Soft Systems Methodology toegepast binnen
de A-bank
Albert van der Wal Februari 2004, Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde Afstudeerscriptie Business Development Begeleiders RuG:
Prof. Dr. J.J. van der Werf (1 e begeleider)
Drs. F.P. Bakker
Voorwoord
In dit rapport wordt verslag gedaan van mijn afstudeeronderzoek voor de opleiding Bedrijfskunde, afstudeerrichting Business Development, aan de Rijksuniversiteit Groningen. In dit onderzoek is getracht om met behulp van de Soft Systems
Methodology (SSM) verbetering te bewerkstelligen in de onderlinge samenwerking van de vier segmenten waaruit de afdeling Bedrijven van de A-bank bestaat.
Tijdens het onderzoek zijn een aantal mensen van grote waarde geweest. Een woord van dank derhalve voor Mevr. Mr. Retera en Prof. Dr. Van der Werf voor de directe
begeleiding, respectievelijk vanuit de A-bank en de Rijksuniversiteit Groningen (RuG).
Verder wil ik de directie van de A-bank bedanken voor de kans om onderzoek te verrichten en Frans Bakker, medewerker van de RuG en TNO Nederland, voor de begeleiding van de SSM-sessies. Als laatste een dankwoord voor de medewerkers van de afdeling Bedrijven van de A-bank voor het verschaffen van het noodzakelijke inzicht in de problematiek en de praktische tips bij het werken binnen A-bank.
Albert van der Wal
Groningen, februari 2004
Inhoudsopgave
1. Inleiding 4
1.1 Aanleiding van het onderzoek 4
1.2 Onderzoeksaanpak 5
1.3 Leeswijzer 5
2. De casus en de keuze voor SSM 7
2.1 Inleiding 7
2.2 Het ‘implementatiedraaiboek’ 7
2.3 September 2003 9
2.3.1 De verhalen rondom FPO 9
2.3.2 Getroebleerde situatie 12
2.4 Positivisme-Constructivisme 12
2.5 De keuze voor SSM 13
2.6 Conclusie 15
3. Soft Systems Methodology 16
3.1 Inleiding 16
3.2 De ‘soft systems’ filosofie en theorie 16
3.3 De onderzoeksactiviteiten binnen SSM 17
3.4 Conclusie 21
4. SSM binnen de A-bank: sessie I 22
4.1 Inleiding 22
4.2 Sessie I: 8 januari 2003 22
4.2.1 Opzet 22
4.2.2 Proces 23
4.2.3 Inhoud 23
4.3 Conclusie 26
5. SSM binnen de A-bank : sessie II 27
5.1 Inleiding 27
5.2 Sessie II: 14 Februari 2003 27
5.2.1 Opzet 27
5.2.2 Proces 27
5.2.3 Inhoud 28
5.2.3.1 De rol van de Cab 29
5.2.3.2 Root Definition 30
5.2.3.3 Conceptuele modellen 31
5.2.3.4 Inzicht en wederzijds begrip 32
5.2.3.6 Een systeem voor de afhandeling van 34
buitengewone aanvragen
5.3 Conclusie 38
6. Highlights binnen de casus de A-bank 41
6.1 Inleiding 41
6.2 De ‘involvement’-kwestie 41
6.2.1 Involvement: de theorie 41
6.2.2 Involvement: de praktijk 41
6.2.3 Conclusie 43
6.3 Opkomende en neergaande issues 43
6.3.1 Issues: de theorie 43
6.3.2 Issues: de praktijk 44
6.3.3 Conclusie 44
6.4 Het weglekken van veranderingen 45
6.4.1 Veranderingen: de theorie 45
6.4.2 Veranderingen: de praktijk 45
6.4.3 Conclusie 46
6.5 Conclusie 46
7. Conclusie 47
7.1 De casus 47
7.2 SSM 47
8. Literatuurlijst 49
1. Inleiding
1.1 Aanleiding van het onderzoek
Tijden van economische tegenspoed dwingen bedrijven er vaak toe kritisch te kijken naar hun interne huishouding. Grote vraag daarbij is of medewerkers de dingen nog wel goed doen en, misschien wel belangrijker, of ze wel de goede dingen doen. Voor dit vraagstuk wist ook de afdeling Bedrijven van de A-bank zich gesteld. Deze afdeling bedient vanuit een drietal segmenten, te weten het GrootBedrijf (Gb), het Midden-en KleinBedrijf (Mkb) en de OndernemersDesk (Od), de zakelijke markt van Den Haag en omgeving. Voor elk segment geldt dat een belangrijk deel van de activiteiten bestaat uit het verstrekken van financieringen. Het hiermee samenhangende zakelijke
financieringsproces werd medio juni 2001 onderwerp van gesprek binnen de A-bank.
Om als afdeling Bedrijven, die destijds slechts bestond uit de segmenten Gb en Mkb, rendabel te blijven moest het zakelijke financieringsproces efficiënter worden ingericht.
Tevens bestond binnen de A-bank de wens om klanten op een meer effectieve manier te gaan bedienen.
Om aan de efficiëntievraag tegemoet te komen is in september 2001 gestart met het project Financierings Proces Optimalisatie (FPO). Dit project maakt deel uit van de bredere beweging binnen de A-bank, namelijk PROGRESS. FPO heeft als doel het aanbrengen van verbeteringen in het zakelijke financieringsproces. Hierdoor wordt een aanzienlijke tijdsbesparing gerealiseerd en de doorlooptijd van een financiering verkort (Implementatiedraaiboek FPO, 2001).
Gelijktijdig met het FPO-traject heeft de A-bank, onder het motto: ‘de juiste aandacht voor de juiste klant’, zelf het effectiviteitsvraagstuk opgepakt. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van een derde commercieel segment binnen de afdeling Bedrijven, de Od, dat vanaf januari 2002 operationeel is. De Od richt zich uitsluitend op starters en relaties met een minimale productafname, verreweg de grootste groep binnen de totale
klantenportefeuille van de afdeling Bedrijven.
Het door de A-bank opgestelde ‘Implementatiedraaiboek FPO’ laat zien dat de belangrijkste stap in het FPO-traject de nieuwe taakverdeling tussen de
bedrijvenadviseur (Ba), assistent-bedrijvenadviseur (Aba) en medewerker
administratieve binnendienst (Mab-er) behelst. De Gb/Mkb-Ba dient zoveel mogelijk adviserend bezig te zijn. Oftewel, in plaats van ouderwets ‘bankieren’; op een zak geld zitten, relaties beheren en naar de klanten toe gaan. Daarbij wordt de Ba ondersteund door een vaste Aba, die alle commerciële interne werkzaamheden afhandelt. De administratieve werkzaamheden worden centraal opgepakt door de Mab-ers van de Centrale Administratie Bedrijven (Cab), waarbij elke Mab-er is gekoppeld aan een Ba- Aba-koppel.
Ondanks het uitgebreide implementatiedraaiboek, dat beschrijft hoe de A-bank in een
vijftal weken conform FPO kan gaan werken, heeft het project niet datgene opgeleverd
wat het had moeten opleveren. Hoewel de komst van Od een succes genoemd mag
De A-bank wilde graag een nader onderzoek naar wat de oorzaken van het niet slagen van FPO zouden kunnen zijn en in welke richting naar oplossingen gezocht zou moeten worden. Met dit onderzoek ben ik in September 2002 gestart.
1.2 Onderzoeksaanpak
De casus, die in hoofdstuk twee nader wordt uitgewerkt, laat zien dat vele oorzaken door de betrokkenen worden genoemd als reden voor het mislukken van FPO. Verder bestaat er een onderling verband tussen genoemde oorzaken. Onder de Ba’s, Aba’s, Mab-ers en managers van de vier segmenten (Gb, Mkb, Od en Cab) leven heel verschillende percepties van de ‘probleemsituatie’, wat een heldere definitie ervan moeilijk maakt. Deze is aan voortdurende verandering onderhevig, afhankelijk vanuit welk perspectief wordt gekeken.
Met de vraag hoe deze situatie te ‘tackelen’ heb ik lang geworsteld. De keuze om één van de vele percepties als uitgangspunt te nemen, een aantal aannames te formuleren, en het aldus geformuleerde ‘deelprobleem’ op te lossen was een mogelijkheid geweest.
Echter daarmee zou mijns inziens te weinig recht worden gedaan aan de totale
problematische situatie zoals die er was. Daarom ben ik op zoek gegaan naar een manier van onderzoek die een dergelijke problematische situatie onderkent en als uitgangspunt neemt.
Uiteindelijk is methodologisch gekozen voor de Soft Systems Methodology (SSM) van Checkland. SSM is bij uitstek geschikt om te gebruiken in situaties waarin geen
duidelijk beeld is van wat nu precies het probleem is, zogenaamde ‘messy situations’, of wat voor activiteiten ontplooid moeten worden om de problemen het hoofd te bieden (Flood and Jackson, 1991). De keuze voor SSM representeert daarmee de
constructivistische onderzoeksaanpak (zie paragraaf 2.4) die is gehanteerd.
1.3 Leeswijzer
De scriptie kent de volgende opbouw:
• In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van de casus gegeven, zoals die binnen de A- bank is opgetekend. Getracht is de rijkheid van de situatie te laten zien. Vervolgens zal de keuze voor SSM verdedigd worden.
• In hoofdstuk 3 wordt SSM nader uitgediept. Het doel van dit hoofdstuk is om de lezer op een korte en bondige manier inzicht te verschaffen in de gebuikte methodologie.
• Hoofdstuk 4 beschrijft de onderzoeksactiviteiten, zoals die zijn uitgevoerd in een
sessie I. Deze activiteiten bestonden uit het doorlopen van activiteiten één en twee
van SSM.
• Hoofdstuk 5 beschrijft de onderzoeksactiviteiten, zoals die zijn uitgevoerd in een sessie II. In sessie II stonden de activiteiten drie, vier, vijf en zes van SSM centraal. 1
• In hoofdstuk 6 worden een aantal highlights richting SSM gepresenteerd. Deze highlights zijn naar voren gekomen doordat de praktijk van SSM op bepaalde punten verschilde met de theorie van SSM.
• Een algemene conclusie vormt het onderwerp van hoofdstuk 7. Tevens bevat dit hoofdstuk een reflectie op de gehanteerde onderzoeksaanpak.
1