Vraag nr. 38
van 29 november 1995 van de heer JOS STASSEN
Koninklijk Gesticht van Mesen (Lede) – Stand van het dossier
Het Koninklijk Gesticht van Mesen is een federale instelling van openbaar nut onder de bevoegdheid van de minister van Defensie. Haar maatschappelijke rol is uitgespeeld en wellicht wordt ze dit jaar nog opgehe-ven. Het Gesticht is eigenaar van een domein te Lede, met zeer waardevolle historische gebouwen, die echter al meer dan 20 jaar leeg staan en zwaar verkrot zijn. Het Gesticht wil deze eigendommen enkel verkopen voor de prijs van bouwgrond en betwist de bestemming als parkgebied op het gewestplan. Ze vordert trouwens via gerechtelijke weg een schadevergoeding van het Vlaams Gewest.
Op 14 maart 1995 verklaarde de heer Pinxten, minister van Defensie, in de commissie Defensie van de Kamer dat er onderhandelingen worden gevoerd met het Vlaams Gewest inzake de aankoop van de eigendom-men van het Gesticht te Lede. Dit lijkt me een uitweg om dit jaren aanslepende dossier te deblokkeren. 1. Heeft het Vlaams Gewest reeds besloten over te
gaan tot de aankoop – tegen een redelijke prijs – van de eigendommen van het Gesticht te Lede ? 2. Welke initiatieven heeft de minister genomen in dit
dossier ?
3. Hoe ver s taan de onderhande lingen met het Gesticht en de minister van Defensie inzake dit dos-sier ?
4. Zijn er nieuwe ontwikkelingen in het rechtsgeding van het Gesticht tegen het Vlaams Gewest inzake planschade ?
Antwoord
1. Zoals reeds uiteengezet in mijn antwoord op vraag nr. 129 van 11 januari 1995, verschenen in het Bulle-tin van Vragen en Antwoorden nr. 8 van 13 februari 1995 op blz. 384, maken deze percelen het voorwerp uit van een rechtsgeding. Dezelfde vraag werd door het Vlaamse parlementslid reeds gesteld op 22 maart 1995 onder nr. 230. Het is voorbarig nu reeds de gronden aan te kopen, zonder de schatting van de deskundige, aangesteld door de rechtbank, af te wachten. het is in het verleden reeds gebeurd dat het Vlaams Gewest, na een definitieve veroordeling wegens planschade, de gronden in der minne aan-kocht mits betaling van een opleg bovenop de plan-schadevergoeding.
3. Daarvoor kan ik het Vlaams parlementslid doorver-wijzen naar mijn collega van Defensie.
4. Dezelfde vraag werd door het parlementslid reeds gesteld op 22 maart 1995 onder nr. 230. Sindsdien is de toestand ongewijzigd gebleven. Er is een eindar-rest van 15 maart 1995 van het hof van beroep te Brussel, waarbij de vordering enkel ex artikel 37 stedebouwwet gegrond bevonden wordt. De vorde-ring op grond van artikel 1382 BW is ongegrond. De
zaak wordt in toepassing van artikel 1068, lid 2 Gerechtelijk Wetboek terugverwezen naar de eer-ste rechter, die uitspraak zal doen over het deskun-dig verslag. Daartegen staat dan weer hoger beroep, en in voorkomend geval cassatieberoep, open.