• No results found

Validatie van de Semantic Selection Test : veiligheid in de klas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Validatie van de Semantic Selection Test : veiligheid in de klas"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Validatie van de Semantic Selection Test:

Veiligheid in de Klas

Door Astrid Lindström

Studentnummer: 10001547

Begeleider: Annematt Collot d’Escury – Koenigs Aantal woorden: 4169

(2)

Abstract

De Semantic Selection Test (SST) is een non-verbale test, die wordt gebruikt om onbewuste meningen te meten. Voor deze test is geen leesvaardigheidsniveau of een bepaalde mate van zelfreflectie vereist. In eerder onderzoek is de praktische waarde van de SST al aangetoond. In huidig onderzoek wordt de convergente validiteit van de SST onderzocht door deze te vergelijken met de Schoolvragenlijst (SVL) op het onderwerp “Relatie met de Leerkracht” bij 64

basisschoolleerlingen uit groep 7 en groep 8. De scores van de deelnemers op de SST werden vergeleken met de scores van de deelnemers op de SVL. Exploratief werd gekeken naar het verschil tussen jongens en meisjes in de relatie met hun leerkracht. In lijn met de verwachting bleek er een significante positieve correlatie te bestaan tussen de SST en de SVL. Daarnaast bleken meisjes een betere relatie met de leerkracht te rapporteren dan jongens. Uit de resultaten van het huidige onderzoek kan worden geconcludeerd dat de SST valide is en daarmee een goede toevoeging aan bestaande psychologische testen.

(3)

Inleiding

Iedereen wil zich veilig voelen bij de mensen waarmee hij of zij een groot gedeelte van de dag doorbrengt. Zo ook basisschoolkinderen bij hun klasgenoten en leraar. De relatie tussen de leraar en de leerling wordt al jarenlang onderzocht. Al in 1928 gaf Mary Parker Follett een speech over de rol van de leraar in de klas. Zij zag een leraar als een echte leider die veel effect heeft op zijn of haar leerlingen (Follett, 1970). Kosir & Tement (2014) hebben bij ruim 800 leerlingen, door middel van vragenlijsten, onderzocht wat het effect van de relatie tussen de leerkracht en de leerling op de academische prestatie van de leerling is. Hieruit is gebleken dat een goede relatie tussen leerkracht en leerling kan leiden tot betere academische prestaties en vice versa. Daarnaast is gebleken dat de relatie tussen leerling en leerkracht een grote invloed heeft op de motivatie om te leren (Yunus, Osman & Ishak, 2011).

Zelfrapportage vragenlijsten brengen echter een aantal problemen met zich mee. Zeker wanneer de vragenlijsten bij kinderen worden afgenomen. Ten eerste is voor het invullen van vragenlijsten een bepaald niveau van verbaal vermogen vereist. Er wordt verwacht dat een kind niet alleen technisch goed kan lezen, maar ook begrijpend lezen moet al goed ontwikkeld zijn. Kinderen met leesproblemen en jongere kinderen zullen hierdoor niet kunnen worden onderzocht door middel van zelfrapportage vragenlijsten. Ten tweede vereist het invullen van een vragenlijst een bepaalde mate van zelfreflectie. Kinderen moeten in staat zijn om na te denken over hun eigen emoties, gedachtes en relaties en daar een mening over te vormen. Zelfreflectie is een vaardigheid die zich volledig ontwikkelt tussen het zevende en twaalfde levensjaar (Zelazo, 2000). Dit zou kunnen betekenen dat kinderen in die leeftijd en jonger niet in staat zijn om zelfrapportage vragenlijsten goed in te vullen. Als laatste is sociale wenselijkheid een groot probleem bij zelfrapportage

vragenlijsten (Huang, Liao & Chang, 1998). Uit onderzoek van Greenwald (1998) blijkt dat sociale wenselijkheid voornamelijk optreedt bij gevoelige onderwerpen. In de huidige studie kan dit betekenen dat de leerlingen die een slechte relatie met hun leerkracht hebben, dit niet willen laten merken en om die reden bewust positief antwoorden op de vragenlijst. Het gevaar hiervan is dat de leerlingen die echt problemen hebben, worden gemist omdat zij sociaal wenselijk hebben

geantwoord.

Eén van deze bewuste zelfrapportage vragenlijsten, waarmee de relatie tussen de leerkracht en de leerling gemeten kan worden, is de Schoolvragenlijst (SVL, Vorst, 2010). De SVL kijkt naar vele factoren die meespelen op school, zoals concentratie in de klas, plezier op school, sociaal aanvaard voelen, zelfvertrouwen bij proefwerken en de relatie met leraren (Vorst, 2010).

(4)

Om de sociale wenselijkheid zo veel mogelijk te vermijden, worden steeds vaker onbewuste testen afgenomen. Een voorbeeld van een test die onbewuste attitudes meet is de Implicit

Association Test (Greenwald, 1998). Deze test duurt echter erg lang. Niet alleen voor de

deelnemers, die gemiddeld een half uur kwijt zijn aan de IAT, maar ook voor de onderzoekers die erg veel tijd kwijt zijn aan het berekenen van de resultaten. De resultaten zijn niet te berekenen door leerkrachten. Er is complexe programmering op de computer voor nodig. Daarnaast kan de IAT maar één construct tegelijkertijd meten. Wanneer bijvoorbeeld een school wil weten hoe hun leerlingen onbewust denken over zowel de leerkracht, als medeleerlingen en de school in het

algemeen, moeten er drie verschillende IAT’s uitgevoerd worden. Er is dus een behoefte aan een test die sneller en op een eenvoudige manier onbewuste attitudes ten opzichte van meerdere factoren kan meten. De Semantic Selection Test (SST) zou hiervoor de oplossing kunnen zijn.

De Semantic Selection Test is hoogstwaarschijnlijk in de jaren 60 bedacht in toenmalig Tsjecho-Slowakije door Doležal (Smékal, 1990, geciteerd door Lukavsky, 2008). De Semantic Selection Test bestaat uit woorden en plaatjes. Aan elk woord zitten telkens dezelfde set van 16 plaatjes gekoppeld. Een voorbeeld hiervan is te zien in figuur 1. Bij de SST wordt gebruik gemaakt van twee ankeritems. Dit zijn concepten waarmee de resultaten op de andere concepten worden vergeleken. In het huidige onderzoek zijn de ankeritems plezier en angst. De taak is om zo snel mogelijk de acht plaatjes te omcirkelen die je het meest associeert met het woord. Het maakt niet uit wat de plaatjes voor betekenis hebben. Ieder individu geeft een eigen betekenis aan de plaatjes (Urbánek, 2000). Bij deze test worden de omcirkelde plaatjes per concept vergeleken met de omcirkelde plaatjes bij de ankeritems. Er wordt geteld hoeveel van de omcirkelde plaatjes ook omcirkeld zijn bij de twee ankeritems. Dit kan variëren van 0 tot 8 plaatjes per ankeritem. Het is belangrijk dat de plaatjes die zijn omcirkeld bij het ankeritem angst verschillend zijn van de omcirkelde plaatjes bij het ankeritem plezier (Beunje, 2008). Dit geeft aan dat de ankeritems daadwerkelijk antoniemen zijn. Zie Tabel 1 voor een voorbeeld van de notatie van de antwoorden op de SST. Vervolgens wordt de score op angst afgetrokken van de score op plezier. Hieruit kan een score komen van -8 tot 8. Bij een positieve score kan men stellen dat een deelnemer het concept meer associeert met plezier en bij een negatieve score wordt het concept meer geassocieerd met angst. Een concreet voorbeeld is wanneer een persoon bij het woord spin vrijwel dezelfde plaatjes omcirkelt als bij het ankeritem angst. De gedachte is dan dat de persoon spin associeert met angst.

(5)

Figuur 1. Voorbeeld van de SST

Tabel 1

Voorbeeld van Notatie van Antwoorden op de SST

Plaatjes 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

Angst X X X X X X X X

Plezier X X X X X X X X

Leraar X X X X X X X X

In eerder onderzoek van De Vries (2008) is de praktische waarde van de SST al aangetoond. In dit onderzoek werden de scores op het ankeritem angst van de SST vergeleken met de scores op de VAK (Vragenlijst voor Angst bij Kinderen, Oosterlaan, Prins & Sergeant, 1995). Hieruit bleek dat de SST positief gecorreleerd was met de VAK (Vragenlijst voor Angst bij Kinderen). In de huidige studie worden de ankeritems plezier en angst vergeleken met het concept leraar. Hiermee wordt getracht achter de onbewuste attitude van de leerling ten opzichte van de leraar te komen. Er is gekozen voor basisschoolleerlingen omdat de leerling vijf dagen in de week continu les heeft van dezelfde persoon. Deze persoon heeft logischerwijs in het algemeen meer invloed op een leerling

(6)

dan een vakdocent op de middelbare school. Hoewel de SST nog niet gevalideerd is, wordt deze toch in enkele landen al gebruikt (Urbánek, 2001).

In deze studie wordt de SST gevalideerd aan de hand van de SVL bij basisschoolleerlingen. Het valideren van de SST is belangrijk omdat de test een veel eenvoudigere versie is van andere gevalideerde testen die onbewuste attitudes meten, zoals de IAT. De constructvaliditeit, specifiek de convergente validiteit, van de SST wordt onderzocht. Bij onderzoek naar constructvaliditeit wordt gekeken of de SST het construct meet wat het moet meten (Borsboom, Mellenbergh & van Heerden, 2004). De convergente constructvaliditeit onderzoekt de correlatie tussen de resultaten van twee gelijksoortige meetinstrumenten (Cronbach & Meehl, 1995). In de huidige studie betekent het dat de resultaten van de SST vergeleken worden met de resultaten op de SVL. De itemscores op de SST zullen worden vergeleken met de relevante itemscores op de SVL. De verwachting is dat het aantal overeenkomstige plaatjes tussen het concept en het ankeritem op de SST hoger is bij een hoge score op een gerelateerd concept in de SVL. Deze verwachting leidt tot de volgende hypothese:

- De itemscores op de SVL hebben een positieve correlatie met de score “plezier min angst” op de SST.

Exploratief zal worden gekeken naar het verschil tussen jongens en meisjes op de SST en de SVL. Bij de analyse van de data zal allereerst gekeken worden of is voldaan aan de assumpties van parametrische testen met een Kolmogorov-Smirnov test. De verwachting is dat voor zowel de scores op de SST, als de scores op de SVL, niet aan de assumpties wordt voldaan. Op basis hiervan zal vervolgens een bivariate correlatie uitgevoerd worden. Daarnaast zullen de verschillen tussen de scores van jongens en meisjes vergeleken worden met een Independent t-test.

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek namen 64 basisschoolleerlingen uit vier verschillende groepen 7 en 8 van een basisschool uit Oostzaan deel. Onder de deelnemers waren 33 meisjes en 31 jongens. De

(7)

Materialen

De deelnemers kregen een boekje waarin twee testen zaten, de Semantic Selection Test (SST) en de Schoolvragenlijst (SVL). Met de SST werden de onbewuste meningen gemeten en met de SVL werden de bewuste meningen over verschillende factoren gemeten.

Semantic Selection Test (SST): De SST werd in dit onderzoek gebruikt om de onbewuste

meningen te meten op de volgende concepten: School, Leerkracht, Klasgenoten, Vrienden, Alcohol, Frisdrank, Proefwerk, Vakantie en Gym. De SST bestond uit 16 verschillende plaatjes, die in rijtjes van 4 bij 4 geordend waren. Aan elke set van 16 plaatjes was één van bovenstaande concepten gekoppeld. Daarnaast werden de twee ankeritems, angst en plezier, elk aan een set van 16 plaatjes gekoppeld. Zoals eerder gezegd, was de taak van de deelnemers om de 8 plaatjes te omcirkelen die het eerst bij de deelnemers opkwamen toen ze dachten aan het concept dat gekoppeld was aan de plaatjes. Zie Figuur 1 voor een voorbeeld van de SST. Bij de berekening van de score op de SST wordt per concept gekeken hoeveel van de omcirkelde plaatjes overeenkomen met het ankeritem angst en met het ankeritem plezier. Vervolgens wordt per concept de score op het ankeritem angst afgetrokken van het ankeritem plezier. Hieruit komt een score van -8 tot 8. Wanneer uit de

berekening een negatieve score komt, houdt dit in dat de deelnemer op dat concept meer angst ervaart dan plezier. Bij een positieve score ervaart de deelnemer meer plezier dan angst.

Schoolvragenlijst (SVL): De schoolvragenlijst is een bewuste zelfrapportage vragenlijst met

een versie voor basisschoolleerlingen en een versie voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Beide versies bestaan uit vorm A en vorm B. In het huidige onderzoek wordt Vorm A voor basisschoolleerlingen afgenomen. Vorm A van de SVL voor basisschoolleerlingen bestaat uit 80 vragen over de volgende factoren: Leertaakgerichtheid, Concentratie in de klas, Huiswerkattitude, Plezier op school, Sociaal aanvaard voelen, Relatie met leerkrachten, Uitdrukkingsvaardigheid, Zelfvertrouwen bij proefwerken en Sociale vaardigheid. Daarnaast wordt ook de sociale

wenselijkheid gecontroleerd met enkele vragen, om te kijken of de deelnemers naar waarheid hebben geantwoord of sociaal wenselijk hebben geantwoord. De eerste drie van de bovenstaande factoren meten samen het construct Motivatie. Factoren vier t/m zes meten samen het construct Welbevinden en de factoren zeven t/m negen meten samen het construct Zelfvertrouwen. Een voorbeeldvraag voor de factor Relatie met de leerkracht is: “De juf of meester gaat op een prettige manier met mij om”. De 80 vragen kunnen worden beantwoord met antwoord A: Dat is zo,

antwoord B: Dat weet ik niet, of antwoord C: Dat is niet zo. De score per vraag loopt van minimaal 1 tot maximaal 3 punten. Per factor werden acht vragen gesteld, wat betekende dat er per factor een

(8)

minimum van 8 punten en een maximum van 24 punten behaald kon worden. Per construct kon vervolgens een minimum van 24 punten en een maximum van 72 punten behaald worden, en de totale score van de SVL loopt van 80 tot 240 punten.

Procedure

De deelnemers is van tevoren verteld dat zij deelnamen aan een onderzoek van studenten, maar zij waren niet op de hoogte van het doel van het onderzoek. De ouders van de deelnemers waren wel op de hoogte van het doel van het onderzoek en hebben door middel van een informed consent toestemming gegeven voor de deelname van hun kind aan het onderzoek.

De test werd afgenomen in het normale klaslokaal van de deelnemers, waar zij in groepjes aan tafels zaten. De deelnemers kregen van de onderzoekers uitleg over de SST en de SVL. Er werd verteld dat de bedoeling van de SST was om de eerste acht plaatjes te omcirkelen die bij hen

opkwamen als ze het woord lazen wat voor de plaatjes stond. Ook werd hen verteld dat het niet uitmaakte wat de plaatjes precies betekenden. Als laatste werd gezegd dat zij de test in stilte en alleen moesten maken. Bij de SVL zat een blaadje met uitleg, waardoor de deelnemers zelf konden lezen wat zij moesten doen. Vervolgens begon de test. Wanneer de deelnemers klaar waren met de SST, moesten zij hun hand opsteken waarna de SST werd opgehaald. Daarna mochten zij

verdergaan met de SVL. De afname van de testen duurde in totaal ongeveer een uur per klas. Na afloop werden de deelnemers bedankt voor hun deelname en kregen een snoepje als beloning. In overleg met de school is besloten de deelnemers niet verder in te lichten over het uiteindelijke doel van het onderzoek.

Resultaten

De data van 61 van de oorspronkelijke 64 deelnemers is meegenomen in de uiteindelijke analyse van het onderzoek. De drie deelnemers die niet zijn meegenomen, hebben de

Schoolvragenlijst niet kunnen afronden wegens tijdgebrek. Onder de overgebleven 61 deelnemers bevonden zich nog 32 meisjes en 29 jongens.

Om te kijken of er aan de assumpties van normale verdeling is voldaan is een Kolmogorov-Smirnov test uitgevoerd. Daaruit bleek dat de data op het item Leraar van de SST niet normaal verdeeld was, D(61) = 0.12, p < .05. Ook de data op het item Relatie met Leerkracht van de SVL was niet normaal verdeeld, D(61) = 0.16, p < .001.

(9)

Semantic Selection Test

Er is gekeken of er een verschil bestaat tussen de ankeritems Angst en Plezier van de SST. Om te kijken of er aan de assumpties van normale verdeeldheid is voldaan, is een Kolmogorov-Smirnov test uitgevoerd. Hieruit bleek dat zowel Angst als Plezier niet normaal verdeeld zijn,

D(549) = 0.174, p < 0.001 en D(549) = 0.184, p < 0.001. Met een Spearman’s correlation coefficient is berekend dat er een significante negatieve correlatie bestaat tussen de ankeritems

Angst en Plezier, rs = -0.500, p < 0.001. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deelnemers

verschillende items hebben omcirkeld bij het ankeritem Angst dan bij Plezier.

Om een algemeen beeld te krijgen van de onbewuste mening van de deelnemers over de leerkracht, zijn de gemiddelde scores van de deelnemers berekend voor de SST op het concept Leraar. Hieruit bleek dat de gemiddelde score hoger is dan 0, wat inhoudt dat de deelnemers in het algemeen hun leerkracht meer associëren met plezier dan met angst (M = 1.312, SD = 2.579).

Daarnaast is er gekeken of er een significant verschil bestaat tussen de gemiddelde scores van jongens en meisjes op het item Leraar van de SST. Uit de Independent t-test is gebleken dat de gemiddelde scores van meisjes hoger ligt (M = 2.00, SD = 2.356) dan de gemiddelde scores van jongens (M = 0.552, SD = 2.640). Dit verschil was significant t(59) = -2.264, p < 0.05.

Schoolvragenlijst

Er is gekeken wat de gemiddelde scores zijn van de jongens en meisjes op het concept Relatie met Leerkracht van de SVL. Hieruit bleek dat de gemiddelde scores van de jongens (M = 20.172, SD = 2.854) iets lager ligt dan de normscores van jongens in groep 7, zoals vermeld in de handleiding van de SVL (M = 20.51, SD = 3.58). Ook de gemiddelde scores van de meisjes bleken iets lager te zijn dan de normscores van meisjes in groep 7, zoals vermeld in de handleiding van de SVL (M = 21.42, SD = 2.91). Uit een Independent t-test is gebleken dat het verschil tussen jongens en meisjes echter niet significant is, t(59) = -1.243, p > 0.05.

SST x SVL

Met een Kolmogorov-Smirnov test is gekeken of de scores op de SST en de scores op de SVL normaal verdeeld zijn. Uit deze test is gebleken dat de scores op zowel de SST, D(61) = 0.121,

p < 0.05, als de scores op de SVL, D(61) = 0.162, p < 0.001, niet normaal verdeeld zijn. Vervolgens

is er een Spearman’s correlation coefficient uitgevoerd om te kijken of er een verschil bestaat tussen de resultaten van de deelnemers op het concept Leraar van de SST en het concept Relatie met

(10)

Leerkracht van de SVL. In lijn der verwachting bleek uit de analyse dat er een significante positieve correlatie bestaat tussen de resultaten op de SST en de resultaten op de SVL, rs = 0.605, p < 0.001.

Sociale wenselijkheid

In de SVL is ook de sociale wenselijkheid opgenomen. De minimale gemeten score op dit concept was 10 en de maximale gemeten score was 22. De gemiddelde score van meisjes op het concept sociale wenselijkheid (M = 15.94, SD = 2.76) is lager dan de gemiddelde normscore van meisjes (M = 16.18, SD = 3.31). De gemiddelde score van jongens op het concept sociale

wenselijkheid (M = 16.10, SD = 3.50) is iets hoger dan de gemiddelde normscore van jongens (M = 15.39, SD = 3.29). Op basis van deze resultaten kan worden gesteld dat meisjes eerlijker de SVL invullen dan jongens. Dit verschil is met een independent t-test echter niet significant gebleken,

t(59) = 0.204, p > 0.05. In Tabel 2 staan enkele voorbeelden van scores van leerlingen. Bij leerling

X en Y is te zien dat de discrepantie tussen de score op de SST en de SVL te verklaren zou kunnen zijn door de hoge score op Sociale Wenselijkheid. Bij Leerling Z is te zien dat de scores op de SST en de SVL mooi samenhangen en de sociale wenselijkheid laag is.

Tabel 2

Gemiddelde Scores van een Aantal Leerlingen op het Concept Leraar van de SST, Relatie met de Leerkracht van de SVL en Sociale Wenselijkheid van de SVL

Leraar (SST) Relatie met de Leerkracht (SVL) Sociale Wenselijkheid (SVL) Leerling X -2.00 20.00 21.00 Leerling Y -4.00 18.00 20.00 Leerling Z 5.00 20.00 15.00 Opvallendheden

Uit verdere analyse van de resultaten bleek dat één leerling significant lager scoorde op de SVL dan andere leerlingen. Deze leerling scoorde maar 11 uit 24 punten op het concept Relatie met de Leerkracht. Wanneer vervolgens wordt gekeken naar de antwoorden van deze leerling op de SST,

(11)

blijkt dat hij ook negatief scoort op het concept Leraar. Deze resultaten zijn reden tot bezorgdheid over deze leerling.

Discussie

In de huidige studie werd de onbewuste Semantic Selection Test gevalideerd door middel van de Schoolvragenlijst op het onderwerp Leerkracht. Uit het onderzoek is gebleken dat de deelnemers hun leerkracht op de SST meer associëren met plezier dan met angst. Daarbij associeerden meisjes hun leerkracht significant meer met plezier dan jongens. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de leerlingen gemiddeld positief denken over hun leerkracht. Hoewel de scores positief zijn, is het gemiddelde niet erg hoog. Zoals eerder gezegd is de band tussen de leerkracht en de leerling erg belangrijk en kan effect hebben op de academische prestaties. Ook uit de SVL bleek dat de leerlingen over het algemeen positief dachten over hun leerkracht. Echter waren de leerlingen wel iets minder positief dan de normgroep. Dat geldt zowel voor de jongens als voor de meisjes, hoewel ook bij de SVL de meisjes iets hoger scoorden dan de jongens. De scores zeggen dat de leerkrachten wel een goed effect hebben op de leerlingen, maar het kan zeker nog beter.

Voor de validatie van de SST zijn de scores op de SST vergeleken met de scores op de SVL. De verwachting was dat de scores op de SVL op het item Relatie met de Leerkracht positief

correleren met de scores op het item Leraar van de SST. In lijn met de verwachting bleek inderdaad dat er een significante positieve correlatie was tussen de SST en de SVL. Dit wil zeggen dat uit de onbewuste SST dezelfde resultaten komen als uit de bewuste SVL. Hiermee kan worden

geconcludeerd dat de SST gevalideerd is met de SVL op het item Leraar.

De sociale wenselijkheid bleek in deze deelnemersgroep niet sterk af te wijken van de normgroep. Wel bleken meisjes iets eerlijker te antwoorden op de SVL dan jongens, hoewel dit niet significant was. Hoewel de gemiddelde sociale wenselijkheidsscores overeenkwamen met de normgroep, was de maximale score erg hoog. Dit betekent dat er toch enkele deelnemers waren die sociaal wenselijk hebben geantwoord. Dit is meteen de eerste kanttekening bij dit onderzoek. Wanneer de deelnemers niet helemaal eerlijk hebben geantwoord, is het te voorspellen dat de resultaten niet overeenkomen met de resultaten op de onbewuste SST. Het onderzoek zou dus nog sterker kunnen zijn door de SST te vergelijken met een andere onbewuste test, zoals de Implicit

Association Test.

Een volgende kanttekening die bij dit onderzoek geplaatst kan worden is dat niet elke klas even geconcentreerd en rustig was tijdens het invullen van de SST en de SVL. Een aantal leerlingen

(12)

was afgeleid en dit heeft mogelijk effect gehad op de resultaten. Zoals eerder gezegd hebben vier verschillende klassen deelgenomen aan het onderzoek. De klassen rouleerden na afloop van het invullen van de SST en SVL van lokaal. Daardoor heeft wel iedere klas in dezelfde ruimte de SST en de SVL uitgevoerd. De omstandigheden waren dus gecontroleerd. In het vervolg kan nog meer gedaan worden om de leerlingen zo rustig mogelijk te houden, zoals alle leerlingen aan aparte tafels te zetten.

Een derde kanttekening bij het onderzoek is dat de onderzoekers moesten werken binnen het tijdsschema van de school. Dit hield in dat de leerlingen maar iets meer dan een uur hadden om beide testen in te vullen. Voor drie leerlingen was dit te kort tijd en zij hebben dan ook niet de SVL af kunnen ronden en zijn uiteindelijk niet meegenomen in de analyses. Een aantal leerlingen hebben de SVL net binnen de tijd af kunnen ronden. Echter is het mogelijk dat zij de laatste vragen hebben afgeraffeld om toch nog op tijd klaar te zijn. Dit kan effect hebben gehad op de resultaten, aangezien mogelijk enkele vragen niet serieus zijn ingevuld. In vervolgonderzoek kan dit worden voorkomen door ruim tijd te plannen voor het invullen van de testen en niet afhankelijk te zijn van het

tijdsschema van de school.

Als laatste heeft een aantal leerlingen, ondanks uitvoerige uitleg en aanmoedigingen van de onderzoekers, erg lang gedaan over de SST. De bedoeling van de SST is om zo snel mogelijk de acht plaatjes per item te omcirkelen. Wanneer dit niet gebeurt, kan dit betekenen dat de SST niet meer onbewust is, maar dat de leerlingen hebben nagedacht over de betekenis van de SST. Zij kunnen bijvoorbeeld hebben bedacht dat ze dezelfde plaatjes moeten omcirkelen bij het item Leraar als bij het item Plezier, zodat daar uitkomt dat je plezier associeert met leraar. Zo kan sociale wenselijkheid uiteindelijk toch nog een rol spelen bij een van oorsprong onbewuste test.

De validatie van de SST betekent dat deze test gebruikt kan worden om onbewuste meningen te meten op alle constructen die maar te bedenken zijn. Daarmee is het een goed alternatief voor andere onbewuste testen, zoals de Implicit Association Test. De SST is veel minder tijdrovend voor de deelnemer, minder tijdrovend in de berekening van de resultaten voor de onderzoeker en

daarnaast kunnen er oneindig veel constructen gemeten worden. Dit in tegenstelling tot de IAT, die erg beperkt is in de constructen die gemeten kunnen worden. Daarnaast is uit de huidige studie gebleken dat de SST overeenkomt met een bewuste vragenlijst. Ook deze bewuste vragenlijsten zijn in het algemeen erg tijdrovend en sociale wenselijkheid kan hierbij een grote rol spelen. Ook is een bepaald niveau van leesvaardigheid geen vereiste voor de afname van de SST. Op deze manier kunnen ook zeer jonge kinderen of kinderen met een leesprobleem deelnemen aan de test. Als

(13)

laatste is er geen mate van zelfreflectie nodig voor het invullen van de SST. Ook dit zorgt ervoor dat de test kan worden afgenomen bij jongere kinderen.

Concluderend kan de Semantic Selection Test een grote aanwinst zijn in de psychologische testen voor het meten van onbewuste gedachten.

(14)

Literatuurlijst

Beunje, C. (2008). Is de Semantic Selection Test een valide methodiek om zelfbeeld bij adolescenten in beeld te brengen? Afstudeerthese, Universiteit van Amsterdam.

Borsboom, D., Mellenbergh, G.J. & van Heerden, J. (2004). The Concept of validity. Psychological

Review, 111, 4, 1061-1071.

Cronbach, L.J., &Meehl, P.E. (1955). Constructvalidity in psychological tests. Psychological

Bulletin, 52, 281–302.

Follett, M. P. (1970). The Teacher-Student Relation: Address to Boston University Fall 1928.

Administrative Science Quarterly, 15, 137-148.

Greenwald, A. G., Mcghee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring Individual Differences in Implicit Cognition: The Implicit Association Test. Journal of Personality and Social

Psychology, 74(6), 1464-1480.

Huang, C., Liao, H., & Chang, S. (1998). Social Desirability and the Clinical Self-Report Inventory: Methodological Reconsideration. Journal of Clinical Psychology, 54(4), 517-528.

Kosir, K., & Tement, S. (2014). Teacher-Student Relationship and Academic Achievement: a cross-lagged longitudinal study on three different age groups. European Journal of Psychology of

Education, 29, 3, 409-428.

Lukavsky, J. (2008). Physiological correlates and semantic distances in Word Association Test.

Doctoral dissertation, Charles University Prague.

Oosterlaan, Prins & Sergeant, (1995). Vragenlijst voor Angst bij Kinderen.

Zelfrapportagevragenlijst voor angst bij kinderen van 6-12 jaar. Handleiding. Lisse: Swets

& Zeitlinger B.V.

Urbánek, T. (2000) Possibilities of quantification of the semasiological selection test. Studia

psychologica : Bratislava, Slovak Academic Press, 42, 3, 283-288 Slowakije.

Urbánek, T. (2001). Optimální škálování Testu sémantického výběru/ Optimal scaling of the Semantic selection test. Psychologický ústav Akademie, 7, 1, 1-26 Czech Republic.

(15)

Vorst, H. C. M. (2010). Schoolvragenlijst voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs:

Handleiding en verantwoording. Amsterdam: Pearson.

Vries, V. de. (2008). De Semantic Selection Test: Een Validatie onderzoek. Masterthese, Universiteit van Amsterdam.

Yunus, M. M., Osman, W. S. W., & Ishak, N. M. (2011). Teacher-student relationship factor affecting motivation and academic achievement in ESL classroom. Procedia Social and

Behavioral Sciences, 15, 2637–2641.

Zelazo, P. D. (2000). Self-reflection and the development of consciously controlled processing. In P. Mitchell & K. Riggs (Eds.), Children’s reasoning and the mind (169-189). London,

(16)

Bijlage 1: Semantic Selection Test

Plaatjes kiezen

Op de volgende bladzijden staan een heleboel dingen, met daarachter steeds dezelfde verzameling van 16 plaatjes. Van sommige plaatjes kun je duidelijk zien wat ze betekenen, van sommige kun je dat misschien niet zo goed zien. Wij willen graag weten welke plaatjes jij vindt passen bij het woord of de zin die ervoor staat. Je moet steeds 8 plaatjes kiezen, niet meer en niet minder. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Teken een cirkel om de 8 plaatjes die jij kiest. Hoe je dat moet doen zie je in het voorbeeld hieronder.

Voorbeeld

Onweer

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

(17)

Vrienden

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Frisdrank

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Angst

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

(18)

18 Toets

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Plezier

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

School

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

(19)

19 Vakantie

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Gym

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Alcohol

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

(20)

20 Klasgenoten

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Leraar

Teken een cirkel om de plaatjes die jij hierbij vindt passen.

Let op! Omcirkel precies 8 plaatjes.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De relatie tussen humusvormen en vegetatietypen hebben we onderzocht door per humusvorm aan te geven welke vegetatietypen voor komen.. Een belangrijk uitgangspunt bij de

Wettelijk verankerde streefwaarden voor de volksgezondheid voor bijvoorbeeld het per- centage mensen met overgewicht zijn weliswaar geen infrastructurele beperking zoals het

In this study we present results on the effect of wind and basin connectivity on estimated sediment transport patterns in Ameland Inlet based on the results from a

Conclusion: The intraoperative use of a cell salvage device resulted in less lung injury in patients after cardiac surgery as assessed by lower concentrations of lung injury markers

We have worked on a new micro- fabrication process based on conformal deposition of Parylene on silicon which was used to make membranes with similar variations in tension,

Considering the controversial data regarding Symbiodinium transmission and the absolute lack of information concerning bacterial core diversity, dynamics and transmission in

Aave graduated cum laude in 2001 and started working as an assistant in sport psychology at the University of Tartu. In 2002 she started her PhD studies at the University

Trigonella foenum graecum (fenugreek) seed powder improves glucose homeostasis in alloxan diabetic rat tissues by reversing the altered glycolytic, gluconeogenic