• No results found

Op die manier treedt het OM sinds 2007 de vertegenwoordigers van de pers tegemoet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op die manier treedt het OM sinds 2007 de vertegenwoordigers van de pers tegemoet"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Conclusie

Een cursus van een vlotte persofficier en een joviale hoofdofficier, afgesloten met een dineetje met OM-topman Harm Brouwer. Op die manier treedt het OM sinds 2007 de vertegenwoordigers van de pers tegemoet. Na een tik op de vingers vanwege justitiële dwalingen in de Schiedammer Parkmoord en het aftreden van een Super-PG die de deur voor journalisten het liefst gesloten hield, predikt het OM openheid. Dat heeft zijn beslag gekregen in een nieuw

voorlichtingsdocument, de AVOM 2007. Maar betekent zo’n nieuwe richtlijn nu ook dat het OM de pers meer informatie geeft?

Een transparant OM wordt in dit onderzoek gedefinieerd als een organisatie die zoveel mogelijk van de informatie waarover het beschikt naar buiten brengt, maar daarbij wel oog houdt voor twee belangrijke peilers binnen het werk van de officieren van justitie en de advocaten- generaal: het belang van het onderzoek en de privacy van de verdachte. Het OM voegt daar zelf nog aan toe dat het nimmer de bedoeling is dat het OM een trial by media ontketent, met andere woorden: eigen prestaties naar buiten brengt om het beeld over het OM op te leuken.

Om te kunnen zeggen of de AVOM 2007 tot een meer transparant OM heeft geleid, is deze richtlijn vergeleken met zijn voorganger, de AVOM 2002. Dit beleid werd gehanteerd onder Brouwers voorganger Joan de Wijkerslooth, voordat het vertrouwen in het OM een deuk opliep door een opeenstapeling van fouten van het OM. Onder beide richtlijnen is de persvoorlichting in de praktijk bestudeerd. Aan de hand van de mediaberichtgeving naar aanleiding van de

persvoorlichting van het OM worden conclusies getrokken over de openheid van het OM. Deze mediaberichtgeving dient als voornaamste bron, omdat inzage in de volledige strafdossiers – de enige manier om tot in detail te onderzoeken hoeveel informatie het OM naar buiten brengt in verhouding tot wat het voor gegevens tot zijn beschikking heeft – haast onmogelijk is.

Naar aanleiding van de bestudering van de eerste casus is te concluderen dat het OM op drie momenten meer informatie had kunnen geven. In twee gevallen had het OM een dag eerder feiten naar buiten kunnen brengen. In het eerste geval gaat het om de naam van de verdachte, die een moord pleegde waarbij tientallen getuigen aanwezig waren. In de tweede plaats gaat het om het melden van drie aanhoudingen, waarbij geen peil is te trekken op de overweging van het OM om dat niet eerder te doen: de Raadkamertermijn wordt losgelaten, maar toch wordt er gewacht tot de verdachten zijn voorgeleid bij de rechter-commissaris. Tot slot brengt deze casus als derde

(2)

Conclusie

60 concrete voorbeeld, dat het OM een interessante mededeling over het bewijsmateriaal tegen de verdachte al voor de zitting naar buiten kunnen had brengen.

De voorlichters van het OM en de politie hebben in deze casus de grenzen van de richtlijn opgezocht. De Raadkamertermijn is niet in acht genomen, en twee maal is actief

gecommuniceerd over het beleid in de zaak. Dat zijn precies de uitzonderingen die er op de regel gemaakt kunnen worden als er sprake is van een geruchtmakende zaak – en zo werd deze casus door het OM gezien. Maar deze richtlijn heeft de voorlichting ook beperkt. Het lijkt erop dat voorlichters in deze zaak deden wat Harm Brouwer benoemt als het ‘terugvallen op de reflex van geslotenheid’: het lijkt alsof er niet bij is stilgestaan dat er meer informatie gegeven kón worden zonder het onderzoek te schaden. Voorlichters doen wat de AVOM voorschrijft: extra

communiceren over het te voeren beleid. Maar dat levert inhoudelijk geen interessante mededelingen op, terwijl het feit dat beelden van een bewakingscamera als bewijsmateriaal dienen in de rechtszaak, interessant nieuws is en voor het onderzoek onschadelijk. Dat de naam van de verdachte op de dag van het misdrijf, waarop hij zich nota bene zelf kwam melden op het politiebureau, is achtergehouden, doet bijna lachwekkend aan: van zijn daad waren immers velen getuige.

De tweede casus geeft geen enkel voorbeeld van feiten die door journalisten naar boven zijn gehaald, die eigenlijk door het OM gecommuniceerd hadden kunnen worden. Dat betekent niet zonder meer dat het OM altijd open is geweest: dat is in deze zaak, waarin voor en na de aanhouding van de verdachte een lange periode van onderzoek ligt heel lastig te bepalen, omdat er geen inzage in het dossier is.

Deze casus leert echter wel veel andere feiten over het voorlichtingsbeleid van na de Schiedammer Parkmoord. Er wordt actief en op vele momenten gecommuniceerd, ook naast de strafvorderlijke momenten, opsporingsberichtgeving en mededelingen waar het OM niet omheen kan – zoals aangegeven in de AVOM. Passief is de voorlichting welwillend, en wordt er

bijvoorbeeld uitgeweid over eerdere onderzoeksresultaten. Maar wat vooral opvalt is de service van het OM: ook al gebeurt het maar één keer, de pers wordt op tijd getipt over de te nemen stappen van de politie. In deze casus geeft het OM ook een zeer opvallende vorm van openheid door een verslaggever mee te laten lopen met een onderzoeksteam waar ook militairen inzitten – een unicum voor een relatief klein misdrijf als brandstichting in lege panden – wat ook een risico

(3)

Conclusie

61 vormt voor het OM. De grote druk die de politie en het OM van pers en bewoners ervaren heeft hierbij allicht een rol gespeeld, maar toch geeft de organisatie toestemming.

Deze tweede casus doet beseffen dat openheid meer is dan de definitie die in dit

onderzoek wordt gehanteerd. Openheid is ook vaker een update over het onderzoek geven, ook al is er weinig nieuwe informatie. Openheid is ook meedenken met de pers, en journalisten op tijd bellen. Openheid is ook uitleggen dat er over het onderzoek nog niets gemeld kan worden, maar denken over andere manieren om te laten zien waar je mee bezig bent, en journalisten onder strikte voorwaarden een kijkje in de keuken gunnen.

Dan de vraag die in de inleiding tot dit onderzoek is opgeworpen. Is het OM ook opener geworden? Of er meer informatie over onderzoeken wordt prijsgegeven is lastig te bepalen. Op basis van deze twee casussen is dat moeilijk te beoordelen. In de eerste strafzaak is er sprake van een bekennende verdachte en een onderzoek dat drie maanden in beslag neemt. Op de dag van het misdrijf meldt de verdachte zich, dus weten journalisten in welke richting zij moeten zoeken om meer over hem te weten te komen. In de tweede strafzaak is er sprake van een ontkennende verdachte, die na vijf maanden onderzoek wordt opgepakt, en waarin na zijn aanhouding nog eens krap een jaar gerechercheerd wordt.

Dat het OM op meer momenten actief communiceert zegt dus niet dat het OM opener is geworden, dat zegt iets over het verloop van het onderzoek. Maar ondanks de vele

informatiemomenten en de manieren waarop voorlichters met de pers meedenken, wordt er door een journalist in berichtgeving over de tweede casus expliciet geklaagd over het feit dat het OM en de politie de pers weinig informatie geven. Dit geeft aan dat het OM wel mooie richtlijnen kan opstellen om opener te zijn: de spagaat tussen transparantie en het belang van het onderzoek blijft bestaan. Het opheffen van de Raadkamertermijn is een goed voorbeeld van met veel bombarie aankondigen dat het OM nu echt meer transparant wordt: deze regel werd wanneer dat nodig was toch al genegeerd, en de praktijk had al bewezen dat deze maatregel totaal achterhaald was.

De AVOM 2007 bevat veel mooie woorden, maar leidt niet tot het geven van meer informatie.

Harm Brouwer zit nog steeds in een spagaat en geeft journalisten nog steeds dezelfde reden als geen informatie kan geven: dat is ‘in het belang van het onderzoek’.

(4)

Conclusie

62 Maar het OM staat niet meer in z’n hemd omdat journalisten zelf relevante informatie weten te achterhalen. Ook is het de verdienste van de AVOM 2007 dat voorlichters niet meer terugvallen op de reflex van geslotenheid. Dit onderzoek laat zien dat openheid meer is dan het geven van informatie: openheid bestaat ook uit niet gelijk de deur dichtgooien, inzicht geven in hoe het OM werkt en met journalisten meedenken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

Een verkenning van mogelijke maatregelen voor het mitigeren en/of wegnemen van de effecten als door de kantoorontwikkeling niet volledig aan de eisen die de doelsoorten stellen

De nauwkeurigheid van de resultaten wordt aangegeven met marges of intervallen die bepaald worden door de omvang van de steekproef, het gevonden percentage en het

KEY WORDS/PHRASES CUSTOM CULTURE COMPLEXITY CONSTITUTION UBUNTU MODERNITY TRADITIONAL TRANSFORMATION AFRICAN AFROCENTRIC XHOSA CULTURE CUSTOMARY LAW SPATIAL PLANNING

The research highlighted that the centre managers who are based in support centres, as reported by the Department of Basic Education in the 2011 – 2025 Technical Report (see

De watervraag voor peilbeheer en beregening uit oppervlaktewater en grondwater verandert bij matige klimaatverandering (scenario’s Rust en Druk) nauwelijks tussen zichtjaar 2050