• No results found

Het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming van het Instituut voor de Opleiding van Leraren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming van het Instituut voor de Opleiding van Leraren"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anton De Kom Universiteit van Suriname

Institute for Graduate Studies and Research (IGSR)

Het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming van het Instituut voor de Opleiding van Leraren

Thesis ter verkrijging van de graad van Master of Education: Innoveren en Implementeren

Naam: Patrick Glenn Tjon-Jaw-Chong

Begeleider en eerste beoordelaar: drs. Hans van Steenvoorden Beoordelaars : dr. Wietske Miedema & dr. Uulkje de Jong Plaats : Paramaribo, juni 2015

(2)

Anton De Kom Universiteit van Suriname

Institute for Graduate Studies and Research (IGSR)

Het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming van het Instituut voor de Opleiding van Leraren

Thesis ter verkrijging van de graad van Master of Education: Innoveren en Implementeren

Naam: Patrick Glenn Tjon-Jaw-Chong

Begeleider en eerste beoordelaar: drs. Hans van Steenvoorden Beoordelaars : dr. Wietske Miedema & dr. Uulkje de Jong Plaats : Paramaribo, juni 2015

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het eindverslag van de masteropleiding Education, Innoveren en Implementeren die in het collegejaar 2011-2012 is gestart. Deze opleiding aan het Institute for Graduate Studies and Research (IGSR) van de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS) in samenwerking met het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) als initiator en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) had als doel docenten van het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) te professionaliseren in hun leraarschap. Als docent aan de opleiding Beeldende Vorming zag ik de noodzaak tot verder professionalisering in en heb mij aangemeld voor deze studie.

Het is niet makkelijk geweest om naast een voltijdse baan en enigszins eindverantwoordelijke binnen de opleiding Beeldende Vorming de studie op gezette tijden te kunnen volgen. Vaak genoeg heb ik mezelf de vraag gesteld: ‘waarmee ben ik begonnen?’

De studie heeft heel veel leermomenten en inzichten met zich meegebracht en heeft voldaan aan mijn verwachtingen.

Naast het onderzoeksplan, het analyseonderzoek en het ontwerponderzoek om uiteindelijk dit eindverslag te schrijven dat iets meer tijd kostte om dit in orde te maken, ben ik ervan overtuigd dat ik een kwalitatief redelijk verslag kan presenteren om u een beeld te geven van het multimediagebruik in de opleiding Beeldende Vorming van het IOL. Ik spreek de hoop uit dat mijn onderzoek met de onderzoeksresultaten u aanspreken en dat mijn eindverslag met plezier en aandacht wordt gelezen.

Verder dank ik een ieder die op welke wijze dan ook een bijdrage heeft geleverd in dit proces van het begin tot het einde toe. Ook dank aan de studenten die vrijwillig en spontaan hebben meegewerkt aan het onderzoek en aan mijn collega’s van de opleiding Beeldende Vorming en het IOL maar ook buiten het IOL, de collega’s van de PLC (Professional Learning Community) en mijn studiegroep.

Ook dank aan alle docenten en begeleiders, met name drs. Hans van Steenvoorden als de begeleider, dr. Wietske Miedema, dr. Uulkje de Jong, dr. Robby Morroy (opleidingscoördinator) en dr. Dirk Wongsopawiro (adjunct-opleidingscoördinator) voor de waardevolle bijdrage die zij geleverd hebben aan mijn verdere professionalisering. Tenslotte ook dan aan mijn familie thuis. U allen van harte bedankt.

Paramaribo, juni 2015 Patrick Tjon-Jaw-Chong

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Samenvatting 6

Verklarende woordenlijst 8

1. Inleiding 9

1.1 Geschiedenis en probleemstelling 9

1.2 Doelstelling 10

2. Korte weergave van het analyseonderzoek 11

2.1 Opzet van het onderzoek 11

2.1.1 Populatie 11

2.1.2 Instrumenten 12

2.1.3 Data verzamelen, verwerken en analyseren 12

2.2 De onderzoeksresultaten 14

2.3 Conclusie van het onderzoek 18

2.4 Aanbevelingen 18

2.5 Interventie voorstel 19

3. Theoretisch kader 21

3.1 Twee theorieën 21

3.2 Multimedia en Beeldende Vorming 25

4. Interventie 28

4.1 Programma van eisen 28

4.1.2 Het product 29

4.1.3 Randvoorwaarden 30

4.2 Het ontwerp 30

4.3 Uitvoering 31

5 Onderzoeksopzet 32

5.1 Soort onderzoek 32

5.2 Hoofdvraag en deelvragen 32

5.3 Onderzoekspopulatie 33

5.4 Onderzoeksinstrumenten 33

5.5 Dataverzameling en -verwerking 34

5.6 Validiteit, geldigheid, betrouwbaarheid 34

6 Resultaten 35

6.1 De kwalitatieve resultaten 39

7. Conclusie en discussie 40

8 Aanbevelingen 44

8.1 Aanbevelingen voor verder onderzoek 45

(5)

9 Implementatie 46 9.1 De betrokkenheid en actieve participatie bij de opleiding 46 Beeldende Vorming

9.2 Sociaal kapitaal van en met collega’s 47

9.3 Capacity building 48

Literatuurlijst 59

Bijlage 51

 

 

(6)

Samenvatting

Ondanks dat de technologische innovaties versneld zijn in de laatste decennia is het opvallend dat juist digitale hulpmiddelen in zeer beperkte mate worden gebruikt bij het verzorgen van colleges/presentaties van het IOL. Bij de opleiding Beeldende Vorming is dat ondenkbaar, omdat visualiseren een van de domeinen is die centraal staat. Voor de opleiding Beeldende Vorming is het gebruik van multimedia belangrijk, omdat het beeldreservoir uitgebreider is en gebruikmaken van multimedia zal leiden tot lessen met een beeldcultuur die dynamischer en interactiever worden.

De doelstelling van dit onderzoek is allereerst geweest om inzicht te verkrijgen in de opvattingen van docenten en studenten over het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming om te komen tot een plan (interventie) om het gebruik van multimedia bij de studenten (aankomende leraren) te bevorderen en te stimuleren.

Docenten en studenten zijn ervan overtuigd dat het gebruik van multimedia een toegevoegde waarde heeft. Uit het analyseonderzoek blijkt dat een aantal factoren een breder en frequenter gebruik van digitale multimedia op de opleiding in de weg staan. Verder blijkt het volgens Alexander (2006, p. 115 & 121) dat misconcepties met betrekking tot de digitale snelweg (ICT) nog erg groot zijn bij de docenten, terwijl de kloof bij de studenten kleiner is.

Zoals de naam al doet vermoeden is er bij multimedia een set van meer dan één media- element gebruikt om een concrete en meer gestructureerde manier van communicatie te produceren. Met andere woorden: multimedia is het gelijktijdig gebruik van gegevens uit verschillende media-elementen. Multimedia kan op diverse manieren ingezet worden. Mayer (1998) zegt het volgende: “Mensen leren beter wanneer de informatie via woorden en beelden samen wordt aangeboden, in vergelijking met informatie die alleen via woorden wordt aangeboden. Voor docenten is het een uitdaging om het gebruik van multimedia ter ondersteuning in te zetten in het onderwijs”. Naast de theorie van Richard Mayer is er nog de Dual Coding Theory (DCT) van Allan Paivio (1986). DCT is een informatieverwerkingstheorie die uitgaat van twee cognitieve subsystemen, waarbij de ene de verbale informatie (taal) verwerkt en de andere de non-verbale informatie. Het verbale systeem verwerkt tekst en spraak (taal) en het non-verbale systeem verwerkt visuele objecten, geluiden (geen spraak), visuele perceptie en het gevoel. Zowel de theorie van Mayer als die van Paivio geven aan dat er aparte kanalen zijn voor het omgaan met auditieve of verbale en visuele of non- verbale materiaal.

In het beeldend onderwijs is het gebruik van multimedia belangrijk, omdat het delen van kennis kan verbeteren en middels de visuele ondersteuning kunnen studenten de inhoud van verschillende lessen of modules gemakkelijker en sneller begrijpen (Sercu & Van Pee, 2011).

Multimedia of digitaal leermateriaal is dan het beste middel om selecteren, organiseren en integreren (SOI-model van Mayer) van informatie te ondersteunen. Het sensorisch geheugen wordt op diverse manieren aangesproken door middel van bewegende beelden (film of animatie) tekst en muziek(geluid).

(7)

In het interventieonderzoek is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Is het mogelijk een module multimedia te ontwerpen die niet alleen tot verbeterde informatieverwerking leidt maar ook meer interesse, inzicht en vaardigheid in het gebruik van multimedia bij de studenten (eventueel docenten) van de Opleiding Beeldende Vorming?

Uit de resultaten (aan de hand van vragenlijst, logboeken met leermomenten, de eigen observaties en een eigen bijgehouden logboek) is de conclusie dat het wel mogelijk is een module multimedia te ontwerpen. Uit de resultaten kan ook de voorzichtige conclusie worden getrokken dat de studenten gemotiveerd en enthousiast aan de opdrachten hebben gewerkt.

Ze hebben geconcentreerd gewerkt tijdens de bijeenkomsten aan producten, waarbij zij elkaar om feedback en hulp vroegen. Aan de hand van de resultaten kan verder worden vastgesteld dat de interesse en het inzicht bij de studenten en de vaardigheid bij PowerPoint en Moviemaker wel degelijk is toegenomen.  

Op voorstel van de overheid c.q. het IOL moeten er duidelijke onderwijsdoelen worden vastgesteld voor ICT-onderwijs. De aanbevelingen naar aanleiding van dit interventie- onderzoek zijn opgedeeld in aanbevelingen voor de opleiding Beeldende Vorming (een korte termijn planning), het IOL (middellange en lange termijn planning) en voor verder onderzoek.

Met dit onderzoek is informatie vastgelegd over de opvattingen en het gebruik van de digitale multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming van het IOL. De opleiding Beeldende Vorming kan nu de verkregen informatie van het onderzoek gebruiken om door te gaan met het verfijnen van de module multimedia met als uitgangspunt de lessenserie uit de interventie.

 

(8)

Verklarende woordenlijst

AdeKUS: Anton de Kom Universiteit van Suriname

DCT: Dual Coding Theory een theorie van de cognitie, ontwikkeld door Allan Paivio van de University of Western Ontario in 1971

havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs HvA: Hogeschool van Amsterdam

ICT: Informatietechnologie, ook wel informatie- en communicatietechnologie genoemd IGSR: Institute for Graduate Studies and Research

IMEAO: Instituut voor Middelbaar Economisch en Administratief Onderwijs IOL: Instituut voor de Opleiding van Leraren

KCO: module Kunst en Cultuuroriëntatie – opleiding Beeldende Vorming Minov: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling

mo A: middelbaar onderwijs akte A PI: Pedagogische Instituten

PLC: Professional Learning Community

Smartphones: is een mobiele telefoon die uitgebreidere computermogelijkheden

biedt. Een Smartphone kan ook beschouwd worden als een handcomputer of pda (personal digital assistant ofwel een persoonlijke digitale assistent) die tegelijk ook een telefoon is.

SOI-model: Cognitief model van multimedia-leren ontwikkelt door Richard Mayer (1999) voj: voortgezet onderwijs aan juniorenniveau (± 12 - 16 jaar)

vos: voortgezet onderwijs aan seniorenniveau (± 16 - 18 jaar) vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

Windows Movie Maker: (voorheen Windows Live Movie Maker en daarvoor Windows Movie Maker) is een programma om videobestanden en audiobestanden te bewerken. Het werd standaard meegeleverd met Windows Me, Windows XP en Windows Vista. Bij Windows 7 is Windows Movie Maker niet meer standaard inbegrepen, maar kan het gedownload worden als freeware.

(9)

1. Inleiding

In het kader van vernieuwingen binnen het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) is er in de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan activerende didactische werkvormen.

Van studenten wordt verwacht dat die eveneens activerende didactische werkvormen toepassen. Zo passen ze deze werkvormen toe tijdens de verdiepingsstage en op hun eigen werkvloer als afgestudeerden van het IOL.

De inzet van verschillende technologieën breiden de variatie binnen activerende didactische werkvormen uit. De bijdrage van ICT kan soms tijdbesparend zijn, bijvoorbeeld als studenten bij de wiskundelessen grafieken moeten maken dan kan dat op hun rekenmachine of computer waarbij het veel sneller gaat dan handmatig te tekenen. Een ander voorbeeld is: de studenten Beeldende Vorming maken met behulp van digitale hulpmiddelen verslag(en) en beeldpresentaties van kunst- en cultuuractiviteiten die zij moeten bezoeken. ICT kan in sommige gevallen het begrip van inhoudelijke kennis verbeteren, bijvoorbeeld bij de module Kunst en Cultuuroriëntatie (KCO), lessen over de geschiedenis van de Beeldende Kunst in Suriname. De visuele ondersteuning kan er toe bijdragen dat studenten de inhoud van een les gemakkelijker en sneller begrijpen (Sercu & Van Pee, 2011).

Naarmate de rol van educatieve multimedia toeneemt, wordt het belangrijker om de mogelijkheden die deze media bieden te gebruiken bij het leren en onderwijzen.

1.1 Geschiedenis en probleemstelling

Tegenwoordig zijn beelden overal te zien in onze samenleving. Van eenvoudig tot zeer complexe spelen beelden een belangrijke rol in onze manier van ervaren, denken en handelen. De veranderingen in onze maatschappij vinden heel snel plaats. Om te kunnen participeren in de beeldcultuur is er scholing nodig. Op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) zijn er drie domeinen in de vorming van de studenten (de leraar in opleiding) namelijk: vak(inhoudelijke)vorming (tekenen, schilderen, mode ontwerpen, kunst en cultuuroriëntatie, etc.), pedagogisch-didactische vorming (vakdidactiek en algemene didactiek, leerlingbegeleiding, etc.) en persoonlijke en algemene vorming (bijv. intellectuele vaardigheden en ICT).

Ondanks dat de technologische innovaties versneld zijn in de laatste decennia is het opvallend dat juist digitale hulpmiddelen in zeer beperkte mate worden gebruikt bij het verzorgen van colleges/presentaties vak(inhoudelijke)vorming (visualiseren, beelden beschouwen) en pedagogisch-didactische vorming van het IOL. Bij de opleiding Beeldende Vorming is dat ondenkbaar, omdat visualiseren een der domeinen is die centraal staat. Voor de opleiding Beeldende Vorming is het gebruik van multimedia belangrijk, omdat het beeldreservoir uitgebreider is en gebruikmaken van multimedia zal leiden tot lessen met een beeldcultuur die dynamischer en interactiever worden. De docenten beperken zich tot het gebruik van een beamer, laptop/computer met PowerPointpresentaties.

De huidige ontwikkelingen in de ICT-technologie bieden meer mogelijkheden voor het onderwijs (Alexander, 2006). Een voorbeeld van digitaal gebruik is dat studenten op de

(10)

opleiding Beeldende Vorming vaker hun portfolio’s digitaal presenteren en logboeken op cd, memorystick of per e-mail inleveren, hetgeen niet wordt geaccepteerd door alle docenten.

Bovendien is er geen eenduidige regel vanuit de opleiding of het digitaal inleveren wel of niet wordt toegestaan. De ene docent staat het toe, de andere niet, waardoor de studenten vaak in het ongewisse worden gelaten omtrent het gebruik van de digitale methode.

Het gebruik van de digitale multimedia wordt door onderwijsgevenden schoorvoetend aangeboden, maar het wordt ook afgeraden en soms zelfs verboden, zoals het gebruik van een Black Berry of Smartphones. Het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, docenten en studenten erkennen wel dat ICT een meerwaarde kan geven aan het onderwijs, maar in de praktijk wordt dit niet of weinig toegepast. Ook bij de opleiding Beeldende Vorming die voornamelijk op het visuele is ingesteld wordt er geen of weinig gebruikgemaakt van digitale middelen bij de ondersteuning van de colleges/presentaties van docenten en of studenten.

1.2 Doelstelling

De doelstelling van het onderzoek is allereerst geweest om inzicht te verkrijgen in de opvattingen van docenten en studenten over het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming om te komen tot een plan (interventie) om het gebruik van multimedia bij de studenten (aankomende leraren) te bevorderen en te stimuleren. Achterliggend doel is qua multimedia de opleiding Beeldende Vorming te actualiseren.

(11)

2. Korte weergave van het analyseonderzoek

De vraagstelling

Hoofdvraag

Wat vinden docenten en studenten van het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming van het IOL?

Deelvragen

1. Welke veranderingen zouden moeten worden geïntroduceerd volgens de docenten om het gebruik van multimedia teweeg te brengen?

2. Welke veranderingen zouden moeten worden toegepast volgens de studenten om het gebruik van multimedia te bevorderen?

2.1 Opzet van het onderzoek

Het onderzoek is een kwalitatief beschrijvend onderzoek en de onderzoeksvraag is beantwoord aan de hand van gestelde vragen aan docenten en studenten over het gebruik van de multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming. Er is nagegaan wat hun opvattingen zijn over het gebruik van multimedia.

2.1.1 Populatie

Het onderzoek is verricht op het IOL tijdens beschikbare en vrije momenten bij docenten en studenten van de opleiding Beeldende Vorming. Heterogeniteit is nagestreefd in geslacht want zowel mannen als vrouwen zijn geïnterviewd. De opleiding Beeldende Vorming telt een kernteam van zeven docenten en in dit onderzoek zijn er vier docenten die op basis van beschikbaarheid en bereidwilligheid zijn gekozen. Ten tijde van het onderzoek was de oudste 59 jaar en de jongste 35 jaar oud. Bij het onderzoek is er niet gelet op onderwijservaring. Van zes studenten van de mo A1-groep (1e jaar), 5 van de mo A2- groep (2e jaar) en 4 van de mo A3-groep (3e jaar) die geïnterviewd zijn, was de oudste 49 jaar en de jongste 20 jaar. De observaties zijn tijdens 2 verschillende momenten uitgevoerd bij de mo A1-1e jaar) en de mo A3-groep (3e jaar). De mo A4-groep was niet beschikbaar tijdens dit onderzoek.

Tabel 2a studenten interviews

# leerjaar Aantal studenten st-gr

1

mo A3 4

st-gr 2

mo A2 5

st-gr 3

mo A1 6

Opmerking: mo A1=1e jaar, mo A 2=2e jaar, mo A3=3e jaar

(12)

Tabel 2b docenten interviews

# code Docent(en)

1 s 1

2 d 1

3 c / f 2

Opmerking: de lettercodes zijn initialen van de geïnterviewde docenten

Tabel 2c Observaties

# Observaties Aantal studenten

1 Les 5 tekentechnieken 13

2 Les 5 KCO-Lat. Amerika –Car. gebied 6

Vanwege het kwalitatieve karakter van dit onderzoek is er bij de interviews met de docenten gebruikgemaakt van een niet gerichte selecte steekproef of de toevallige steekproef en de studenten interviews zijn op basis van een gerichte of beredeneerde steekproef afgenomen.

Alle docenten die geïnterviewd zijn volgens de aselecte, niet-gerichte steekproef gekozen en bij de studenten is dat ook gedaan tot het punt van verzadiging/saturatie is bereikt (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005).

2.1.2 Instrumenten

Om antwoord te verkrijgen op de hoofdvraag en deelvragen zijn de volgende onderzoeksmethoden gehanteerd:

- interviews

- observatie (niet participerende observatie)

Er zijn in het interview vragen gesteld over opvattingen met betrekking tot multimediagebruik, condities en veranderingen.

2.1.3 Data verzamelen, verwerken en analyseren

Het literatuuronderzoek, de observaties en de interviews bij docenten en studenten leveren inzicht op in de opvattingen van de docenten en studenten bij de opleiding Beeldende Vorming over multimedia. Vanaf de aanvang van het onderzoek is de focus gelegd op 3 aspecten, namelijk: gebruik multimedia (meerwaarde: bijvoorbeeld het inzicht wordt vergroot, leerstof begrijpelijker), condities en veranderingen (docenten moeten een andere werkwijze

(13)

gaan toepassen en de didactiek verbeteren in de lessen bij het gebruik van multimedia).

Observaties

De twee observaties zijn niet specifiek gericht op de docenten, maar meer op het gedrag van de studenten. Deze onderzoeksmethode is toegepast tijdens twee colleges van mo A1- en de mo A3-groep (in de periode tussen 1 en 20 december 2012), waarbij er tijdens één college gebruikgemaakt is van een film (multimedia), terwijl bij het andere géén gebruikgemaakt is van digitale hulpmiddelen. Dit college was gekoppeld aan een praktijkopdracht. De studenten werkten aan een tekenopdracht. De observaties zijn niet- participerende observaties, extensief participeren (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005).

Er is hiervoor gekozen om zo min mogelijk de normale gang van zaken tijdens de les te beïnvloeden. Het ging voornamelijk om het studentengedrag en de reacties van de studenten met betrekking tot de gebruikte hulpmiddelen tijdens de les te observeren. De verkregen informatie is verwerkt in de conclusie en gebruikt voor een interventievoorstel.

Tabel 2d observaties

     

Algemene indruk Inhoud en bruikbaarheid Herkenbaar voor en toepasbaar door de studenten

Lesuitvoering Didactiek en werkvorm Demonstratie (laten zien, tonen) Zelfstandig opdracht uitvoeren

Studenten gedrag Actief (meedoen, vragen stellen)

opdracht uitvoeren geïnteresseerd

Lesmateriaal hulpmiddelen Aanschouwelijk materiaal:

tekeningen, boeken eigen tekenmateriaal bord en krijt

Interviews

De geïnterviewden zijn voor dit onderzoek van groot belang, omdat zij hun meningen en ervaringen kunnen verwoorden, alsook antwoord kunnen geven op de gestelde vragen. Het interview is gericht op de opvattingen over het gebruik van multimedia en is afgenomen bij studenten van de mo A1-, mo A2- en mo A3-groep, de zogeheten groepsinterviews (3-6 studenten) en bij vier van de zeven docenten van de opleiding Beeldende Vorming.

Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van de methode diepte-interview en wel in de vorm van het half gestructureerde interview. Er zijn in totaal 7 interviewmomenten geweest in de periode van 12 december 2012 tot en met 6 februari 2013. Eén interview was een proefinterview dat niet meegenomen is in de verwerking en van een ander interview zijn de digitale opnamen verloren gegaan, omdat de software het bestand heeft verwijderd tijdens

(14)

een automatische update. Er was wel een verslag gemaakt tijdens dit interview dat meegenomen is in de dataverwerking.

Tabel 2e interviews

Label Docenten Studenten

Multimedia x x

gebruik multimedia wanneer, welke modules x x

ondersteuning op welke manier x x

meerwaarde x x

Condities welke condities minimale randvoorwaarde x x

beperkingen IOL welke zijn er x x

Verandering verandering didactiek x niet

aspecten onderwijs x niet

inhouden en vaardigheden

x x

De interviews zijn digitaal opgenomen en daarna getranscribeerd (zie bijlage 2 pagina 57 Transcriptie Interview docenten en studenten) en de relevante antwoorden voor dit onderzoek opgetekend. De antwoorden op de vragen zijn voorzien van een label waarbij er zo dicht mogelijk bij de tekst is gebleven. De labels zijn aan de hand van de focus van het onderzoek ontstaan. Tekstfragment(en) die het dichtstbij de label aansluiten en ook betrekking hadden op de vraagstelling. Zaken die niet relevant zijn voor het onderzoek zijn weggelaten. Alle antwoorden zijn bekeken en antwoorden die inhoudelijk bij elkaar passen of van belang zijn voor de conclusie zijn bij elkaar geplaatst. Na het verwerken van de informatie is voor de betrouwbaarheid een member check gedaan bij de geïnterviewde docenten en studenten.

2.2 De onderzoeksresultaten

Bij de resultaten van het onderzoek worden eerst de observaties besproken en daarna de interviews. Bij het verwerken van de interviews zijn er ook quotes van studenten en docenten opgetekend.

Uit de observaties is gebleken dat bij de les Kunst- en Cultuuroriëntatie een film is vertoond

(15)

over Maya’s:

- de groep studenten was rustiger ten opzichte van de groep bij de tekenles - alle aandacht was centraal gericht op de film

- er was geen mogelijkheid voor onderbreking en of vragen stellen tijdens de film - tijdens deze les was tijd ingebouwd voor een nabespreking

- studenten hebben hun ervaring en mening gegeven over de film

De observatie van de tekenles (toon en structuurstudie) heeft niet zoveel bruikbare informatie opgeleverd voor dit onderzoek. Het enige bruikbare gehaald uit de observatie is het gebruik van het aanschouwelijk materiaal. Vanwege de grootte is deze niet centraal getoond (oude tekeningen en boeken), maar het is rondgestuurd, waardoor de aandacht van de studenten verdeeld was. Indien de docent het materiaal centraal had getoond (bijv. middels een presentatie met een beamer) zou de aandacht van de studenten centraal gehouden kunnen worden.

Uit alle interviews met studenten (mo A1,mo A2 en mo A3) zijn de volgende opvattingen over de meerwaarde in het gebruik van multimedia naar voren gekomen (zie tabel 6). De studenten noemen de meerwaarde in het meegaan met de tijd, het gebruiken van games en voornamelijk het gebruiken van internet als informatiebron en Youtube (filmpjes). Het internet is voor hen een alternatief, omdat boeken vaak heel moeilijk of bijna niet beschikbaar zijn.

Daarnaast is de opvatting bij alle studenten: “ICT is een ‘must’ ook voor docenten” en “wij gebruiken deze om leerstof te verwerken; voornamelijk verslagen/logboeken te verwerken”.

Verder gaven de studenten aan dat slechts de modules Fotografie, Ruimtesuggestie/perspectief en Kunst- en Cultuuroriëntatie (KCO) met multimedia- presentaties hebben gewerkt. Een enkele keer zijn multimedia-presentaties bij andere modules gebruikt. De studenten hebben de multimedia-presentaties bij de eerdergenoemde modules als zeer prettig ervaren in vergelijking met de modules waarbij alleen stencils, boeken, etc. gebruikt werden. Voor veel studenten worden de veranderingen die ICT teweeg heeft gebracht als vanzelfsprekend beschouwd en het gebruik van nieuwe media (laptop, draagbare spelcomputers, Black Berry of Smartphone) vormt dan ook een onderdeel van hun leven.

Het inzicht werd vergroot, omdat tekst en beeld samen met diverse informatie (bronnen) bij elkaar zitten. “Wij kunnen het beter onthouden, omdat wij visueel ingesteld zijn”. Ook zit er een andere factor aan gekoppeld, namelijk het financiële aspect “Voor ons goedkoper, omdat het geld niet direct uitgegeven hoeft te worden, als wij ons werk digitaal aanleveren of presenteren (stick of cd, digitale presentatie)”. “Waarom moeten we alles uitprinten of alle foto’s laten afdrukken?” In deze is er dus veel minder printwerk en enigszins een besparing in de financiën voor de student(en).

Tabel 2f resultaat studenten

mo A1 (n=6) mo A2 (n=5) mo A3 (n=4)

Meerwaarde ---- 5 4

(16)

Prettig ervaren multimedia presentaties

6 5 4

Verandering ICT en gebruik --- 5 4

Inzicht vergroot 6 5 4

Financieel aspect --- 4 (1 geen antwoord) 4

Inzicht vergroot (onthouden)

6 5 4

Modules gebruik multimedia presentaties

Ruimtesuggestie/perspectief Fotografie,

Ruimtesuggestie/perspectief

Kunst- en Cultuuroriëntatie

(KCO)

De leerstof wordt begrijpelijker; beeld en tekst gecombineerd slaan beter op in het geheugen en het geheugen kan hetgeen dat aan de orde is beter plaatsen (beeld dat door de tekst is ondersteund). Voordelen in het leren zijn onder andere dat studenten alternatieve perspectieven (tekst, beeld en geluid) hebben, actievere deelname en daardoor versneld leren. Mayer (1998) zegt: “Mensen leren beter wanneer de informatie via woorden als beelden wordt aangeboden, in vergelijking met informatie die alleen via woorden wordt aangeboden”.

Op de opleiding Beeldende Vorming is beeldmateriaal uiterst belangrijk. Een tekst alleen is niet altijd voldoende. Studenten leren en onthouden beter door te zien wat er gedaan is, hoe het wordt gedaan en hoe markant het is voor bijvoorbeeld beelden uit de kunsthistorie. Een specifiek voorbeeld hiervoor was de film “Het rijk der Maya’s” die veel indruk maakte op de studenten. Na de film is er direct gevraagd naar de reacties van de groep studenten: ”de film was heel tof”; “je kon je inleven en ook enigszins verbanden leggen”. De film geeft een duidelijker en begrijpelijker beeld van hoe het in die tijd/periode toeging. “Er moet…meer filmmateriaal komen….ook voor de andere lessen”. De studenten hebben tijdens de evaluatie (nagesprek over de film) duidelijk aangegeven dat de aangeboden leerstof begrijpelijk is geworden en soms zijn er aantekeningen gemaakt tijdens de film om die beter te onthouden. Zij geven aan dit ook in hun logboek te vermelden.

Tijdens het interview met de docenten omtrent veranderingen die zouden moeten worden geïntroduceerd bij hun om het gebruik van multimedia teweeg te brengen, gaven ze alle vier aan dat lesgeven middels multimedia er anders aan toe gaat dan het ‘traditioneel’ lesgeven.

Bijvoorbeeld: het voordoen of geven van instructies wordt door middel van een filmpje of tekst en beeld (foto’s etc.) gegeven. Dit betekent dat docenten een andere werkwijze moeten gaan toepassen en de didactiek moeten verbeteren in de lessen bij het gebruik van multimedia. “Als ik kijk naar mijn collega’s kan ik vaststellen dat zij redelijke skills bezitten, maar dat zij die niet inzetten. Er zal een ‘mindshift’ moeten plaatsvinden om multimedia nog meer te gaan inzetten”. Het blijkt ook dat het gebruik van multimedia van incidenteel naar frequenter gebruik moet gaan. En op de vraag wat docenten weerhoudt komt het volgende eruit “tijd speelt mij parten, ik ben heel veel tijd kwijt aan de samenstelling van de

(17)

presentatie”. Dit betekent dat het tijdsaspect enigszins overbrugd moet worden en dat het gebruik van multimedia bij docenten gestimuleerd moet worden. Zij zullen de tijd efficiënt gaan inzetten om de multimediapresentaties voor te bereiden. Deze docenten kiezen vanwege het tijdsaspect ervoor te werken met bestaande lessen en het bekende lesmateriaal (boeken, plaatmateriaal). Daarnaast zeggen twee docenten dat het gebruik van multimedia en andere randapparatuur nodig zijn in het hedendaagse onderwijs en “het wordt eens tijd om aan te sluiten bij de interesse van de studenten.” Met deze aansluiting zullen de studenten merken dat ook de docenten interesse tonen in ‘nieuwe’ media.

Tot slot zullen alle docenten hun lesplannen moeten verbeteren en de opdrachten meten aan of baseren op het gebruik van multimedia en het gebruik van ‘nieuwe’ hulpmiddelen (apparatuur) die studenten reeds bezitten, bijvoorbeeld hun eigen Smartphones en Black Berry. Daarnaast zijn de docenten wel bereid aan upgrading te werken – meegaan met de nieuwe ontwikkelingen- “voor mij is het belangrijk om geen lange workshops te volgen, maar korte workshops (1 dag) waarbij gerichte en nodige minimale instructies worden gegeven”.

Deze nieuwe vormen en mogelijkheden moeten binnen de opleiding kenbaar gemaakt worden bij zowel docenten als studenten. “Docenten moeten ook wel eigen interesse tonen en bereid zijn relevante ‘tutorial’ op te gaan zoeken op het internet en deze aanbieden aan de studenten.”

Een andere reactie van twee docenten is dat ”studenten bang zijn om te experimenteren met hun eigen hulpmiddelen (Black Berry, Smartphones) zij gebruiken het slechts om te bellen, sms’en en de ‘ping’ (Black Berry service) .…meer dan dat doen ze niet.”

De studenten hiermee geconfronteerd hebben dat bevestigd.

Niet alleen de opvattingen over de meerwaarde en bereidheid zijn in het gebruik van multimedia belangrijk. Ook de randvoorwaarde zijn zaken die de nodige aandacht moeten hebben. De eerste randvoorwaarde is de toegang tot het internet. “Deze is niet altijd toegankelijk en is erg traag” hetgeen als een storende factor wordt gezien volgens de docenten.

Uit het interview met de vier docenten blijkt dat de module ICT op het IOL niet is afgestemd op de huidige (begin) situatie van studenten. Ook de studenten uit de mo A2- (5) en mo A3- (4) groep geeft aan dat de module ICT op het IOL niet is afgestemd op de hun (begin) situatie. Bijna alle studenten die van de middelbare school (havo, vwo, IMEAO en PI’ s) komen, kunnen reeds met de computer en een tekstverwerkingsprogramma omgaan. Dit betekent dat ICT-lessen zouden afgestemd moeten worden op het nodige. ”PowerPoint presentatie willen we heel graag voor nu, want aldoende geleerd na minimale instructies van mijn medestudent. Het heeft wel heel lang geduurd voor ik de presentatie af had” geven de studenten van de mo A2 (5) groep aan. Doordat de studenten nu over onvoldoende kennis, vaardigheden en inzicht beschikken zijn zij vooral heel veel tijd kwijt om presentaties voor te bereiden. Het gevaar in deze is dat zij het gebruik van multimedia zullen vermijden of zich niet aan de afgesproken deadlines kunnen houden. Sinds kort beschikt de opleiding Beeldende Vorming over een ‘eigen’ beamer die ter beschikking staat voor docenten en studenten. De beschikbare beamer moet nu frequenter gebruikt worden. De opleiding Beeldende Vorming heeft weliswaar geen geschikte gesloten ruimte voor projectie met een beamer “Zou een klein geschikt lokaal met laptop/beamer, camera’s en ander materiaal niet ingezet kunnen worden?” stelt één (1) van de docenten tijdens het interview. De studenten,

(18)

maar ook de docenten zouden een speciaal lokaal (gesloten met gordijnen) erg appreciëren.

2.3 Conclusie van het onderzoek

Als antwoord op de hoofdvraag van dit analyseonderzoek “Wat vinden docenten en studenten over de meerwaarde in het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming?” kan het volgende worden opgetekend.

De vier geïnterviewde docenten en negen studenten (mo A2 en mo A3) van de opleiding Beeldende Vorming van het IOL zijn overtuigd van de toegevoegde waarde die het gebruik van multimedia heeft in het aanbieden en verwerken van leerstof. Docenten merken dat het gebruik van multimedia aansluit bij de interesse van de studenten bij de opleiding Beeldende Vorming, waardoor ze sneller leren. Volgens de docenten wordt het ook tijd dat de opleiding zich aansluit bij de belevingswereld van de huidige student.

Zowel docenten als studenten geven aan dat het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming naar frequenter moet overgaan bij diverse modules. Nu worden bij 3 modules (fotografie, ruimtesuggestie/perspectief en Kunst en Cultuuroriëntatie) van de opleiding Beeldende Vorming regelmatig gebruik gemaakt van multimedia bij andere is dat incidenteel of helemaal niet.

Als antwoord op de deelvraag “Welke veranderingen zouden moeten worden geïntroduceerd bij docenten om het gebruik van multimedia teweeg te brengen?” kan het volgende worden opgetekend. De docenten geven aan bereid te zijn tot verandering door upgrading en bijscholing van hun (voor)kennis middels korte workshops en of modules. Docenten zijn ook bereid andere didactische methoden toe te passen.

Voor de andere deelvraag “Welke veranderingen zouden moeten worden toegepast bij studenten om het gebruik van multimedia te bevorderen?” kan het volgende worden opgetekend.

Studenten geven aan dat zij (nog) geen gebruik maken van beschikbare apparatuur die zij reeds bezitten. Dit komt vanwege het ontbreken van inzichten en vaardigheden om met deze apparatuur om te gaan. Workshops om de studenten de interesse, het inzicht en de vaardigheden bij te brengen zien studenten als een belangrijke aanwinst. Daarnaast kan ook het volgende worden genoteerd namelijk: algemene beperkingen die het frequenter gebruik van multimedia belemmeren. Zo is een internetverbinding niet altijd beschikbaar en waar die wel aanwezig is beperkt de relatief lage verbindingssnelheid het gebruik van de beschikbare middelen en toepassingen. Verder is de randapparatuur op de opleiding niet altijd beschikbaar.

2.4 Aanbevelingen

Het gebruik van digitale middelen is niet meer weg te denken in het onderwijs. Niet alleen is de consensus onder gezaghebbende onderwijsdeskundigen dat er zowel pedagogisch als didactisch winst is te behalen door het gebruik van digitale multimedia, maar de huidige

(19)

generatie studenten vindt het gebruik van deze middelen vanzelfsprekend.

Docenten en studenten zijn ervan overtuigd zijn dat het gebruik van multimedia een toegevoegde waarde heeft, alleen wordt dit om uiteenlopende redenen niet door alle docenten ingezien. De studenten geven aan dat het gebruik van multimedia bij de opleiding Beeldende Vorming frequent bij 3 modules plaatsvindt, de rest van de modules en of docenten gebruikt het incidenteel of niet. Uit het analyseonderzoek blijkt dat een aantal factoren een breder en frequenter gebruik van digitale multimedia op de opleiding in de weg staan.

Bij de opleiding Beeldende Vorming zal allereerst moeten worden ingespeeld op de bereidheid tot verandering door:

· upgrading en bijscholing van (voor)kennis bij docenten en studenten. Upgraden middels het aanbieden van korte (eendaagse) workshops en of modules in gebruik van multimedia. Dit moet leiden naar een stimulans voor het frequenter toepassen van multimedia

· aanbieden van ICT-lessen die moeten aansluiten op de voorkennis en beginsituatie van studenten

· middels korte workshops het gebrek aan interesse, inzicht en vaardigheden wegnemen

· uit te kijken naar alternatieven voor ontbrekende randvoorwaarden (apparatuur, internetverbindingen) want die kunnen niet direct aangepast worden.

Een oplossing zal daarom in een langtermijn planning voor het IOL moeten worden opgenomen

2.5 Interventie voorstel

Uit het analyseverslag blijkt dat het ontbreken van kennis en vaardigheden op het gebied van de toepassing van multimedia als didactisch hulpmiddel een efficiënte inzet van deze middelen bij de opleiding Beeldende Vorming in de weg staat. Daarnaast kan ook het volgende worden genoteerd namelijk: algemene beperkingen die het frequenter gebruik van multimedia belemmeren. Zo is een internetverbinding niet altijd beschikbaar en waar die wel aanwezig is beperkt de relatief lage verbindingssnelheid het gebruik van de beschikbare middelen en toepassingen. Verder is de randapparatuur op de opleiding niet altijd beschikbaar.

De constatering van deze belemmeringen geeft aanleiding een interventie te ontwerpen: de ontwikkeling van een module ‘Multimedia’. Deze module moet uiteindelijk resulteren in het verbeterd gebruik van nieuwe media, waarbij de interesse, het inzicht en de vaardigheden van de studenten als aankomende leerkrachten (en eventueel docenten van de opleiding Beeldende Vorming) vergroot worden.

(20)

Het is voor docenten maar ook de aankomende leerkrachten Beeldende Vorming belangrijk dat zij deze hulpmiddelen, beter leren kennen en inzetten in hun eigen lessen en deze ondersteunen en later van hun toekomstige leerlingen.

In deze module zal het voornamelijk moeten gaan om praktijkgerichte opdrachten om kennis en vaardigheden op te doen door zelf te oefenen en te creëren. Bovendien zal er een snelle en korte inventarisatie gemaakt worden van wat de studenten Beeldende Vorming zelf aan apparatuur bezitten, zoals: beschikbaarheid laptop/computer, digitale camera’s, Smartphones of Black Berry. Daarnaast zullen inzicht en vaardigheden van docenten van de Opleiding Beeldende Vorming vergroot worden door middel van korte sessies (eendaagse workshops) om uiteindelijk multimedia nog meer te gaan gebruiken in de eigen lessen.

(21)

3. Theoretisch kader

Tegenwoordig zijn beelden overal te zien in onze samenleving: van eenvoudige tot zeer complexe beelden. Ze spelen een belangrijke rol in onze manier van ervaren, denken en doen/handelen. De veranderingen in onze maatschappij vinden heel snel plaats. Om te kunnen participeren in de beeldcultuur is er scholing nodig. Op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) zijn er drie domeinen in de vorming van de studenten (de leraar in opleiding), namelijk: vak(inhoudelijke)vorming (tekenen, schilderen, mode ontwerpen, kunst en cultuuroriëntatie, etc.) pedagogische-didactische vorming (vakdidactiek, lesgeven, etc.) en persoonlijke en algemene vorming (bijv. Intellectuele vaardigheden en ICT). We leggen de relatie tussen iets maken, een betekenis aan koppelen en ervaren/beschouwen van hetgeen gemaakt is. Dit proces wordt ook wel het beeldend proces genoemd en een belangrijk deel van deze scholing vindt in het onderwijs plaats. In de functie van de beeldende vormgeving staan drie dingen centraal in het leren, namelijk: visualiseren, creatief denken en beelden beschouwen.

Figuur 3a Gelet op de bovengenoemde drie centrale zaken is het belangrijk om studenten veel beeldend materiaal te laten zien bijvoorbeeld filmpjes en animaties in de hoop dat zij hierdoor geprikkeld worden. Studenten kunnen zelfstandiger gemaakt worden door ze laten werken met een digitale les of instructies, het leren voor zichzelf te vergemakkelijken en zelf actuele informatie van internet te halen of op te zoeken. Ook nieuwe vormen van creativiteit worden gestimuleerd, bijvoorbeeld de digitale fotografie.   Volgens Alexander (2006, p. 115 & 121) blijken misconcepties met betrekking tot de digitale snelweg (ICT) nog erg groot te zijn bij de docenten, terwijl de kloof bij de studenten kleiner is. Docenten op het IOL beperken zich tot het gebruik van een beamer, laptop/computer met PowerPoint- presentaties. De huidige ontwikkelingen in de ICT-technologie bieden meer mogelijkheden voor het onderwijs (Alexander, 2006).

3.1 Twee theorieën

Informatie wordt traditioneel in een enkel medium gepresenteerd (unimedium presentatie) bijvoorbeeld foto’s, krant of radio of televisie. Met de ontwikkeling van computers, heeft de presentatie van informatie een geheel nieuwe betekenis. Vandaag de dag kan bijna elke computer gegevens presenteren met behulp van verschillende media, zoals: tekst, afbeeldingen, animaties, audio en / of video (multimedia). Zoals de naam al doet vermoeden is er bij multimedia een set van meer dan één media-element gebruikt om een concrete en meer gestructureerde manier van communicatie te produceren. Met andere woorden:

(22)

multimedia is het gelijktijdig gebruik van gegevens uit verschillende media-elementen. Met een groeiende en zeer snel veranderende informatietechnologie is er een concept ontwikkeld, waarbij afbeeldingen, audio, film en animaties sneller verwerkt kunnen worden en uitgegroeid zijn tot een cruciaal onderdeel van ons alledaags leven. Het belang van multimedia gebruik is gerealiseerd in bijna alle lagen van de bevolking, namelijk: onderwijs, film, reclame, mode, enzovoort. Multimediahulpmiddelen zijn onder meer: computer gegenereerd geluid (audio), ‘graphics’ en animaties, die samen met geluid en visuele vormen (Forcier & Descy, 2002) een computer doelgericht benutten voor een leeromgeving.

In de literatuur zijn vele definities van multimedia te vinden maar de meest voor de hand liggende en passende binnen dit onderzoek is de volgende.

Definition of Multimedia: “uses computers to present text, audio, video, animation, interactive features, and still images in various ways and combinations made possible through the advancement of technology. By combining media and content, those interested in multimedia can take on and work with a variety of media forms to get their content across. This is an exciting new field for those interested in computers, technology, and creative career options.

Multimedia can be accessed through computers or electronic devices and integrates the various forms together. One example of multimedia would be combining a website with video, audio, or text images.”

(bron: http://internships.about.com/od/internshipsquestions/g/whatismultimedia.htm)

Het woord multimedia bestaat uit twee woorden: Figuur 3b 1. Multi betekent vele

2. media betekent manieren waarop gegevens kunnen worden doorgegeven.

Multimedia is dus het gebruik van computers om media-elementen: tekst, afbeeldingen, video, animatie en geluid tegelijkertijd te presenteren op een geïntegreerde manier. Het gaat om verwerking en presentatie van de informatie en het gebruik van meer dan één medium op een meer gestructureerde en begrijpelijke wijze; de integratie van

meerdere vormen van medium tot één presentatie, bijvoorbeeld audio- en videoclips die dan een "multimedia presentatie” genoemd worden.

Multimedia kan op diverse manieren ingezet worden. Zo kan die gebruikt worden als versterking van het onderwijs, om een concept of ontwerp te verduidelijken of symboliseren, bij presentaties waarbij de inhoud van een onderwerp zorgvuldiger kan worden geselecteerd en sneller in tijd worden georganiseerd.

Niet alleen de wereld maar ook het onderwijs verandert en wordt steeds mediarijker. Het gebruik van digitale hulpmiddelen (Smartphones, tablet computers) wordt meer alledaags.

Wim Veen (2009) beweert dat technologie geen belangrijk onderwerp meer is en geen grote omslag is in het dagelijks leven. Hij zegt verder dat de leeftijd waarop jongeren gebruikmaken van de technologie steeds omlaag gaat. Voor veel jongeren is het

(23)

vanzelfsprekend om met nieuwe media (laptop, ‘Smartphones’, draagbare spelcomputers, Black Berry of Smartphones) om te gaan en vormen dan ook een onderdeel van hun leven.

Ondanks het sociaal constructivisme een goede basis vormt voor veel huidige onderwijsvernieuwingen kan er tegelijkertijd worden vastgesteld dat vanuit de leertheorie tot nu toe nooit rekening is gehouden met het fenomeen ICT. Er wordt merendeel beperkt tot de mogelijkheden van boeken. ( Veen, W. & Jacobs, F. 2004). Wim Veen zegt wel dat in het connectivisme (voortbouwen op netwerk theorieën) er enige zichtbare kaders aanwezig zijn.

Vele studenten zijn gewend in virtuele gemeenschappen te functioneren en weten de voordelen daarvan te gebruiken. Hun leren heeft zich voor een groot deel afgespeeld in een virtuele ruimte waarin informatie altijd beschikbaar is. Zij leren niet alleen in, maar ook steeds meer buiten het klaslokaal; zowel fysiek als virtueel. Onderwijsinstellingen zouden deze nieuwe competenties of nieuwe geletterdheid van studenten moeten omarmen en erop voortborduren, zodat het leren voor hen gemakkelijker wordt. Uit de literatuur zijn er enkele doelstellingen gehaald om aan te geven waarom het gebruik van multimedia in het onderwijs, maar in het bijzonder voor de opleiding Beeldende Vorming verder uitgewerkt en gestimuleerd dient te worden.

a) De interesse verhogen - studenten waarderen en verwachten vaak een verscheidenheid aan media

b) Om inzicht te vergroten – begrippen in complexe onderwerpen zullen een ‘boost’ krijgen, waardoor studenten die in korte tijd aanleren

c) Verhogen van geheugen – diverse media leiden tot betere codering en zijn makkelijker te onthouden

(Ludwig & Daniel, 2004)

Verder zegt Mayer (1998): “Mensen leren beter wanneer de informatie via woorden en beelden samen wordt aangeboden, in vergelijking met informatie die alleen via woorden wordt aangeboden. Voor docenten is het een uitdaging om het gebruik van multimedia ter ondersteuning in te zetten in het onderwijs”.

Figuur 3c Schematische weergave van de cognitieve theorie van mulitmedia learning (Mayer, 2005, p. 37)

(24)

Volgens Mayer zijn er drie belangrijke veronderstellingen als het gaat om het leren met multimedia, namelijk :  

- er zijn twee afzonderlijke kanalen (auditieve en visuele) voor de verwerking van informatie en de connectie bij multimedia die gelijktijdig actief in geheugen aanwezig dienen te zijn.

- elk kanaal van het werkgeheugen beschikt over een beperkte geheugencapaciteit.

De mens is dus beperkt in de hoeveelheid informatie die er tegelijkertijd verwerkt kan worden door elk van de kanalen.

- Leren is een actief proces van filteren, selecteren, organiseren en integreren van informatie op basis van voorkennis.

Naast de theorie van Mayer is er nog de Dual Coding Theory (DCT) van Allan Paivio (1986).

DCT is een informatieverwerkingstheorie die uitgaat van twee cognitieve subsystemen, waarbij de ene de verbale informatie (taal) verwerkt en de andere de non-verbale informatie.

Het verbale systeem verwerkt tekst en spraak (taal) en het non-verbale systeem verwerkt visuele objecten, geluiden (geen spraak), visuele perceptie en het gevoel. Paivio zegt hierover dat het menselijke denken uniek is, omdat het gelijktijdig kan omgaan met het verbale (taal) en met het non-verbale (objecten, voorwerpen en beelden). Door het verbale en non-verbale gelijkmatig te verdelen, kan de verwerking van beide tegelijk plaatsvinden.

Men kan bijvoorbeeld denken aan een monumentaal pand of de toren van het Ministerie van Financiën en een mentaal beeld van dit pand wordt gevormd. Vervolgens kan dit monumentaal pand of de toren van het Ministerie van Financiën beschreven worden in woorden. Paivio geeft voor deze twee verschillende soorten subsystemen de benamingen van ‘imagens’ voor non-verbale en ‘logogens’ voor het verbale. ‘Imagens’(non – verbale) opereren synchroon of parallel ; dus alle delen van een afbeelding zijn tegelijkertijd beschikbaar, terwijl bij de ‘logogens’ (verbale) de verwerking na elkaar plaatsvindt, woorden komen een voor een in de juiste volgorde van de zin(nen) voor.

Zowel de theorie van Mayer als die van Paivio geven aan dat er aparte kanalen zijn voor het omgaan met auditieve of verbale en visuele of non-verbale materiaal. Zij geven ook aan dat de mens maar aan een beperkt aantal informatiebronnen tegelijkertijd aandacht kan schenken. Mayer heeft dan ook een speciaal model ontwikkeld, namelijk het SOI-model dat geplaatst kan worden onder de noemer van het sociaal-constructivisme (Alexander, 2006) waarbij het leren afhangt van het activeren van verschillende cognitieve processen.

Figuur 3d : Cognitief model van multimedia-leren, het SOI-model. (Mayer, 1999)

(25)

In het SOI-model zijn de belangrijke stappen:

S=Selecting

1.Selecteren van relevante informatie door gebruik van hoofdpunten (woorden).

2. Selecteren van relevante informatie door gebruik van figuren/pictogrammen.

O=Organizing

3. Ordenen van de informatie door gebruik van signaalwoorden.

4. Ordenen van de informatie door gebruik van grafische voorstellingen.

I= Integrating

5. Integreren van de informatie door middel van bijvoorbeeld illustraties met titels, animaties met een verhaal.

Het gaat om 3 hoofdstappen, namelijk het selecteren van relevante informatie, het organiseren en tot slot het integreren van informatie.

Figuur 3e

3.2 Multimedia en Beeldende Vorming

Studenten brengen laptop, tablet computers, of handheld apparaten in het klaslokaal en   docenten merken nu dat het gebruik van deze digitale hulpmiddelen en multimedia aansluiten bij de interesse van de studenten van de opleiding Beeldende Vorming.

Door de uitkomsten uit het data-analyseonderzoek (hoofdstuk 2) ben ik de mening toegedaan dat het belangrijk is om studenten te motiveren door veelvuldig beeldend materiaal, bijvoorbeeld filmpjes en animaties te laten zien. Studenten kunnen zelfstandiger gemaakt worden door hen onder andere te laten werken met een digitale les of instructies, het leren voor zichzelf te vergemakkelijken en zelf actuele informatie van internet te halen of op te zoeken. Ook nieuwe vormen van creativiteit worden gestimuleerd met behulp van multimedia, waarvan de digitale fotografie er een daarvan is. In het beeldend onderwijs is er

(26)

eigenlijk altijd gebruikgemaakt van “multimedia”. Het bord met krijt, foto’s, tekeningen, posters en ander materiaal zijn gebruikelijk in het onderwijs. De technologie heeft zich door de jaren heen zodanig ontwikkelt waarbij nu tekst en of beeld maar ook geluid tot een geheel gecombineerd en kan worden gepresenteerd.

De bijdrage van informatietechnologie in deze multimedia, kan het overbrengen van kennis verbeteren en middels de visuele ondersteuning kunnen studenten de inhoud van verschillende lessen of modules gemakkelijker en sneller begrijpen (Sercu & Van Pee, 2011).

Betekenisvolle verbanden tussen teksten en afbeeldingen zorgen mogelijk voor meer begrip en een beter en sneller onthouden dan van beide informatiestromen afzonderlijk. Ook de visie ten aanzien van multimedia is belangrijk. De ene visie ook wel de ‘presentation mode view’ genoemd, legt de nadruk op de verwerkingskanalen (auditief en visueel) en de andere visie ‘sensory modalities view’ legt de nadruk op de zintuigen die de boodschappen ontvangen. Algemeen gesteld, stelt Mayer met zijn theorie dat multimedia-instructie verbale en visuele voorstellingen stimuleert, die geïntegreerd kunnen worden met de beschikbare voorkennis, waardoor nieuwe kennis wordt geconstrueerd.

Wetenschappelijke studies tonen ook aan dat wij allemaal het best leren wanneer informatie multimodale of overgebracht wordt door middel van verschillende media worden overgebracht. Ons brein is ongelooflijk goed ingesteld en het werkt als een apparaat dat informatie integreert vanuit verschillende bronnen. Het sterkste is wanneer woorden en beelden worden gecombineerd. Beweringen als zouden sommige studenten het meeste leren van alleen woorden en anderen alleen van beelden/plaatjes zijn onjuist, omdat studenten het effectiefst leren door het met elkaar koppelen van beelden en woorden. Dit effect wordt vooral sterker als de woorden en beelden betekenisvol zijn en aansluiten op de aanwezige voorkennis. Verschillen in het leren onder studenten wordt voornamelijk bepaald door hun voorkennis, door patronen en relaties die zij kunnen herkennen en niet door hun leerstijl (Hattie & Yates, 2014).

Figuur 3f

Leermateriaal waarbij meerder zintuigen betrokken zijn is de kans groter dat de student de informatie in het werkgeheugen opslaat. Foto’s, plaatmateriaal, filmpjes en animaties die ondersteund worden met geluid (audio) zal effectiever worden verwerkt (dynamisch).

Geschreven teksten en beelden op een slide (blad) tegelijkertijd worden gepresenteerd (multimediaprincipe), en alle overbodige informaties (plaatmateriaal, tekst en geluiden) achterwege blijven (statisch).

Multimedia    

Informatieverwerking  

Sensorisch  geheugen  

Toepassing  /  gebruik     in  de  opleiding     en  eigen  praktijk  

(27)

Figuur 3g

Welke combinatie het beste werkt, hangt ook af van het leerdoel. Een student die zou moeten vertellen over de dans of muziek van diverse cultuurgroepen in Suriname kan met een filmpje dit het best uitleggen. Bij een tekenles met als onderwerp tweepuntsperspectief zal een animatie met gesproken tekst veel beter zijn als uitleg.

Multimedia of digitaal leermateriaal is dan het beste middel om selecteren, organiseren en integreren van informatie te ondersteunen. Het sensorisch geheugen wordt op diverse manieren aangesproken door middel van bewegende beelden (film of animatie) tekst en muziek(geluid). Studenten hebben dus de mogelijkheid om op een eenvoudige manier de leerstof tot zich te nemen en de docent hoeft niet altijd erbij te zijn. Door allerlei oefeningen en herhalingen is de kans om kennis in het langetermijngeheugen op te slaan.

(28)

4. Interventie

Multimedia sluit aan bij de interesse van studenten en leerlingen en biedt grote mogelijkheden tot creatieve uitingen. Met multimedia kun je makkelijker voorbeelden geven door middel van filmpjes, animaties, presentaties met bewegende beelden en of geluid, waardoor boeken die vaak niet of moeilijk voor handen zijn naar de 2e plaats worden verdrongen.

Het doel van de interventie is een plan te ontwerpen en te evalueren om de interesse, het inzicht en de vaardigheden van studenten te vergroten in het gebruik van multimedia. Verder is het doel met de kennis van het analyseonderzoek een aanzet te geven tot verandering of het op gang brengen van een verandering in het gebruik van multimedia binnen de opleiding Beeldende Vorming.

Een module aanbieden om het multimediagebruik te stimuleren, gebruikmakend van de beschikbare digitale hulpmiddelen voor de studenten (eventueel docenten) van de Opleiding Beeldende Vorming binnen de randvoorwaarden.

De volgende vraag kan nu geformuleerd worden:

Is het mogelijk een module multimedia te ontwerpen die niet alleen tot verbeterde informatieverwerking leidt, maar ook meer interesse, inzicht en vaardigheid in het gebruik van multimedia bij de studenten (eventueel docenten) van de Opleiding Beeldende Vorming?

Blokjesschema

 

leidt tot

4.1 Programma van eisen

Het proces

Een lessenserie ontwikkelen om het multimediagebruik te stimuleren bij studenten (eventueel docenten) en hun interesse en inzicht daarbij te vergroten.

o Er wordt gewerkt met 3 programma’s, namelijk: PowerPoint, Prezi, Windows Moviemaker/live.

Het beoogde effect

Vergroten van de interesse, inzicht en vaardigheden van studenten in het gebruik van multimedia om het leerproces van leerlingen te ondersteunen en te verrijken in proeflessen op het IOL en vergroten van de veranderbereidheid van docenten en instituut.

  Het ontwerp

Een module om het

multimediagebruik te stimuleren onder de studenten (en of docenten) door gebruik te maken van de beschikbare digitale hulpmiddelen.

 

(29)

o De studenten krijgen individuele feedback en peerfeedback op de producten die zij vervaardigen.

o De student(en) brengt (brengen) zijn (hun) laptop mee en de docent zorgt voor de rest van de benodigde randvoorwaarden (lokaal, beamer en internet Wi-Fi toegang).

o Aan het eind hebben de studenten 3 producten vervaardigd: digitaal portfolio

(bijvoorbeeld portfolio voor de module fotografie), digitale les (bijv. module Kunst- en Cultuuroriëntatie of andere) en een kort filmpje. Korte filmpjes die minimaal 60 seconden (1 minuut) maximaal 180 seconden (3 minuten) duren. Deze filmpjes mogen niet korter dan 1 minuut of langer dan 3 minuten zijn.

In dit proces zal het driefasen model bij doen (Marzano & Miedema, 2007) worden gevolgd.

Volgens ‘Leren in vijf dimensies’ gaat het hierbij om dimensie 2: nieuwe kennis verwerven en integreren.

4.1.2 Het product

De studenten werken aan hun eigen producten waarbij het VESiT-model (

Korthagen, Melief, & Tigchelaar 2002)

zal worden toegepast in deze lessenserie:

o Voorstructureren door te visualiseren (laten zien bijv. hoe Smartphones en digitale camera’s gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van presentaties).

o Ervaringen oproepen door diverse voorbeelden vanuit het internet en anders (eigen materiaal) te laten zien. PowerPoint presentaties laten zien, Prezi en Moviemaker.

o Structureren door volledige beschrijving te geven hoe korte filmpjes of digitaal portfolio, etc. worden vervaardigd.

o inzoomen op de technische vaardigheden door middel van oefening en creëren.

o Theorie toe te voegen met behulp van voorbeelden en literatuur (basis)

Aan het eind van de lessenserie kan de student zelf een presentatie/korte film vervaardigen die minimaal 60 seconden (1 minuut) en maximaal 180 seconden (3 minuten) duurt.

Na afloop kan de student met deze onderwijsleersituatie het volgende bereiken:

o De student kan eigen beschikbare digitale hulpmiddelen inzetten voor het eigen leerproces.

o De student kent mogelijkheden van digitale hulpmiddelen.

o De student heeft kennisgemaakt met presentaties/korte filmpjes aan de hand van de 3 programma’s (PowerPoint, Prezi en Windows Moviemaker)

o De student doet zelf ervaring op bij het maken van presentaties/korte filmpjes.

o De student kan thema’s inzichtelijker maken door middel van presentaties/korte filmpjes.

o De student heeft geoefend met en is in de sfeer gekomen bij het maken van presentaties/korte filmpjes die minimaal 60 seconden (1 minuut) en maximaal 180 seconden (3 minuten) duren.

       

(30)

Te gebruiken materiaal:

- Smartphones/Black Berry’s, digitale camera’s - laptop/computers

- beamer - hand-outs

4.1.3 Randvoorwaarden

- Het lokaal is beschikbaar uitgerust met moderne hulpmiddelen: beamer aanwezig en internet (Wi-Fi) toegang.

- Persoonlijk: elke student komt met zijn laptop.

- Hands-on oefenen en creëren.

- De opdrachten uitvoeren tijdens de lessen.

- Gebruik van interessante op de praktijk gerichte voorbeelden.

- Hand-outs voor het gebruik van de programma’s PowerPoint, Prezi, Windows Moviemaker/live: gebruikmaken van bestaand materiaal

4.2 Het ontwerp

Ik heb een module van 6 sessies (2 klokuren per sessie) ontwikkelt die gepland stond voor de periode 4 (juli-aug 2013). De studenten krijgen aan het begin van elke sessie een demonstratie (Voorstructureren hoe bijvoorbeeld het programma in elkaar zit en werkt) multimediagebruik laten zien. Het gebruik van PowerPoint, Prezi, Windows Moviemaker/live met behulp van bestaande en eigen presentaties.

Sessie 1 - Introductie multimedia, multimediagebruik laten zien, het gebruik van en welke programma’s. Instructie gegeven en verder afspraken. Het invullen van een vragenlijst.

Sessie 2 - demonstratie met PowerPoint (eigen product opstarten met PowerPoint).

Sessie 3 - demonstratie met Moviemaker (eigen product opstarten met Moviemaker).

Sessie 4 - Moviemaker werksessie en demonstratie met Prezi (eigen product opstarten met Prezi).

Sessie 5 - Werksessie Moviemaker en Prezi Sessie 6 – Werksessie Prezi.

Sessie 7 – Evaluatie (presentatie van 3 eindproducten door elke student).

De studenten vullen na elke sessie een learner report (zie bijlage) in. Als docent heb ik een logboek bijgehouden.

Bij het ontwikkelen van de module heb ik collega’s geraadpleegd die ervaring hebben met het gebruik van multimedia en zelf multimedia gebruiken in hun praktijk. De ‘Walkthrough’ is uitgevoerd samen met een (1) collega’s van de opleiding Beeldende Vorming, een (1) collega van een ander instituut en nog een extra externe deskundige (buitenland) die nauw

(31)

betrokken is met de ICT en veel ervaring heeft op het gebied van websites, multimedia en digitaal materiaal. Na de ontvangen feedback zijn er enkele veranderingen aangebracht. Een daarvan was de de filmpjes minimaal 60 seconden (1 minuut) en maximaal 180 seconden (3 minuten) te laten duren in plaats van 150 seconden (2,5 minuten).

Het latere advies was om gebruik te maken van bestaande handleidingen voor de volgende programma’s: PowerPoint, Prezi, Windows Moviemaker/live en of YouTube instructiefilmpjes opzoeken.

4.3   Uitvoering

Het interventie onderzoek heeft plaatsgevonden in aug. - nov. 2013. In de maand augustus zijn de 6 sessie uitgevoerd. Vanwege de beschikbare tijd zijn de sessie 2-3 en sessie 4-5 op 1 (een) dag verzorgd, omdat het reguliere rooster van de studenten niet in gedrang mocht komen. De theorie is voor de studenten in hand-outs samengevat (gebruikmakend van bestaande instructiemethoden), maar het ging er vooral om de eigen beschikbare digitale hulpmiddelen in te zetten en zelf ervaring opdoen bij het maken van presentaties/korte filmpjes. Bij de laatste sessie 6 zijn er afspraken gemaakt omtrent de evaluatie (sessie 7) en in de maand september zouden de studenten verder werken aan het finaliseren van hun eindproduct(en). De afspraken die toen gemaakt zijn met de studenten om eventueel via e- mail tips en feedback te geven. Daarnaast is er ook extra literatuur opgestuurd. In oktober 2013 is er door de studenten gevraagd om een extra sessie alvorens de evaluatie – presentatie van de eindproducten te houden en op 13 november 2013 is toen de evaluatie gehouden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 9.1: Sector Gedrag & Maatschappij: percentage studenten dat de opleiding niet zou aanraden aan vrienden, familie of collega’s, naar opleidingen aan bekostigde

Figuur 9.2: Sector Techniek: percentage studenten van bekostigde voltijd hbo-bacheloropleidingen dat aangeeft dat ze hun studie zouden aanraden aan familie of vrienden, in

Mooie voorbeelden van geloofsverdieping en spi- rituele vernieuwing zijn het Leerhuis voor geloof en pastoraal, de School voor Geloofs- verdieping en De 1 e dag, een ontmoeting rond

In hierdie navorsing word die problematiek van kulturele toeëiening in die musiekvideo Hosh Tokolosh, wat deur Gazelle, Jack Parow en Louis Minnaar gekonseptualiseer is,

Bourdieu omschrijft in zijn theorie de neiging van de mens zijn eigen habitus in stand te willen houden (de reproductiethese). Deze gedachtegang heeft invloed op het beleid dat

Eventuele toekomstige wijzigingen van uw stageplan dienen volgens Artikel 9 van het Besluit van 24 februari 2017 van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning

-Toepassen van artistieke bouwstenen, technieken en materialen op een geïntegreerde wijze vermeld in de procedurele kennis van het cesuurdoel 4.2.1* in functie van de

Leraren-in-opleiding in een opleiding waarin leren gezien wordt als een reflectief proces van kennisconstructie zijn beter in het ontwikkelen van ideeën en visie