

slachtofferzorg, schadeloosstelling, rechtsbijstand, tolken, Nederlands Forensisch Instituut (NFI), Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Figuur 1.1 geeft aan welke onderdelen van deze schakels zijn opgenomen in het model. Het jeugdmodel bevat de schakels politie, OM, ZM, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Halt Nederland en DJI. De gemodelleerde elementen van deze schakels staan in figuur 1.2.

Om diverse redenen zijn een aantal onderdelen niet gemodelleerd. Dit rapport beschrijft alleen die onderdelen die wel in het model zitten. Onderdelen die niet gemodelleerd zijn, worden niet besproken ook al zijn ze wel onderdeel van één van de schakels die in dit rapport aan bod komen. In de hoofdstukken die deze schakels beschrijven, wordt aangegeven wat wel en niet in het model zit.

(15)

1.2 Leeswijzer

De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de algemene methodiek besproken. Daarna volgt het eerste deel van het

veiligheidsketenmodel, namelijk het volwassenenmodel. Hoofdstukken 3 tot en met 18 bespreken de afzonderlijke modules van het volwassenenmodel. In deze hoofdstukken wordt voor elke module een korte beschrijving van de

desbetreffende schakel gegeven. Vervolgens wordt het model schematisch gepresenteerd. Daarna volgt een bespreking van afzonderlijke onderdelen. In deel 2 van dit rapport wordt het jeugdmodel beschreven. In hoofdstukken 19 tot en met 24 komen de afzonderlijke modules van het jeugdmodel aan bod. In deel 3 van dit rapport wordt een nabeschouwing gegeven. In hoofdstuk 25 wordt gekeken naar de voorspelkracht van het veiligheidsketenmodel. Hoofdstuk 26 geeft aan hoe de toekomst van het veiligheidsketenmodel eruit zal zien.

De lezer die niet in de details van het model is geïnteresseerd, kan hoofdstukken 3 tot en met 24 overslaan. De wiskundig aangelegde lezer wordt aangeraden ook eens een blik te werpen op bijlage 2 en 3. Deze bijlagen bevatten een formele wiskundige beschrijving van respectievelijk het volwassenenmodel en het jeugdmodel.

(16)

16

Figuur 1.1 PMJ-veiligheidsketen, volwassenenmodel

Politie Misdrijven Politie Ophelderingen

Politie Verdachten

Politie Voorlopigehechtenis OM Instroom OM Sepot OM Beleidssepot

OM Onvoorwaardelijkbeleidssepot

OM Werkstraf OM Geldsom OM Afdoeningen

OM Transactie

OM Dagvaarding OM Technischsepot

ZM Schuldig ZM Ontslag vanrechtsvervolging ZM Afdoeningen ZM Getuige/tolk MK-zaak

ZM Enkelvoudige kamerZM Vrijspraak NFI Aangeboden zaken NFI Onderzoeksaanvragen

Schadefondsgeweldsmisdrijven Aantal verzoekenSchadefondsGeweldsmisdrijven Toegekende verzoeken Slachtofferhulp Aantal cliënten HogerBeroep Taakstraffen

HogerBeroep TBS-opleggingenHogerBeroep Aantal gevangenisstraffen HogerBeroep Werkstraffen HogerBeroep Boetes

HogerBeroep Cassatie HogerBeroep OntnemingsmaatregelenMK-zaak Reclassering Maatregelrapportages

Reclassering Vroeghulpbezoek Reclassering Reïntegratieprogramma’s

Reclassering Voorlichtingsrapportages

Reclassering Vroeghulpinterventies Rechtsbijstand Reguliere straftoevoegingen

Rechtsbijstand Ambtshalve straftoevoegingen

Rechtsbijstand PiketdienstenRechtsbijstand Vreemdelingenbewaring Tolken Advocatuur

Tolken TBS Tolken Gevangeniswezen Tolken Reclassering

Tolken Vreemdelingendiensten Schadeloosstelling Aantal verzoeken Schadeloossteling Toegekende verzoeken DJI Directecapaciteitsbehoefte

DJI Penitentiaire Programma’s

DJI Capaciteitsbehoeftevreemdelingenbewaring DJI Indirectecapaciteitsbehoefte

DJI Capaciteitsbehoefte Gevangeniswezen

DJI VH bij taakstraffen

DJI VH bij TBS CJIB Instroom WAHV

CJIB LCAinstroom CJIB Verzet

CJIB Beroep OvJCJIB Beroepkantonrechter

CJIB Trias direct CJIB Trias via COMPAS

CJIB Ontnemingen CJIB Schadevergoeding

CJIB Percentage misluktetaakstraffen CJIB Percentagemislukte boetes

Vreemdelingen Vreemdelingenbewaring Externe factoren Middelen politie

Externe factoren Externe factoren Middelen OM

Middelen ZM Externe factoren

Reclassering Adviesrapportages Reclassering Toeleidingzorg OM Leerstraf OM Ontnemingwederrechtelijkvoordeel OM Voorwaardelijkbeleidssepot

ZM Meervoudige kamer HogerBeroep Leerstraffen

Externe factoren ZM Getuige/tolk EK-zaak HogerBeroep OntnemingsmaatregelenEK-zaak

ZM Getuige/tolk kantonzaak Politie Misdrijven Politie Ophelderingen

Politie Verdachten

Politie Voorlopigehechtenis OM Instroom OM Sepot OM Beleidssepot

OM Onvoorwaardelijkbeleidssepot

OM Werkstraf OM Geldsom OM Afdoeningen

OM Transactie

OM Dagvaarding OM Technischsepot

ZM Schuldig ZM Ontslag vanrechtsvervolging ZM Afdoeningen ZM Getuige/tolk MK-zaak

ZM Enkelvoudige kamerZM Vrijspraak NFI Aangeboden zaken NFI Onderzoeksaanvragen

Schadefondsgeweldsmisdrijven Aantal verzoekenSchadefondsGeweldsmisdrijven Toegekende verzoeken Slachtofferhulp Aantal cliënten HogerBeroep Taakstraffen

HogerBeroep TBS-opleggingenHogerBeroep Aantal gevangenisstraffen HogerBeroep Werkstraffen HogerBeroep Boetes

HogerBeroep Cassatie HogerBeroep OntnemingsmaatregelenMK-zaak Reclassering Maatregelrapportages

Reclassering Vroeghulpbezoek Reclassering Reïntegratieprogramma’s

Reclassering Voorlichtingsrapportages

Reclassering Vroeghulpinterventies Rechtsbijstand Reguliere straftoevoegingen

Rechtsbijstand Ambtshalve straftoevoegingen

Rechtsbijstand PiketdienstenRechtsbijstand Vreemdelingenbewaring Tolken Advocatuur

Tolken TBS Tolken Gevangeniswezen Tolken Reclassering

Tolken Vreemdelingendiensten Schadeloosstelling Aantal verzoeken Schadeloossteling Toegekende verzoeken DJI Directecapaciteitsbehoefte

DJI Penitentiaire Programma’s

DJI Capaciteitsbehoeftevreemdelingenbewaring DJI Indirectecapaciteitsbehoefte

DJI Capaciteitsbehoefte Gevangeniswezen

DJI VH bij taakstraffen

DJI VH bij TBS CJIB Instroom WAHV

CJIB LCAinstroom CJIB Verzet

CJIB Beroep OvJCJIB Beroepkantonrechter

CJIB Trias direct CJIB Trias via COMPAS

CJIB Ontnemingen CJIB Schadevergoeding

CJIB Percentage misluktetaakstraffen CJIB Percentagemislukte boetes

Vreemdelingen Vreemdelingenbewaring Externe factoren Middelen politie

Externe factoren Externe factoren Middelen OM

Middelen ZM Externe factoren

Reclassering Adviesrapportages Reclassering Toeleidingzorg OM Leerstraf OM Ontnemingwederrechtelijkvoordeel OM Voorwaardelijkbeleidssepot

ZM Meervoudige kamer HogerBeroep Leerstraffen

Externe factoren ZM Getuige/tolk EK-zaak HogerBeroep OntnemingsmaatregelenEK-zaak

ZM Getuige/tolk kantonzaak

(17)

Figuur 1.2 PMJ-veiligheidsketen, jeugdmodel

RvdK/BJZ Taakstraffen

Politie Verdachten Halt Nederland HaltHalt Nederland STOP

OM InstroomOM Dagvaarding OM VoegingOM Sepot OM Aangebodentransactie OM Misluktetransactie

OM Geldsom OM Taakstraf

ZM Strafoplegging ZM Taakstraf

DJI Behandelinrichting(strafrechtelijk) DJI Opvanginrichting(strafrechtelijk)

DJI Voorlopige hechtenis niet gevolgd door celstraf Externe factoren Middelen OM RvdK/BJZ OTS-maatregelen12-17 jaarDJI Opvanginrichting(civielrechtelijk)

DJI Behandelinrichting(civielrechtelijk) Externe factoren

RvdK/BJZ Taakstraffen

Politie Verdachten Halt Nederland HaltHalt Nederland STOP

OM InstroomOM Dagvaarding OM VoegingOM Sepot OM Aangebodentransactie OM Misluktetransactie

OM Geldsom OM Taakstraf

ZM Strafoplegging ZM Taakstraf

DJI Behandelinrichting(strafrechtelijk) DJI Opvanginrichting(strafrechtelijk)

DJI Voorlopige hechtenis niet gevolgd door celstraf Externe factoren Middelen OM RvdK/BJZ OTS-maatregelen12-17 jaarDJI Opvanginrichting(civielrechtelijk)

DJI Behandelinrichting(civielrechtelijk) Externe factoren

(18)
(19)

2 Methodiek

Het veiligheidsketenmodel bestaat feitelijk uit twee submodellen: het

volwassenenmodel en het jeugdmodel. Het jeugdmodel volgt ongeveer hetzelfde stramien als het volwassenenmodel. Doordat het jeugdstrafrecht echter in 1995 ingrijpend is gewijzigd, zijn gegevens uit voorgaande jaren moeilijk vergelijkbaar met de huidige gegevens. Dit gegeven gevoegd bij het feit dat bij de jeugd het aantal personen, zaken en plaatsen kleiner is dan bij volwassenen, beperkt de mogelijkheden tot modelleren. Daarom wordt in het jeugdmodel soms voor afwijkende oplossingen gekozen.

2.1 Algemeen

Het model is een ketenmodel, dat wil zeggen dat het model de verschillende instanties doorloopt die op enige wijze deel uitmaken van de veiligheidsketen.

Het is een model op macroniveau: er wordt alleen naar totalen gekeken

eventueel uitgesplitst naar relevante categorieën. Het model bevat geen gegevens op persoonsniveau. De relaties in het model geven geen causale verbanden weer, maar omgevings- of achtergrondfactoren identificeren, die van invloed kunnen zijn op de in- of uitstroom in het desbetreffende onderdeel van de

veiligheidsketen. Desalniettemin spreken we toch van een verklaringsmodel. Het gaat dan alleen om verklaring in statistisch-technische zin, niet om oorzakelijke verbanden.

Het model maakt gebruik van tijdreeksen van jaargegevens. Gegevens over geregistreerde criminaliteit, ophelderingen en verdachten zijn beschikbaar vanaf 1955. Vanaf de instroom van misdrijven bij het OM zijn gegevens uitgesplitst naar delict beschikbaar vanaf 1982. Voor een aantal onderdelen zijn er echter pas gegevens beschikbaar vanaf 1994 of nog later, met name waar het kantonzaken en processpecifieke onderdelen betreft. Bij de tabellen in hoofdstuk 3 tot en met 24 wordt aangegeven voor welke periode er gegevens beschikbaar waren. De gegevens zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het CJIB, de RvdK, Halt Nederland, de Reclassering, de DJI en uit COMPAS, het registratiesysteem van het Parket Generaal.

2.2 Van theorie tot modelbouw

Omdat het model een ketenmodel is, wordt de instroom bij de ene ketenpartner gerelateerd aan de uitstroom bij de voorafgaande ketenpartner. Uitzonderingen vormen natuurlijk de (producten van) ketenpartners die aan het begin van de keten staan. Deze kunnen worden gerelateerd aan omgevings- of

achtergrondfactoren voor criminaliteit op macro niveau. Hierover zijn in het verleden enkele publicaties verschenen, zoals Van Tulder (1985, 1994) en Van der Torre en Van Tulder (2001). Deze auteurs onderscheiden drie typen factoren, namelijk strafrechtelijke factoren, beleidsmatige factoren en externe factoren.

Bij strafrechtelijke factoren moet gedacht worden aan pakkans, strafkans, zitkans, strafduur en recidive. Deze factoren zijn in principe beïnvloedbaar door politie en justitie. Pakkans, strafkans, zitkans en strafduur kunnen worden beschouwd

(20)

20

ongewenst gedrag (zie onder andere Becker, 1968, 1974 en Van Tulder, 1994). De verwachting is dat een hoge pakkans, strafkans, zitkans en strafduur een

afschrikwekkend effect zullen hebben. Bij een hoge mate van recidive daarentegen is een zeker minimum niveau van criminaliteit al bij voorbaat gegarandeerd.

Beleidsmatige factoren bepalen welke gedragingen als ongewenst worden bestempeld. Daarbij kan gedacht worden aan wet- en regelgeving,

beleidsmaatregelen en beleidsaanwijzingen, maar ook organisatorische en technische veranderingen.

Externe factoren zijn de omstandigheden waaronder criminaliteit vaker voorkomt. Lilly e.a. (1995) geven een uitgebreide beschrijving van de

criminologische theorieën over omgevingsfactoren. Van der Torre en Van Tulder (2001) hebben hiervan een samenvatting gegeven. Deze samenvatting is hier in grote lijnen overgenomen.

Differentiële associatie

De differentiële-associatietheorie is ontwikkeld in het Chicago van de jaren twintig en vooral verbonden aan de naam van Sutherland. Deze theorie legt de nadruk op het leerproces van met name jongeren. Hierbij bepaalt de omgeving in belangrijke mate welke houding tegenover crimineel gedrag wordt ingenomen.

In sterk veranderende sociale omstandigheden en sociale desorganisatie, zoals het geval was in de Verenigde Staten tijdens de snelle ontwikkeling van grote steden, ontstaan gemakkelijk subculturen waarbinnen crimineel gedrag algemeen geaccepteerd of gewaardeerd wordt (jeugdbendes, maffia).

Spanning

De spanningstheorie van Merton legt de nadruk op de spanningen die kunnen ontstaan bij degenen die niet kunnen voldoen aan de algemeen maatschappelijk geaccepteerde normen voor maatschappelijk succes, met name het langs legale weg verwerven van een goed inkomen. Dit kan leiden tot verwerping van deze normen (rebellie) en het vluchten in maatschappelijk niet algemeen

geaccepteerd gedrag, zoals criminaliteit.

Controle

De controletheorie legt het accent op de factoren die individuen ervan

weerhouden om crimineel gedrag te vertonen. Een belangrijke rol daarin kan een binding met andere individuen en de maatschappij in het algemeen spelen. Deze binding wordt tijdens de opvoeding gevormd met het gezin en de school. Aan deze stroming is vooral de naam van Hirschi verbonden.

Etikettering

De etiketteringstheorie legt het accent op het etiket dat personen of groepen opgeplakt kunnen krijgen, zodra ze met politie of justitie in aanraking zijn gekomen. Daardoor worden ze sociaal uitgestoten en belanden bijna onafwendbaar in een fuik van criminaliteit en recidive.

Conflict

De conflicttheorie ziet crimineel gedrag als een vorm van opstand van sociaal en economische achtergestelde groepen tegen gevestigde belangen en heersende klassen.

(21)

Rationele keuze

De rationele-keuzetheorie is afkomstig uit de economische wetenschappen. Een potentiële dader kan rationeel calculeren (Becker e.a., 1968) en zal naar mate zich een betere gelegenheid en meer noodzaak voordoet, eerder een misdrijf begaan. Deze benadering richt zich bijvoorbeeld op de rol van de technische beveiliging van huizen, uitgaansgedrag, de beschikbaarheid van bepaalde goederen, zoals motorvoertuigen en (vooral in de VS) vuurwapenbezit. In

Nederland is deze “gelegenheidstheorie” bijvoorbeeld door Van Dijk (1993, 1994) onder de aandacht gebracht. Balkin en McDonald (1981) suggereren dat er

sprake is van een marktmechanisme waarbij slachtoffers zich door hun gedrag of bezit “aanbieden” en dader als “vragers” optreden.

Deze theorieën zijn te abstract om direct in een kwantitatief model op te nemen.

Daarom wordt eerst gekeken op welke maatschappelijke problemen deze theorieën zich richten. Vervolgens wordt getracht deze problemen in

kwantificeerbare indicatoren te vertalen. In grote lijnen is deze beschrijving van problemen en indicatoren overgenomen uit Van der Torre en Van Tulder (2001), maar op een aantal plekken licht aangepast. De kopjes geven aan wat de

gesignaleerde maatschappelijke problemen zijn. Tussen haakjes staat met welke theorie deze problemen het meest geassocieerd worden. In cursief wordt

aangegeven wat een kwantificeerbare indicator zou kunnen zijn.

Delinquente groepsvorming (differentiële associatie)

Dit probleem doet zich het gemakkelijkst voor in hooggeïndustrialiseerde of verstedelijkte gebieden. De theorie legt de nadruk op groepsvorming bij jongeren. Vooral groepen van ongehuwde jonge mannen zijn vatbaar voor criminele activiteiten. De urbanisatiegraad van gemeenten en de

bevolkingsdichtheid op nationaal niveau zijn empirische grootheden die eventueel als proxyvariabelen (dat wil zeggen benaderingen) kunnen dienen.

Sociale instabiliteit (differentiële associatie, spanning)

Dit probleem hangt samen met snelle economische of sociale veranderingen.

Hierbij kunnen we denken aan personen die een zwakke positie innemen in de belangrijke instituties in de samenleving. Dat is in het algemeen het geval met etnische minderheden (aantal allochtonen). Voorts kan gedacht worden aan personen die tegen hun zin zijn uitgesloten van de reguliere arbeidsmarkt. Een proxy voor deze variabele zou kunnen zijn het aantal werklozen,

arbeidsongeschikten, bijstandstrekkers en eenoudergezinnen. Verder kunnen we denken aan personen met relatieproblemen, bijvoorbeeld het aantal

gescheidenen, kinderen betrokken bij een scheiding. Als indirecte indicator voor afwezigheid van sociale stabiliteit kunnen verhuisbewegingen of toevlucht tot drugsgebruik of alcoholgebruik worden gehanteerd. Verslavingen zelf kunnen door de noodzaak tot bekostiging ook criminaliteit met zich meebrengen.

Maatschappelijke ongelijkheid (spanning, conflict)

Theoretische opvattingen over maatschappelijke ongelijkheid en groepen die met elkaar in conflict raken, richten de aandacht op factoren als

werkloosheid/baanloosheid. De opvatting over de betekenis van culturele conflicten richt zich daarbij voornamelijk op de positie van etnische

minderheden of allochtonen. Verder kan inkomensongelijkheid invloed hebben op de criminaliteit. Bij een scheve inkomensverdeling zijn er meer personen met lage inkomens die behoefte kunnen voelen zich desnoods langs illegale weg meer inkomen te verschaffen. Bovendien kan een scheve inkomensverdeling gepaard gaan met onrechtvaardigheidgevoelens, waardoor de morele drempel om bijvoorbeeld te stelen gemakkelijker wordt overschreden.

(22)

22 Botsing van culturen (spanning, conflict)

Deze theoretische opvatting richt zich op de wrijving tussen culturen van autochtonen en allochtonen, die kunnen leiden tot vervreemding en onbegrip over normen. Het aantal allochtonen is hierbij van belang.

Sociale uitstoting (etikettering)

Deze theoretische opvatting richt zich op de selectiviteit van het strafrechtelijk proces en op de uitstoting van personen die eenmaal in de criminele sfeer verzeild zijn geraakt. Waarom personen daarin terechtkomen blijft buiten

beschouwing. De theorie richt zich dus op een verklaring van het feit dat mensen die eenmaal in contact met politie en justitie zijn geweest, vaak een grotere kans hebben om opnieuw met politie en justitie in aanraking te komen, met andere woorden de waarschijnlijkheid van recidive.

Opvoeding en sociaal milieu (differentiële associatie, controle)

Opvattingen over het belang van de opvoeding en het sociale milieu waarin het kind opgroeit, zijn overwegend in psychologische termen gesteld. Zij kunnen echter voor een deel in geaggregeerd waarneembare termen worden vertaald. Zo wordt bijvoorbeeld gewezen op de invloed van éénoudergezinnen, eventueel benaderd door het aantal kinderen betrokken bij een echtscheiding of het aantal gescheidenen. Ook kan gedacht worden aan drugsgebruik als indirecte indicator voor opvoeding en sociaal milieu.

Gelegenheid (rationele keuze)

De theoretische opvattingen die de nadruk leggen op de gelegenheid, wijzen op mogelijke invloed van het uitgaansgedrag, hetgeen benaderd kan worden door verschillende soorten uitgaansgelegenheden. Ook het preventiegedrag van mogelijke slachtoffers is van belang. Meer rijkdom zal meer mogelijkheden bieden voor inbrekers, zakkenrollers en autodieven. Dit wijst op het belang van de hoogte van inkomens en vermogens of het aantal motorvoertuigen. De

achterliggende gedachte bij motorvoertuigen is dat naarmate er meer auto’s zijn er meer auto’s gestolen of beschadigd kunnen worden en er meer uit auto’s gestolen kan worden.

Opportunity costs (rationele keuze)

De economische gedachtegang leidt tot aandacht voor de zogenaamde

“opportunitiy costs”, dat wil zeggen het bedrag dat de potentiële delinquent bij een andere besteding van zijn tijd had kunnen verdienen, bijvoorbeeld door reguliere broodwinning. Hieruit volgt dat voor de daders de mogelijkheid om uit andere bron inkomsten te verkrijgen van belang is. Indicators hiervoor zijn het gemiddelde inkomen, het aantal motorvoertuigen en de omvang van de niet- actieve bevolking zoals werklozen, arbeidsongeschikten, bijstandstrekkers.

De opsomming van theorieën, kenmerken en indicatoren die hier gegeven wordt, en de onderlinge relaties hiertussen zijn natuurlijk niet uitputtend. Er zijn meer theorieën en kenmerken, maar degene die hier geschetst zijn, zijn de theorieën en kenmerken die in concrete, goed meetbare indicatoren konden worden vertaald. Voor de hier geschetste kenmerken kunnen ook andere indicatoren genomen worden. We hebben ons hier beperkt tot de indicatoren die naar verwachting het meeste invloed hebben en waarover gegevens op macroniveau te vinden zijn over een lange reeks van jaren. Figuur 2.1 geeft de relaties tussen de hier geschetste theorieën, kenmerken en indicatoren weer in een schema.

Niet alle genoemde indicatoren zijn uiteindelijk in het model gebruikt. Het

model maakt gebruik van tijdreeksen vanaf 1955 tot en met 2002. Voor een aantal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten eerste hebben wij onderzocht hoe de door het ontwerp- kaderbesluit te introduceren surveillancemaatregelen zich verhouden tot de voorwaarden die naar huidig Nederlands recht

geval van verdenking van terroristische misdrijven de voorwaarde dat sprake moet zijn van ernstige bezwaren alvorens sprake kan zijn van voorlopige hechtenis reeds losgelaten voor

Kalidien (red.), Criminaliteit en rechtshandhaving 2009, WODC/CBS, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2010, p.. Bezien vanuit de rechtspositie van gedetineerden is dit laatste geen

Voorts is bekend dat de instroom van jeugdigen in voorlopige hechtenis in de afgelopen vijf jaar substantieel is afgenomen. Zo werden in 2011 nog 1.559 jeugdigen op titel van

Juist de sterk met de snelrechtgrond ge- associeerde situaties van rellen en opstootjes rond oud en nieuw, evenementen en/of geweld tegen mensen met een publieke taak worden

[27] Teneinde het zekere voor het onzekere te nemen, wordt voorts voorgesteld dat de rechter het bevel tot voorlopige hechtenis niet kan schorsen indien het betrekking heeft op

(…) Bovendien is het voor slachtoffers en hun verwanten en bekenden alsook voor het publiek vaak onverteerbaar dat de verdachte weer binnen de kortste keren op straat staat.” 25

Weliswaar zou kunnen worden betoogd dat met dergelijke schorsingen het recidivegevaar van de verdachte wordt beteugeld, maar deze schorsingen komen ook voor in