Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer
drs. W.G.B.M. de Natris OPTA/IBT/2003/201748 dgtp031865 (070) 315 92 83
Datum Onderwerp Bijlage(n)
Conceptbeleidsnotitie "De aanleg van telecomkabels" - - Geachte mevrouw Oppenheimer,
Langs deze weg reageert het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna:
het college) op de conceptbeleidsnotitie “de aanleg van telecomkabels; een zaak van veel belang(en)”
(hierna: de notitie) welke aan het college is gezonden op 8 april jongstleden.
Vooraf spreekt het college zijn waardering uit voor de inspanningen van DGTP om meer helderheid te creëren in de problemen die rond de gedoogplicht spelen en voor de kwaliteit van de notitie. Het college gaat in deze brief in op het principiële punt inzake de geschilbeslechtende en handhavende
bevoegdheden. In de bijlage worden vervolgens de overige inhoudelijke, meer wetstechnische punten in de volgorde van uw notitie behandeld.
De bevoegdheid van het college
Het college is van mening dat, waar het de bevoegdheden inzake de gedoogplicht betreft, één
hoofdvraag voorligt: Dient de gedoogplicht een publiek belang of een civiel belang? Het publieke belang is in dit geval het belang van telecommunicatievoorzieningen in algemene zin en sinds 1996 meer specifiek het tot stand brengen van (infrastructuur)concurrentie. Onderzocht moet worden of de
gedoogplicht hierin een rol vervult. De beantwoording van bovenstaande vraag verschaft naar de mening van het college inzicht in de functie van geschilbeslechting en daarmee inzicht bij welke instantie geschilbeslechtende bevoegdheden dienen te liggen.
Het college constateert dat de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) eenieder een gedoogplicht oplegt. Deze plicht houdt een vergaande inbreuk op eigendom in, die zonder deze regelgeving niet zou bestaan. Met de inwerkingtreding van de Tw is de gedoogplicht ten dienste verklaard van alle aanbieders van openbare telecommunicatie- en omroepnetwerken (hierna: de aanbieder). De ratio hierachter is het tot stand brengen van (infrastructuur)concurrentie met als doel keuzemogelijkheden voor eindgebruikers tussen diverse aanbieders, die innovatieve diensten leveren tegen lagere prijzen over ‘state of the art’
Ministerie van Economische Zaken DG Telecommunicatie en Post Mevrouw ir. M. Oppenheimer Postbus 20101
2500 EC 'S-GRAVENHAGE
2500EC20101
netwerken
1. Nieuwe aanbieders kunnen makkelijk toetreden tot de markt, mede omdat zij snel en efficiënt hun netwerk uit kunnen rollen en klanten aansluiten. Zo kunnen zij concurreren met gevestigde
aanbieders zoals KPN en de kabelexploitanten. Deze laatsten beschikken immers reeds over fijnmazige netwerken. Het college stelt dan ook vast dat de gedoogplicht een wezenlijk element vormt van de liberalisering van de telecommunicatiemarkt en de totstandkoming van infrastructuurconcurrentie.
Het college concludeert aldus dat de gedoogplicht een rol speelt in de marktordening. De snelheid waarmee aanbieders kunnen uitrollen, is mede bepalend of een aanbieder slaagt of faalt in zijn streven een duurzame positie op de markt te veroveren. De snelheid van uitrol heeft daarmee invloed op de mogelijkheden voor eindgebruikers te kiezen tussen (de diensten van) diverse aanbieders. Deze aspecten raken rechtstreeks aan de missie van het college.
Het college concludeert op grond van het een en ander dat de gedoogplicht een publiek belang dient, dat rechtvaardigt dat inbreuk gemaakt wordt op eigendom van eenieder. Dit neemt niet weg dat er ook andere belangen zijn die meewegen. De Tw erkent deze belangen, maar laat de gedoogplicht prevaleren.
Geschilbeslechting
De functie van geschilbeslechting is naar de mening van het college tweeledig. Enerzijds is
geschilbeslechting gericht op een zo snel mogelijke aanleg van kabels en het creëren van een situatie van rust na de aanleg, vanuit het publieke belang. Anderzijds is geschilbeslechting gericht op bescherming van eigendom. De regels die de Tw stelt, worden opgelegd vanuit het publieke belang, waarbij rekening gehouden wordt met civiele belangen. Het gedoogregime is dusdanig ingericht dat de gedoogplicht prevaleert tenzij er sprake is van bedenkingen van zwaarwegender aard. Het college concludeert dan ook dat bij geschilbeslechting het publieke belang het uitgangspunt is, waarvan onder uitzonderlijke
omstandigheden kan worden afgeweken. Naar de mening van het college ligt het derhalve voor de hand geschillen over de gedoogplicht ter toetsing voor te leggen aan een bestuursorgaan en niet aan de civiele rechter.
De civiele rechter toetst aan de normen uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit maakt toetsing van het publieke belang door de civiele rechter minder voor de hand liggend, voorzover het BW de rechter daartoe al ruimte zou geven. Ter overweging geeft het college voorts aan dat de praktijk uitwijst dat een procedure bij de civiele rechter veel tijd in beslag kan nemen. Deze tijdspanne verhoudt zich ongunstig ten opzichte van het vastgestelde publieke belang.
Het college is ook voorstander van een regelgevend kader dat de aanbieder opdraagt met ”eenieder” naar overeenstemming te streven inzake de gedoogplicht. Idealiter volgt hierop dat indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken, een geschil aan één geschilbeslechter
2wordt voorgelegd. Dit bevordert een eenduidige interpretatie van de regelgeving. Naar de mening van het college is
geschilbeslechting tussen de aanbieder en een overheidsorgaan mogelijk, omdat een overheidsorgaan, waaronder ook een gemeente, bij een gedoogverzoek niet wordt aangesproken als bestuursorgaan, maar
1
Het college wijst hier tevens op het kabinetsstandpunt Breedband van 12 december 2002. Ook hier wordt van het publieke belang uitgegaan. Ontwikkelingen op de markt die volgen op dit standpunt kunnen in de komende jaren leiden tot veel graafwerk. Hierbij moet worden opgeteld de noodzaak tot graven bij nieuwbouwwijken en het instandhouden van netwerken.
2