• No results found

Het effect van onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van onderwijs "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

tentie vrou- {ooie bren- n we ewin slim.

slim.

jk. Ik

t haar fraaie graag

!, die epen Is uit- Jerpe

•ten.

'ande

De onderwijssector lijkt me bij uitstek zo'n wereld waarin boerenver- stand en sceptische nuchterheid weinig kans krijgen. Te veel beleid, te veel vakbond en te veelleraren in te veel commissies om een onbevan- gen blik op doel en opbrengst van onderwijs mogelijk te maken.

Ik was niet zo lang geleden op een reünie van mijn oude middelbare school. Dat was zo'n christelijk gymnasium van het streng-degelijke type, dus zelfs een reünie kon men niet lichtvoetig houden. Zou het niet aardig zijn, zo had men in alle onnozelheid bedacht, om (oud)- leraren opnieuw heel serieus les te laten geven aan oud-leerlingen. Of we de rijtjes van Duits nog konden opzeggen, of we het periodiek sys- teem nog begrepen, of we Tacitus nog konden vertalen? Inderdaad, het idee was grappiger dan de uitvoering: niemand wist eigenlijk nog iets.

Die schoolreünie bevestigde wat ik wel eens bedacht had, namelijk dat de effectiviteit van al dat genoten onderwijs, gemeten aan wat er alle- maal van beklijft, bedroevend laag is. Ik bedoel, ik weet niet hoe het met uw operationele kennis-van Duits en Frans gesteld is, of dat u uw kinderen gemakkelijk langs logaritmen en sinussen loodst, mij kost het allemaal de grootste moeite.

Ik heb geen enkel benul van onderwijsjargon à la basisvorming, 'leerhuis' en eindtermen, maar heb er een hard hoofd in dat al dat gezwoeg van de huidige pubers meer duurzame kennis oplevert dan vroeger. Ik zeg maar zo, twee weken bij die nonnetjes in Vught levert meer spreekvaardigheid Frans op dan zes jaar geploeter met een 'leer- en werkboek' en een overspannen leraar die het 'talenpracticum' mis- bruikt voor het steeds maar weer afspelen van Gilbert Bécaud-muziek.

Soms lijkt het of er sprake is van een geheime samenzwering: het onderwijs gaat helemaal niet over kennis-en cultuuroverdracht; neen, het is eigenlijk bedoeld om lastige jongeren van de straat te houden.

Het zou waarschijnlijk veel effectiever zijn om al die onderwijstijd uit te smeren over lessen per leerling of per groepje van drie, maar dan zit de rest te jatten in het winkelcentrum of het bejaardenhuis te vandalise- ren.

We doen met z'n allen erg ronkend over de taak van het onderwijs.

Wat moet het allemaal wel niet doen? Opvoeden tot staatsburger- schap, kwalificeren voor de kennisintensieve en multiculturele samen- leving. Ik zou er mijn hand niet voor in het vuur durven steken dat het onderwijssysteem in ifjèct deze ambities waarmaakt. Zoals Teleac-cur- sussen vooral over 'De Azteken' gaan, zo biedt het onderwijs vaak geen inzicht in de verzorgingsstaat, de Europese eenwording of het feno- meen van de arbeidssamenleving. Er wordt, voorzover ik dat kan over- zien, niet zoiets als een civic reliaion van de pluriforme sociale rechts- staat overgedragen: van Thorbecke via Cleveringa naar Kerwin Duinmeijer. En dat terwijl je 00k al niet vlot Frans sprekend of Duits schrijvend van school komt.

Zou niet de blijvende opbrengst van genoten onderwijs de absolute 'eindterm' moeten zijn? En vergt dit niet een geheel andere opzet en structuur van het huidige onderwijssysteem? Hoe dit ook zij, basisvor- ming is gewoon met z'n allen in een week het nieuwste boekje van Abram de Swaan, De mensenmaatschappij, lezen en bespreken.

Het effect van onderwijs

RENÉ CUPERUS Medewerker w B s, redacteurs &...o

671

(2)
(3)

s&.o 121996

Met het nationaal kennisde- bat heeft minister van

Marktdenken bedreigt het

onderwijs

ouders. Ouders die over- dag allebei buitenshuis ver- onderwijs Ritzen een

belangrijk onderwerp aan- gekaart. Een debat over het onderwijs waarbij kennis als geïsoleerd uitgangspunt wordt genomen dreigt ech-- ter een technocratische

COOS HUIJSEN

toeven, hebben over het algemeen nu eenmaal min- der inzicht in het doen en laten van hun kinderen en zijn voor de school moeilij- ker bereikbaar. Bovendien Directeur scholenaemeenschap

Gerrit van der Veen voor MAvo, HAvo en onderbouw vwo in Amsterdam

benadering met zich te

brengen en voorbij te gaan aan cultuur-overdracht als essentie van het onderwijs. De filosofie van het marktdenken waarmee de beleidsmakers op het ministerie het onderwijs willen doordringen gaat aan het zelfde euvel mank.

Het kernprobleem van het onderwijs is dat het zijn cultuur-overdragende rol in het huidige proces van culturele en maatschappelijke veranderingen - men zou dit zelfs een culturele revolutie kunnen noemen- uiterst moeilijk weet te vervullen.

Het onderwijsbeleid lijkt niet van dit besef uit te gaan, integendeel: het lijkt eerder contraproduktie- ve effecten te sorteren waar het gaat om deze taak- uitoefening door het onderwijs.

De school als substituut van het aezin

De maatschappelijke context van het onderwijs is fors veranderd. Computerisering, individualisering en migratie, maar ook toenemende criminaliteit en vandalisme stoppen uiteraard niet voor de deur van de school. Daarnaast is er een eigen jeugdcultuur met een daarbij passend consumptiepatroon ont- staan. Dat stimuleert jongeren bijbaantjes te zoeken en maakt de school voor hen minder belangrijk.

Deze relativering wordt nog versterkt door de wetenschap dat een diploma niet automatisch meer werk garandeert.

Voorbeelden van concrete problemen die ver- oorzaakt worden door maatschappelijke en techno- logische ontwikkelingen zijn er legio. Door de min- der overzichtelijke gezinssituaties, die vaak mede het gevolg zijn van individualisering en emancipatie kan de school veel minder terugvallen op de

komt het nogal eens voor dat de ouders zich zodanig belast voelen - hetzij doordat ze allebei werken, hetzij juist doordat ze geen werk hebben - dat ze een kleine extra inspanning voor de kinderen, zoals het simpelweg invullen van het absentiebriefje 's morgens voor het naar school gaan al als overbelas- ting ervaren. De ouder-participatie in het onder- wijs loopt na de basisschool dras~sch terug; men gaat er kennelijk van uit dat de school de taak van de ouders overneemt.

Relatieproblemen van de ouders, waaronder echtscheiding, ondermijnen vaak langdurig het concentratievermogen van de leerling. De eerdere sexuele rijping van de jeugd maakt dat ook de eigen relatieproblemen al vroeg een rol gaan spelen.

Van nogal wat leerlingen kan zonder overdrij- ving gezegd worden dat ze gedurende hun middel- bare schooltijd van de relatie-problematiek van hun ouders in de hun eigen relatie-problematiek rollen.

Exit Familie Doorsnee

De ontmanteling van de verzorgingsstaat en de daarmee gepaard gaande verzwakking van de posi- tie van de uitkeringsgerechtigden werken uiteraard in het onderwijs door. Somberheid en zorg laten de leerlingen niet thuis achter. De verschillen tussen de leerlingen in bestedingsmogelijkheden zijn de laatste jaren enorm toegenomen. Enerzijds zijn er nogal wat leerlingen in de bovenbouw die zich door hun baantjes financieel meer kunnen permitteren dan hun jonge docenten, anderzijds komen er meer leerlingen zonder dat ze ontbeten hebben op school. Op veel scholen zijn de leerling-archieven de stille getuigen van veel persoonlijke ellende.

(4)

s &..o • 2 1996

Door de individualisering en door het multi-cultu- rele karakter van de schoolpopulatie is de gemeen- schappelijkheid van het waarden- en normenpa- troon waarop ouders, kinderen en docenten zich baseren, onder druk komen te staan. In enkele decennia is de samenleving wat de gezagsverhou- dingen in het gezin betreft, overgegaan van een hevelsstructuur naar een onderhandelings-model.

Ook dat is van invloed op de overdracht van waar- den. en normen. Het aantrekkelijke van jongeren is dat ze grenzen willen overschrijden. In een tijd van verregaande tolerantie komen ze echter eerder op gevaarlijk terrein. Dit vraagt extra zorg. Toch wijkt de toegestane groepsgrootte nauwelijks af van die uit de conformistische jaren vijftig toen de leerlin- gen hoofdzakelijk nog uit de veilige bescherming van hunfamilie Doorsnee kwamen. Inmiddels krijgen de scholen, vooral in de grootstedelijke gebieden, vaker te maken met steeds jongere kinderen die deel uitmaken van gangs, welke zich schuldig maken aan vandalisme en criminaliteit en daardoor met de politie in aanraking komen. Vanuit de onderwijs- wereld heeft men er bij herhaling op gewezen, dat de groepen in het basis-èn in het voortgezet onder- wijs veel te groot zijn. Hierop werd nauwelijks in- gegaan. Nu Amerikaanse onderzoeksresultaten uit- gewezen hebben dat verkleining van de groepen de leerprestaties vergroot, wordt het rapport van de Commissie-Van Eijndhoven, waarin gepleit wordt voor kleinere klassen in het basisonderwijs, serieus ontvangen. Het wachten is nu, in navolging van Amerika, op de herwaardering van de sociale con- trole in het onderwijs zodat men gaat inzien dat een kleinschaliger opzet een voorwaarde is om veilig- heid binnen de scholen te kunnen garanderen en om vandalisme en criminaliteit effectief tegen te gaan.

'Onderwijsvernieuwing'

Binnen de hier geschetste maatschappelijke context voltrekken zich momenteel structurele wijzigingen in het onderwijs, die zowel de organisatie als het beheer en de financiering betreffen. Na een periode van stagnatie rond de middenschool volgt sinds begin jaren negentig in het voortgezet onderwijs de ene vernieuwing op de andere. Drie jaar geleden werd de basisvorming - een nauwelijks te herken- nen aftreksel van de middenschoolgedachte - inge- voerd voor 1 2- tot 1 S-jarigen. Er kwam een uit- breiding tot veertien vakken en beoogd werd de leerlingen met nieuwe vaardigheden in aanraking te brengen. De meeste scholen hebben zich uiteraard

ingezet om er wat van te maken.

Frustrerend voor de mensen in het onderwijs- veld was evenwel dat er te weinig geld bleek te zijn om over fatsoenlijke technieklokalen te kunnen beschikken, dat de manier waarop er getoetst moest worden werkelijk wereldvreemd was opge- zet en dat de uitbreiding tot veertien vakken en het feit dat alle docenten op korte termijn met nieuwe methoden moesten werken voor de zwakkere leer- lingen een behoorlijke verzwaring inhield. In zijn recente onderzoek naar de basisvorming komt de Utrechtse hoogleraar N .J.A. Lagerweij dan ook tot de conclusie dat nogal wat scholen door de basis- vorming overgegaan zijn tot vroegtijdiger selectie.

In aansluiting op de invoering van de basis- vorming worden momenteel ingrijpende wijzigin- gen voorbereid in de MA va-bovenbouw (rapport Van Veen) en in de HAvo/atheneum-bovenbouw (de zogenaamde Tweede Fase). Kerngedachten van deze vernieuwing zijn dat pakketkeuze via vier profielen voor meer stroomlijning zorgt, dat er een betere aansluiting komt met de vervolg-opleidin- gen en dat door invoering van het zogenaamde 'leerhuis' de leerlingen meer zelfstandig kunnen gaan werken. Ook wat deze interessante hervor- ming aangaat, ziet het er naar uit, dat er voor de meeste scholen te weinig geld beschikbaar zal komen om de mooie idealen van het leerhuis, zelf- standig werken in een goed geoutilleerde media- theek en degelijke, ook werkelijkheid te laten wor- den.

Op het ministerie lijkt de linker hand soms echt niet te weten wat de rechter hand doet. Terwijl de commissie voor de Tweede Fase een leerhuis met extra studieruimten propageert, willen degenen die zich met bouwzaken bezighouden juist dat de netto-opppervlakte per leerling zo minimaal moge- lijk is. Dit gebeurt zelfs zo rigide, dat scholen die in prachtige monumentale gebouwen van grote cul- tuurhistorische waarde gehuisvest zijn, naar andere gebouwen moeten gaan omzien.

De marktcoriforme onderwijsorganisatie

Inmiddels heeft het ministerie het utiliteitsdenken ook op het onderwijs van toepassing verklaard.

Scholen zouden meer marktconform en bedrijfsma- tig moeten gaan werken, ~o heeft men in Zoeter- meer bedacht. Schaalvergroting is daarvan onder- meer het logische gevolg. De laatste paar jaar zag een groot aantal scholen zich genoodzaakt ten gevolge van de fusiebevorderende regelgeving -

(5)

wijs-

! zijn nnen oetst

•pge-

:1 het :uwe leer-

zijn 1t de k tot oasis- :tie.

oasis- i gin- 1port

lOUW 1 van

vier reen idin- ,mde rmen

·vor-

•r de

· zal zelf-

~dia-

.vor-

echt jl de met enen 1t de oge- ûein

cul- dere

1ken tard.

;ma-

!ter- der- . zag

ten

•g -

S &_0 I 2 I 996

vaak zeer tegen hun zin-op te gaan in grotere een- heden. Nadat het HBO en het MBO hierin waren voorgegaan is ook de manier van financieren van de 'avo-scholen' gewijzigd. De financiering van de scholen vond tot dusver plaats op declaratiebasis.

Vanaf r augustus 1996 is hierin verandering geko- men. Na een paar jaar te hebben mogen experimen- teren met het zogenaamde 'formatie budget-sys- teem' is met ingang van die datum het lump sum-sys- teem ingevoerd. Dat wil zeggen dat de school afhankelijk van het leerlingaantal een bepaald bedrag krijgt voor materiaal, gebouw en perso- neels-kosten en dat dit verder onder bepaalde voor- waarden naar eigen inzicht besteed mag worden.

Dit klinkt heel aardig, maar inmiddels is gebleken dat de toegezegde budgettair neutrale invoering ervan voor de afzonderlijke scholen zeer ongunstige gevolgen kan hebben. Ronduit schandalig is de introductie van het Vervangingsfonds met zijn bonus/malus-regeling. Deze maatregel zou mede ingevoerd zijn om een verantwoord personeelsbe- leid te stimulerenen. Nu kan een school tegen- woordig al nauwelijks meer een personeelsbeleid voeren, omdat op een zeer rigide manier de wacht- gelders voorgaan bij de vervulling van vacatures.

Tengevolge van de regels van het Vervangingsfonds kan het voorkomen dat een school die in een bepaald jaar geconfronteerd wordt met meer dan een gemiddeld aantal zieke personeelsleden te maken krijgt met een malus, die de school banen kost ook al zou de school deze ziekten met geen mogelijkheid hebben kunnen voorkomen. Het gevolg hiervan is wel dat het personeel te maken krijgt met een behoorlijke taakverzwaring, die weer tot meer zieken kan leiden enzovoort.

Ter illustratie van het cumulatief effect van deze maatregelen behoeven we alleen maar te kijken naar de financiële positie van de drie scholen voor voortgezet onderwijs in het Stadsdeel Amsterdam- Zuid, die tezamen voor het schooljaar 96/97 te maken krijgen met een tekort van rond een miljoen gulden. De berichten in de media, dit voorjaar, dat er ten gevolge van het r>ieuwe systeem van financiering voor veel MB a-scholen faillissementen dreigen, had een waarschuwing moeten zijn. De desolate toestand van het openbare voortgezet onderwijs in Rotterdam, zoals de media in oktober berichtten, doet het ergste vrezen voor het gehele voortgezet onderwijs.

De mensen in het onderwijs

Van de schoolleider 'nieuwe stijl' wordt uiteraard ook marktgericht denken verwacht. Deregulering werd er beoogd, maar de rectoren/ directeuren zien steeds meer papier op hun bureaus verschij- nen. Terwijl eerder geschetste problemen in het onderwijs toenemen, moet de schoolleider zijn/

haar uiterste best doen om de leerlingen, anders dan als statistische gegevens in zijn administratie, nog eens in levende lijve tegen te komen. Tijdens de vele cursussen, die de schoolleiders volgden om meer bedrijfsmatige gerichte managers te worden, werd hen verteld dat veranderingsprocessen binnen een bedrijf goed voorbereid moeten worden en dat het onverstandig is alles tegelijkertijd aan te pak- ken. Niettemin zet het ministerie voor het voortge- zet onderwijs bijna alles tegelijk op zijn kop, krijgen de scholen en de uitgevers van schoolboeken te weinig tijd om zich op de veranderingen voor te bereiden en staat er onvoldoende facilitering tegen- over.

Leo Prick introduceerde in de jaren tachtig al het begrip 'burntout' voor docenten die in hun vak

opgebrand waren. .

Later verscheen het rapport Vitaal Leraarschap.

Kennelijk schortte er wat aan de vitaliteit van te veel leraren. Dat is zoals uit bovenstaande mag blij- ken eigenlijk niet zo verwonderlijk. Terwijl de overheid en de samenleving steeds meer van het onderwijs eisen, worden de docenten met een aan- tal fundamentele onzekerheden geconfronteerd.

Als bemiddelaars in cultureel erfgoed ervaren ze dat de overdracht van ·waarden en normen gepro- blematiseerd is en dat de contouren van de kennis- intensieve samenleving waarop ze de jeugd moeten voorbereiden nog erg vaag zijn. Qua professionali- teit is de leraar, evenmin als wie dan ook, op dit moment voldoende toegerust om de pedagogische en didactische uitdagingen het hoofd te kunnen bie- den.

Het onderwijs is er tot nu toe te weinig in geslaagd eerder genoemde culturele en technologi- sche ontwikkelingen zoals de toegenomen invloed van audio-visuele middelen en informatica vol- doende in de didactische opzet te integreren.

De drastische toename van het aantal immigran- ten heeft het verschijnsel van de taalachterstand versterkt. Bovendien tonen de meeste jongeren over het algemeen aanmerkelijk minder affiniteit

(6)

s &_o • 2 1996

met het geschreven woord dan de opvoeders, die nog gevormd zijn in de cultuur van het woord. De jongeren groeien op in een cultuur, waarin het beeld ten gevolge van de audio-visuele middelen een steeds belangrijker rol is gaan spelen. Des- ondanks blijven zelfs veel jongere docenten, die net van de opleiding komen te veel doceren en zijn hen te weinig het inzicht en de vaardigheden bijgebracht om _meer gebruik te maken van de audio-visuele middelen en de computer. In de dagelijkse praktijk gaan ze ontdekken dat ze moeten concurreren met de videoclip. Er kan zonder meer gesteld worden dat men het ministerie noch de leraarsopleiding noch de nascholing voldoende benut heeft als hef- boom om de professionaliteit in het onderwijs te moderniseren. Dit zijn gemiste kansen. Frustre- rend voor de mensen in het onderwijsveld is ook de neiging van 'deskundigen' van buitenaf om de des- kundigheid waar de docent wel over beschikt te onderschatten.

Simpelwen investeren in het onderwijs

Als we de kwaliteit van het onderwijs voor de toe- komst veilig willen stellen, zal de overheid bereid moeten zijn over een langere periode aanmerkelijk meer in het onderwijs te investeren. De sociaal- democratie en het liberalisme zijn beide producten van de Verlichting. Vanuit beide tradities zou meer geld voor het onderwijs alleszins verdedigbaar zijn.

Goed onderwijs is een voorwaarde voor geëmanci- peerd burgerschap. De cultuur-socialisten wezen er al eerder op dat de mens meer is dan producent of consument. De samenhang in de samenleving is afhankelijk van de overdracht van waarden en nor- men aan volgende generaties en onze toekomstige welvaart staat of valt met het vermogen van toe- komstige generaties om optimaal te kunnen func- tioneren in een kennisintensieve samenleving.

Meer geld voor het onderwijs zou betekenen dat zinnige hervormingen niet gerealiseerd behoeven te worden ten koste van de werkers in het onder- wijsveld en dat de vruchten van de technologie in de didactiek geïntegreeerd kunnen worden.

Meer geld zou ook inhouden dat de extra zorg die de schooljeugd van basis-en voortgezet onder- wijs in de groot-stedelijke gebieden nodig heeft ook gegeven kan worden. Te denken valt aan een struc- turele vermindering van het lesgevend gedeelte van de taakomvang, verkleining van de groepsgrootte en professionalisering van het mentoraat.

In haar reactie op Ritzens' plan voor een natio-

naai kennis-debat in N RC Handelsblad van 9 jan. jl.

stelt Ursie Lambrechts, Tweede Kamerlid voor o 66, terecht de vraag wat het maatschappelijk committrnent aan het onderwijs dat de minister bepleit, anders zou kunnen zijn dan de bereidheid erin te investeren.

De intrinsieke waarde van het onderwijs

De politiek lijkt momenteel in de ban van het utili- teits-denken. Het marktmechanisme krijgt overal ruim baan. In veel gevallen gaat dit ten koste van de kwaliteit van het publieke domein, waartoe ook het onderwijs gerekend kan worden. Het houdt tevens een ontkenning in van de eigensoortigheid van bepaalde gebieden. Natuurlijk zal op het terrein van zorg, onderwijs, cultuur en opvoeding een zekere zakelijkheid verlangd mogen worden bij betrokke- nen. Maar het valt niet te ontkennen, dat deze ter- reinen een eigenheid kennen, die bij een puur zake- lijke benadering geweld aangedaan kan worden.

Belangrijk is bijvoorbeeld de voorbereiding op de arbeidsmarkt en daarmee de aandacht voor exac- te vakken. Dit mag evenwel niet ten koste gaan van de culturele vorming waartoe literatuur en geschie- denis bijdragen.

Sterker, bij de eigenheid van het onderwijs zou passen om het element van cultuur-overdracht uit te bouwen door bijvoorbeeld meer mogelijkheden te scheppen voor kunstzinnige vorming in het onderwijs. Kinderen worden dan ook op andere vaardigheden dan het leren aan gesproken, het kan ook een verrijking voor later betekenen en kinde- ren komen zo op een impliciete wijze in aanraking met waarden en normen. Deze impliciete confron- tatie met waarden en normen is niet paternalistisch en biedt daardoor ongekende mogelijkheden voor een eigentijds gesprek over waarden en normen.

Momenteel wordt de kunst-educatie volstrekt ten onrechte als een luxe beschouwd.

De overheid dient de eigenheid van het onder- wijs in alle opzichten te respecteren. Daarom ook geen drastische schaalvergroting in het onderwijs.

De menselijke maat waar het onderwijs niet buiten kan, brengt overzichtelijkheid, sociale controle en een meer persoonsgerichte benadering.

Verdere ontzuilins ,

Pim Fortuyn heeft gelijk: waar schaal-vergroting zinnig zou zijn, kan de oplossing ook gezocht wor- den door netwerken te vormen. Zulke netwerken zouden zuiloverstijgend moeten zijn. Sterker, de

(7)

I. jl.

;oor el ijk i ster heid

I tili- reral n de 'het vens

van

1 van kere kke-

ter- ake-

g op xac-

1 van

~hie-

zou tuit .den

het de re :kan nde-

~g ron- tisch voor nen.

:ten

.der- ook wijs.

ti ten een

>ting .vor- rken

·,de

verzuiling in het onderwijs is grotendeels achter- haald. Enerzijds passen door ontkerstening en immigratie leerlingen en docenten in veel gevallen niet meer bij de oorspronkelijke grondslag van de school. Anderzijds zijn door gelijksoortige proble- men het openbaar en het bijzonder onderwijs steeds meer op elkaar gaan lijken. Zowel in het openbaar als in het bijzonder onderwijs wordt er meer waarde gehecht aan de feitelijke schoolcul- tuur dan aan de grondslag. Gesteld kan worden dat het principe van de tolerantie dat aan het openbare onderwijs ten grond lag ligt in de meeste bijzonde- re scholen eveneens in de praktijk wordt gebracht en dat de bestuursvorm van het bijzonder onderwijs vaak meer betrokkenheid bij het geheel te zien geeft.

Een nieuwe discussie over de vrijheid van onderwijs zou echter contra-produktief zijn. Om het einde van de verouderde tegenstellingen op grond van de verzuiling te bespoedigen, zou 'Paars' geschiedenis kunnen schrijven door de beheers- vorm van het openbaar onderwijs zoveel mogelijk identiek te laten worden aan dat van het bijzonder onderwijs. Het mooiste zou zijn als alle besturen aan criteria van democratie zouden moeten vol- doen. Wat het openbaar onderwijs betreft zou de overheid slechts de plicht houden erop toe te zien

dat er voldoende scholen blijven, die vrij toeganke- lijk zijn voor iedereen en die Artikel 1 van de Grondwet (het non-discriminatie-artikel) als uit- gangspunt nemen. Samenwerking tussen en uitein- delijk integratie van scholen van verschillende sig- natuur zullen hiervan het gevolg zijn.

Tot slot, er gebeurt veel in het onderwijs dat hoop geeft.

Het marktdenken van de overheid werkt echter ontmoedigend. Het leidt tot vervreemdende ver- schijn elen zoals reclame op de leermiddelen en dergelijke en begerig naar sponsoring zoekende schoolleiders, die dreigen te vergeten dat ze aller- eerst leiding moeten geven aan onderwijskundige processen.

Wee het onderwijs waar de docenten zo door het virus van de efficiency gegrepen zouden zijn, dat dit virus actief zou worden als ze voor de vierde keer iets uitleggen, als ze tot in de kleine uurtjes een oorverdovend schoolfeest bijwonen of als ze tij- dens een werkweek 5 x 24 uur met de leerlingen optrekken en in een vijfde rangs hotel of erger ver- blijven. Elk terrein heeft zijn merites, zeker ook het onderwijs. Daarop dient het te worden beoor- deeld.

(8)

s &..o , 2 1996

Wöltgens' heilige oorlog

HANS WANSINK Wat bezielt Thijs Wöltgens?

Ik laat hem eerst zelf aan het woord.

Historicus, redacteur van de Volkskrant

markt. Het IMF, de We- reldbank, de Centrale Banken en de E M u zijn Het neo-liberalisme, zo

luidt het in zijn pamflet De

Nee-zeaaers

if

de politieke aevolaen van het economisch liberalisme, is een totalitair geloof. Een geloof met een wetenschappelijke pretentie, die pas wordt waargemaakt als iedereen zich gedraagt volgens de

neoliberale code. Deze code is: hebzucht.

Het gewenste gedrag in het neo-liberalisme is eigenbelang. Het wordt steeds moeilijker je aan de code te onttrekken, want hij krijgt geleidelijk aan de staat van wet. Die wet wordt gedicteerd door de wereldmarkt. De voortdurende globalisering van markten dwingt eerst ondernemingen, vervolgens overheden en ten slotte ook individuen tot aanpas- sing aan de code.

Het woord hebzucht roept gêne op. Maar als je verteld wordt dat individuele hebzucht een publie- ke deugd is, dan kan je je aanvankelijke remmingen overwinnen: zoals testpersonen bereid waren voortdurend hogere voltages toe te dienen aan (gelukkig niet werkelijke) slachtoffers, als er maar een betrouwbare witte jas als opdrachtgever op- trad. De voltages nemen de gedaante aan van financiële prikkels, die de mensen dwingen tot het najagen van hun eigenbelang.

Wie zijn hele leven doordrenkt met de moraal van de ruil, reduceert zichzelf tot een kunstmens, de homunculus economicus. Hij is niet beter dan de volledig gepolitiseerde apparatsjiks van het onderge- gane systeem. Hoe meer het liberale denken ons ook ideologisch individualiseert, des te meer zal het bijdragen tot de ondergang van het Westerse stel- sel. De val van de muur blijkt dan een Pyrrus-over- winning te zijn geweest.

De markt vormt een regelrechte bedreiging voor de democratie. Politici zijn beduchter voor de Internationale van het Geld dan voor de kiezer.

Daarom wordt van Zweden tot Nieuw-Zeeland hetzelfde beleid gevoerd: aanpassing aan de wereld-

immuun gemaakt tegen afwijkende politieke opvat- tingen. De internationale belastingmobiliteit her- stelt het censuskiesrecht: hoe rijker je bent, hoe zwaarder je stem weegt. De stem van de armen telt niet voor het werkelijke beleid. De middenklasse kan zich niet onttrekken aan de externe effecten van de armoede in de gedaante van criminaliteit, dure gezondheidszorg en uitkeringen. Zij moet opdraai- en voor het verraad van de belastingontwijkende elite.

Conclusie: het neo-liberalisme vermoordt de democratie en daarmee de mogelijkheid om de eco- nomie zodanig te beïnvloeden, dat eisen van recht- vaardigheid en duurzaamheid tot gelding gebracht kunnen worden.

En daarom roeptThijs Wöltgens op tot een hei- lige oorlog. Een jihad tegen het neo-liberalisme, tegen de dictatuur van de markt. De sociaal-demo- cratie is verloren als zij niet de frontale aanval op het neo-liberalisme inzet. De staat moet weer de macht grijpen; de handel zal zich moeten schikken in de randvoorwaarden die het liefst door één democratische wereldoverheid worden bepaald.

Uiteraard met een wereldbijstand en een wereldbe- lasting om honger en ziektes te bestrijden, en om te voorkomen dat de armen der wereld oprukken naar de metropolen van de rijkdom. 1

Psycho-analyse

Nogmaals: wat bezielt Thijs Wöltgens? Wat pro- beert hij met deze boutade, 'eerder een pamflet dan een essay', zoals hij zelf zegt, te bereiken? Op het eerste gezicht komt het geschrift op mij over als een therapeutische exercitie van e~n zwaar gefrustreerd auteur. Wöltgens is woedend, verontwaardigd over het feit dat niet de sociaal-democratie, maar het liberalisme de toonaangevende politieke filo- sofie is geworden - in oost en in west.

Ke

Val

ter

w

M~

rer da1 re

de ge!

kat hei hel ral Ha kri var He Re in. na1 ba a lisr ke

zijr ont het chc ne! linl hij Sch

Wi we: der

ne~

te 1: is lijk

(9)

e- .le jn

~n

tt- r-

) e

:lt se m re d- le

le :>-

t- ht

:i- e,

) -

te

)-

in

~t

:n

·d :d tr

)-

Kees van der Malen, chef van de Haagse redactie van N R c Handelsblad, wees er in zijn bespreking terecht op: woede is de vijand van de redelijkheid.

Wöltgens schrijft niet wat hij ziet, vervolgt Van der Malen, op zijn best wat hij vreest. Hij wil shocke- ren, wakker schudden en een beproefde methode is dan om een spookbeeld op te roepen, een imaginai- re horror-story. 2

Van der Malen gelooft niet dat De Nee-zeaaers in de PvdA veel navolging zal vinden, hij acht het meer geschikt als propagandamateriaal voor de s P .

Inderdaad: het pamflet is een links-radicale kari- katuur. Niet alleen van de hedendaagse wel·kelijk- heid, maar ook van het (neo)liberalisme - en al helemaal van de denkbeelden van de klassiek-libe- rale econoom, filosoof en anti-socialist Friedrich Hayek, die door Wöltgens de rol van de duivel krijgt toebedeeld (dat gebeurt overigens op grond van één boek van Hayek, en niet het belangrijkste).

Het is arm aan nieuwe ideeën en perspectieven.

Reden waarom Wim Derksen 'Thijs zijn paradijs' in het verleden situeert: Wöltgens heeft heimwee naar een verzorgingsstaat die niet alleen onhoud- baar is gebleken, maar ook- vanwege zijn paterna- lisme, bureaucratie en het scheppen van afhankelij- ke burgers- onwenselijk. 3

De betekenis van Wöltgens' pamflet ligt niet in zijn analyse, noch in zijn programma, want beide ontbreken. De betekenis van De Nee-zeaaers ligt in het feit dat het een bijdrage kan leveren tot een psy- cho-analyse van het linkse onvermogen van de jaren negentig. Wöltgens symboliseert een gefrustreerd links dat niet tegen zijn verlies kan. En daarom gaat hij lelijk doen tegen zijn vermeende tegenstanders.

Schelden op 'de markt', danwel 'het neo-liberalis- me' is heel wat gemakkelijker dan de hand in eigen boezem steken en de balans opmaken van honderd jaar sociaal-democratische bemoeienis met het kapitalisme.

Ik ben bang dat vele linkse armen-van-geest Wöltgens' antiliberale sentiment delen. Hoewel weinigen zijn centrale stelling dat het liberalisme de democratie vermoordt voor hun rekening zullen nemen, is het ook onder intellectuelen bon ton om te beweren dat 'het marktdenken' ten eerste slecht is en tweede zich van alle uithoeken van het mense- lijk leven heeft meester gemaakt.

1. Th ijs Wöltgens, De Nee-zeggers, rif

De politieke gevolgen van het economisch libe- ralisme, Amsterdam 1996, passim, vooral p. 112·••9.

Beide beweringen zijn onjuist en schadelijk. Ze getuigen. bovendien van een schrijnend gebrek aan zelfvertrouwen. Politici als Wöltgens dragen bij aan een intellectueel klimaat van defaitisme, gebrek aan zelfkritiek en antiliberaal ressentiment. Ze doen net alsof de twintigste eeuw een slechte film is, waar ze als buitenstaanders met afkeer naar kunnen kijken. Maar de film die Wöltgens draait is gecensureerd:

hij heeft zichzelf en de Partij van de Arbeid wegge- retoucheerd, in de meest letterlijke zin. Daarmee doet hij links tekort en maakt hij rechts groter dan het in werkelijkheid is: het Calimero-syndroom.

Na de psycho-analyse komt, wat mij betreft, de geschiedfilosofische analyse. Ik bespreek twee aspecten van Wöltgens' betoog. Eerst en vooral reconstrueer ik - aan de hand van de conservatief- liberale denkers Oakeshott, Hayek, Gray en Raz- de historische band tussen markt, vrijheid en demo- cratie, als antithese van het socialisme in het alge- meen en Wöltgens' dictatuur van de markt in het bijzonder. Wöltgens negeert de klassieke liberale folosofische traditie die de markt als voorwaarde ziet voor individuele vrijheid en als medicijn tegen concentratie van macht. Hetzelfde geldt voor de liberale kritiek op het socialisme en de planecono- mie. In de tweede plaats wijs ik- in korter bestek- op de organisatie van het kapitalisme door corpora- tisme en sociaal-democratie, Wöltgens' blinde vlek, en op het spook van de globalisering, Wöltgens boze droom.

De individuele ervarinB

Denken over politiek is denken over de wijze waar- op het bestuur is ingericht (het constitutionele aspect) en over onze ervaring met de manier waar- op we worden bestuurd (het beleid en de uitvoe- ring). Dit denken vindt niet plaats in een vacuüm, maar in een historische, door tijd en plaats bepaalde context. Denkers over politiek ontwerpen geen systemen uit het niets, zoals veel politiek-filosofen menen, maar reflecteren op de inrichting en de praktijk van bestuur zoals ze die waarnemen- vaak met het oogmerk dat bestuur te perfectioneren.

Om de beweringen van politieke denkers en schrijvers te kunnen begrijpen, moeten we die his- torische context dus kennen. Dat geldt ook voor de

2. Kees van der Malen, 'Schrille salvo's', in NRC Handelsblad, 30 maart 1996.

3. Wim Derksen, Thijs zijn paradijs, in:

S/!u), •o/1996, p. 595, e.v.

(10)

68o

s&..nt21996

aartsvaders van het moderne, dat wil zeggen post- middeleeuwse, liberale politieke denken, voor mannen dus als Machiavelli, later Montesquieu, Descartes, Kant, Hobbes, Spinoza en Locke, en nog later Smith en Burke.

Volgens de Britse historicus en politiek-filosoof Michael Oakeshott ( 1 90 1- 1 990) is het moderne politieke denken het resultaat van wat hij noemt 'de

indiv~duele ervaring', een mentale omslag die door hem wordt gesitueerd in de late middeleeuwen en te beschouwen is als de meest fundamentele ont- wikkeling in de Westerse beschaving.4

Oakeshott werd geïnspireerd door Johan Huizinga. Deze constateerde dat in de Middel- eeuwen slechts toegepaste kunst bestond. Kunst was niet een manier om uit de sleur van het dage- lijks leven te stappen om 'tot troost en verheffing kunst te genieten in eenzelvige contemplatie', maar diende slechts een praktische bestemming, zoals het altaarstuk en de grafkunst de vroomheid elient en de portretten de rijken en machtigen verheerlij- ken. De 'esthetische ervaring', de bewondering van de kunst als schepping van zuivere schoonheid, ont- staat pas wanneer de kunst door de welgestelden wordt verzameld en tentoongesteld met het enige doel om ernaar te kijken.

Huizinga: 'De eerste kiemen van een kunstlief- de om haars zelfs wil doen zich voor als woekerin- gen der kunstproductie: (curs.JH) bij vorsten en ede- len hopen zich de kunstvoorwerpen op tot verza- melingen; nu worden zijn nutteloos en geniet men ze als weelderige curiositeit, als kostbare deelen van den vorstelijken schat, en daaraan eerst kweekt men den eigenlijken kunstzin, die in de Renaissance is volgroeid.' 5

Naar analogie van Huizinga's politieke economie van de kunst ontwierp Oakeshott een politieke eco- nomie van de vrijheid. Hij onderscheidt in het Europa van de laatste vijf à zes eeuwen drie ver- schillende waardenstelsels of 'morele disposities':

de moraal van de gemeenschap (the morality

rif

com-

munal ties), de moraal van het individu en de moraal van de collectiviteit.

De moraal van de gemeenschap spruit voort uit

het model van de familie, waarin de eigendom familie-eigendom is. Ieders positie, ieders rechten en plichten worden bepaald door gewoonte en lo- yaliteit is niet gebaseerd op zelfgekozen morele principes, maar gebonden aan personen. Regeren vindt plaats in de vorm van rechtspraak, arbitrage.

Het bestuur is geen onderneming, gericht op ver- betering van de levensomstandigheden, geen activi- teit die nieuwe belangen erkent en tot rechten maakt, het is niet meer dan het bewaken van regels en gewoonten.

De moraal van de gemeenschap werkt tot in het begin van deze eeuw door, maar vanaf ongeveer de twaalfde eeuw worden de contouren zichtbaar van de moraal van het individu: de aandrang om zo veel mogelijk eigen keuzes te maken, dit zelfbepalend gedrag te waarderen als eigen aan de mens en om te streven naar de voorwaarden waarin deze menselij- ke vrijheid het beste gedijt. De erkenning van deze neiging tot individualiteit - niet alleen bij jezelf, maar ook in anderen - maakt deze tot een waarde, een moraal.

Het cultiveren van de eigen individualiteit ver- onderstelt vertrouwdheid met de individuele erva- ring. En deze ervaring kan alleen worden opgedaan in historische omstandigheden waarin er gelegen- heid bestaat om keuzen te maken. Sinds het begin van de dertiende eeuw groeien de mogelijkheden om te ontsnappen aan het communale leven en zijn instituties, zeden, gewoonten en regels steeds ster- ker- ook op het platteland.

Waar onder het regime van de moraal van de gemeenschap zelfbepaling als een zonde werd gezien, de doodzonde van superbia, beschouwt de nieuwe moraal samenlevingen juist als associaties van vrije individuen, in plaats van organische gemeenschappen. Kernpunt van Oakeshotts poli- tieke economie van de vrijheid is nu het directe ver- band tussen het ontstaan van privé-eigendom, het genot van de individualiteit en het verlangen om de mogelijkheden van de zelfbepaling te ontdekken en ontwikkelen. 6

Vrijheid is de afwezigheid van concentratie van macht. Omdat eigendom macht is, moet die eigen-

4· Michael Oakeshott, Moraliry and Politics in Modern Europe. The Harvard Lectures, Londen 1993, p. 3-28.

J. Huizinga, Heifsuij der Middeleeuwen, Haarlem 1919, p. 424-425.

6. Zie noot 4·

do lie1 orr im got ve

Pa·

m•

on dri re<

Ee zijl gel pn hij mE vri na: ge· in. eig in de gaï pd de:

za< ga1 m<

VO•

va1 me ho ko1

Val

ov on

Vr se! de tre

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar hoezeer hij ook zijn best doet van deze villa een eigen thuis te maken, door de kamers te vullen met de herinneringen aan zijn vorige verblijplaatsen, zijn werkelijke thuis

As the previous chapters were based on already published work , in Chapter 4 we build a new incomplete model example in discrete time which is then used to demonstrate how the prices

ken is bij het dagelijks gebeuren, niet aileen in zijn eigen land, maar ook in andere soms zeer verre Ianden.. Er moesten enkele debakels zijn van nationale

Organism, The Heart as an Object of Value, The Heart as a Solid and The Heart as a Container as a means of illuminating the cognitive reality behind the

Europese buigzaamheid is goed voor gedegen sociaal-economisch beleid..

m a b blz.. De behoefte aan in de practijk bruikbare functionarissen was voor de beide vakken, boekhouden en handelsrekenen, reeds geconstateerd. Daarna waren de

N a a st deze tw ee vakken moet óf m onetaire óf bedrijfseconomie als derde vak w orden gekozen, terw ijl voorts uit de volgende reeks nog een keuze van tw ee

Ruwweg kan het instrumentarium dat zich richt op het stimuleren van postinitieel onderwijs in drie groepen worden verdeeld: instrumenten die zich – meestal via publieke