• No results found

Vraag nr. 51 van 11 maart 2005 van mevrouw GERDA VAN STEENBERGE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 51 van 11 maart 2005 van mevrouw GERDA VAN STEENBERGE"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 51 van 11 maart 2005

van mevrouw GERDA VAN STEENBERGE Nationale kinderrechtencommissie – Samenwer-kingsakkoord

Op 9 juni 2004 werd met veel media-aandacht de oprichting van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind aangekondigd. Met deze oprichting zou gevolg gegeven worden aan de aanbeveling van het Comité voor de Rechten van het Kind, een orgaan dat door de Verenigde Naties in het leven werd geroepen bij het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Deze oprichting zou het resultaat zijn van een samen-werkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten.

Deze aankondiging gebeurde nadat de minister-raad op 9 juni 2004 kennis had genomen van het ontwerp van nationaal actieplan voor de rech-ten van het kind. Dit voorontwerp was opgesteld door een coördinerende werkgroep met twee subgroepen, waaronder de subgroep "Federaal/ Gemeenschappen/ Gewesten", ver mits de bevoegdheden omtrent kinderrechten, zoals zovele bevoegdheden in dit land, verspreid liggen op de verschillende niveaus.

Op 17 september 2004 heeft de coördinerende werkgroep haar werkzaamheden hervat, nadat het voorontwerp was voorgelegd aan de burger-maatschappij, bijvoorbeeld aan mensen uit de academische en gerechtelijke wereld. Tijdens deze vergadering zijn de federale staat en de gemeen-schappen overeengekomen hun oorspronkelijk ontwerp waar nodig aan te passen aan de opmer-kingen van de burgermaatschappij.

Ondertussen is er een advies van de Raad van State tussengekomen die opmerkingen heeft geformu-leerd over de manier waarop sommige deelstaten bij het samenwerkingsakkoord werden betrokken. De verschillende betrokken partijen zijn op 21 december 2004 samengekomen op het kabinet van de federale minister van Justitie om de wijzigingen naar aanleiding van dit advies te onderzoeken. De gemeenschappen en gewesten zouden zich ertoe verbonden hebben tegen uiterlijk februari 2005 concrete voorstellen te formuleren.

Ondertussen gaat de administratie van federaal minister Onkelinx na in hoeverre het haalbaar is de Nationale Commissie voor de Rechten van het

Kind, die nog niet is opgericht maar in de loop van 2005 reeds operationeel zou moeten zijn, onder te brengen onder haar Federale Overheidsdienst. 1. Hoe zal het samenwerkingsakkoord in dit

dos-sier er uitzien ?

Wat waren de bijdragen van de Vlaamse Regering tijdens de gesprekken in de subgroep "Federaal/ Gemeenschappen/Gewesten" ? 2. Wat zijn de opmerkingen van de Raad van State

in dit dossier m.b.t. de betrokkenheid van de deelstaten bij het samenwerkingsakkoord ? Welke opmerkingen werden er op 21 december

2004 op het advies van de Raad van State gefor-muleerd door de Vlaamse Regering ?

Welke concrete voorstellen hebben de gemeen-schappen en gewesten eind februari 2005 geformuleerd om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State ?

3. Wanneer mag de oprichting van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind wor-den verwacht ?

Bij welke overheidsdienst wordt deze commissie ondergebracht ?

Waarom wordt er geopteerd voor een Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind en niet voor een commissie per deelstaat ?

Antwoord

In antwoord op de vraag van mevrouw de volks-vertegenwoordigster heb ik de eer het volgende te antwoorden.

(2)

samen-werkingsakkoord Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind goedkeuren'. Het VAK werd goedgekeurd door de vorige Vlaamse Regering op 2 april 2004. Het omvat én de Vlaamse verbinte-nissen en de bijdrage van Vlaanderen aan het ont-werp van Nationaal Actieplan voor Kinderen in uitvoering van het wereldactieplan ' A world fit for children' van mei 2002.

Op 11 juni 2004 was het door de bevoegde minis-ters van de verschillende overheden ondertekend. De goedkeuring van het samenwerkingsakkoord gaat inderdaad reeds terug op aanbevelingen van het Comité voor de Rechten van het Kind d.d. 1995 die in 2002 herhaald werden. De Memorie van Toelichting bij het voorontwerp van decreet verwijst dan ook naar deze aanbevelingen.

1. Het samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest beoogt de oprichting van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind. De Nationale Commissie is een

overlegplat-form waar de verschillende Belgische overhe-den die bevoegd zijn voor de toepassing van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en personen en organisaties van het veld elkaar op structurele basis zullen ontmoeten. De hoofd-opdracht van de Commissie is de voorbereiding van het vijfjaarlijks rapport over de toepas-sing van het Verdrag inzake de rechten van het kind in België. Verder heeft de commissie een belangrijke rol te vervullen bij het verwezenlij-ken van een permanent mechanisme op natio-naal niveau voor de verzameling van gegevens over de toestand van de kinderen in België. De Nationale Commissie ziet ook toe op de uit-voering van de maatregelen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de aanbevelingen van het Comité voor de rechten van het kind en kan daartoe niet-bindende adviezen verlenen aan de bevoegde overheden.

Tevens beschikt de Nationale Commissie over een adviserende bevoegdheid inzake ontwer-pen van internationaal Verdrag en Protocol die betrekking hebben op de rechten vanhet kind. Daarnaast draagt zij bij tot het opstellen van

documenten in verband met de rechten van het kind wanneer België gehouden is die aan inter-nationale instanties voor te leggen.

Tijdens de vorige legislatuur werd op vraag van de Vlaamse Regering de vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering verhoogd van één naar twee stemgerechtigde leden. Daarnaast bevat het samenwerkingsakkoord nu een pas-sage die stelt dat de opdrachten steeds uit-gevoerd worden 'rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de verschillende betrokken overheden en met respect voor de autonomie van deze overheden'.

2. De belangrijkste opmerkingen van de Raad van State hadden betrekking op de betrokken-heid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de bepaling dat de Franse en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse gewest 20% van de begroting zullen dragen. Het moet van in het begin duidelijk zijn wie hoeveel bijdraagt. Naar de Vlaamse Gemeenschap was de enige opmerking dat het Vlaamse Gewest niet ver-tegenwoordigd zou zijn. De laamse Regering is juridisch bevoegd om op te treden namens de Vlaamse Gemeenschap én het Vlaams Gewest. Ik zal erop toezien dat de onderteke-ning deze keer ook effectief namens de Vlaamse Gemeenschap én het Vlaamse Gewest gebeurt en het Vlaamse goedkeuringsdecreet vermeldt dat het een gemeenschaps- én gewestgelegen-heid betreft.

3. Ik verwacht eerstdaags de definitieve tekst van het samenwerkingsakkoord van de Federale minister van Justitie. Vervolgens zal ik dit nieuwe ontwerp terug ter goedkeuring voorleg-gen aan de Vlaamse Regering zodat het ontwerp van goedkeuringsdecreet nog in 2005 kan goed-gekeurd worden door het Vlaams Parlement. Het samenwerkingsakkoord vermeldt dat het

(3)

zou werken. Dit komt neer op een kostprijs van 50.000 euro op jaarbasis voor de Vlaamse Gemeenschap.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van de Raad van Commissarissen kreeg hij als eerste opdracht mee: ‘We zijn en blijven klein.’ De tweede opdracht was een plan voor de Spoorbuurt, want daar moest wat mee gebeuren.

In eerste instantie onderzoekt ze het beleid dat scholen voeren om inzicht te verwerven in diversiteit in het algemeen en in de diversiteit van groepen op

het ontwerp van sociale overeenkomst 1999-2002 voor de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening.. vervolg protocol nr. de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse

• (PRO MEMORIE) ONTWERP VAN ORDONNANTIE houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de

Om deze evaluatie te faciliteren, maar ook om de nodige informatie te capteren om desgevallend de gehanteerde werkwijze waar nodig bij te stu- ren, wordt aan de

Het tweede leerjaar van de eerste graad bereidt de leerling voor om bij de overstap naar de tweede graad te kiezen voor een studierichting in één van de vier onderwijsvormen

De netto-kosten bedoeld in paragraaf 1 zijn het verschil tussen de kosten gemaakt voor het uitvoeren van de openbare dienstverplichtingen zoals vermeld in de artikelen 8 en 9 en

Voor merries van 6 jaar en ouder dient bij de aanvraag het bewijs gevoegd dat de merrie de voorbije 3 jaren ten minste 1 veulen heeft geworpen dat werd verwekt door een hengst