• No results found

DR. J. VAN LONKHUIJZEN.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DR. J. VAN LONKHUIJZEN. "

Copied!
120
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CHRISTELIJKE ST AA TKUNDE IN AMERIKA

DOOR

DR. J. VAN LONKHUIJZEN.

I.

Inleiding.

Van Antirevolutionaire Staatkunde in den strikten zin des woords kan er in de Vereenigde Staten moeilijk gesproken worden. Wel was er in den Amerikaanschen vrijheidsoorlog (1775-1783) gedurig cóntact met Frankrijk en ongetwijfeld zijn er sporen van den invloed der beginselen welke zich in de Fransche revolutie openbaarden te bemerken in staatkundige beschouwingen en theorieën, maar toch kwam het gelukkig niet tot een bewust en stelselmatig overnemen dier revolutionaire beginselen. De Amerikaansche vrijheidsoorlog kwam uit geheel andere beginselen voort dan de Fransche revolutie.

Het contact was meer uitwendig dan wel een van beginselen onder het volk. Dientengevolge kan er ook aan de overzijde geen bewust en stelselmatig ingaan tegen die beginselen, welke nimmer in den breede invloed op het staatkundig leven uitoefenden, sprake zijn. Alles heet nog Christelijk. De natie noemt zich zóó, de president zoowel als de hoofden van vele openbare instellingen belijden nog den Naam Gods in onderscheiden publieke handelingen. De openbare scholen hebben nog in schier alle staten een zeker Christelijk of godsdienstig karakter, hoe gering vaak dan ook. Toch ook soms tamelijk sterk. Deden dus de revolutie-beginselen zich slechts weinig gelden en bleef de natie in een zeker Christelijk spoor, zoo kan daar dus moeilijk van antirevo- lutionaire staatkunde, die de doorwerking der revolutie-beginselen zoekt te stuiten, sprake zijn. Evenmin van een Antirevolutionaire Partij die deze staatkunde systematiseert en practisch toepast.

Eer kan men de zaak zóó voorstellen, dat de Fransche rationalis-

A. St. 3-m. VII 7

(2)

98 DR. j. VAN LONKHUljZEN

tische, of liever de Engelsche Deïstische beginselen, een verflauwing en inzinking van het eenmaal wakkere Gereformeerde geloof, dat eertijds in menig stuk ook van het staatkundig leven zich uitsprak, veroor- zaakten. Maar daarbij ook, dat desniettegenstaande ook nu nog de nawerking dier Christelijke beginselen op staatkundig terrein gevoeld wordt. En voorts ook dat af en toe in incidenteele gevallen met nieuwe actie op die eenmaal gelegde grondslagen gezocht wordt verder te bouwen. Ik meen als ik het geval zóó stel: een planten van de wortels van Christelijke staatkunde in vroeger dagen; een nabloeien daarop tot in onzen tijd; en eindelijk, in incidenteele gevallen, een nieuw uit- spruiten daarvan - dat ik dan niet ver van de waarheid af zal zijn.

En hiermede zijn dan vanzelf de drie geledingen voor de behandeling van mijn onderwerp gegeven. Dus eerst over de oorspronkelijke Christelijke grondslagen waarop het Amerikaansche staatkundige leven gebouwd is; dan de nawerking daarvan in onze dagen, eindelijk incidenteele nieuwe actie in deze richting.

De Christelifke grondslagen.

Wie tegen den middag van den 31 en Juli 1620 langs de Vliet in Rijswijk gewandeld had, had iets kunnen zien dat, hoewel voor het oog weinig bijzonders, toch een van die historische gebeurtenissen is geworden, die den meest verstrekkenden invloed voor heel de wereld gehad hebben. Daar voeren op dien dag een aantal schepen door de Vliet, schepen met menschen. Deze menschen kwamen uit Leiden en gingen naar Delft en dan naar Delfshaven. Het waren zoo goed als alle eenvoudige mannen als wevers, wolkammers, timmerlieden, kuipers, enz. Ze waren nog in de kracht van hun leven, en ze namen hun vrouwen en kinderen met zich. Want ze zouden zich dien avond op de "SpeedweIl" in Delfshaven inschepen om naar een nieuw wereld- deel te reizen. Een aantal vrienden en familieleden deed hen uitgeleide.

Ds. ROBINSON, hun waardige predikant, was mede onder deze laatsten.

Hij zou zoo straks zijn knieën op het dek van de kleine, zwakke boot ootmoedig buigen, en in een roerend gebed hen aan den Almachtigen en Getrouwen God opdragen om ze nimmer weer te zien. Dan zou onder veel tranen het afscheid plaats hebben. ZÓÓ geschiedde. Daags daarna ging het schip onder zeil. Zoo zijn de "Pilgrimfathers", maar een handje vol menschen, 110 alles te saam, eerst op de "SpeedweIl"

naar Engeland gevaren 1) om daar van dit lekke vaartuig op de

(3)

CHRISTELIJKE STAATKUNDE IN AMERIKA 99

"Mayflower" over te gaan en daarmee onder veel moeite den Oceaan over te steken en op 26 December van dat jaar in Plymouth Harbor, tusschen de schrale rotsen van Massachusets te landen.

Ze hadden niet gemeend dáár aan te komen. Ze waren eerst van plan geweest naar Nieuw Amsterdam te gaan en zich in Nieuw Neder- land te vestigen of in West-Indië. En de "Nieuw Nederland Compagnie"

voorlooper van de "West Indische Compagnie" had hun ook wel alles beloofd wat ze vroegen en nog meer daarbij, vrije overtocht, hulp, vee, enz. maar op hun vraag om politieke bescherming tegen invallen van andere naties - had de Compagnie geantwoord, dat dit te vergeven berustte bij den Prins en de Staten. En deze hadden daarop geen verzekering willen of durven geven. Blijkbaar complicaties met koning JACOBUS, die geweigerd had hun vrijheid van godsdienst te geven en Amerika als zijn land beschouwde, vreezende, want men had elkander noodig nu het 12-jarig bestand ten einde liep. En voor de emigranten was vrijheid van godsdienst het punt. 2) De Hugenoten-kolonies van CASPAR DE COLIGNY in Florida waren 50 jaren geleden door de Spanjaarden uitgemoord. En hoe als de Spanjaarden ook op hen aanvielen? Of als koning JACOBUS hen ginds dwingen wilde en hen zou vervolgen om hun geloof, zooals hij dat in Engeland gedaan had?

Juist in die dagen kwam echter de reeds bestaande eenige Engelsche kolonie op de kust van Noord-Amerika, die van Virginia (zoo genoemd naar de maagdelijke koningin ELIZABETH) in Puriteinsche handen.

Door invloed van Londensche kooplieden werd den vluchtelingen in Leiden nederzetting in Virginia aangeboden. Daarheen gingen ze toen op reis, maar door tegenwind en stroom dreven ze ver af naar het Noorden en landden ten slotte op Plymouth Rock in Massachusets.

Zij waren Gereformeerden. Afgescheiden Gereformeerden. Die van

harte de Gereformeerde Westminstersche Confessie onderteekenden,

maar met de misbruiken der Staatskerk geen doen wilden hebben. In

het gehucht of dorpje Scrooby hadden zij zich daarvan afgescheiden,

om saam Gods Woord te onderzoeken. Daarover waren zij vervolgd

en eindelijk na vele gevaren waren ze Engeland ontkomen en hadden

met andere Engelsche Afgescheidenen van dezelfde gevoelens een toe-

vlucht in Leiden en Amsterdam gevonden. ROBINSON was de eminente

predikant der Leidsche gemeente. Hij nam duchtig deel aan den strijd

tegen de Remonstranten, hield op verzoek van de Leidsche predikanten

(4)

100

DR.

J.

VAN

LONKHUIJZEN

drie maal een publiek twistgesprek met EPISCOPIUS, was lid van het Corpus Academicum en zou universitaire eere of positie gehad hebben, was het weer niet uit vreeze voor koning JACOBUS.

ROBINSON schreef ook ter verdediging van de besluiten der Dordtsche synode en wenschte zelfs, dat zijn zoon tot predikant der Geref. kerken in Nederland zou opgeleid worden. Na ROBINSON'S dood voegde zijn weduwe zich bij de Geref. kerken van Nederland. Ds. ROBINSON was een groot vriend van de Leidsche hoogleeraren W ALAEUS en FESTUS HOMMlus, alsook van andere mannen van de Dordtsche synode.

De vluchtelingen-gemeente te Leiden was wat de kerkorganisatie aangaat een Independentistische. Maar ROBINSON had heel wat van het wilde Brownisme of Barrowisme afgesnoeid. Een groot verschil maakte de Leidsche gemeente in dit opzicht met de Amsterdamsche Engelsche gemeente van dezelfde belijdenis.

Toch al naderde ze in menig stuk heel wat de Gereformeerde kerk- regeering in wezen was ze en bleef ze Independentistisch. Dit moeten we hier voor oogen houden. Het is voor ons onderwerp van het grootste belang. Want deze organisatie zouden de emigranten dezer gemeente boven omschreven meenemen naar Amerika. Dit zou het model worden ook voor hun politieke organisatie. In het Independentistisch stelsel.

men weet het, regeert de gemeente. De ambtsdragers worden niet alleen door en uit de gemeente verkozen, maar zijn ook verantwoording schuldig aan de gemeente. Dit ultra-democratisch stelsel is de grond- slag geworden en wel door deze zelfde Pelgrimvaders van heel het Amerikaansche staatkundig leven. Het volk regeert. Onder Gods Opper-souvereiniteit. Het kiest eigen overheden, rechters, enz.

"Government of the people, by the people, for the people," is nog steeds de leuze.

Deze Leidsche vluchtelingen, de mannen en vrouwen van de "May-

flower", waren niet alleen Gereformeerd in de leer, ze zochten een

tehuis, waar zij God naar hun geweten konden dienen en ook hun eigen

taal en traditie, de Engelsche, konden bewaren. Bovendien had het

leven der Hollanders, vooral der lagere standen, op hen geen ver-

heffenden indruk gemaakt. Evenmin de taal dier dagen, welke ze "un-

couth" noemden. Ook moesten ze in Leiden zeer hard werken, zonder

eenige kans om vooruit te komen. Hun Engelsche vrienden zeiden "als

dat vrijheid was, verkozen ze nog liever te kwijnen in de Engelsche

gevangenissen." Deze mannen gingen dus niet als zeevaarders om

(5)

CHRISTELIJKE STAATKUNDE IN AMERIKA

101

nieuwe vaarten te ontdekken, of als handelaars om voor een tijd elders handel te drijven, maar ze zochten, verdreven van eigen vaderland, een nieuw vaderland. Daar hadden ze alles voor over.

Daartoe legden ze terwijl de "Mayflower" op de groote wateren danste den grondslag voor een staatkundige organisatie in het bekende

"Compact" van de "Mayflower". In dat "Compact" maken ze saam een verbond om met elkander een nieuwe natie te stichten. Waarin God erkend en gediend zou worden.

Hier hebt ge het.

"In den Naam van God, Amen."

"Wij de ondergeteekenden wier namen hieronder geschreven staan, getrouwe onderdanen van onzen geëerbiedigden Souverein en Heer, Jacobus koning bij de gratie Gods van Groot Brittannie, Frankrijk en Ierland, Koning, Verdediger des Geloofs, enz. -

Hebbende ondernomen voor de glorie van God en de uitbreiding van het Christelijk Geloof en de eer van onzen koning en van ons land, een reis om de eerste kolonie te planten in de Noordelijke deel en van Virginie, -

Maken bij dezen plechtig en wederkeerig in de tegenwoordigheid Gods en van elkander het verbond met elkander en vereenigen ons hierbij tot een burgerlijk politiek-lichaam voor de instelling, preservatie en bevordering van de doeleinden boven vermeld, -

Om uit kracht daarvan te besluiten, saam te stellen en te vormen zulke rechtvaardige en billijke wetten, ordinantiën, acten en staats- regelingen ("just and equall laws, ordinances, acts, constitutions") en ambten, van tijd tot tijd, als geacht zal worden meest passend en geschikt te zijn voor het algemeen goed van de kolonie; waaraan wij alle betamelijke gehoorzaamheid en onderwerping beloven.

Ten bewijze daarvan hebben wij hieronder onze handteekeningen geplaatst op den 11en November in het jaar van de regeering van onzen souvereinen Heer Jacobus Koning van Engeland, Frankrijk en Ierland in het 18e j aar en van Schotland in het vier en veertigste j aar. Anno Domini 1620,".

Dit hoogst belangrijke stuk dezer eenvoudige maar ernstige mannen, dezer stichters van de eerste kolonie, welke straks de principieele leidster werd voor de andere, wordt nog altijd als de Magna Charta, de hoeksteen van de Amerikaansche staatsregeling, beschouwd.

Het geloof in God den Almachtige - beleden daar midden op

(6)

102

DR. J. VAN LONKHUIJZEN

de groote wateren als het fundament hunner staatsregeling - straalt er van het begin tot het einde in door.

Zoo heeft dit handje vol men sc hen de grondslagen gelegd voor het nationale en staatkundige leven van een der grootste en meest invloed- rijke naties der aarde. Anderen zullen in breeden stroom straks het zaad der beginselen in dezen kleinen bolster besloten verder ver- spreiden, maar hier ligt het zaad. En het werd hier trots de ontzet- tende sterfte welke de kleine kolonie in den eersten winter (en de winters zijn daar zeer streng) door moest maken en de armoede en ellende waarmee de nederzetting op den schralen grond had te kampen, veilig bewaard.

Deze weinige mannen hebben een invloed uitgeoefend ver boven de verhouding van hun getal of maatschappelijke positie. ja, het zou te bezien zijn geweest of de kolonie niet alleen een kwijnend bestaan maar haar bestaan zelf zou hebben kunnen handhaven (want weldra vinden we leden der kolonie niet alleen in Nieuw-Nederland maar ook zelfs in den "raad van negen" te Nieuw-Amsterdam 3) ware er niet nog iets anders gebeurd. Daartoe wordt thans onze aandacht geroepen.

In juli 1629 reed een man den weg op naar het kasteel van Sem- pringham, de zetel van

THEOPHlLUS FIENES,

vierde graaf van Lincoln.

Deze edelman was een zeer ernstig Calvinist en een der leiders van de machtige partij der Engelsche Puriteinen. Zijn kasteel was het middel- punt voor de nieuwe actie. Daar waren onderscheidene aristocratische leden van die partij reeds vergaderd en daar werd op dien dag na ernstige discussie besloten "om het stof van Engeland van hun voeten te schudden en hun lot te werpen met dat van de Massachusets Bay Com- pagnie" aan gindsche zijde van den Oceaan.

WINTROP, -

de later zoo bekend geworden gouverneur van New-England - want hij was het die over de in werking zijnde plannen van emigratie op het kasteel ging spreken - zou de leider der expeditie zijn. Eerst zouden sommi- gen gaan dan zouden anderen volgen.

Wat dreef hen, deze mannen van rang en middelen en positie?

In 1625 was koning

JACOBUS

gestorven en werd opgevolgd door zijn

zoon

KAREL

1. En van dezen gold het, wat betreft zijn verbittering tegen

de Puriteinen, als van koning

REHABEAM

van ouds, zijn pink zou dikker

zijn dan zijns vaders lendenen. Steeds zwaarder drukte zijn despotische

(7)

CHRISTELIJKE STAATKUNDE IN AMERIKA 103

hand op de Engelsche Puriteinen. Kerkelijk zoowel als burgerlijk, wat hun volksvrijheden betreft. Hiertegen kwam de machtige Puri- teinsche Partij in verzet. 4) Het zou des konings hoofd kosten. Maar zoover was het in J uH 1628 nog niet.

De Puriteinsche Partij had twee fracties. Daar waren de Separa- tisten, die zich van de Staatskerk als van een Babel en een "huis Belials" afscheidden, zooals de Pelgrimvaders gedaan hadden, en daar waren de Nonconformisten, (en dit waren de meesten en de meest invloedrijken) die in de Staatskerk bleven en haar wilden zuiveren, en die den koning verdachten van Romaniseerende plannen (hij was gehuwd met de zuster van LODEWljK XIII) en die hem eiken stap in die richting betwistten. Romanisme en Absolutisme ging in die dagen hand in hand (Spanje en later LODEWljK XIV).

Tot deze Nonconformistische fractie van mannen, die dus in de kerk

bleven maar zich niet conformeerden met de koninklijke besluiten en die

zijner bisschoppen, behoorden tal van de aanzienlijksten des volks,

schier heel het Calvinistisch Oostelijk deel van Engeland, dat destijds

de kracht der natie vormde. Daar was de EARL OF W ARWICK, zeer

rijk in aardsche goederen en evenzeer in invloed, een ervaren staats-

man en ervaren ook in koloniale zaken (hij had uitgebreide bezittingen

op Barbados), een der voornaamste leiders in het parlement. Dan was

daar de EARL OF LINCOLN, boven reeds vermeld, wel de ernstigste

onder de peers. Dan behoorde tot de partij zijn familielid: WILLlAM

FIENES, VISCOUNT OF SAVE AND SELE, een strenge Puritein, en een

tacticus, des Konings meest gevreesde tegenstander in het Huis der

Lords. Voorts ROBERT GREVILLE, de tweede Lord BROOKE, verwant aan

den EARL of BEDFORD, opgevoed in Holland en ook rijk door positie en

kwaliteiten, een der meest vooraanstaande leiders der Puriteinen. Ook

JOHN PYM, lid van het parlement, een financieel genie, "comptroler

of the Kings Household", dus des konings schatmeester, een der

wakkerste en meest doortastende leiders. Dan Sir RUDLY, die bijna

40 jaren lid van het parlement was (1620-1658); Lord RICH en

vele anderen. Ook aristocratische geslachten behoorden er toe als

de CLINTON, RUSSELL, ROUSE, BARRINGTON families (tot de laatste

behoorde Lady JOAN BARRINGTON, CROMWELL'S tante, een zeer ver-

standige vrouw, de vraagbaak van velen). Naast deze Lords stonden

de "country gentlemen", vaak door banden des bloeds, of die van

vriendschap, in elk geval van beginsel en gemeenschappelijken strijd

(8)

104 DR. j. VAN LONKHUljZEN

met hen verbonden. Tot dezen kring der gentlemen behoorden ook CROMWELL en WINTHROP 5).

Engeland was in deze jaren van 1628 en '29 in groote opschudding en verwarring. De koning had het parlement ontbonden, maar de Lords hadden bi.i het ontvangen van de koninklijke boodschap de deuren gesloten, den speaker vastgebonden en hem niet weer losgelaten, voor- dat door allen besloten was schouder aan schouder te staan en niet aan des konings belasting-eischen te voldoen. KAREL I dacht nu te re- geeren zonder parlement. En de strijd begon steeds meer hard tegen hard te gaan. De koning scheen voornemens met alle macht de Puri- teinen ten onder te brengen. Welnu in deze dagen wat het dat WHITE

(de gentleman van Suffolk) de roepstem uit deed gaan, dat men toch het stof van oud-Engeland, dat de rechten en vrijheden der burgers en den Calvinistischen godsdienst vertrad, van zijn voeten zou schudden en een nieuw Engeland zou stichten. WINTHROP nam die boodschap over en verbreidde ze. En zoo was de lucht vol plannen tot emigratie. Maar waarheen? Het scheen alsof de zaak van het Protestantisme geknecht zou worden. In Frankrijk lag La Rochelle in puin, ontmanteld en over- gegeven aan de onbarmhartigheid van den niets ontzienden kardinaal;

zijn eens rijke kooplieden waren tot den bedelstaf gebracht. In Duitsch- land verwoestte het leger van W ALLENSTEIN alles te vuur en te zwaard.

Spanje was wel gebroken, maar nu KAREL I, met zijn oom LODEWljK XIII in bondgenootschap, booze plannen beraamde, voegde het te gaarne het overschot van zijn macht hierbij. De zaak van het Protes- tantisme scheen hopeloos te staan. Waarheen? W ARWICK wilde de emigrant en leiden naar Centraal Amerika, waar hij groote landerijen controleerde, maar de meer eenvoudigen als WINTHROP en WHITE e. a.

raadden naar Noord-Amerika. Allen legden zich hierbij neer en men zag er in een bestiering Gods.

WINTHROP e. a. wilden een ander land "waar een bolwerk tegen het

rijk van den Antichrist dat de jesuiten in alle landen zoeken op te

richten kon gesticht worden". Daar zou God zijn volk een schuilplaats

bereiden. WINTHROP zag niets dan Gods oordeelen over Engeland

komen. Nu had WARWICK juist in deze dagen uit de oude gefailleerde

boedel van de New England Co. als zijn aandeel de Massachusets Baai

getrokken. En zoo werd opgericht de Massachusets Bay Co. onder lei-

ding van WARWICK, en zijn associates jOHN HUMPHREvenjoHN ENDICOTT

en anderen. En zóó ging nu WINTHROP naar het kasteel van den graaf

(9)

CHRISTELIJKE STAATKUNDE IN AMERIKA 105

van Lincoln om de plannen voor de emigratie nader te bespreken.

Daar werd er toen toe besloten. Door de edelen als W ARWICK e. a. werd het geld saam gebracht, en wel toegerust zeilde in 1629 de eerste partij Puriteinen onder JOHN ENDICOTT naar New England, om zich niet ver van de Pelgrimvaders neer te zetten. De eerste settlements werden gesticht te Salem. De hoofdexpeditie ging in het volgende jaar (1630) onder WINTHROP. De groote immigratie was begonnen! Meer dan 2000 gingen er soms per jaar. Het meest in 1635, toen in het jaar tevoren de pauselijke nuntius met open armen aan het Engelsche hof ontvangen was en velen tot het Pausdom terugkeerden. De stroom van Puriteinsche emigranten verminderde toen van 1640 de oppositie tegen den koning meer en meer succes beloofde te hebben. Nog in 1638 hadden niemand minder dan PYM, HAMBDEN en CROMWELL plan ge- maakt om naar New England te gaan. Zelfs WARWICK had eens reeds een deel van zijn bezittingen verkocht om te gaan. Vooral toen de West- , Indische Puriteinsche kolonie mislukte en die onder WINTHROP een succes werd, ging de stroom naar Massachusets. Naar het charter dat de Massaschusets kolonie had mocht zij onder zekere voorwaarden vrij personen vervoeren, vrijheid van godsdienst genieten, eigen be- stuurders kiezen enz. Dit alles werkte mede tot bloei der nieuwe kolonie.

Weldra hadden zich tienduizenden Engelschen in de omgeving van Massachusets neergezet. Ze koloniseerden zelfs op het gebied dat hier Nieuw Nederland, dat juist ten zuiden lag, geacht werd te zijn. Ze rukten de wapenborden van de Staten van de boomen en zetten er minder vleiende teekeningen voor in de plaats. De Amsterdamsche be- stuurders van Nieuw Nederland, de "cinderella" van de Hollandsche kolonies, als een Engelsch-Amerikaansch schrijver deze kolonie noemt, lieten dit begaan. Zoo werden gesticht op Nederlandsch gebied de staten Connecticut (in een zeer vruchtbare vallei bij de rivier van dien naam), Providence, Maine, Rhode Island, Maryland, enz. En hier komen nu de twee stroomingen die het nationale en staatkundige leven van Amerika vormen zouden als een enkele machtige stroom tesaam.

De Puriteinen hadden geen begeerte om de gehate Episcopaalsche

ritus over te brengen; nog minder om de bisschoppelijke regeering

hunner kerk mee te nemen. En hier in de nieuwe wereld was geen oude

kerk te reformeeren. Dus wendden zij zich tot de Pelgrimvaders in

hun buurt en namen met geringe wijzigingen hun systeem van kerk-

regeering (het Congregationalistische) en hun opvattingen van staats-

(10)

106

DR. J. VAN LONKHUIJZEN

bestuur over. De Pelgrimvaders hadden immers een organisatie, de kerkelijke, waarnaar zij die van den staat modelleerden. Bovendien hadden deze Pelgrimvaders lang in Nederland vertoefd en daar zaken van staatsbestuur geleerd die de Engelschen niet kenden en die zij nu aan hun broederen als kostbaar zaad van den Hollandschen Calvinisti- schen akker overdeden. Als daar waren: de vrij heid der conscientie;

openbare scholen met den Bijbel; verkiezing van eigen overheden en staatsambtenaren; eigen stadsbesturen; staten; een foederatieve staten- bond en een republiek. Deze zaken en instellingen, waarover later meer, werden nu door den nieuwen stroom van Puriteinen overgenomen.

Zóó kwamen de grondslagen voor het Amerikaansche nationale leven gelegd te worden.

Hoe de Puriteinen de genoemde beginselen en instellingen ver- breiden kunnen we zien als we de Puriteinen met de Pelgrimvaders vergelijken.

Bij de Pelgrimvaders' bleef het maar een dag der kleine dingen.

Zij waren meestal arme menschen, hun kolonie was klein en arm en afgezonderd. Na vier jaren stonden er nog maar 32 huizen. Toen de kolonie 15 jaren oud was had ze nog maar 500 inwoners. De koninklijke commissie, die na de Restauratie der Stuarts de zaken op kwam nemen (dezelfde die en passant Nieuw Nederland en Nieuw Amsterdam inpakte; in vollen vrede, een "Jameson-raid" 250 jaren vóór J ameson), rapporteerde dat er toen (1666) nog maar 12 kleine dorpen waren, zoo arm dat ze niet één geschoold predikant konden onderhouden, (meestal ging een broeder uit de gemeente voor). De Puriteinen daarentegen groeiden sterk. In 12 jaren na de eerste over- tocht had hun kolonie meer dan 12000 inwoners, 50 steden en dorpen met 30 à 40 kerken, behalve kasteel en, forten, scholen enz. In 1664 had New Engeland 50.000 inwoners, Virginia 35.000, en Maryland 15.000. Bij de Puriteinen waren vele mannen van middelen en stand, daar waren geleerden, onderscheidene hunner predikanten hadden een universitaire opleiding in Engeland ontvangen. Ze lieten boeken drukken hetzij te Salem of te Londen. Ze stichtten weldra een univer- siteit, Harvard College. Deze Puriteinen gaven dus den toon aan.

De Pelgrimvaders stonden als armen en weinig ontwikkelden buiten

het leven; bij den stroom van Puriteinen had men geboren leiders,

mannen in staat om een natie te stichten. De Pelgrimvaders waren

tevreden met een eigen tehuis, de Puriteinen wilden een nieuw Engeland,

(11)

CHRISTELIJKE STAATKUNDE IN AMERIKA

107

een nieuwe natie stichten. En ze deden het. Doch, als gezegd, de be- ginselen voor de organisatie daarvan namen ze over van de Pelgrim- vaders. Hoe hun Calvinistische staatkunde uitgewerkt werd en welke wetten ze maakten is iets dat we in een ander artikel zullen beschouwen.

1) In Engeland voegden zich te Southampton nog een aantal families bij hen. Ook de leider der expeditie, de uitnemende ouderling der Leidsche ge- meente, die in het jaar tevoren te Leiden, waar hij een drukkerij had waar Engelsche Puriteinsche literatuur gedrukt werd, op verzoek van' koning JACOBUS in de gevangenis geworpen was en daarna, weer op JACOBUS' verzoek, naar Engeland uitgeleverd was. In 1619! Tijdens de Dordtsche synode!

2) In hun request aan den Prins en de Staten schrijven ze, dat ze met 400 families zouden kunnen gaan en wel om de ware zuivere Christelijke religie te verbreiden, tot onderwijzing der Indianen in dat land in de zuivere leer en bekeering tot het Christelijk geloof, om aldus door de genade des Heeren, tot de grootere leer van het gouvernement van dit land, een nieuwe gemeenschap (commonwealth) te stichten, "alles onder het toezicht en de regee- ring van Uwe Princelijke Hoogheid en de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal". (DEXTER, The England and Holland of the Pilgrimfathers p. 584).

3) Zie mijn artikel in "Op den Uitkijk", November 1932.

4) E. H. BVINOTON, The Puritans in England and New England p. 91 enz.

5) A. P. NEWTON, The Colonizing Activities of the English Puritans

p. 41 e.v.

(12)

HET CALVINISME IN ZUID ... AFRIKA

Voordracht gehouden op de Internationale Conferentie van Calvinisten te Londen.

DOOR

PROFESSOR

G. BESSELAAR, M. A., LIT. D.,

Vertegenwoordiger van de Calvinistiese Bond van Zuid-Afrika.

Beginselen.

Het Calvinisme in Zuid-Afrika zou geen Calvinisme zijn, indien het zijn leven en kracht niet putte uit dezelfde beginselen als het Calvi- nisme allerwegen. Toch blijkt het Calvinisme in Zuidafrikaanse ver- schijningsvorm meer elementair te wezen, minder filosofies en uit- gewerkt en meer prakties in zijn toepassing op het leven en zijn volheid dan het Calvinisme in andere en oudere landen. Echt Calvi- nisme is meer dan een leer, het is een levenshouding, die berust op drie voorname waarheden: de opperhoogheid van God, de verant- wordelikheid van de mens, en de verlichting door de Heilige Geest.

In Zuid-Afrika belijdt en beleeft het, dat God niet alleen de hemel, maar ook de aarde geschapen heeft; dat de mens uit 'n lichaam be- staat, zoowel als uit een ziel, en dat in het rijke mensenleven met al zijn uitingen geen onderdeel valt buiten de roeping tot heiligheid. Het bevredigt niet uitsluitend geestelike noden, maar beweert, dat het lichaam en zijn behoeften, de dagelikse roeping en plicht, dat menselik bezit en aanwinst - op gebied van stof, wetenschap of kunst - in wezen niet vreemd noch in toepassing vijandig staan tegenover Gods uiteindelike bedoeling; dat er geen verdienste schuilt in kennis noch in onkunde, in armoede noch in rijkdom; dat Staat, Kerk en School, persoonlik en gezinsleven, alle hun eigen terrein en aanspraak hebben en alle in gelijke mate vallen onder de hoogheid van een Almachtig

God, die elk gebruikt voor Zijn goddelik plan.

Zuidafrikaans Calvinisme dringt aan op persoonlikheid, maar niet

op individualisme; in politieke zaken kiest het voor gezag tegen

(13)

HET CALVINISME IN ZUID-AFRIKA

109 anarchie; op maatschappelik en staathuishoudkundig gebied voor het algemene tegenover het individuele; in de zaken van het persoonlik leven voor het eeuwige boven het tijdelike. Het is vast overtuigd, daarin door zegenrijke ervaring bevestigd, dat de Uitverkiezing niet een bloot geloofsartikel is, maar de bron wel van leven, van geestdrift en moed, van macht, liefde, geduld en hoop en van eeuwige blijdschap.

Geschiedenis.

Het is niet mogelik binnen het bestek van een korte toespraak mee te delen, hoe deze beginselen histories toegepast zijn; een kort over- zicht van de volksgeschiedenis kan echter helpen om de richting te volgen. Het is nog geen drie eeuwen geleden, dat Zuid-Afrika door blanken bewoond werd en de aanvang was beslist heel eenvoudig. Het Calvinisme aldaar dateert niet van dezelfde tijd als te Genève of in West-Europa: het was een stek uit de geesteIike bodem der Neder- landen en vertoont zelfs nu nog de kentekenen van zijn afkomst. De Hollands-Afrikaanse bevolking van Zuid-Afrika heeft veel gemeen met haar voorvaderen in Nederland: beide zijn van aanleg individua- listies; persoonlike vrijheid stellen zij zo zeer op prijs, dat zij er voor vechten zullen; zij hebben voorliefde voor nuchtere verstandelikheid meer dan voor tranerige sentimentaliteit, en in hun levensopvatting staan zij zeer dicht bij de Schotten.

Het Calvinisme is in Zuid-Afrika geplant door de nazaten der Water- geuzen, die in 1652 de Kaapkolonie hebben gesticht. Toen het onder de Zuidafrikaanse zon wortel had geschoten in politiek en kerkeIik terrein, ontving het een heilzame aansporing door de komst der Huge- noten in 1689, die de zegen van vroomheid en martelaarschap der Franse Kerk meedeelden aan het jonge en sterke, maar nuchtere Gere- formeerden-dom. Uit deze twee

s~ r ;~.in~en,

die alras ineenvloeiden, ontwikkelde het Calvinisme in Zuià *a 7ijn eigen type, dat zegenrijk inwerkte op de nieuw ontluikende Holands-Afrikaanse gemeenschap.

In de tweede helft der zeventiende eeuw volgde het dezelfde ont-

wikkeling als elders. De nadeining van de opvolgende groeiperioden

van het Calvinisme in Europa bereikte in verloop van tij d de kusten

van het vergelegen Zuid-Afrika. Als een hoofdmoment noemen we de

stroom van Supranaturalisme, die uitliep in het Rationalisme der

achttiende eeuw; deze beweging echter tastte Zuid-Afrika slechts

oppervlakkig aan. Het verloop in Europa zelf is algemeen bekend.

(14)

---~-----

- -

110 PROF. G. BESSELAAR

Supranaturalisme deed eerst heel netjes en heel verlegen; het aan- vaardde het wonder en de profetie, maar ging weldra onderscheid maken tussen fundamentele en bijkomstige leerstellingen; het pleitte voor een theologies of theoreties geloof en humanistiese zedeleer. En deze overgang was zelfs niet onlogies. Immers toch, indien men aan de Rede toelaat bewijzen te verlangen voor de mogelikheid, werkelik- heid en redelikheid der Openbaring, onderwerpt men de Openbaring aan de rechtspraak der Rede, die men daardoor bevordert tot scheids- rechter tussen het natuurlike en het bovennatuurlike.

Nauwgezette studie der kerkgeschiedenis en der geesteIike stromin- gen in het Zuid-Afrika der late achttiende en der ganse negentiende eeuw legt dezelfde gang van zaken bloot, hoewel tempo en intensiteit aanmerkelik verzwakt werden door de afstand en het verschil in om- standigheden tussen Nederland en Zuid-Afrika. Een ader van libera- lisme was merkbaar, en is dit heden nog, in de grote volkskerk van Zuid-Afrika, de aloude Nederduits Gereformeerde Kerk, die als geheel echter wakker weerstand bood aan het monster van liberalisme of modernisme, dat tweemaal in de geschiedenis dier Kerk de harige schedel verhief. De uitbreiding van deze heiIloze beweging werd echter belemmerd, meer door conventionalisme en de intuïtieve vrees voor de moderne geest, dan door de welgegronde overtuiging, dat er gevaar dreigde voor het geloof eenmaal aan de heiligen overgeleverd. Toch is zelfs dit onderbewuste besef van gevaar bewijs, dat de Kerk nog gezond is van harte; dat zij nog reageert op listige aanslagen op haar leer, dienst en tucht, en zich daartegen verzet.

Aan de andere kant kan het niet ontkend worden, dat zekere fac- toren krachtig tegenstand boden aan een doorwerking van Calvinisties besef in Zuid-Afrika. Daar is eerst de afgeslotenheid des lands van de tonelen van Calvinistiese ontwikkeling elders; dan de eenzaamheid van het Afrikaanse veld, zij bracht nadenkende geesten tot een vorm van mystiek, die nog in hoge mate ingeweven is in de godsdienstige volksmentaliteit. Door gebrek aan voldoende herderlike verzorging wegens predikanten-schaarste, werd deze mystieke neiging niet vol- doende geleid en beteugeld; hoe kon het ook, daar de kerken in dit dunbevolkt land op enorme afstanden van elkaar verwijderd lagen?

Er was geen godsdienstige pers en weinig andere bronnen om gods-

dienstige kennis te verspreiden. In 1806, d. w. z. anderhalve eeuw na

de planting der Kaapkolonie en de stichting der Nederduits Gerefor-

(15)

HET CALVINISME IN ZUID-AFRIKA

111

meerde Kerk aldaar, waren slechts zeven gemeenten gevormd en dit over een oppervlakte, groter dan de Britse Eilanden en Frankrijk tezamen. In de 1ge eeuw trad eindelik verbetering in; in 1824 telde de Kerk 14 gemeenten; in 1857 60 gemeenten. De 1ge eeuw bracht snelle ontwikkeling. De ontdekking van diamanten en goud was oor- zaak, dat de bevolking van Zuid-Afrika in één geslacht de sprong moest doen van de 17 de in de 19de en 20ste eeuw. Ekonomiese en sociale vraagstukken van benauwende omvang werden geslingerd op een eenvoudig herdersvolk met een plof, die de plaatselike groei dreigde te verpletteren. Politieke omwentelingen tegen het einde der 19de eeuw schudden de zwakke maatschappelike inrichting tot haar grondvesten, en drie jaren lang woedde een verwoestende oorlog over de vlakten en bergen van Zuid-Afrika, toen de afgrond riep tot den afgrond bij het gedruis van Gods watergoten.

Vanzelf sprekend dat zulke gebeurtenissen niet zeer bevorderlik waren aan een rustige en stadige groei van het godsdienstig leven. De elementairste beginselen van volksbestaan en zelfs van persoonlik voortbestaan verkeerden in levensgevaar; er was geen gelegenheid tot objectieve verwezenlijking van de dingen, die des Geestes Gods waren.

Toen eindelik de vrede in 1902 hersteld was, moest de gehele samen- leving nieuw opgebouwd worden, en in vele delen des lands werd een geest van mokkende onderwerping of van laag materialisme over- heersend. Moderne uitvindingen van techniese bedrevenheid, de jacht op geld en genot, scheppen niet de geschikte atmosfeer voor de ont- wikkeling van het zieleleven. Wanneer de koerant de plaats gaat in- nemen van de Bijbel, en de luidspreker de zachte fluisteringen van de H. Geest verdringt en verdrinkt, kunnen diep religieuse overtuigingen niet uitbloeien in strevingen tot eer van God.

Het Calvinisme werd aldus voor het tegenwoordige bij de grote

meerderheid niet meer dan een vage notie, met de lippen slechts ge-

diend; bij anderen een partijkreet, een politiek of kerkelik etiket. Bij

nog anderen, nog wel trouwe voorstanders van zijn grondbeginselen,

werd zelfs de naam Calvinisme onwelkom en aldus is het te verklaren,

dat er onder de Gereformeerde Protestanten van Zuid-Afrika verschillen

en nuanceringen openbaar werden naar gelang van de aard van

plaatselike leiding en historiese groei; er waren zekere factoren, poli-

tieke, economiese, sociale en andere, die een verschil in accent ver-

oorzaakten en verklaarden. Toen eindelik, in de 20ste eeuw, de uni-

(16)

112

PROF. G. BESSELAAR

versele opwaking van het Calvinisme onder de goede leiding Gods, haar actie ook in Zuid-Afrika voelbaar maakte, ontmoetten de stichters en voorstanders van de Calvinistiese Bond een stille oppositie, en zelfs van kanten van welke zij dit allerminst verwachtten.

De toestand hedendaags.

Het is een gemeenschappelike ervaring in deze bedeling, dat er een wijde klove gaapt tussen ideaal en werkelikheid. Toen b.v. in Neder- land het Calvinisme op zijn hoogtepunt stond, en het de wereld- heerschappij van het Spaanse rijk brak en vernietigde, waren slechts 10 percent der Nederlanders Calvinisten. En toch! zo lang een minder- heid aaneengesloten en zelfbewust is, kan zij grote menigten in be- weging brengen en leiden. Ook in Zuid-Afrika bestaat er een zodanig corps van helden; evenals aartsvaders zijn zij verstrooid over de wijd- wegdeinende veldvlakten en wonen zij op eenzame hoeven; het zijn profeten, die leren door woord en voorbeeld; het zijn priesters, die de bediening der voorbidding beoefenen; het zijn koningen, die regeren in Kerkeraden en classicale vergaderingen, in schoolraden en afdelings- besturen, schijnende en leidende lichtbakens in hun onderscheiden om- geving.

Men beweert, dat in de grote Nederduits Gereformeerde landskerk drie kwart van de mannen op de preekstoel en negen tienden van het volk in de kerkbanken ondersteuners zijn van de Calvinistiese leer.

Toen onlangs het monster van Modernisme opnieuw het hoofd opstak, kozen de kerken van de Kaapkolonie en de Oranje-Vrijstaat beslist partij daartegen. In de kleinere Gereformeerde Kerk, in de volksmond de Dopperkerk geheten of de Kerk van Paul Kruger, heeft het Calvi- nisme zijn muren en voorschansen; vèr-ziende leidslieden in die Kerk dringen er op aan, dat het Calvinisme daar zijn dynamiese kracht te werk stelle liever dan zijn statiese macht; reformati semper refor- mandi. In de Hervormde Kerk gelden de Formulieren van Enigheid, die gemeenschappelik zijn aan de drie Hollandse Kerken: de Con- fessio belgica, de Heidelberger Catechismus en de Canones van Dor- drecht. Reeds het feit, dat trouw aan deze Formulieren als ideaal ge- handhaafd wordt, is een verblijdend voorspel voor de komende tijden der verkoeling voor het aangezicht des Heren.

Tot dusverre hebben wij gehandeld van de Hollandse Kerken: zij

omvatten de grootste helft van de blanke bevolking der Unie van Zuid-

(17)

HET CALVINISME IN ZUID-AFRIKA

113

Afrika. De kleinste helft sluit in het Engelssprekend volksdeel, hoewel er ook een aanzienlik aantal Duitse nederzettingen zijn door Lutheranen bewoond, een flink aantal vertegenwoordigers van andere nationali- teiten en belijdenis, en naar verhouding heel wat Joden. De grootste Engelse kerk is de Anglicaanse of Bisschoppelike Kerk, onderscheiden in de Kerk van Engeland en de Kerk van de Provincie Suid-Afrika.

Haar leer, zoals neergelegd in de Artikelen van Westminster, is ge- zond; haar onderwijs en practijk echter stroken niet met de Calvinis- tiese leer harer belijdenis. Toch zijn er hier en daar enkele priesters, die de Uitverkiezing prediken. Onder de Ritualisten en Romanisten, die overhellen naar hoogkerkelike practijken en die de grote meerder- heid uitmaken, heb ik geen overtuigde Calvinisten ontmoet of horen noemen.

In de Nonconformiste Kerken zijn vele Baptisten en enkele Presby- terianen, die op vele punten Calvinistiese zienswijzen huldigen. De andere Evangeliese Kerken, die zich van het Engels bedienen, kunnen niet in de eigenlike zin des woords met het Calvinisme vereenzelvigd worden.

Dit moge volstaan wat betreft de christelike overtuiging, zoverre deze kerke lik georganiseerd is. De draagwijdte evenwel van het Calvi- nisme overschrijdt de grenzen en begrensdheden van geïnstitueerde Kerken. En dit is de reden, waarom er een Calvinistiese Bond in Zuid- Afrika is gevormd. Hij heeft dusverre drie goedbezochte conferenties gehouden. Leden van de drie Hollandse kerken hebben er zich bij aan- gesloten. Twee programma's, een van beginselen en een van actie, zijn opgesteld en de geestdrift, die opgewekt is, is op een duidelik om- schreven doel gericht, dat binnen bereik en begrip is, hetgeen immer het beste beleid is, wanneer men met grote getallen aanhangers te doen heeft. Een comité van dertig mannen is verkozen uit alle delen van dit grote land en die verschillende belangen vertegenwoordigen:

het bestaat uit bedienaren des Woords, een Kabinetsminister, volks- raadsleden, onderwijsmannen en boerende boeren. De beweging is nu geconcentreerd op een fundamentele wijziging in het nationale stelsel van onderwijs, lager, middelbaar en hooger, ten einde bij Parlements- acte de terugtrekking te verzekeren van de z.g.n. gewetensclausule in de bestaande wetgeving, die onderzoek verbiedt naar de godsdienstige overtuiging van candidaten voor onderwijzer, leraar en hoogleraar.

Men voelt het als een onrecht, wijl een aanval op het nationale ge-

A. St. 3-m. VII 8

(18)

---~---- ~

114 PROF.

G.

BESSELAAR

weten, dat de belastingbetaler gedwongen wordt bij te dragen tot een opvoedingsstelsel, dat zijn kind opleidt in en tot onkunde van, en vijandschap jegens, de beginselen, die de ouder hoger schat dan het leven.

Deze Calvinistiese Bond van Zuid-Afrika beseft, dat zijn standpunt minder exclusief zou wezen, en dat zijn beroep oneindig sterker zou zijn, indien de man of vrouw van Engelse tongval, die wel overtuigde Calvinisten zijn, maar tot dusverre met stomheid geslagen bij gebrek aan organisatie, hun noodstand inzagen en wilden verhelpen. Defensief is het Calvinisme niet op zijn best; naar zijn aard is het agressief en gereed om de oorlogen des Heren te voeren. De Hollandssprekende Gereformeerde Protestanten zouden prijs stellen op samenwerking en wij zouden God danken, indien door de pogingen en het prestige van deze Internationale Conferentie van de Unie van Gods Vrijmachtige Genade de weg geopend kon worden voor de Engelssprekende broede- ren in Zuid-Afrika zich te organiseren en met ons samen te werken, of, indien dit wenselik geoordeeld werd, zich bij ons aan te sluiten in een gemeenschappelike organisatie om de gemeenschappelike taak op de schouders te nemen en in Gods kracht te volbrengen. Deze verenigde poging zou onder Gods zegen kunnen strekken tot heil van Brit en Boer en Barbaar. Het hoogste ideaal immers, waarnaar Hollands- zoowel als Engelssprekende Calvinisten in Zuid-Afrika kunnen streven, is om op te wassen tot de statuur van die koninklike Calvinist WILLEM III VAN ORANJE, Koning van Engeland en Stadhouder van Holland, die in zijn persoon en prestaties de Iiefelike en krachtige vereniging geleverd heeft van de aspiratiën van twee sterke en karakter- volle naties tot de ere Gods en het welzijn der volkeren. Zijn beleid is geslaagd, omdat het berustte op de Calvinistiese grondgedachte van interventie en coalitie. In samenwerking toch met de Paus en Rooms- Katholieke vorsten is het hem gelukt krijg te voeren tegen de politiek van absolutisme en expansie, gevoerd door LODEWIJK de Veertiende.

Toen WILLEM de Noordzee overstak, ter interventie tegen de absolu-

tistiese geweldpleging der Katholieken in Engeland, voerde hij aan

de grote mast van zijn schip een vaandel met de inscriptie: Pro religione

et libertale. Wij allen kennen de uitslag van deze gezegende samen-

werking tussen Britse en Hollandse Calvinisten: het was de glorierijke

revolutie van 1688, die godsdienstige en staatkundige vrijheid ver-

zekerd heeft voor Engeland en West-Europa; dit was een overwinning

(19)

HET CALVINISME IN ZUID-AFRIKA

115

van het Calvinisme! Om dit doel wederom te bereiken, verzoeken wij de wijze raad en vurige voorbede van deze Internationale Conferentie.

Het Calvinisme in Zuid-Afrika is bereid een plaats in de zon vrij te laten voor iedere eerIike overtuiging van Modernist, Rooms-Katho- liek of Jood, zolang deze niet strijden contra Deum aut bonos mores, maar het eist hetzelfde recht voor Gereformeerde Protestanten. Staande in de Zuiderpoort van het Donkere Werelddeel, heeft Zuidafrikaans Calvinisme een zending voor de ongetelde millioenen in het binnen- land; gehoorzaamheid aan die roeping omvat meer dan lieve en tamme vroomheid in de binnenkamer. Tegen de machten der heidense donker- heid in Centraal- en West-Afrika, tegen de schemerschijn der Halve Maan in Oost- en Noord-Afrika, is meer nodig dan humanistiese tole- rantie. Waar zijn de Christelike kerken van Noord-Afrika gebleven?

Hun kandelaren zijn uit hun plaats geweerd. Hetzelfde lot kan de kerken in het Zuiden ten deel vallen, tenzij zij gehoorzamen met geest, ziel en lichaam aan de bevelen van Een de Zoon des mensen gelijk.

die aldaar nog wandelt te midden van de zeven gouden kandelaren.

Die oren heeft om te horen, die hore, wat de Geest tot de ge- meenten zegt.

(Opmerking van den Schrijver: De lezer billike, dat 'in deze voor-

dracht het onderwerp voor een Engels gehoor uit Engelse gezichts-

hoek bekeken is.)

(20)

. _ - - - -

-

GUIZOT OVER EEN EXTRA .. PARLEMENTAIR KABINET

DOOR

DR. L. W. G. SCHOLTEN.

Het verschijnsel van de frequentie van extra-parlementaire kabinetten behoudt nog steeds de belangstelling van velen. Staatslieden van verschillende richting analyseeren reeds thans de politieke verhoudingen en rekenen weder ernstig met de mogelijkheid van een nieuw extra- parlementair kabinet na de verkiezingen van 1933. 1)

Begrijpelijk dat men voor het verkrijgen van beter inzicht het oog slaat op wat onder andere omstandigheden en bij andere verhoudingen voldoen~e gelijkenis met het verschijnsel vertoont. Zoo is verklaard de groote belangstelling voor de jongste Duitsche parlementaire evo- luties. Zoo is er ook reden nader te beschouwen het Fransche kabinet- OE RICHELlEU, dat van 1815-1818 onder LODEWIJK XVIII het bewind voerde.

De parlementaire verhoudingen waren onder dezen eersten Bourbon na de Restauratie verre van gemakkelijk. 2) Het intermezzo van de

"Honderd dagen" had de moeilijkheden nog vergroot. En de positie van den nieuwen Koning was aanvankelijk daaraan niet evenredig.

Hij dankte n.1. zijn troon niet aan de royalisten, die zich in 1814 den oudsten broeder van den Koning-martelaar nauwelijks herinnerden.

Evenmin aan de triomfeerende monarchen, die zich in het algemeen

weinig aan de Bourbons gelegen lieten liggen. Het was de Napoleon-

tische Senaat, die onder druk van TALLEYRAND, z.g. krachtens het

legimiteitsprincipe, de terugkomst der Bourbons als de eenig mogelijke

voorstelde. Zonder steun van een breede volksmassa, weinig impo-

neerend van gestalte, wist de aan het nieuwe Frankrijk vreemde vorst

slechts door ongemeene autoriteit van optreden zijn meerderheid te

vestigen, zelfs tegenover T ALLEYRAND. Ook tegenover den Senaat,

(21)

GUl ZOT OVER EEN EXTRA-PARLEMENTAIR KABINET 117 wiens constitutie slechts als concept en dan nog met groot voorbehoud werd aanvaard. Uit volle machtsvolkomenheid octroyeerde hij "in het negentiende jaar zijner regeering" zijn Charte Constitutionnel. Al deed dit zeer reactionnair aan, toch werd veel van het feitelijke erkend;

zoo de onschendbaarheid van alle eigendommen dus ook van de ge- nationaliseerde, gelijkheid van allen voor de wet, waarborg van de door vroegere regeeringen aangegane verbintenissen enz. Door dit alles werd de Charte het verbond van legimiteit en liberale vrijheid. Zij schonk aan de Revolutie wel ratificatie, geen amnestie; de rechten des Konings werden gehandhaafd, maar de rechten van het nieuwe Frankrijk niet miskend.

Volgens de Charte bestond de volksvertegenwoordiging vooreerst uit een Chambre des Pairs, erfelijk of voor hun leven door den Koning benoemd. Daarnaast was een Huis van Afgevaardigden, gekozen door kiezers boven de dertig, die minstens driehonderd francs belasting betaalden. Voorwaarde voor het passieve kiesrecht was de leeftijd van veertig jaar en een som van duizend francs belasting. Telkens trad deze Kamer voor een vijfde deel af.

Binnen drie maanden, nadat LODEWIjK XVIII van zijn vlucht voor NAPOLEON was teruggekeerd, was T ALLEYRAND als leider van het ministerie vervangen door den hertog DE RICHELIEU. Onder diens leiding zou men pogen het parlementaire stelsel in Frankrijk in te voeren. De aandacht was op hem gevallen door zijn nauwe relatie met Czaar ALEXANDER, voor wien hij van 1802 tot 1814 Odessa had bestuurd. Zoo leek hij bijzonder geschikt, om Frankrijk zijn plaats in Europa te hergeven. 3) Voor de binnenlandsche politiek had hij minder bekwaamheid. Hij kende slechts het persoonlijk bewind uit eigen ervaring. Daarom nam hij er mee genoegen, dat zijn collega's hem volstrekt onbekend waren. Van de stroom in gen in het Huis van Afge- vaardigden had hij geen begrip en evenmin van samenwerking met een volksvertegenwoordiging. Hoogstens confereerde hij van tijd tot tijd met een enkele afgevaardigde, maar zonder merkbaren invloed.

Wel was het een voordeel, dat hij door zijn afwezigheid tijdens het revolutietijdvak onpartijdig stond ten opzichte van het oude en nieuwe Frankrijk.

Toch bleven de gevolgen niet uit. De Kamer kwam zonder leiding.

Haar leden hadden weinig ervaring. Bij de Regeering was zij van

(22)

. _ - - - -

118 DR.

L.

W.

G.

SCHOLTEN

meet af verdacht. De vrees, dat hij de Kamer niet binnen de perken kon houden, deed bij RICHELIEU het voornemen ontstaan, heelemaal niet met de Kamer te rekenen.

Temeer werd dit gevaarlijk voor een goed bestuur, daar de ver- houding tot den Koning weinig zuiver was. Vooreerst had deze naast zijn ministerie ingesteld een soort Kroonraad, waarin de Prinsen van den bloede zitting hadden en diegenen van zijn ministers, welke de Koning er in geliefde op te roepen. Welke plaats hadden nu zijn ministers in te nemen? Er werden inderdaad kabinetsraden gehouden, waar het zeer gezellig toeging; waar de Koning alleraardigste anecdoten vertelde, maar waar de staatszaken al zeer weinig behartigd werden.

Deze werden door den Koning met de afzonderlijke ministers be- handeld. Beleefdelijk gaf hij steeds te kennen, dat lange uiteenzettingen hem niet bevielen en evenmin dikke dossiers. Maar met dit alles kon van collectieve verantwoordelijkheid der ministers geen sprake zijn.

En toen zij eens ter sprake werd gebracht, werd de kanselier, zegt men, "rood als een kalkoensche haan" over deze stoutmoedigheid.

Om toch een zekere onderlinge gedachtenwisseling te verkrijgen besloten sommige ministers gezamenlijk te dineeren, maar ook dit liep op niets uit. 4) Zoo was het reeds onder TALLEYRAND en was het onder RICHELIEU beter?

In tegenstelling met 1814, toen LODEWljK XVIII het Keizerlijke

Vertegenwoordigende Lichaam had behouden, werden na de Honderd

Dagen nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Bij gemis van een kieswet

geschiedde het krachtens een koninklijke ordonnantie volgens een vrij

gecompliceerd systeem. Door verschillende oorzaken telde de nieuw-

gekozen kamer een overweldigende meerderheid felle koningsgezinden,

meerendeels provincialen, bezield met vurigen haat tegen alles, wat

Revolutie was of uit de Revolutie was voortgekomen. Thans was de

dag der royalisten aangebroken. Aan de weinige andersdenkenden

werd met geweld het zwijgen opgelegd, ook toen deze allerlei schand-

daden als de vervolging der Protestanten wilden ter sprake brengen. 5)

Merkwaardig, dat deze koningsgezinde partij haar zaak niet met

die van den Koning vereenzelvigde. Zij wilde haar opvattingen op-

dringen aan den Koning en aan Frankrijk beide. Handelde zij daarmee

in overeenstemming met hetgeen van haar als meerderheidspartij in

de volksvertegenwoordiging mocht worden verwacht?

(23)

GUIZOT OVER EEN EXTRA-PARLEMENTAIR KABINET 119 Ongetwijfeld is voor een goed functioneeren van een politiek lichaam een zekere wrijving noodig. Maar wanneer inplaats van deze gisting, die het teeken is van leven, onderlinge haat optreedt, die geen ander doel heeft dan vernietiging van de tegenpartij, dan worden de funda- menten van den staat aangetast. Overal, waar de eene klasse de andere totaal wil overheerschen, heerscht geen vrijheid maar tyrannie.

En de partij, die naar vernietiging van den tegenstander streeft, is in wezen revolutionair.

Aan de orde kwamen in de zitting 1815-1816 enkele uitzonderings- wetten, een tot opschorting van den waarborg der persoonlijke vrijheid en de instelling van buitengewone rechtbanken; verder een wetsvoorstel tot beteugeling der woelingen en een tot het verleen en van amnestie.

De eerste twee passeerden de Kamer zonder merkbare oppositie, al bleek verschil te bestaan tusschen de inzichten der Regeering en die van de Kamermeerderheid. Het derde voorstel werd eerst aangenomen, nadat het sterk gewijzigd was naar den zin van de ultraroyalisten. Bij de amnestievoorstellen werd de toestand echter gespannen.

Bij zijn terugkomst uit Gent had LODEWIJK XVIII nl. een algemeelle amnestie toegezegd, met enkele uitzonderingen door de Kamer aan te wijzen. Geheel tegen de bedoeling ging de Kamer niet personen maar categorieën aanwijzen. Eerst met de grootste moeite slaagde RICHELIEU er in, met behulp van een fractie van minder felle koningsgezinden, het oorspronkelijk voorstel tot wet te verheffen. Van dat oogenblik spitste de strijd tusschen Regeering en de Kamermeerderheid zich toe. Allerlei conflicten rezen er, vooral op het terrein van godsdienst en onderwijs. Desondanks hield de Regeering vast aan haar streven, binnen en buiten de Kamer de reactie te stuiten.

Vragen wij ons thans af, hoe de verhouding tusschen Regeering en Volksvertegenwoordiging wettelijk was geregeld. In de Charte vond men reeds de bepaling, dat de Koning zijn macht uitoefende door middel van verantwoordelijke ministers. Beteekende dit verantwoorde- lijkheid aan den Koning of ook aan de Volksvertegenwoordiging?

De tweede opvatting, de Engelsche, werd verdedigd door DE VITROLLES, den vertrouwde van den Graaf VAN ARTOIS, het hoofd der ultra's.

Deze eischte homogeniteit in het ministerie, zeer nauwe samenwerking

tusschen Kabinet en Kamermeerderheid, zoodat deze samen invloed

konden uitoefenen bij den Koning.

(24)

120 DR.

L. W. G.

SCHOL TEN

Zonderling verschijnsel, het parlementaire systeem in Frankrijk ver- dedigd door de partij van het ancien regime. Het is duidelijk, dat dit geschiedde, om de macht bij de ultra's te krijgen.

Van de zijde der gematigde royalisten werd dit standpunt dan ook ten sterkste bestreden.

ROYER COLLARD, een van hen, zeide: "Op den dag, dat de Regee- ring leeft bij het goedvinden van de Kamer, is het gedaan, niet alleen met de Charte, maar ook met het Koningschap".

De strijd kwam echter niet tot een beslissing. Onmiddellijk na de goedkeuring van de begrooting werd de zitting gesloten, de Kamer ging op reces. Zij zou niet weer terugkomen. Vooral door den myste- rieuzen invloed van minister DECAZES, 's Konings vertrouwde werd de Kamer tot groote woede der ultra's, den vijfden September 1816 ontbonden.

Overziet men de verhouding van het ministerie-DE RICHELIEU en de thans ontbonden Chambre introuvabIe dan wordt het moeilijk deze te zien in een van de bij ons thans gebruikelijke schema's. Eigenlijk is er in het geheel geen parlementaire samenwerking. En op de basis van de Charte was er ook geen andere weg voor het verkrijgen van homogeniteit tusschen Regeering en meerderheid van deze Kamel mogelijk. Het ontbindingsbesluit was het eenige middel, om uit het slop te geraken.

De nieuwe Kamer kon na een tweetal maanden bijeenkomen. Het aantal afgevaardigden was tot 258, dat is tot bijna de helft terug- gebracht. Hieronder telde men slechts een negentigtal leden van de oude Kamer. De uiterst Iinksche fractie bestond uit een paar dozijn afgevaardigden. Het overige deel vormde het centrum, de ministerieele partij. Deze werd geleid door een klein aantal zeer bekwame figuren.

In de geschiedenis heeft deze groep de inderdaad juiste naam gekregen

van de Doctrinairen. De naam teekent hun wezen, want bij ieder ver-

schil van inzicht werd de politieke houding van allen bepaald door

een doctrine, een leerstelsel. En aan dat staatkundig systeem hielden

zij bij alle beslissingen vast. Allen gezamenlijk streefden zij er naar,

een brug te slaan tusschen het ancien régime en het Frankrijk van na

de Revolutie. Zij hielden vast aan de historische beteekenis van het

Koningschap en de aristocratie en waren afkeerig van revolutionaire

woelingen.

(25)

GUJZOT OVER EEN EXTRA-PARLEMENTAIR KABINET 121

Daarnaast eischten zij voor de welvarende en financiëel krachtige middenstand uitgebreide deelneming aan het bestuur.

Daardoor hadden zij naar twee zijden front te maken. Aan de eene zijde verzetten zij zich tegen hen, die in de Revolutie niets dan dwaling en misdaad zagen; aan de andere kant tegen diegenen, welke alleen de uitspattingen van de Revolutie betreurden, maar haar beginselen goedkeurden. Zij aanvaardden Frankrijk, zooals dit door den loop der geschiedenis, zoowel voor als na 1789 was ontstaan. De basis, waarop zij hun regeersysteem wilden vestigen, was aangewezen door de rede, maar hun stelsel droeg een ander karakter, dan dat waardoor men de oude maatschappij had vernield, of dat waarvolgens men thans weer de oude wilde opbouwen. De Charte Constitutionnel, de geoctroyeerde grondwet van LODEWIJK XVIII, was van hun streven de belichaming. 6)

Toch had men onder de Doctrinairen ook nuances. Wij wijzen daar- voor eerst op ROVER COLLARD ,een hoogst achtenswaardig menseh. Hij verheft in zijn meesterlijk gebouwde redevoering de Koninklijke macht zoo hoog mogelijk, maar isoleert haar vervolgens van het volk en van de aristocratie. Voor éénigen steun van de monarchie gebruikt hij de hooge belastingbetalers, georganiseerd in het kiezerscorps. Maar bij dit alles is hij zuiver theoreticus en volkomen ongeschikt voor een bestuursfunctie.

Naast hem merken wij op OUJZOT. Deze werd in 1787 geboren uit een Protestantsch geslacht. Zijn levensbeschouwing is ontstaan uit den rationalistischen, voorrevolutionairen gedachtenkring. Tot op hoogen leeftijd is hem de liefde voor het aristocratische salonleven

"cette société polie, bienveillante et lettrée" bijgebleven. 7) Het vormde voor hem een schrille tegenstelling met de gruwelen van de revolutie.

Zoo is verklaarbaar zijn politiek inzicht; verzet tegen het ancien régime,

afkeer van de revolutie. Onder de Doctrinairen is hij een der jongste,

zeer werkzaam, man van breeden blik, wijsgeerig en historisch ge-

schoold, scherp en snijdend in zijn oordéel en met de jaren steeds

meer overtuigd van de juistheid van eigen inzicht. Wij komen op

zijn staatkundige opvattingen nader terug. Er is verschil met die van

ROVER COLLARD, evenals met die van DE SERRE, DE BROGUE en

BARANTE. Maar bij alle verschil zien wij thans toch mogelijkheid van

samenwerking tusschen de Regeering en de meerderheidspartij van het

Huis van Afgevaardigden. Een parlementair régime is mogelijk. Wel

(26)

122 DR. L. w.

G.

SCHOLTEN

bleef de Koning betrekkelijk ruime bevoegdheden behouden. Hij had het recht van initiatief en sanctie der wetsvoorstellen. Het recht van amendement, eerst door uitbreidende interpretatie van de Charte ge- oorloofd geacht, bleef aan zijn goedkeuring onderworpen. Het inter- pellatierecht was nog onbekend en eveneens het houden van algemeene beschouwingen over het regeerbeleid.

Een maand na de bijeenroeping der Kamer diende de minister DE LAINE een ontwerp-kieswet in. Voorgesteld werden directe verkiezingen, een actief kiesrecht verbonden aan een belastingminimum van drie- honderd francs, een passief kiesrecht verbonden aan duizend francs.

Daardoor zou het aantal kiezers teruggebracht worden tot negentig duizend, het aantal verkiesbaren tot achttien duizend. Door andere regelingen waren nog tal van kiezers feitelijk in de uitoefening van het kiesrecht beperkt.

De hoofdlijnen van dit voorstel waren reeds in 1815 onbvorpen door een commissie, waarin gezeten waren ROYER COLLARD, BARANTE en OUIZOT.8) Tusschen het ministerie en de Doctrinairen kon dus de hartelijkste samenwerking bestaan. In allerlei opzichten was aan de inzichten der Doctrinairen tegemoet gekomen. Toch was het ge- waagd binnen het Fransche volk een pays légal te organiseeren, dat voor altijd de mandataris zou zijn van het overige deel der natie.

Merkwaardig, weer stelden de ultra's zich in hun heftig verzet tegen de wet voor als liberalen. Door een verkiezing in twee trappen poogden zij de kleine middenstand voor de laagste trap het kiesrecht te geven.

Misschien zou deze als van ouds wel bereid zijn de "groote heeren"

te steunen. De wet werd echter, vrijwel overeenkomstig het voorstel aangenomen. Een dertigtal jaren bleef zij in werking. Zelfs wist zij een revolutie te overleven. Nog jaren later zag OUIZOT, op wat hij als zijn geesteskind beschouwde, met innige voldoening neer. 9)

Het tweede groote wetsvoorstel, dat op de legerorganisatie betrek- king had, volgde eenzelfde weg. Het werd opgesteld door een com- missie, waarvan BARANTE president was. De toelichting in de Kamer werd gegeven door OUIZOT, toen secretaris der Kamer. De minister verdedigde het voorstel in een rede, eveneens door OUIZOT geconci- piëerd. Ook hier heftige oppositie der ultra's, slechts bedwongen door een persoonlijk ingrijpen des Konings.

De gang van zaken bij deze wetsvoorstellen bewijst voldoende,

dat de Koning en zijn ministerie-DE RICHELIEU bij de Doctrinairen

(27)

GUIZOT OVER EEN EXTRA-PARLEMENTAIR KABINET

123

konden rekenen op trouwe steun. Vooral toen het bleek, dat het den ministers ernst was met de invoering van de sinds 1789 zoo vaak beloofde en toch nimmer geschonken staatkundige rechten. Tot groot genoegen van de Doctrinairen bleef de Charte inderdaad "waarheid".

Sinds het kabinet door verwisseling van een drietal ministers met minder reactionaire personen aan homogeniteit had gewonnen was er van principiëel verschil tusschen de Regeering en Doctrinairen nog minder sprake. En ondanks dit alles liepen de zaken niet naar wensch.

In zijn Mémoires geeft

OUIZOT

daarover een uitvoerige beschouwing.

En deze is voor ons onderzoek van belang. 10)

Onder het vertegenwoordigend stelsel, aldus

OUIZOT,

is het ge- woonte, dat het gouvernement wordt uitgeoefend door een der politieke partijen. Als regel zal dit een partij zijn met scherp belijnd program, waartegenover een even principiëele partij als oppositie voorkomt.

Het centrum valt dan de rol te beurt, door steun te verleenen aan de eene of de andere partij, de schaal naar deze of gene zijde te doen overslaan. Nu waren de twee uiterste partijen, de ultra's en de liberalen, na 1815 geen van beide tot het voeren van de Regeering in staat, omdat hun standpunt van den wettigen toestand teveel afweek. Daardoor was het een politieke noodzakelijkheid, dat het centrum, in dit geval de Doctrinairen, het regeerkasteel bezetten.

AI gaf dit moeilijkheden, aldus

OUIZOT,

toch moet niet daarin de hoofdoorzaak gezocht worden van de zwakte van de Regeering. Het grootste deel van de hoofden der meerderheidspartij stond echter buiten het Kabinet. Verschillende staatslieden, die aan het centrum, waarop de Regeering steunde, leiding gaven; de woordvoerders, die het ministerie verdedigden tegen de reactionaire ultra-royalisten, en tegen de revolutionaire linkervleugel; die in het parlementair debat de kracht der Regeering uitmaakten en kleur gaven aan het ministerieel beleid, waren niet in het Kabinet opgenomen.

Het ministerie vond in de Kamer steun bij politieke vrienden, die overigens ten opzichte van hen volkomen onafhankelijk waren.

Deze keurden de gevoerde staatkunde goed, maar droegen de last der regeering niet en aanvaardden niet de minste verantwoordelijkheid.

De volksvertegenwoordigers verdedigden hun beginselen, maar

werden niet geroepen ze toe te passen. De banier, waarop de theore-

tische staatkundige denkbeelden geschreven stonden, en de banier,

waaronder hun practische toepassing geschiedde, waren niet in dezelfde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We slaan door in 'het recht op zelfbeschikking' als we mensen aan hun lot overlaten die hulp nodig hebben, maar dat zelf niet inzien.. De drinkwatervoorziening

De VVD-fractie heeft de regering gevraagd om er voor zorg te dragen dat er duidelijke instructies bij de VN tot stand komen die de militairen de instrumenten

Another solution opted for in some studies is to measure a selection of samples with another technique such as Southern blot and use the results to estimate telomere length in

De progressieve politicus zit in de auto (vergeef me de beeldspraak) en staat vertwijfeld stil op een kruispunt. Hij had rechtdoor gewild, maar strandt op

Ik zal hier kort op een aantal van deze faktoren ingaan, waarbij nagegaan zal worden of en in hoeverre de invloed van partijen op het beleid erdoor wordt verminderd,

Het kritisch volgen van het doen en laten van politieke partijen, ook vanuit de wetenschap, is daarom een noodzakelijke voorwaarde voor het goed functioneren van de

Ik kan niet naar de vergadering van de VVD-vrouwen in Utrecht gaan, omdat ik op tijd in Den Haag moet zijn in verband met het mondeling overleg over de BKR. Nog'eens neem ik

De achterstelling van de vrouw wordt vergroot door bezuini- gingen op voorzieningen waarin vrouwen werk vinden of die de deelname van vrou- wen aan het arbeidsproces mo-