• No results found

Vraag nr. 53 van 14 februari 2000 van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 53 van 14 februari 2000 van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 53

van 14 februari 2000

van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN

Doorstorting onroerende voorheffing – Verschillen In de nieuwsbrief van de Vereniging van V l a a m s e Steden en Gemeenten van januari staat te lezen dat er een grote achterstand is in de onroerende voorheffing en dat die zeer ongelijk gespreid is. Daaruit blijkt dat de industriegemeenten het mees-te onder de achmees-terstand mees-te lijden hebben en dat de meer residentiële gemeenten er minder last van ondervinden.

1. Hoe komt het dat er een dergelijke discrepantie is tussen de verschillende gemeenten ?

2. Waaraan heeft het Vlaams Gewest reeds ge-dacht om dit probleem voor de toekomst te ver-helpen ?

Antwoord

1. De inning van de onroerende voorheffing voor het aanslagjaar 1999 voor de onroerende goede-ren die gelegen zijn in industriegemeenten, heeft inderdaad een achterstand ten opzichte van de inning voor de onroerende goederen die gelegen zijn in de residentiële gemeenten. Met het decreet van 9 juni 1998 houdende bepa-lingen tot wijziging van het Wetboek van de In-komstenbelastingen (Belgisch Staatsblad van 1 8 . 0 7 . 1 9 9 8 ) , streefde de Vlaamse regering er-naar de verminderingen inzake onroerende voorheffing zoveel mogelijk automatisch toe te kennen aan de belastingplichtigen.

Vanaf aanslagjaar 1999 krijgt iedere rechtheb-bende eigenaar de verminderingen voor kinde-r e n , vookinde-r gehandicapte pekinde-rsonen, vookinde-r gkinde-root- groot-oorlogsverminkte en voor bescheiden woning (25 %) dan ook automatisch toegekend. D e huurders dienen echter eerst melding te maken van hun recht op deze verminderingen.

De vermindering voor bescheiden woning (50 %) en de proportionele vermindering die-nen nog op aanvraag van de rechthebbende ei-genaar te gebeuren.

Om de automatische verminderingen te kunnen r e a l i s e r e n , zijn van een aantal organisaties gege-vens nodig op een informatiedrager.

Bij de opstelling van de databank van de belas-tingplichtigen werden externe gegevens gekop-p e l d , die via diverse gegevensbanken werden aangeleverd.

Zij werden aangeleverd door de A d m i n i s t r a t i e van het Kadaster, het ministerie van Financiën – Administratie Directe Belastingen en A d m i n i-stratie der Pensioenen, de Kruispuntbank Socia-le Zekerheid, de Personenbelasting, het Rijksre-g i s t e r, de administratie Ruimtelijke OrdeninRijksre-g, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (Arohm) en instanties die instaan voor de ver-huur van sociale woningen.

Bij de koppeling van de gegevens aangeleverd door de verschillende externe instanties, d e d e n zich volgende moeilijkheden voor.

– De gegevens van de verschillende externe organisaties zijn niet altijd identiek en wer-den aldus niet altijd elektronisch gekoppeld. Zo zijn er verschillen tussen de straatbestan-den van het Rijksregister en het Kadaster, i s de straatcode van het Rijksregister op basis van postnummer en straatnummer verschil-lend van de straatcode van het Kadaster op basis van de NIS-code (Nationaal Instituut voor de Statistiek), en is ook het benamings-systeem van het Rijksregister verschillend van het Kadaster.

Alle 180.000 straten in het Vlaamse gewest vergden dus een manuele bevestiging of w e r p i n g, om een correcte koppeling te ver-krijgen.

Deze manuele bijsturing van de stratenkop-peling was noodzakelijk om de kopstratenkop-peling van de gebouwen automatisch te kunnen laten gebeuren.

Ook de koppeling van de gebouwen veroor-zaakte problemen, vooral voor de apparte-m e n t e n , door verschillen in de systeapparte-men van de adresbestanden van Rijksregister en Ka-daster.

Het aantal gebouwen en appartementen in industriegemeenten is groter dat in de resi-dentiële gemeenten, zodat er discrepantie is tussen de beide categorieën van gemeenten. – Een complexe aanslag is ook de vestiging

(2)

In eerste instantie is de onroerende voor-heffing ingekohierd op basis van één kada-straal inkomen, ofwel van het gebouw, o f w e l van het materieel en de outillage. De aan-slagbiljetten voor de inkohiering van de on-roerende voorheffing op basis van het twede kadastraal inkomen wertweden later, n a m e-lijk pas in december, verstuurd.

De bedrijfsgebouwen en het materieel en de outillage bevinden zich overwegend in de in-d u s t r i e g e m e e n t e n , zoin-dat er ook op in-dit vlak discrepantie is met de residentiële gemeen-ten.

– De aanslagbiljetten voor de woningen van sociale huisvestingsmaatschappijen moeten nog worden verstuurd.

De gemeenten met veel woningen van socia-le huisvestingsmaatschappijen zijn vaak in-dustriegemeenten.

Per sociale huisvestingsmaatschappij wordt onderzocht of zij beantwoorden aan de crite-ria om de lagere aanslagvoet te kunnen ge-nieten.

Om de verminderingen aan de rechthebben-de huurrechthebben-ders te kunnen toepassen in rechthebben-de aan-slagbiljetten moet hun Rijksregisternummer en hun domicilieadres worden opgezocht. Dit is voor 80 % van het totaal aantal huur-ders gebeurd.

Zodra het onderzoek van de criteria voor de verminderde aanslagvoet voor de huisves-tingsmaatschappij is gebeurd en het Rijksre-gisternummer van de huurders is verkregen, kunnen de aanslagbiljetten worden ver-stuurd.

2. Door de manuele bijsturing zijn de koppelings-problemen m.b. t . de correcte vestiging van de onroerende voorheffing grotendeels opgelost voor de volgende aanslagjaren.

Ook de complexe aanslagen van gebouwen met materieel en outillage kunnen vanaf het aan-slagjaar 2000 gebeuren in een gezamenlijke in-kohiering van beide.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoeveel medewerkers telt het kabinet van de minister per niveau?. Wat is de indeling van de medewerkers volgens

Vorig jaar heb ik via de pers vernomen dat de voertuigen van de ministeriële kabinetten zouden worden belast via het systeem geldend voor elk v o e r t u i g, omdat deze

van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN Kabinetten – Samenstelling.

[r]

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken

Hoeveel medewerkers telt het kabinet van de minister per niveau?. Wat is de indeling van de medewerkers volgens

Vorig jaar heb ik via de pers vernomen dat de voertuigen van de ministeriële kabinetten zouden worden belast via het systeem geldend voor elk v o e r t u i g, omdat deze

[r]