• No results found

90/9

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "90/9"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overwegingen bij het einde van bet Neder-

A.A. de Jonge

landse oommunisme

De economlsdle ftlosofte van Amartya Sen en

Jos de Deus

bet hedenclupe sodalisme

Democratiserina in plaats van dellng

Tilman Fichter

Criteria voor een samenhangend lnkomens-

Paul de Beer en

beleid

An Huitzing

Signalenaenten:

Het legltimatletekort van de sociaal-democratie

Paul Scheffer

Klassieken:

Wibauts Levensbouw

A. Schuurman

DOCUMENTATIECENTAUM

NEDERLANOSE

POLITIEKc:

P~'"' '

oOCUME

T TlECENTRUM

N

OERLANOSE P

L\

1£ E

PARTIJEN

Maandblacl van de Wiardi Beckman Stlebting

(2)

---Soc.

lisme

~ratie

Redacrieraad Redacrie Redacrieadres Abonnemenren

Een nieuw abonnemelll kan op elk gewensr momenr ingaan Beeindiging abonnemenr Adreswij:igingen Beralingen Adverrenries socialisme en democratie nummer 9 september 1990

maandblad van de Wiardi Beckman Stichting

S. Rozemond, voorzitter Nel Barendregt

G. van Benthem van den Bergh J.Th.J. van den Berg

Rein Bloem Johanna Fortuin Wouter Gortzak C.A. de Kam Th.J.A.M. van Lier H. Molleman W. Polak Hugo Priemus H. van Stiphout B. Akkerboom Greetje van den Bergh Paul Kalma, secretaris Chris Rutenfrans, eindredacteur Paul Scheffer Bart Tromp Ger Verrips W.J. Witteveen Postbus 1310 I 000 BH Amsterdam telefoon 020-5512155 Bohn Stafleu Van Loghum Postbus 246, 3990 GA Houten telefoon 03403-95711 De abonnementsprijs bedraagt

f 73,- per jaar incl. btw en verzendkosten Lo e nummers f 7,75

Abonnementenadministratie: Libresso bv (Distributie van vakinformatie), postbus 23,

7400 GA Deventer, telefoon 05700-33155

Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk I december van het lopende abonnementsjaar worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging word! het abonnement automarisch voor een jaar verlengd.

Bij wijziging van naam en/of ad res verzoeken wij u een gewijzigd adresbandje toe te zenden aan Libres o bv, (distributie van vakinfom1atie) postbus 23,

7400 GA Deventer

Gebruik voor uw betalingen bij voorkeur de te ontvangen stortingsacceptgirokaarten; dit vergemakkelijkt de administratieve verwerking

Opgave van advertenties aan de uitgever: telefoon 03403-95711. Advertentietarief l/1 pag. f 520,-ISSN 0037-8135

90/9

jaargang 47

Inhoud

A.A. de Jonge- Overwegingen bij het einde 225 van het Nederlandse communisme

Jos de Beus- De economische filosofie van 232 Amartya Sen en het hedendaagse socialisme Tilman Fichter- Democratisering in plaats van 238 deling

Paul de Beer en An Huitzing- Criteria voor 242 een samenhangend inkomensbeleid

Column 223 Gedicht 251 Signalementen 252 Klassieken 253 Pen op Papier 256 WBS-nieuws 231 Copyright

Behoudens uitzondering door de Wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het au-teursrecht c.q. de uitgever van deze uitgave, door de recht -hebbende(n) gemachtigd namens hem (hen) op te treden, niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of an-derszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of ge -deeltelijke bewerking. Stichting Reprorecht.

(3)

Horen, zien,

publice-ren?

Strijdbaar riep journalist Max van Weezel uit: 'Je moet in hun milieu duiken, met ze koffie drinken en onthullen welke ideeen en contacten ze hebben!'. Oat was op een studiemiddag van de Nederlandse Vereniging van Jour-nalisten over wat 'we' van de media nou toch aanmoes-ten met 'ze' van extreem-rechts. Onze eerdere actie 'dood-zwijgen' had helemaal niets geholpen en dus riep Van Weezel op tot de methode van het kapot-ont-hullen.

In hun milieu duiken dus. Horen, zien en onthullen. Precies dat deed de Franse joumaliste Anne Tristan maar ze liet het niet bij koffie drinken. Zij meldde zich in Marseille aan als lid van het Front National en wist het al gauw tot secretaresse van een afdeling te bren-gen. Oat vertrouwenswerk deed ze een half jaar, toen verdween ze weer en schreef haar onthullingen: Aan het front, zes maanden gei"nfiltreerd bij Le Pen. Front? Hoezo front? Is er in Frankrijk sprake van een burger-oorlog?

De bekendste in-hun-milieu-duiker en kapot-onthuller is natuurlijk de Duitse journalist GUnther Wallraff. Ja-renlang slaagde hij er steeds opnieuw in om onder valse naam, aangepast uiterlijk (hij heeft zelfs wei eens plas-tische chirurgie overwogen) en met voorgewende be-doelingen bij bedrijven en organisaties binnen te drin-gen. Want aldie vijandige 'systemen' (ja 'systemen', daar hoor je tegenwoordig niet veel meer over ... ) moe-ten worden overwonnen. Af en toe ko.m je in zijn zoge-naamde Ongewenste Reportages wei de angst tegen dat iemand zijn vermomming zal doorzien, maar nooit enige twijfel aan de juistheid van deze infiltratieme-thode, van de methode van het meedoen, van het aan-gaan van menselijke betrekkingen om datgene wat nog prive was nu publiek te maken.

Wolf Bleek is ook een milieu ingedoken. Een klein stadje in Ghana. In het huis van ene Amo huurde hij samen met een Ghanese student een kamer en ging het familieleven meeleven. Niet als idealistische spion ten bate van de revolutie van Rawlings, evenmin om de CIA, die in verband met die revolutie een uitgebreid netwerk in Ghana had (dat overigens doordat een CIA-dame verliefd werd op een Rawlings-heer werd ver-klapt en opgerold, daar vielen doden bij) ter wille te zijn, ook niet om corrupte regeringspraktijken te ont-hullen maar 'om hun Ieven van nabij mee te maken en te begrijpen' zoals hij schrijft in zijn openhartige terug-blik Achter de coulissen; anthropologisch veldwerk in Ghana. Bleek begon ermee huwelijks- en verwant-schapsrelaties in kaart te brengen. Tijdens ruzies en roddels ving hij wat op over beschuldigingen van hek-serij en over fataal afgelopen abortussen. In 'zijn' fami-lie was er tenminste een schoolgaand meisje doodge-gaan aan de gevolgen van een illegale abortus. Abortus

223

Johanna Fortuin

Publiciste; lid van de redactie -raad van SenD

socialisme en democratie nummer 9

(4)

sociatisme en democratie nummer 9

september 1990

is in Ghana verboden. Meisjes en vrouwen die het toch doen of Iaten doen !open grote risico's. Hoe kom jeer achter wat zich in dat verboden, geheimgehouden, be-schamende levensterrein van sex, ongewenste zwan-gerschap en abortus afspeelt? Bleek: 'Het aangaan van een intieme relatie met een vrouw, aileen om daa~·door

meer wetenschappelijke informatie te verkrijgen, vind ik verwerpelijk. We! kan ik mij voorstellen ... ' en dan volgt er een betoog vol mitsen en maren. In dit di-lemma zijn de sleutelwoorden 'intiem' en 'aileen'. Maar tja: Hoe intiem is eigenlijk 'intiem' en hoe aileen is precies 'aileen'? Bleek is een man en hij heeft het over een relatie 'met een vrouw' dus dan gaan de ge-dachten voor de invulling van het woord 'intiem' min-der naar het koffie drinken en meer naar het de koffer-in. Oat 'met een vrouw' vind ik niet essentieel zoals ik ook het 'wetenschappelijke' van die informatie niet doorslaggevend vind. Ook de journalist, de spion en zelfs de literator hebben met deze afweging te maken. Bleek wilde het zwijgen over de door hem opgemerkte pijnlijke levensproblemen doorbreken: 'lk heb lang met het plan rondgelopen om het Ieven van Amo' s fa-milie in de vorm van een roman te beschrijven. De reden waarom ik daar nooit aan toegekomen ben is veelzeggend: ik realiseerde me dat ik nog te weinig wist, begreep en doorvoeld had'. Dus geen roman waarin aile strafbare feiten voor politie en pastoor on-herkenbaar zijn versleuteld. Een proefschrift dan maar: Sexual relationships and birthcontrol in Ghana; a case study of a rural town. De naam van dat stadje werd ver-anderd in een schuilnaam. Ook in Nederland gebeurt dat wei. Het plaatsje Stroomkerken bijvoorbeeld (on-derwerp van een sociologisch proefschrift) zal men op een kaarl van Nederland tevergeefs zoeken. De naam van die familie waaruit de meeste verhalen waren ge-komen werd ook veranderd in een schuilnaam. De naam Wolf Bleek, tenslotte, is bij de Nederlandse Bur-gerlijke Stand onbekend. Ook dat is een schuilnaam. Zoals het persbericht bij het proefschrift uitlegde: om de informanten te beschermen. Impliciet wordt daar-mee ook een beleidskeuze gemaakt: de wetsovertreders worden niet onthuld maar verhuld. Bleek weigert alles te zien in zijn eigen cultuur en eigen context. Hij ziet leed en verklaart zich daartegen. Het verbieden van buitenhuwelijkse sexuele verhoudingen, van verkoop

224

- -

-van voorbehoedmiddelen aan ongehuwden en van abortus lost volgens hem niets op.

(5)

Overwegingen bij bet einde van bet Nederlandse

communtsme

De besluiten die het congres van de Communistische Partij van Nederland (CPN) op 9 juni j.l. genomen heeft betekenen in feite het einde van deze partij. Offi-cieel zal de CPN haar bestaan nog minstens een jaar rekken, maar zij zal geen verkiezingsprogramma's meer vaststellen, geen kandidaten meer stellen en geen verantwoording van haar volksvertegenwoordigers meer vragen: dat alles zal voortaan gedaan worden door Groen Links, de combinatie waarin de CPN met drie andere partijen samenwerkt.

De besluiten van 9 juni hebben in de vaderlandse pers opvallend weinig aandacht getrokken en men mag aan-nemen dat die aandacht nog .geringer zal zijn, als de CPN over enige tijd ook officieel ophoudt te bestaan. Toch is de CPN met haar 81 jaren de oudste partij van Nederland (sinds ARP en CHU in het CDA opgingen). Voorts is zij vanaf 1919 de Nederlandse tak van de communistische wereldbewegingen geweest. En gedu-rende heel haar bestaan heeft de sociaal-democratie haar aanwezigheid moeten voelen en met haar rekening moeten houden: als met een afgedwaalde broeder, een vijand, een concurrent, een 'horzel' of hoe men het ook wil zien. Reden genoeg dus om in dit blad aandacht aan haar verdwijnen te wijden, ook al zal haar forrnele li-quidatie nog enige tijd in beslag nemen.

In onderstaande beschouwing zal ik niet pogen een al -gemeen overzicht van de geschiedenis van de CPN te geven, doch mij - na een uiteenzetting over het ont-staan van de partij - in hoofdzaak beperken tot een thema: de verhouding tussen het Nederlandse commu-nisme en de sociaal-democratie (achtereenvolgens beli-chaamd in SDAP en PvdA). Ik zal daarbij zowel de houding van de CPN jegens SDAP en PvdA als die van SDAP en PvdA jegen CPN behandelen. En naast het punt van de houding van de sociaal-democratische par-tijen tegenover de CPN als partij - meestentijds in het grootste dee! van ons land een kleine partij die als

te-genstander van secundair belang was - is er nog een ander thema: dat van het standpunt, dat de sociaal-de-mocratie innam tegenover de communistische wereld-beweging en haar ideologie, waarvan de CPN de Ne-derlandse vertolkster was; ook die kant van de zaak wil ik belichten.

De oorsprong

De Nederlandse communisten hebben zelf altijd moeite gehad met het geboorteuur van hun partij. In 1952, op het hoogtepunt van het stalinisme, decreteerde het PB van de CPN dat 1919 - het jaar van aansluiting bij de Komintern - als geboortejaar van de partij gezien moest worden: men wilde de inheemse oorsprong zo-veel mogelijk bagatelliseren ten gunste van het 'Iicht uit het Oosten' dat in 1917 door Lenin was ontstoken.

Voor historici lijdt het echter geen twijfel dat het ont- A.A. de Jonge staan van de partij gedateerd moet worden op 14 maart Historicus

1909, toen ongeveer vier honderd uit de SDAP gestapte marxisten de Sociaa/-Democratische Partij in Ne

der-land (SDP) oprichtten.

Aan de scheuring van 1909 was een decennium van in -terne strijd in de SDAP voorafgegaan. Waarover ging die strijd? Meestal ziet men er een kwestie van inter-pretatie van het marxisme in: het marxisme als ideolo-gie versus het marxisme als 'nuttige, maar onvolko-men, methode tot maatschappijanalyse', zoals een nota van het PvdA-partijbestuur uit I 981 het uitdrukt.' Daar kan men mee instemmen, mits men er bij aantekent dat de mensen die in I 909 de SDAP verlieten met hun ide-ologische uitleg de 'echte' marxisten waren. Wie het marxisme als een vorrn van wetenschappelijke maat -schappijanalyse ziet, doet Marx en Engels onrecht: zij waren geen wetenschappers, maar bevlogen politici en hun theorieen dienden om kwasi-wetenschappelijk te bewijzen, wat zij bewijzen wilden, namelijk de onver-. mijdelijke ondergang van het kapitalisme en zijn aflos-sing door het socialisme, via klassenstrijd, revolutie en dictatuur van het proletariaat. Aan die theorieen hi elden de oprichters van de SDP onverkort vast. Anders dan in Duitsland, waar Eduard Bernstein eind negentiende eeuw de noodzaak tot herziening van het marxisme openlijk aan de orde gesteld had, ging de strijd in Ne-derland niet in de eerste plaats om zuiver theoretische vraagstukken, maar meer om de tactische consequen-ties van de theorie.

In een reeks van kwesties botsten de strenge marxisten op de parlementaire !eiders en weldra ook op de vak -bondsleiders van hun partij: over de kleine boeren, het bijzonder onderwijs, sociale wetgeving, de tactiek bij verkiezingen enzovoort. Dat het tot een scheuring kwam lag echter niet aan de geschillen zelf, maar aan de manier waarop ze door de marxistische oppositie werden uitgevochten. In 1907 begon het marxistische trio D. Wijnkoop, W. van Ravesteyn en J. Ceton met de uitgave van het weekblad De Tribune, waarin de partij-leiding tel kens fel werd aangevallen. Toen men met dat blad ook op openbare vergaderingen van de partij ging colporteren, was met name voor Troelstra de maat vol en in februari 1909 besloot een buitengewoon partij-congres om de drie Tribune-redacteuren uit de SDAP te royeren, nadat zij geweigerd hadden hun blad op te hef-fen. Ongeveer vierhonderd anderen traden toen ook uit en richtten, zoals gezegd, de SDP op.

Dus: 1909 en geen ander jaar is het geboortejaar van het Nederlandse communisme. Dat de SDP in novem -ber 1918, uit de solidariteit met de Russische Oktober-revolutie, haar naam veranderde in Communistische

Partij in Nederland (CPN) was vooralsnog niets meer

225

socialisme en democratic nummcr 9

(6)

socialisme en democratie nummer 9

september 1990

dan een naamsverandering: de !eiders bleven dezelfde, inclusief het oprichterstrio. Bovendien: reeds in de voorafgaande acht jaren had de SOP een karaktertrek ontwikkeld die vaak als typerend voor leninistische partijen gezien wordt, namelijk een combinatie van ide-ologisch dogmatisme met opportunisme in de tactiek, waarbij vooral het gebrek aan scrupules in de keuze van bondgenoten opvalt. Deze karaktertrek kan men verklaren als een rechtstreeks uitvloeisel van het ortho-doxe marxisme: juist hun rotsvaste zekerheid historisch aan de goede, winnende kant te staan maakt de 'echte' marxisten amoreel in de keuze van hun middelen. Wijnkoop c.s. hadden geen Lenin nodig om dat te leren.

Dee! van de wereldbeweging

Linkse splintergroepjes die de moederbeweging te tam, te opportunistisch of te weinig 'revolutionair' vonden hebben de sociaal-democratie door de jaren heen op haar weg begeleid. Meestal echter waren zij van korte levensduur. Zo is bij voorbeeld de in I 932 gestarte On-afhankelijke Socialistische Partij (OSP)-met haar vier duizend !eden de grootste aderlating die de SOAP ooit heeft ondergaan-reeds na enkele jaren uiteengevallen en ondergegaan. Ook de SOP leek aanvankelijk een kwijnend plantje: begin 19 I 4 had ze het nog niet verder gebracht dan ruim vijf honderd !eden, in oktober 1918 - na vier jaar wereldoorlog, een door haar agitatorisch duchtig benutte tijd - waren het er ongeveer elf hon-derd. Getransformeerd tot CPN heeft ze echter een be-staan van 81 jaar mogen beleven. Hoe komt dat? Het antwoord moet luiden: doordat zij zich in maart 1919 aansloot bij de door Lenin opgerichte Communistische Internationale (Komintern).

Reeds aan het begin van de Eerste Wereldoor1og had Lenin geponeerd dat de Socialistische Internationale 'bankroet' was, nu in aile oorlogvoerende Ianden de meerderheid van de socialisten het streven naar revo1u-tie had ingeruild voor samenwerking met de 'eigen' bourgeoisie. Een nieuwe Internationa1e van echte revo-lutionairen was nodig die radicaal zou breken met de 'sociaal-verraders'; om de breuk met de sociaal-demo-cratie te markeren haalde Lenin de sinds een halve eeuw in onbruik geraakte term 'communisme' weer te voorschijn.

De Communistische Internationale was streng centra-listisch opgebouwd: de aangesloten partijen vormden 'secties' (de CPN werd een tijdlang aangeduid als CP Holland) die de besluiten van de Komintern-organen onvoorwaardelijk dienden uit te voeren. Daar de revo-luties buiten Rusland Of uitbleven Of mislukten, werden die organen al spoedig niet aileen door Russen over-heerst, maar werd ook de Komintern-politiek geheel ondergeschikt gemaakt aan de staatsbelangen van de Sowjet-Unie.

Het heeft enige jaren geduurd voordat de CPN een vol-ledig volgzame sectie van de nieuwe lnternationale ge-worden was. Op zijn laatst in 1930 was het zo ver en kwam, met de zegen van Moskou, een Ieiding tot stand die geen duimbreed meer afweek van de sowjet-in-structies; als voornaamste man kwam daarin we1dra

226

Paul de Groot naar voren die vanaf 1938 bijna veertig jaar lang in de CPN de dienst zou uitmaken.

Als lid van de Komintern werd de CPN deel van de communistische wereldbeweging en daarmee kreeg zij de stabiliteit die de reden is van haar duurzaamheid. De CPN-Ieden hadden voortaan het prettige besef dee! uit te maken van een beweging die op een zesde van het aardoppervlak (na 1945 werd het zelfs een kwart van dat oppervlak!) de macht al uitoefende, een beweging waaraan de toekomst toebehoorde; dat maakte die CPN'ers ongevoelig voor de wisselingen in de kiezers-gunst: als de kiezers haar in de steek lieten, dan bewees dat aileen maar weer eens de achterlijkheid van Neder-land. Het deelgenootschap in de Komintern gaf de CPN nog meer voor de stabiliteit van een partij bevorderlijke elementen: een dogmatische, maar gemakkelijk te be-vatten theorie (het 'marxisme-leninisme'), een soort subcultuur met eigen taalgebruik, rituelen en symbolen en een strakke centralistische organisatie.

(7)

Grote broer of grote vijand?

Naam en program van de SDP wijzen erop dat de afge-scheidenen van 1909 zichzelf aanvankelijk zagen als de

'echte sociaal-democraten' en de SOAP derhalve als de

grote broer die van zijn opportunistische dwalingen

te-ruggebracht moest worden op het rechte pad, waama de

eenheid hersteld zou kunnen worden. In de praktijk

echter evolueerde de houding van de SDP jegens de

SOAP in korte tijd van scherpe kritiek tot ongeremde

vijandigheid. In de vakbeweging verschoof de steun

van de SDP al snel van het NYY naar het door

anarcho-syndicalisten overheerste NAS. Nadal de Eerste

We-reldoorlog was uitgebroken ging de SOP samenwerken met principieel anti-marxistische elementen (anarchis-ten, christen-pacifisten) met het doel de SOAP afbreuk te doen; in Amsterdam was vooral de SDAP-wethouder Wibaut het mikpunt van ophitsende aanvallen der Wijnkopianen.

Praktisch veranderde er dus niet zo veel, toen de tot

CPN omgedoopte partij zich in 1919 bij de

Communis-tische Internationale aansloot. Principieel echter wei:

voortaan was de band met de sociaal-democratie niet

aileen in de praktijk, maar ook in de leer verbroken en

van afgedwaalde grote broer werd deze

sociaal-demo-cratie tot de grote vijand.

Toen Lenin in april 1917 zijn idee van een nieuwe In-temationale lanceerde, schreef hij dat de meerderheid

van de sociaal-democratische !eiders in aile Ianden tot

'sociaal-chauvinisten' was verworden. 'Deze mensen

zijn onze klas e-tegenstanders. Zij zijn naar de kant van de bourgeoisie overgelopen' .2 En in de

opnemings-voorwaarden voor de nieuwe lntemationale die Lenin

op het oprichtingscongres van 1919 voorstelde wordt

de naamsverandering (aile secties dienden zich 'com-munistisch' te noemen) als volgt beargumenteerd: 'De Kommunistische lnternationale heeft aan de gehele burgerlijke wereld en aan aile gele sociaal-demokrati-sche partijen een strijd op Ieven en dood verklaard. Het is noodzakelijk, dat aan iederen eenvoudigen wer-ker het onderscheid tussen de communistische partijen en de oude officiele "sociaal-demokratische" of "so-cialistische" partijen, die het vaandel van de arbei-dersklasse hehben ven·aden, volkomen duidelijk is' .3 De formulering ('strijd op Ieven en dood') moge te ver-klaren zijn uit de bijzondere situatie van 1919, de

grondhouding van de communisten bleef vanaf dat jaar

onveranderd: de sociaal-democratische !eiders waren in

feite de hoofdvijand, omdat zij door hun misleidende

werk verhinderden dat de meerderheid van de arbeiders

zich bij de communisten aansloot. In de bestrijding van

die hoofdvijand wisselde echter de tactiek en die tacti-sche wisselingen werden, zoals reeds aangeduid, vanaf het aan de macht komen van Stalin (en eigenlijk a! eer-der) geheel bepaald door de belangen van de Sowjet-Unie.

Men kan enkele hoofdperioden aanduiden: in de

pe-riode 1922-1928 werd de bestrijding wat afgezwakt en

deden de communi ten voorstellen voor gemeenschap-pelijke optreden aan de sociaal-democraten. In 1928 ging Stalins overgang naar een geforceerde industriali-atiepolitiek gepaard met een zwenking van de Komin-tem naar een volledig i olement, waarbij de

sociaal-de-mocraten (nu 'sociaal-fascisten' genoemd) weer de volle laag kregen. In 1934 dreef toenemende ongerust-heid over de politiek van Hitler-Duitsland Stalin tot een nieuwe ommezwaai: de tijd van de 'volksfronten' met

sociaal-democraten en ook met 'burgerlijke'

democra-ten brak aan. De volksfronten waren in feite overal al doodgebloed, toen Stalins pact met Hitler (augustus 1939) het ein werd voor weer een volledige draai. Samen met aile andere Westerse democraten werd de

sociaal-democratie weer verdoemd en dat bleef zo tot

de overval van Duitsland op de Sowjet-Unie. Nadat in 1947 de Koude Oorlog was begonnen, gaven de Russen met de oprichting van een 'Informatiebureau' van negen communistische partijen (in de wandeling

'Kominform' genoemd) het sein voor een nieuwe

pe-ri ode van 'stpe-rijd op Ieven en dood'; zij was in de ver-houding tussen communisten en sociaal-democraten

een absoluut dieptepunt, waaraan pas een einde kwam

toen in 1955 Stalins opvolgers halfslachtige toenade-ringspogingen begonnen.

Wat betreft de vraag, hoe de CPN de verschillende koerswendingen voltrok, volstaan wij met de vaststel-ling dat zij zich volgzaam naar de Moskouse lijn voegde, al was er soms enig tempoverschil (zo werd de radicale koersverandering van 1928 pas volledig

over-genomen, nadat de Komintem in 1930 een nieuw

par-tijbestuur had afgedwongen). En verder dient men te beseffen dat die tactische wijzigingen de grondhouding van de rechtgeaarde CPN'er jegens de

sociaal-demo-cratie onveranderd lieten: zij was en bleef de grote

bar-riere tussen de Nederlandse arbeiders en het commu-nisme en het ging er om de arbeiders aan haar invloed te onttrekken. Soms door felle en ongenuanceerde

be-strijding, soms door eenheidsvoorstellen die stellig

door de Ieiding van SDAP/PvdA afgewezen zouden worden; in het laatste geval hoopte men verdeeldheid tussen de sociaal-democratische Ieiding en haar !eden en achterban te zaaien en liefst ook de Ieiding zelf te

verde len. Kortom, voor de CPN'er was zijn houding

je-gens de sociaal-democratie een voortdurende

'worste-ling om de ziel van de arbeider'.

Daarbij moet men opmerken dat de houding van felle bestrijding de gemiddelde CPN'er vee! beter afging dan de meer genuanceerde benadering via toenade-ringsvoorstellen. Koerswijzigingen in gematigde rich-ling kostten de Ieiding dan ook vee) meer overtuigings-kracht tegenover de 'gewone !eden' dan omgekeerde wendingen. De meest serieuze toenaderingsperiode (die van 1934-'39) is in electoraal opzicht dan ook voor de CPN een tijd van stagnatie geweest, in tegenstelling tot de vier voorafgaande jaren. Na de bevrijding in 1945 was er opnieuw sprake van toenadering van

CPN-zijde, maar zij eindigde eigenlijk al in 1946 - eerder

dan in andere Westeuropese Ianden -, waarbij naast het buiten de regering houden van de CPN vooral de Indo-nesische kwestie een rol heeft gespeeld.

Nadal Moskou in de herfst van 1947 het sein voor een nieuwe radicale fase had gegeven, kon ook de CPN-lei -ding er weer ouderwets tegenaan. Paul de Groot deed het in zijn congresrede van Kerstmis 1947 aldus: 'Maar toch bestaat er bij ons nog niet het volle besef

227

socialisme en democratie nummer 9

(8)

socialisme en democratie nummer9

september 1990

van de grenzeloze ontaarding waartoe de /eiders van de PvdA zijn vervallen ... Zij hehben niet al/een valle-dig met het sociaal-democratische verleden gebroken, zij zijn in steeds meerdere mate tot de ergste en

gevaar-/ijkste vijanden van de arbeidersklasse en van de natie

geworden' • Vier jaar later ging ook dat 'sociaal-demo-cratische veri eden' onder de communistische

sloopha-mer. Had Lenin in 1919 aan de Socialistische

Interna-tionale in het veri eden nog een zekere positieve rol

toe-gekend, het door het CPN-partijbestuur vastgestelde Leerboek voor de Arbeidersbeweging oreerde in 1951:

'Men hoort vaak verkondigen, dat de S.D.A.P. in haar

"glorietijd" een socialistische partij zou zijn geweest, die echter later "verwaterde". Dit is niet juist. De

S.D.A.P. was van het begin af aan het sociale steun-punt van de bourgeoisie in de arbeidersklasse. Zij had ten doe/ de arbeidersklasse te verde/en en aan het im-perialisme onderworpen te houden' .5 Daarmee was wei

een dieptepunt bereikt. Spoedig daama ging de CPN

weer uit het samenwerkingsvaatje tappen ('eenheid

tegen Romme') en na de dood van Stalin voerde diens

opvolgers geleidelijk koerswijzigingen door die ook de

CPN meemaakte.

Het feitelijk uiteenvallen van de communistische we-reldbeweging door het Russisch-Chinese conflict vanaf 1960 heeft de CPN wei onafhankelijk gemaakt in haar

koersbepaling, maar haar stand punt tegenover de PvdA

in .de eerste tijd niet gewijzigd. Dater in de verhouding

tussen de twee partijen in de late jaren zestig niettemin

wat ging veranderen, lag niet primair aan de CPN, maar

was het gevolg van ontwikkelingen binnen de PvdA. Daarmee komen we op een volgend onderwerp.

De houding van de sociaal-democratie

Was voor de communisten de sociaal-democratie altijd

als een reus die hun de weg versperde, voor de

sociaal-democraten was de CPN meestal niet meer dan een hin-derlijke dwerg, waaraan ze weinig aandacht behoefden te schenken. (Opgemerkt moet daarbij worden dat dat plaatselijk niet gold voor de drie bolwerken -Amster-dam, de Zaanstreek en Oost-Groningen- waar de CPN

vanaf de jaren twintig tot eind jaren zestig steevast

ruim een derde van haar aanhang had zitten; die drie bolwerken tezamen vormden echter nog geen tiende deel van de hele Nederlandse bevolking.) Het uittreden van de strenge marxisten in 1909 was door vele

SDAP'ers met een hartgrondig 'opgeruimd staat netjes'

verwelkomd en inderdaad school, na het verwijderen van de splijtzwam, de kiezersaanhang van de SDAP

omhoog (in 1913 sprong ze van zeven op achttien ka-merzetels). De felle en onprincipiele bestrijding in die

jaren door Wijnkoop c.s. maakte de stemming er bij de

SDAP niet vriendelijker op. In de jaren 1923-'30 was de intern verdeelde CPH als politieke factor te onbete-kenend geworden om nog aandacht te ontvangen. Men moet intussen niet over het hoofd zien dat de

prin-cipiele houding van de Nederlandse sociaal-democra-ten tegenover het communisme in de jaren twintig niet

zo ondubbelzinnig was als hun praktisch-politieke hou-ding jegens de CPN (CPH) zou doen denken. De

ont-wikkelingen in Rusland werden door velen van hen met

welwillende belangstelling gevolgd en men sprak

eufe-228

mistisch van het 'sowjet-experiment'. Dat socialisten

hun doe) altijd aileen langs democratische weg zouden

mogen nastreven, werd in de nadagen van de

'revolu-tiepoging' van 1918 door de meerderheid van de SDAP ontkend; die meerderheid hield dan ook vast aan het marxistische dogma dat het socialisme 'historisch on

-vermijdelijk' was. En dat impliceerde dat communisten en sociaal-democraten toch eigenlijk aileen ten aanzien

van de methoden verschilden, maar dat hun einddoel hetzelfde was. Sommigen relativeerden dat nog meer:

sowjet-methoden waren voor een land als Nederland ongewenst, maar in het 'achterlijke' Rusland lag dat

misschien anders.

In de jaren dertig veranderde de situatie. Ten eerste: al

bleef de CPN een kleine partij, onder invloed van de economische crisis groeide haar aanhang toch niet on -aanzienlijk. In het bijzonder in de vakbeweging werden

de communisten actief. De Ieiding van het NVV onder -vond de communistische activiteit onder zijn \eden als

uitermate bedreigend en in 1933 nam het NVV -congres een resolutie aan, waarin het lidmaatschap van het ver

-bond onverenigbaar werd verklaard met dat van de

CPN. (Pas in 1971 werd deze resolutie ingetrokken; zij

was met wisselende gestrengheid toegepast naar gelang

van de politieke toestand.)

Ten tweede: het aan de macht komen van Hitler ( 1933) had een tegenstrijdige uitwerking. Enerzijds maakte het

velen bewust van de waarde van de democratie en

waakzaam tegen aile anti-democraten, hetzij 'rechts' of 'links'. Anderzijds gingen er stem men op om tot sa

-menwerking te komen met de communisten tegen de

gemeenschappelijke fascistische vijand. De oude Wi-baut, voornaamste tolk van laatstgenoemde stroming,

pleitte in De Socialistische Gids ( 1933) zelfs voor

sa-menwerking op grond van het 'gemeenschappelijk

doel' van communisten en sociaal-democraten (te

weten: de opheffing van het kapitalisme).6 Hoewel deze

stroming steun kon putten uit de houding van het bu-reau van de Socialistische Internationale, bleef zij in de

SDAP zonder praktische invloed. Een besluit van

ge-noemd bureau om aan de communistische partijen

sa-menwerking voor te stellen werd door de

SDAP-Iei-ding afgekeurd. Fractievoorzitter Albarda schreef ero-ver: 'Aan onze trouw aan de democratie mag geen twijfel worden gewekt of gedu/d. Een bondgenootschap met de communisten zou die trouw in ontrouw doen verkeren' .1

Anders dan bij voorbeeld in Frankrijk washier, gezien

de kleine omvang van de CPN, geen groot praktisch nut te verwachten van samenwerking met haar, terwijl de SDAP juist bezig was zich uit haar isolement ten op-zichte van de andere democratische partijen te

bevrij-den. Maar hoofdzaak was toch wei de ontwikkeling van

het denken in de SDAP in de richting van een princi

-piele - en niet Ianger aileen pragmati che -

aanvaar-ding van de democratie. De ontwikkeling in de

Sowjet-Unie, die aanvankelijk de 'samenwerkers' gelijk scheen te geven, droeg vanaf 1935 - het uitbreken van

de grote terreur-en zuiveringsgolf-koren op de mol en van Albarda c.s. Dat de verstandhouding tussen

Neder-landse sociaal-democraten en communisten vanaf 1935

(9)

wat ont pannener was dan daarvoor, kwam vooral door de meer gematigde opstelling van de CPN, waarover we al spraken. Het Duits-Russische Pact van 1939 maakte daar een eind aan en in de laatste maanden voor de bezetting was de verhouding slechter dan ooit. Tijdens de Duitse bezetting zette de illegaal geworden

CPN haar be trijding van de SOAP aanvankelijk voort, ook nog-zij het in mindere mate dan daarvoor- nadat Duitsland de Sowjet-Unie had aangevallen. De SDAP had in juli '40 als partij opgehouden te bestaan, maar diverse van haar leiders namen individueel aan het

ver-zet deel; van hen bleef vooral de partijvoorzitter

Vor-rink een gehamaste anticommunist en nog in 1942 pu-bliceerde hij een clandestiene brochure, waarin de CPN fel bestreden werd.8 Pas vanaf medio 1943 hielden de

wederzijdse aanvallen op en in het laatste

bezettings-jaar werkten communisten en sociaal-democraten in it-legale commissies en organen samen.

Na de bevrijding stelde de CPN, op l september 1945,

aan de SOAP samenwerking en zelfs 'zo mogelijk'

fusie voor. Het bestuur van de SDAP wees dat voorstel

af, onder verwijzing naar de onduidelijke houding van de CPN ten opzichte van de democratie en haar kritiek-loze aanvaarding van het politieke stelsel in de

Sowjet-Unie. In plaats daarvan zocht de SDAP verbreding

'naar rechts', wat leidde tot haar opgaan in de Partij van de Arbeid. Niet weinig oude socialisten moeten dit als

'verburgerlijking' afgewezen hebben, wat - naast de

verzetsreputatie van de communisten en het door de

oorlog sterk gestegen prestige van de Sowjet-Unie- de CPN in de kaart speelde: bij de kamerverkiezingen van mei 1946 kreeg ze l 0,5 procent van de stem men tegen

3,3 procent in 1937, een winst die grotendeels van de PvdA werd afgepakt. Voor het eerst in de geschiedenis

was de CPN op landelijke schaal voor de sociaal-demo-cratie een serieus te nemen concurrent geworden.

Ondanks daten ondanks toenemende meningsverschil-len over de lndonesie-politiek - de CPN verzette zich fel tegen uitzending van dienstplichtigen naar

lndone-sie door de KVP-PvdA-regering van Beet en

vervol-gens tegen de militaire acties tegen de lndonesische re-publiek- was de verhouding tussen de twee partijen in de eerste twee naoorlogse jaren zakelijker dan ze ooit

geweest was. Bewijs daarvoor is het feit dat de ruim dertig wethoudersposten, die de CPN in 1946 kreeg,

al-lemaal verkregen werden in gemeenteraden, waarin CPN en PvdA samen de meerderheid hadden.

Van zakelijker dan ooit tevoren naar vijandiger dan

ooit tevoren: die omslag in de verhouding voltrok zich binnen enkele maanden vanaf eind 1947. Oorzaak

daar-van waren de ontwikkelingen in Oost-Europa en de manier, waarop de CPN zich daarmee solidariseerde.

De Koude Oorlog was begonnen. Nieuw was niet

ai-leen dat de CPN voor het eerst een numeriek serieus te nemen concurrent was, maar ook dat de CPN nu ge-vaarlijk geacht werd als agentuur van een bedreigend

geachte buitenlandse macht, het communistische blok

onder Russi che Ieiding. Voor vele Nederlanders was, met de bezetting net achter de rug, de CPN een poten-tiele 'nieuwe NSB '. De CPN-Ieiders, met hun roem-rijke verzetsverleden, wezen die verdenking natuurlijk

verontwaardigd van de hand, maar gaven er door hun houding jegens Oost-Europa niettemin telkens nieuw voedsel aan.

In de campagne tegen de CPN tijdens de Koude Oorlog volgde de PvdA niet de andere partijen, maar liep zij voorop! PvdA-Kamerleden waren het felst in het nege-ren van hun CPN-collega's. PvdA-wethouders wanege-ren het actiefst in het weren van communisten uit

gemeen-tedienst. De Vara was de enige omroep die haar

micro-foon weigerde aan elk orkest, waar CPN'ers in

speel-den. De anti-communistische ijver uit die jaren lijkt, achteraf bekeken, vaak buiten aile proporties geweest

te zijn. Wil men de historische objectiviteit ook hier in

acht nemen, dan moet men echter twee zaken mee in

aanmerking nemen. Ten eerste dat het anti-commu-nisme van vee! sociaal-democraten ook een gevolg was van oprechte teleurstelling, omdat de verwachte demo-cratisering en humanisering van het sowjet-systeem

uitgebleven waren. Ten tweede ontkomt men niet aan de indruk dat PvdA-Ieiders als Vorrink, Vermeer, Suur-hoff, Meijer Sluijser en anderen hun anti-communisme tegenover hun aanhang zo fel beleden, omdat zij meen-den dat die aanhang dat harder dan anderen nodig had! Stemmingen als 'we willen eigenlijk hetzelfde als de

communisten, aileen met andere methoden' waren in 1948 niet zomaar verdwenen. En dan was er, nogmaals, de kwantitatieve factor. Een stad als Amsterdam telde in 1946 ruim dertig procent CPN-stemmers; er was harde strijd voor nodig om dat percentage omlaag te krijgen.

Na Stalins dood is het anti-communisme van de PvdA nog een keer heftig opgevlamd, namelijk door de

ge-beurtenissen in Hongarije herfst 1956. Maar vanaf het begin van de jaren zestig zien we een duide1ijke af-name: men bleef tegen de CPN, maar dat had niet meer de hoofdaandacht en de vormen ervan werden milder, toleranter. Een PvdA-minister (Vrolijk) gaf in 1965 de CPN radio- en televisiezendtijd. En in 1966 werkte de PvdA eraan mee dat Amsterdam voor het eerst na

acht-tien jaar weer een communistische wethouder kreeg. Wat was er veranderd? Verschillende dingen. De PvdA werd in 1958 oppositiepartij en bleef dat, met een korte onderbreking in 1965-'66, tot 1973. De Koude Oorlog

ebde af door verbeterde betrekkingen tussen Amerika

en de Sowjet-Unie. Mede daardoor kwamen de proble-men van de 'Derde Wereld' meer in de aandacht. En tenslotte was er, vanaf 1966, binnen de PvdA de op-komst van 'Nieuw Links' dat binnen enkele jaren de macht in de partij voor een groot deel wist over te nemen.

Nieuw Links

Verstaat men onder 'Nieuw Links' niet aileen de onder die naam georganiseerde groep, maar de veel bredere

en zeer heterogene vernieuwingsbeweging in de PvdA, dan kan men zeggen dat die beweging onder andere de volgende kenmerken had: een nieuw activisme, met de nadruk op buitenparlementaire activiteit; een reveil van marxistische denkbeelden, overigens van nogal op-pervlakkige aard (van een grondige herbestudering van Marx, Engels etc. was geen sprake); en een soort ideo-logisering van de buitenlandse politiek.

Buitenparle-229

socialisme en democratie nummer 9

(10)

socialisme en democratie nummer9

september 1990

mentaire acties zijn toelaatbaar in een parlementaire democratie, zolang zij niet ontaarden in dwang van een minderheid tegen de meerderheid; die grens werd in de praktijk vaak dicht genaderd en zelfs overschreden. Het 'neo-marxisme' leidde tot nieuwe relativering van de parlementaire democratie. En de ideologisering van de buitenlandse politiek betekende in de praktijk anti-Amerikanisme en toenadering tot de communistische staten.

'Nieuw Links' moge in vele opzichten een heilzaam ef-fect op de PvdA gehad hebben, de houding van de par-tij jegens het communisme werd er niet duidelijker op. Het verwarrende was dat de toenadering tot de

commu-nistische staten altijd gemotiveerd werd als

'ontspan-ningspolitiek', maar dat in feite het communisme voor vee! PvdA-Ieden ophield ideologisch een vijand te zijn. Typerend is het door 'Nieuw Links' stormachtig toege-juichte besluit van het PvdA-congres van 1969 om

'volkenrechtelijke erkenning van de DDR' te eisen.

'Rea/po/itisch' was voor die eis vee! te zeggen. In de geest van vee! PvdA'ers waren de DDR en de Bondsre-publiek echter gelijkwaardig (in feite vonden velen de

DDR de sympathiekste van de twee; de

'Berufsver-bote' in de Bondsrepubliek wekten in PvdA-kring dan ook vee! meer verontwaardiging dan het feit dat in de DDR een heel volk achter prikkeldraad gevangen werd gehouden). Het verschil tussen een democratisch geko-zen regering en een van buitenaf opgelegde dictatuur werd miskend. Vanaf 1972 ging de PvdA delegaties

uitzenden naar de communistische partijen van

Oost-Europa, te beginnen met de DDR en Roemenie.

Na-tuurlijk voerde men daarvoor aan, dat praten beter is dan vechten. Daar de PvdA echter verder aileen

delega-ties uitwisselde met socialistische partijen en

bevrij-dingsbewegingen, werd weer de indruk gewekt dat de

Oost-Europese communisten toch eigenlijk

geestver-wanten waren.

Oat alles had natuurlijk zijn uitwerking op de verhou-ding PvdA-CPN. Met name in de gemeentepolitiek werkten de twee partijen na 1966 vaak samen.

Opval-lend is echter dat de mildere houding van de PvdA de

eerste jaren niet beantwoord werd door een soortgelijke

verzachting aan CPN-kant: zolang het orthodoxe

marxisme de CPN beheerste, bleef de sociaal-democra-tie in wezen de vijand die de arbeiders van het rechte pad afhield. De regering-den Uyl werd door de CPN op de meeste punten dan ook fel bestreden.

Op weg naar het einde

Terug nu naar het uitgangspunt van dit artikel: de on-dergang van de CPN. Door dee! te worden van de com-munistische wereldbeweging was de CPN, in plaats van een efemere marxistische splintergroep, een duur-zaam verschijnsel in de Nederlandse politiek

gewor-den. A Is getuigen.ispartij behield ze door de jaren heen

een relatief stabiele kern van toegewijde !eden. Daar-naast wist ze telkens een wisselend aantal proteststem-men te trekken onder verbitterde kiezersgroepen. De breuk met de wereldbeweging die de CPN in 1963

vol-trok - toen De Groot naar aanleiding van het

Russisch-Chinese conflict constateerde dat die wereldbeweging

feitelijk niet meer bestond- heeft de bijl gelegd aan de

230

wortel van de CPN als stabiele en duurzame partij. Wat haar karakter als getuigenispartij betreft is dat direct

duidelijk. Maar ook als protestpartij verloor ze haar

aantrekkelijkheid, toen ze, als loon voor haar breuk met

Moskou, vanaf 1965 weer als een 'fatsoenlijke' partij

mee mocht doen met de anderen.

In de jaren na 1963 leek het, of de CPN stabiel bleef en

zelfs weer vooruitging.9 Van vier Tweede-Kamerzetels

in 1963 kroop ze geleidelijk omhoog tot zeven in 1972. Men bedenke daarbij echter dat dit jaren van grote poli-tieke verschuivingen waren, waarin de kleine partijtjes tijdelijk vee! terrein wonnen op de grote; tussen 1963 en 1972 vergrootten de kleine niet-confessionele par-tijen hun gezamenlijke aantal kamerzetels van elf tot 31, zodat men moet zeggen dat de CPN daarvan slechts een bescheiden graantje meepikte. Waar grote sociale ontevredenheid heerste, kon de CPN voorbijgaand grote winst boeken, zoals in de provincie Groningen (veertien procent bij de statenverkiezingen van 1970!). De deelname aan gemeentebesturen leverde echter electoraal weinig op. Oat leert Amsterdam, waar de CPN vanaf 1966 regelmatig een oftwee wethouders

le-verde: het aantal raadszetels van de CPN schommelde

er van zes in 1966 via acht in 1970 naar zeven in 1974 (men bedenke erbij dat de CPN ook in 1935 en 1939 in Amsterdam al zeven raadsleden had). De kamerverkie-zingen van 1977 onthulden dat het met de CPN in haar oude stabiele vorm afgelopen was: zij verloor vijf van haar zeven zetels en viet van 4,5 op I ,7 procent der stem men.

De nederlaag van 1977 heeft in de CPN een

vernieu-wingsproces op gang gebracht, waardoor ze eindelijk

een groot dee! van haar stalinistische kenmerken

ver-loor. Ze werd een 'normale' partij, maar daarmee

ei-genlijk ook een overbodige partij. In het nieuwe

begin-selprogram, dat ze in 1984 na vee! discussie aannam, bleek ze gebroken te hebben met haar oorsprong van orthodox marxistische partij: het marxisme wordt er

niet meer genoemd als theoretische grondslag, gezegd

wordt slechts: 'Zlj (de CPN) bouwt voort op

marxisti-sche inzichten en theorieen omtrent het functioneren.

van de kapitalistische maatschappij en de noodzaak

van revolutionaire strijd voor socialisme' .'0 De

vol-gende zin (' Evenzeer bouwt zij voort op inzichten

van-uit het feminisme .. .') relativeert de marxistische rest nog meer.

De CPN hield in 1984 in de meeste opzichten op een communistische partij te zijn. De historisch beiaden naam wilde ze echter niet loslaten en daardoor aileen al

bleef haar vernieuwing halfslachtig en in veler ogen

ongeloofwaardig. De rekening voor haar halfslachtig-heid kreeg ze gepresenteerd bij de verkiezingen van mei 1986, toen ze haar laatste zetels in de Tweede Kamer kwijt raakte!

De CPN heeft niet direct de voor de hand liggende

con-clusies uit haar nederlaag getrokken. Zij gaf het nog

niet op en haar deelname aan de verkiezingen in I 989 op de lijst van Groen Links had nog als verklaard doei tangs die weg weer communisten in de Tweede Kamer te brengen. Ze begon ook weer betrekkingen met de Oosteuropese 'zusterpartijen' aan te knopen. De hoop op die manier internationale ruggesteun te krijgen is

(11)

haar laatste grote misrekening gebleken! Terwijl een CPN-afgevaardigde in oktober 1989 in Berlijn aan Ho-neckers zijde de vijftigste verjaardag van de DDR

vierde, begon de revolutie die binnen enkele maanden

het communisme in de meeste Oosteuropese Ianden

heeft doen ineen storten.

Wat zij van de Nederlandse kiezer niet wilde aanne

-men, heeft de CPN van de ontwikkeling in het Oosten

geleerd. Deze keer is zij radicaal te werk gegaan: ter

-wijl de meeste zusterpartijen zich vermommen als 's

o-cialistische' of 'sociaal-democratische' partijen, heeft de CPN het rood voor het groen ingeruild en gaat zij zich in een radicaal-linkse, maar niet socialistische for

-matie oplossen.

Slotopmerkingen

Men kan de ondergang van de CPN zien als de Neder-landse manifestatie van het verschijnsel dat in de

con-troverse tussen reformisti ch socialisme en orthodox

marxisme het eerste het, na bijna een eeuw, definitief lijkt te hebben gewonnen: het kan zich erop beroemen in de Ianden, waar het invloed kon uitoefenen, en de

vrijheid en de welvaart en de sociale rechtvaardigheid

sterk te hebben vergroot; in de Ianden van het ortho-doxe marxisme daarentegen zijn ze aile drie opgeofferd

aan de belangen van een heersende kliek en de 'nieuwe

socialistische mens', die naar marxistische overtuiging

uit de nieuwe produktieverhouding zou voortkomen, is na meer dan zeventig jaar nog in geen vel den of wegen te bekennen. Hoe komt het dan toch dat de

sociaal-de-mocraten niet staan te jubelen, dat ze eerder wat be-dremmeld toekijken en het juichen aan de liberalen overlaten? Mi chien kan het voorafgaande betoog iets bijdragen tot een antwoord op die vraag.

AI zijn de betrekkingen tussen SDAP/PvdA en CPN

bijna steeds koel tot slecht geweest, van een principiele

afwijzing van het communisme als ideologie is bij de

sociaal-democratie aileen in de jaren dertig en in de

pe-Conferentie overheidsbeleid en woningkwaliteit

Op zaterdag 13 oktober a.s. houdt de Wiardi Beckman Stichting in Artis te Amsterdam de studiedag Van goeden huize. Overheidsbeleid en woningkwaliteit. Daar staat de

vraag centraal in hoeverre de inhoudelijke en financiele be-moeienis van de overheid met de volkshuisvesting nog ge-rechtvaardigd wordt door de argumenten die daarvoor lange tijd zijn aangevoerd.

Sprekers tijdens het ochtendgedeelte zijn N. de Vreeze, DJ. Wolfson en C.A. de Kam. De Vreeze analyseert de feitelijke kwaliteitsontwikkeling in de volkshuisvesting en bepleit overheidsingrijpen om kwaliteit en toegankelijkheid te be-vorderen. Wolfson en De Kam zullen zijn stellingname

kriti-seren. 's Middags zullen H. Priemus, P.P. Kohnstamm,

riode 1946-1965 sprake geweest. Altijd weer was er de gedachte dat de communisten, al waren hun methoden verfoeilijk, in wezen dezelfde maatschappij wilden als

de sociaal-democraten of sterker nog, dat ze via een

in-teressant 'experiment' al iets van die maatschappij

ge-realiseerd hadden. Het totale faillissement van die

maatschappij kan daarom ook de toekomstvisie van de sociaal-democratie niet onberoerd Iaten.

In vier Oosteuropese Ianden zijn recentelijk vrije

ver-kiezingen gehouden en nergens hebben de sociaal-de

-mocraten iets klaar gemaakt! En zou de voor de PvdA

zeer slechte uitslag van de jongste raadsverkiezingen

niet ook iets te maken hebben met de algemene malaise

met betrekking tot het socialistische 'einddoel'? Het wordt tijd voor een meer dan oppervlakkige bezinning

op de verhouding tussen socialisme en democratie. Blijft die achterwege, dan zou de sociaal-democratie wei eens meegesleept kunnen worden in de val van het communisme.

No ten

I. Verhouding PvdA-CPN: een tussenbalans, biz. 2a.

2. W.l. Lenin, Verzamelde werken, X, Amsterdam, 1939, biz. 12.

3. id., biz. 214-215.

4. Paul de Groot, Voor een zelfstandig, democratisch en wel -varend Nederland, Amsterdam, z.j. ( 1948).

5. Leerboek van de arbeidersbeweging, 3e aflevering,

Am-sterdam, 1951, biz. 105.

6. G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut, mens en magistraat, Assen

1968, biz. 213-215. 7. Het Volk, 13 maart 1933.

8. 'Spectator', De oorlog en het gevaar van het bo/sjewisme, z.pl., 1942.

9. Uitvoerig hierover A.A. de Jonge, 'Van getuigenispartij tot

horzel', in Duco Hellema (red.), De crisis van het

NPder-landse communisme, Amsterdam, 1986, biz. 41-64. 10. Machtsvorming voor een socialistisch Nederland, Amster

-dam, 1984, biz. 15.

A. Samson en E. Arnoldussen reageren, waarna een alge- WBS-nieuws meen debat volgt onder voorzitterschap van G. Middelkoop.

U kunt zich schriftelijk aanmelden voor de bijeenkomst bij de WBS, t.a.v. V. van Lingen, Postbus 1310, 1000 BH Am-sterdam. De deelnamekosten, f 30,- (inclusief lunch), dienen tegelijkertijd overgemaakt te worden naar Postbank 30603, ten name van WBS, Amsterdam, o.v.v. 'Van goeden huize'. Het WBS-rapport Kwaliteit in discussie. Woningbouw onder

invloed van bezuinigingen en deregulering, dat de aanleiding

vormt voor de conferentie, is te verkrijgen door overmaking van f 27,50 naar Postbank 34 79 700, ten name van PvdA,

Amsterdam, o.v.v. bestelnummer 707.

231

socialisme en democratie nummer9

(12)

Jos de Beus

Verbonden aan de vakgroep micro-economie van de Uni-versiteit van Amsterdam

socialisme en democratie nummer 9

september 1990

-

-- --

-De economische filosofie van Amartya Sen en bet

hedendaagse socialisme

Wie is Amartya Kumar Sen? Sen is een economist-filo-soof van linkse huize, die onder zijn vakgenoten be-kend staat om zijn veelzijdige genie en voor het grote publiek anoniem blijft. In dit laatste komt verandering nu hij de Agnelli-prijs heeft gekregen voor zijn ethi-sche werk, als eerste na Isaiah Berlin,' Op afzienbare termijn zal Sen ongetwijfeld naar Stockholm afreizen om de Nobelprijs af te halen voor zijn hele oeuvre.' Op dit uur van roem mogen we niet wachten, vind ik. Hoe-wei Sen zich niet direct inlaat met socialistische thema's als de nationalisatie en de politieke vertegen-woordiging van de factor arbeid, is het nuttig eens nate gaan welke relevantie zijn heldere, geestige, maar ook

abstracte en technisch ingewikkelde werk heeft voor de

sociaal-democratie. Ik wil Iaten zien dat dit werk voer is voor pamfletschrijvers. Eerst presenteer ik in zes punten een vergelijking tussen standaardopvattingen in de economie en het socialisme aan de ene kant en het kritische standpunt van Sen aan de andere kant. Vervol-gens ga ik in op Sens benadering van het mondiale pro-bleem van de honger. Dit is volgens Jan Tinbergen een van de grote uitdagingen aan het adres van de sociaal-democratie. Sen heeft, samen met Jean Dreze, een praktische oplossing naar voren gebracht in het recent verschenen Hunger and public action. Ze is een aparte vermelding waard.

Voorbij het eigenbelang

Het eerste punt is het mensbeeld. In de naoorlogse, door Amerikanen gedomineerde economische theorie wordt de mens in het economische Ieven, en ver daar-buiten (de politiek, het gezinsleven), voorgesteld als een rationele ego"ist. Haar handelen is intentioneel en steunt op berekening van middelen en kansen. Ze vat haar welvaart op als de resultante van de eigen

wei-stand (inkomen, vermogen) en de eigen activiteiten

(consumptie, besteding van vrije tijd). Ze stelt zich

slechts de maximalisatie van deze welvaart ten doe! en

laat zich steeds direct leiden door dit doe!. Kwaadwil-ligheid en bemoeizucht komen in dit mensbeeld niet voor, maar toch staat het op gespannen voet met het

so-cialisme. Oscar Wilde's The soul of man under

socia-lism (1891) is een schets van de intrinsieke waardering van de schoonheid, de opheffing van schaarste en ar-moede, de cultivering van hogere behoeften, de

over-gang van mededinging en ruil naar samenwerking, de

vervanging van egoi·sme door altru"isme ('Man will have joy in contemplation of the joyous life of others') en het ware individualisme als de wederzijdse bevorde

-ring van persoonlijke zelfrealisering. Men kan deze ty-pering van de homo socialis terzijde schuiven als een

achterhaald 19e-eeuws vooruitgangsgeloof. Toch geldt

dat elk socialistisch stelsel, en dus ook het

verzorgings-232

staat-socialisme, vooronderstelt dat mensen een altru"i-stische conceptie hebben van de welvaart in hun leef-wereld, dat ze nog andere doelen nastreven dan deze welvaart, zoals politieke rechtvaardigheid, en dat ze zich ook door gemeenschapsregels Iaten leiden. Sens standpunt is een bevestiging van de bestaanbaar-heid van het socialisme. Hij noemt de rationele ego·ist een rationele gek.3 Het rationele ego·isme weet niet echt

raad met het altru"isme, de politieke betrokkenheid op waarden, de gerichtheid op normen, de identificatie met groepsregels, het streven naar onpartijdigheid en

het vermogen van mensen om hun eigen voorkeuren te

corrigeren op morele gronden. Op zijn best is het ratio

-nele egolsme een toereikende schets van het gedrag van mensen die bezig zijn contracten te sluiten of oorlog te voeren. Maar op zijn slechtst gaat het voorbij aan aller-lei vormen van samenleving, fysieke samenwerking, hulpbetoon, administratieve voorziening van collec-tieve goederen en gereguleerde ruil binnen een institu-tionele marktorde. Sen concludeert daarom tot een plu-ralistisch en gecompliceerd mensbeeld in de

economi-sche wetenschap die hem voor ogen zweeft. De (nog

onderontwikkelde) theorie van deze meervoudige per-soonlijkheid betekent de uittocht van simpele zielen als

de winstmaximaliserende ondememer, de inkomen en

vrije tijd afwegende arbeider, de narcistische consu-ment, de monomane estheet

a

Ia Wilde en de Held van de Sovjet-Unie.'In On economic inequality legt Sen uit hoe het probleem van het parasitair gedrag (afwente-ling van sociale kosten) kan worden opgelost door meervoudige persoonlijkheden.

Aangepaste voorkeuren

Het tweede punt is de handelingscompetentie. De sta n-daardredenering in de economie luidt dat het individu

in zijn economische rollen, bijvoorbeeld als

consu-ment, het beste weet wat goed voor hem is. Het heeft als enige toegang tot de eigen wensen, en deze toegang wordt slechts bemoeilijkt door onjuiste geloofsopvat-tingen over de toestand van de wereld, veroorzaakt door denk-en waamemingsfouten (bijvoorbeeld

onder-schatting van de eigen mogelijkheden) of een tekort

aan feitelijke informatie. De norm van

consumenten-soevereiniteit wordt vaak ondersteund door de

optimis-tische opvatting dat stelselmatige en langdurige versto-ringen van de handelingscompetentie uitzonderlijk

zijn: onwetendheid, ridige besluitvormingsregels,

over-matige vrees voor pijn, overmatige verleidelijkheid van plezier. De paternalistische traditie in het socialisme moet uiteraard niets van deze benadering hebben. Want arbeiders zijn kinderen en het socialisme is noodzake

-lijke voogdij, of het nu gaat om bestrijding van alcoho-lisme of dekking van de risico's van industriele arbeid.

(13)

Maar ook het libertaire ocialisme neemt afstand. Ten

eerste kunnen ook anderen dan de werknemers toegang hebben tot de kennis van het werknemersbelang. Het hele optreden van het Ieger van partijleiders,

volksver-tegenwoordigers, journalisten, vakbondsbestuurders en onderwijzers uit de rode zuil zou, achteraf bezien, on-begrijpelijk zijn, als niet iets van deze stelling waar is.

En een groot deel van de huidige conceptie van de PvdA omtrent cultuur, emancipatie en bewustwording rust op dezelfde stelling. Ten tweede zijn er vele krach-ten die onder de sociaal zwakkeren een vals bewustzijn

omtrent hun doelen en middelen opwekken, als daar

zijn een tekort aan opleiding, de doffe druk van

heer-sende fatsoensnormen, het verhullingseffect van ideo-logieen en directe manipulatie.

Sens standpunt komt dichter in de buurt van het

socia-listisch pessimisme dan van het neoklassieke opti-misme. Hij onderstreept de principiele betekenis van

anti-paternalisme, maar wijst erop dat de hulp bij het

optimaliseringsstreven van het volwassen individu

(voorlichting, scholing, therapie, advisering) een ge-vestigde praktijk is. Deze valt te billijken zolang de

fundamentele, niet herleidbare waarden, die niet in een

doel-middelschema passen, buiten schot blijven.

Kerk-gang getuigt bijvoorbeeld van zo'n waarde, het kopen

van een huis niet. Sen stelt ook dat het principe van

consumenten oevereiniteit vooronderstelt dater een re-presentatieve sociale opvatting over (on-)wenselijk welzijn bestaat, welke vervolgens doorwerkt in de rechten en plichten van consumenten. Zowel de

hulp-verlening als de standaard voor individueel welzijn

geven aan dat de toegang tot iemands ervaring met be-hoeftenbevrediging niet iets strikt persoonlijks en

hy-persubjectiefs is. Maar Sen gaat nog een stap verder.

De econoom die geluk of welzijn vereenzelvigt met de

vervulling van gegeven wensen, houdt geen rekening met het feit dat kwetsbare groepen in de samenleving

hun wensen onbewust aanpassen aan hun armzalige mogelijkheden: 'De wanhopige bede/aar, de benarde dagloner zonder land, de onderdrukte huisvrouw, de gelouterde werkloze of de uitgeputte koelie mogen dan al/emaal genoegen nemen met aalmoezen en erin sla-gen een intens lijden te doorstaan om te over/even, maar het zou toch moreel geheel onjuist zijn om een vergelijkbare geringe waarde toe te kennen aan het verlies van hun welzijn vanwege deze overlevingsstra-tegie!'s Reformistische politiek bestaat, zoals bekend, deels in het wegnemen van overmatige verwachtingen

(' aan elke arbeider een eigen huis! ') en deels in het

los-weken van aangepaste voorkeuren ('we hebben toch

genoeg bos en hei in Nederland?'), met aile tijdelijke

frustratie en onvrede vandien. Een actueel voorbeeld van dit laatste is een sociale vernieuwing die een einde maakt aan de berusting onder de werklozen (een kwart van de langdurige werklozen vertoont terugtrekge-drag). Sen geeft een rechtvaardiging voor zulke

on-dankbare politiek. Activistische democratie

Het derde punt is de politieke democratie. De

stan-daardopvatting van economen over de werking van de democratie is pessimistisch geworden, onder invloed

van het werk van Schumpeter, Arrow en de 'Public Choice' -school. Schumpeter legde in 1943 de nadruk op het eigenbelang van politieke !eiders (een veredeld soort maffiabazen, voor wie het algemeen belang een

retorische formule is geworden); de mededinging tus-sen zulke ondernemers op de politieke markt der

alge-mene verkiezingen (met irrationele, soms apathische

kiezers aan de zijlijn) en het ontbreken van enige

ga-rantie voor een geregelde selectie van deskundige en

bestuurlijk ervaren politici. Arrow leverde in 1951 een formeel bewijs voor de stelling dat een aggregatie van

individuele voorkeuren tot een algemeen belang via een billijke stemprocedure onmogelijk is, dat wil zeg-gen hetzij uitmondt in instabiele meerderheden, hetzij

degenereert tot dictatoriale of oligarchische oplegging

van de publieke voorkeur. En de 'Public Choice'-school heeft er, onder Ieiding van Buchanan, op gewe-zen dat niet aileen de markt systematisch kan falen in

de doelmatige voorziening van individuele goederen (externe effecten, onderverzekering van sociale risico's e.d.), maar dat ook de democratische politiek zulke

fei-len vertoont als het collectieve goederen betreft. Men verwijst steevast naar het samenspannend gedrag tus-sen politici, het overwicht van belangengroepen en ambtenaren-kiezers en de fiscale illusie, de

onwetend-heid van de kiezer inzake de werkelijke kosten van overheidsingrijpen. Zulke factoren veroorzaken een te grote, onbeheersbare collectieve sector.

Het democratische socialisme staat van oudsher

posi-tief tegenover de democratie. Ten tijde van de

verove-ring van de staatsmacht werd geijverd voor kiesrecht, vakbondsrechten, ijzeren partijformatie en agitatie via

de pers, de demonstratie en de staking. Ten tijde van de benutting van de staatsmacht, met de socialisten als re-geringspartij of erkende oppositiepartij, maakte men zich sterk voor de opvatting dat het algemeen belang

bij een emancipatie van de werknem~rs

('bestaansze-kerheid bij een behoorlijk levenspeil voor iedereen') met democratische methoden kan worden gearticuleerd en via overheidsplanning kan worden gerealiseerd, met steun van een progressieve meerderheid en onder

parle-mentair toezicht.

Sen deelt met de socialisten het geloof in een activisti-sche en, zo men wil, populistische democratie. Hij ver-werpt de opvatting van Schum peter dat de orientatie op

het gemeenschappelijke goede uit het gedrag van kie-zers en gekozenen verdwenen is. De politieke democra-tie zelf alsmede de majeure, met de democratische me-thode bewerkstelligde hervormingen van de sociale

orde zijn njet aileen de resultante van parlementair

debat en onderzoeksjournalistiek, maar ook- en vooral - van burgerlijke waakzaamheid, openbare kritiek,

klassenbepaalde of klassenconflict overschrijdende

op-positie, en massale volksbeweging. Een billijke liberale democratie wordt gekenmerkt door een permanente druk vanuit de bevolking op de elite van beroepspolitici

en een creatieve oplossing van conflicten tussen een

veelvoud van politieke groepen, met vermeerdering van opbrengsten voor de meest kwetsbaren. De wet van Sen is hier actueel: ln een ontwikkelingsland met

poli-tiek pluralisme (een vrije pers, een actieve oppositie e.d.) binnen een democratisch stelsel komt een

hon-233

socialisme en democratie nummer9

(14)

socialisme en democratie nummer 9

september 1990

gersnood zelden voor of duurt kort in voorkomende ge-vallen. Deze empirische regelmatigheid ondersteunt Sens algemene these over de positieve instrumentele betekenis van de uitoefening van rechten op negatieve vrijheid (zoals kiesrecht) voor de protectie van rechten op positieve vrijheid (zoals een recht op elementaire voeding), en vice versa.• Over Schumpeters beeld van de politieke concurrentie heeft Sen zich niet uitgelaten. Uit zijn aandacht voor een goed ge'informeerde, plan-matige en ondogmatische economische politiek mag men opmaken dat Sen een technocratische expertise in de uitvoerende macht verenigbaar acht met een activis-tische democratie.

De naargeestige teneur van Arrows 'onmogelijkheids-theorema' wordt door Sen danig gerelativeerd. Ten eer-ste wordt de vorming van een publieke voorkeur bevor-derd door enige mate van consensus over de dimensies van de waardering van politieke strijdpunten of enige mate van stabiliteit van de samenstelling van een meer-derheid, bijvoorbeeld de klasse met de meeste stem men in een tweeklassensamenleving. Ten tweede maakt het uit of het gaat om publieke oordeelsvorming of besluit-vorming (over het algemeen belang), zoals het ook ver-schil maakt of de inzet de diversiteit van individuele en collectieve be Iangen is of het veelvoud van individuele en collectieve oordelen. Sen stelt dat Arrow ten over-vloede heeft Iaten zien dat het tellen van opgestoken vingers of stembiljetten een ongeschikt middel is voor de gedetailleerde oplossing van allocatie- en verde-lingsproblemen (bijvoorbeeld de distributie van huizen als besluitvorming over be Iangen), maar wei geschikt is voor de selectie van kandidaten of de wetgeving over euthanasie, positieve discriminatie of de opzet van de inkomstenbelasting (besluitvorming over oordelen). A Is het over oordelen gaat, is er meer consensus te ver-wachten.

Sen deelt dikwijls de kritiek van de 'Public Choice'-school op de onvolkomenheden van de democratie en de fouten in het overheidsbeleid. Maar hij gelooft niet dat deze benadering theoretisch zo algemeen en empi-risch zo sterk is, dat hieruit een pleidooi voor een terug-tred van de democratische staat volgt of dat het plei-dooi voor democratisering van de Tweede en Derde Wereld dient te worden opgegeven. Sen komt ook met empirische bewijsvoering voor de stelling dat ook een succesrijke kapitalistische ontwikkeling, het ideologi

-sche doel van de 'Public Choice' -school, een omvang-rijke en ambitieuze overheidsbemoeienis vordert. Hij beschrijft Zuid-Korea in het tijdvak 1960-1985 en het overheidsbeleid aldaar inzake de spreiding van bezit van grond, onderwijs en produktieve vaardigheden, de planning (kredietbeheersing, arbeidsmarktbeleid) en de preventie van acute behoeftigheid.

Degradatie van het welvaartsdenken

Het vierde punt is de beoordeling van de werking van

een economische orde. Het economische oordeel over de prestaties van een volkshuishouding betreft door-gaans de resultaten in termen van de nationale produk-tie en de stabiliteit van de prijzen. Het gaat dan uitein-delijk om de gevolgen hiervan voor het geluk van de burgers, voor zover dit afhangt van relatieve schaarste.

234

In de bloeitijd van het utilitarisme Jette men op het saldo van ervaringen met pijn en plezier van enkelin-gen, groepen en, uiteindelijk, de hele samenleving. Thans overheerst de paretiaanse welvaartstheorie. Ze definieert de individuele welvaart als een vervulling van gegeven en in termen van voorkeursordening meet-bare wensen, neemt voor de gemeenschappelijke wel-vaart het criterium van Pareto (een allocatie is optimaal als de wijziging ervan gepaard gaat met welvaartsver-Iies voor een of meer personen; een reallocatie is optimaal als niemand hierop achteruit gaat); bestudeert de paretiaanse optimaliteit van het marktmechanisme en de collectieve sector, en Ieidt hieruit bepaalde voor-schriften voor de interactie tussen en binnen groepen van producenten en consumenten af. Deze theorie om-trent de efficientie kent geen maatstaf voor de recht-vaardige verdeling van welstand.

Het socialisme staat sympathiek tegenover deze be-langstelling voor welvaartseffecten en economische doelmatigheid in de zin van maximale behoeftenbevre-diging. Zowel in de marxistische als in de neoklassieke versie van socialisme wordt het kapitalisme aange-klaagd op grond van zijn ingebouwde verspilling op punten als de werkloosheid, de onderinvestering in coi-Iectieve goederen, de exteme effecten, de heftige con-juncturele schommeling en de monopolistische praktij-ken. Maar het socialisme hanteert ook andere beginse-Ien, zoals het beginsel van de afwezigheid van uitbui-ting, het beginsel van de afwezigheid van discriminatie, het beginsel van de afwezigheid van vervreemding (alias de aanwezigheid van zelfrealisering in de arbeid) en het beginsel van de gemeenschap (gelijke toegang tot het economische Ieven, macro-economische coordi

-natie en onderwerping van het economisch Ieven aan politieke doelen). Kenmerkend voor dergelijke begin-selen is dat ze een verdelingsdimensie hebben en dat ze geen primaire betekenis toekennen aan de subjectieve gemoedstoestand van de economische subjecten in ter-men van welvaart (een positief of negatief saldo van nut). Het socialisme plaatst deze beginselen sterk in het teken van de bevrijding van de arbeider, waarbij geen essentieel moreel onderscheid wordt gemaakt tussen de kwaden van onvrijheid door dwang en onvrijheid door gebrek aan inkomensverwervende eigenschappen en levenskansen.

Sen schaart zich wederom aan de zijde van de socialis-ten, hoewel zijn beoordelingskader misschien het best kan worden getypeerd als een radicaalliberalisme. Sen staat, om te beginnen, positief tegenover het welvaarts-denken in de economie. Dit denken let op de betekenis van goederen voor mensen en vervalt dus niet in de fout van goederenfetisjisme, bijvoorbeeld van verheerlij-king van de groei van het BNP (bruto nationaal produkt of inkomen). Bij gelijk blijvende overige omstandighe

-den, is het beter wanneer men sen hun persoonlijke con-ceptie van het nut (kunnen) bereiken met de minste par-ticuliere of sociale kosten dan wanneer dit niet het geval is. Dit geldt des te sterker als het hier om maat-schappelijk aanvaarde en niet-aangepaste concepties gaat. Sen brengt echter twee hoofdbezwaren tegen het welvaartsdenken naar voren. In de eerste plaats is het welvaartsdenken pover in vergelijkin~ met een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

17 juni 2014 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende het. wetsvoorstel Tijdelijke wet deelfonds

Bent u bereid om een dergelijke mogelijkheid om kinderen van wie de vader of moeder op militaire uitzending/missie/deployement is geweest gelijk na terugkomst een dag vrij te

technocentrum: een privaatrechtelijke rechtspersoon die door de Minister bij de Kaderregeling Technocentra 2003 als technocentrum is aangewezen, voor zover die rechtspersoon

Met de opkoopbescherming krijgen gemeenten de mogelijkheid om ervoor te zorgen dat goedkope en middeldure koopwoningen beschikbaar blijven als koopwoningen in buurten waarin

Het onderhavige concept wetsvoorstel brengt ten opzichte van bestaande wet- en regelgeving naar verwachting alleen een toename van nalevingskosten voor trustkantoren met zich. Deze

Daarnaast is opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur regels moeten worden gesteld over de samenloop met de terugbetaling van een reguliere studielening en over hoe

Stichting Duitsland Instituut bij de Universiteit van Amsterdam - Jaarrekening 2019 (3 april 2020) 31

Het aandeel van de BRICS-landen, Singapore, Hong Kong in logistieke diensten wordt steeds groter, met prestaties die elk jaar verbeteren (goedkope