• No results found

Brezjnevs kerk: de orthodoxie op weg naar en tijdens Brezjnevs stagnatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Brezjnevs kerk: de orthodoxie op weg naar en tijdens Brezjnevs stagnatie"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)



/HLGVFKULIWMDDUJDQJQXPPHUGHFHPEHU

1$$5(17,-'(16%5(=-1(9667$*1$7,(

$UQR/DQJHOHU

Aan de Nevski Prospekt in Sint Petersburg staat de grote Kazankathedraal. Het gebouw valt vooral op door de colonnade van 96 Corinthische zuilen die aan Bernini’s structuur voor de Sint Pieter in Rome doet denken. In de tijd van de Sovjet-Unie was in dit gebouw vanaf 1932 het 0XVHXP YDQ GH *HVFKLHGHQLV YDQ 5HOLJLH HQ $WKHwVPH gevestigd. De kerk was gewijd aan de

Maagd van Kazan, van wie een icoon die een grote rol speelde tijdens de beslissende strijd tijdens de Tijd van de Woelingen in het begin van de zeventiende eeuw in de kerk aanwezig was (en weer is). Men ziet daar standaarden van het leger van Napoleon, buitgemaakt tussen 1812 en 1814, en sleutels van Noordfranse steden op de route van het Russische leger, zoals Metz en Verdun.

Tot het einde van de sovjetperiode werd in de kathedraal vooral antigodsdienstige propaganda tentoongesteld. Daarin werd de nadruk gelegd op de godsdienstige excessen die overal ter wereld te voorschijn kwamen. Men liet documenten, schilderijen, (valse) relikwieën en diorama’s zien. De Nederlandse bezoeker keek met speciale aandacht naar een martelkamer van Alva waar ketters onder handen genomen werden. Om het historische karakter te versterken toonde men de vestiging van het materialisme en het atheïsme. Daartoe was daar ook een bibliotheek aanwezig.1 Daarin trof men naast Lenins werken tegen de godsdienst en de

kerk, de marxistisch-leninistische atheïstische klassieken en westerse werken zoals Bertrand Russells :K\,DPQRWD&KULVWLDQ aan.2

6WDJQDWLHHQRUWKRGR[LH

De lotgevallen van de Russisch-Orthodoxe Kerk zijn sinds 1917 sterk verbonden met de houding van de machthebbers in het Kremlin tegenover de godsdienst. De bevoorrechte positie die de kerk tijdens het tsarisme in de

(2)

62

samenleving innam werd aangetast door ‘antigodsdienstige agitatie en propaganda’ vanuit de communistische partij en door begeleidende wetgeving die de bewegingsvrijheid van de godsdienstige groeperingen sterk beperkte. In 1929 bevestigden wetten eerdere besluiten die in 1918 genomen waren op een nog dwingender manier. Zij verboden ‘het organiseren van gebeddiensten en bijeenkomsten voor kinderen, jonge mensen en vrouwen (gericht op) bijbelstudie… handenarbeid, godsdienstonderwijs en soortgelijke bijeenkomsten… van groepen die excursies ondernamen, bibliotheken en leeszalen, sanatoria en verpleging organiseerden’.3 De rechtspositie van de gelovigen werd verder aangetast

door de bepaling dat de overheid haar veto kon uitspreken tegen besluiten van de driekoppige leiding van de GYDGWVDWND – het college van twintig

mensen dat voor een parochie verantwoordelijk was en dat het kerkgebouw van de staat huurde. Zo’n huurovereenkomst kon worden opgezegd wanneer de hygiëne in het kerkgebouw niet aan vastgestelde eisen voldeed. Ook andere argumenten werden door de autoriteiten gehanteerd om kerken te sluiten: financiële problemen waarmee de gelovigen te maken kregen en beschuldigingen dat de kerkgangers de vrede in de parochie en ook daarbuiten zouden bedreigen. De voordracht van de GYDGWVDWND van een

‘dienaar van de cultus’ werd door de regering beoordeeld en eventueel afgewezen. Ook nam men de gelegenheid waar de geestelijke te registreren. Deze was in dienst van de parochie – hem was verboden lid te zijn van de

GYDGWVDWND. Een variabele werkweek verving de vaste zondag als rustdag.4

Tot de Brezjnev-tijd bleef de geschapen situatie in hoofdzaak gehandhaafd. Voordat Brezjnev en de zijnen aantraden maakte de Orthodoxe Kerk een moeilijke tijd door. Nikita Chroesjtsjov was overtuigd van de definitieve vestiging van het communisme omstreeks 1980. Dan diende de godsdienst eveneens verdwenen te zijn. Dit ‘laatste overblijfsel van de oude maatschappij’ moest volgens Chroesjtsjov krachtig aangepakt worden. Zijn ‘geheime rede’ op het Twintigste Partijcongres in februari 1956, waarin hij de destalinisatie inleidde en zich daarmee sterk afzette tegen het bewind van zijn voorganger, was ook bedoeld als een terugkeer tot het ‘zuivere’ leninisme, inclusief het atheïstische standpunt van Lenin. Een paar jaar later

(3)

63

zette Chroesjtsjov de aanval tegen de godsdienst pas goed in. Behalve personele wisselingen - de beruchte bisschop Nikodim werd de nieuwe verbindingsman tussen het patriarchaat van de Russisch-Orthodoxe Kerk en de aan de staat gelieerde Raad voor Russisch-Orthodoxe Kerkzaken - onderstreepte deze Raad de wettelijke bepalingen van 1929, waarbij de registratie van parochies en geestelijken gecentraliseerd werd. De beperkende bepalingen tegen de orthodoxie troffen ook de baptisten in het land.

Het meest zichtbaar werd deze atheïstische aanval in het sluiten van talloze kerkgebouwen. Van de ruim 20.000 ‘werkende’ kerken sloot Chroesjtsjov er ongeveer 11.000. In 1966 waren er nog zo’n 7000 over.5 Dit

lot trof eveneens kloosters en seminaria. In de Russische Federatie bleven maar twee functionerende kloosters over: het Drievuldigheidsklooster in Zagorsk waar de patriarch zetelt en dat een seminarie is en het Holenklooster bij de Westrussische stad Pskov. Terzijde zij opgemerkt dat laatstgenoemd klooster tijdens het Interbellum geen deel uitmaakte van de Sovjet-Unie, maar hoorde bij Estland.

Na de val van Chroesjtsjov in oktober 1964, nam de intensiteit van de tegen de godsdienst gerichte campagne geleidelijk af. In 1966 werd bepaald dat het sluiten (of openen) van kerkgebouwen uit handen van de lokale autoriteiten werd genomen om een uitsluitende bevoegdheid van de Raad van Kerkzaken te worden. Tegelijkertijd nam het sluiten van kerken vooral af door de vrees van de overheid voor ‘ondergrondse’ gemeenschappen, maar het zou niet helemaal verdwijnen. In 1987 - het laatste jaar voor de viering van het duizendjarig bestaan van de Russische orthodoxie – liet de Raad nog steeds meer kerken sluiten dan er nieuwe toestemming kregen hun deuren te openen.

Uit het voorafgaande blijkt dat de houding van de Sovjetoverheid jegens de kerkgenootschappen tijdens de Brezjnev-periode niet principieel verschilde van die in de voorafgaande Chroesjtsjov-tijd. De antigodsdienstige maatregelen werden niet ongedaan gemaakt. Dit wordt duidelijk door het op zijn post handhaven van V. Koerojedov die door Chroesjtsjov tot voorzitter van de Raad van Kerkzaken benoemd was. De Raad bevestigde in 1975 de kerkwetten van 1929, daarbij het verbod op

(4)

64

godsdienstige bijeenkomsten in woningen en op financiële betrokkenheid van de geestelijkheid bij kerkzaken onderstrepend.6

Buitenlandse critici trachtte men de mond te snoeren door toestemming aan de Russisch-Orthodoxe Kerk om het lidmaatschap te aanvaarden van de Wereldraad van Kerken. De Moskouse autoriteiten stelden de patriarch en de hogere geestelijkheid in staat om internationaal actief te zijn, onder strikte voorwaarden. Zij kregen de opdracht de officiële politiek van de Sovjet-Unie ook in kerkelijke kringen uit te dragen.

In zijn geschrift ,GHRORJ\DQG$WKHLVPLQWKH6RYLHW8QLRQ besteedt de

Utrechtse kerkhistoricus Van den Bercken, kenner van de moderne ontwikkelingen in de orthodoxe wereld van Oost-Europa en Rusland, maar één zin aan de toetreding van de Russisch-Orthodoxe Kerk tot de Wereldraad van Kerken.7 Hij verzuimt hier te wijzen op de politieke

betekenis van dit initiatief. Allereerst was de stap bedoeld om de Russische gelovigen voor zover zij in den vreemde vertoefden en zich niet door het Moskouse patriarchaat geleid wisten de wind uit de zeilen te nemen. Sinds 1948, op de vergadering van de Wereldraad in Amsterdam, waren het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel en de kerken van Griekenland en Cyprus lid. Een paar maanden later werd op een conferentie in Moskou waar de orthodoxe kerken van Rusland, Servië, Roemenië, Bulgarije, Polen, Albanië en Tsjecho-Slowakije bijeen waren, gesteund door een afgevaardigde van het patriarchaat van Antiochië (Turkije) verklaard dat de bijeenkomst in Amsterdam geen ander doel had dan ‘een nieuwe oecumenische kerk in het leven te roepen’. Onvoldoende aandacht was aan dogmatische vraagstukken besteed, terwijl de Amsterdamse conferentie vooral ‘imperialistische’ doelen had gediend. Daarom hadden de in Moskou verzamelde orthodoxe kerken geen afgevaardigden gezonden.8

Ruim tien jaar later veranderde de houding van de Sovjet-Unie ten opzichte van de Wereldraad van Kerken. Geheel in overeenstemming met Chroesjtsjovs principe van coëxistentie - van het socialisme en het kapitalisme, waarin eerstgenoemde het langst zou leven: ‘wij zullen u begraven’ - kreeg de Russisch-Orthodoxe Kerk toestemming zich bij de

6 O. Luchterhandt, 'LH5HOLJLRQVJHVHW]JHEXQJGHU6RZMHWXQLRQ (Berlijn 1978) 24 – 35. 7 Van den Bercken, ,GHRORJ\DQG$WKHLVP, 114.

(5)

65

Wereldraad aan te sluiten. Dit werd in de Brezjnev-tijd niet ongedaan gemaakt, integendeel sterk bevorderd, vooral toen bleek dat vooral anglicanen zich tot de orthodoxie aangetrokken voelden.9 In deze periode

deed de Sovjet-Unie zijn best de buitenwereld te overtuigen van de oprechtheid van de ‘gelovige natie van Rusland’, die dankzij duizend jaar van Russische godsdienstige cultuur geleid had tot ‘het oproepen van de gelovigen tot KHWKHPHOVHOHYHQKLHURSGHDDUGH’. Aan het feit dat het aardse leven

in zijn land voor de gelovigen verre van hemels was, ging aartsbisschop Pitirim van Volokolamsk voorbij.10

.HUNWHJHQRYHUVWDDW

In de jaren zeventig leefde de oude discussie over de verhouding tussen de staat en de kerk - zoals deze voor de revolutie de gemoederen van de intellectuelen in beroering had gebracht - weer op. In 1974 verscheen bij de YMCA-pers in Parijs de bundel ,]SRG*O\E - onder het puin vandaan - met

zeven artikelen, waarvan de bijdragen van de dissidenten Aleksandr Solzjenitsyn, Igor Sjafarevitsj en Michail Agoerski de meeste aandacht trokken.11 Hierin gingen de auteurs in op de relaties tussen het opkomende

nationalisme en maatschappelijke verschijnselen, zoals de godsdienst. Van den Bercken besteedt nogal wat aandacht aan de bijdrage van Jevgeni Barabanov aan ,]SRG*O\E. De auteur constateert een ‘ernstige crisis

in de Russisch-Orthodoxe Kerk’ ondanks haar beslissende rol in de schepping van de Russische cultuur.12 Barabanov veronderstelt dat veel

geestelijken zich beperken tot activiteiten die direct met de kerk te maken hebben (LQWUDFKXUFKDFWLYLWLHV). Zij richten zich op liturgische bezigheden en

9 T. Ware, 7KH2UWKRGR[&KXUFK (herdruk, Harmondsworth 1991) 326.

107KH2UWKRGR[&KXUFKLQ5XVVLD, (Londen 1982) 56. Uitgegeven door aartsbisschop Pitirim van Volokolamsk, een boek geproduceerd door een speciaal arrangement met het patriarchaat van Moskou en de Sovjetautoriteiten.

11,]SRG*O\E6ERUQLN6WDWHM (Parijs 1974) met bijdragen van M. Agoerski, Je. Barabanov, B. Borisov, A.V., F. Korsakov, A. Solzjenitsyn, I. Sjafarevitsj. Een Engelse vertaling onder redactie van M. Scammell, met een inleiding van M. Hayward, op basis van de tweede Russische druk, verscheen in Londen in 1975.

(6)

66

doen weinig aan het verspreiden van het geloof in de samenleving. Een effect daarvan is dat gelovigen zich door de geestelijkheid in hun parochie verwaarloosd voelen. Zij verwijten de priesters en monniken arrogant gedrag – in ieder geval verwaarlozing van hun pastorale taak.

Barabanov wijst in dit verband op de ‘symfonie’ van kerk en staat zoals die bij de orthodoxie behoorde. Maar in de praktijk blijkt dit principe geen gelijkheid van beide instituties te betekenen; de staat beijverde zich de kerk aan zich te onderwerpen. Dit was ook het geval in het prerevolutionaire Rusland – men denke hierbij aan Peter de Grote die het patriarchaat afschafte. In de Sovjet-Unie huldigde men officieel een strikte scheiding van kerk en staat, in de praktijk betekende dit echter dat de kerkleiding zich schikte naar de politieke richtlijnen van de overheid. Het effect van die houding was dat het kerkelijk leven in de Sovjet-Unie tot ceremonieel optreden beperkt werd ‘De kerk is een noodlijdend instituut zonder werken van liefdadigheid of onderwijs.’13 Dit werd bevorderd door

de houding van de staat die alle godsdienstige activiteiten buiten de muren van het kerkgebouw verbood, terwijl de kerkleiding niets deed om tegenwicht te bieden. Van de lokale geestelijkheid mocht men geen afwijkend optreden verwachten, bang als men was voor repercussies van de kant van de wereldlijke autoriteiten. Op zijn hoogst werd de kerk een wijkplaats voor ‘interne immigranten’. Van den Bercken wijst op Barabanovs vaststelling dat ‘de intelligentsia zich terugtrekt in de kerkelijke introversie, veroorzaakt door haar teleurstelling in de actuele politieke realiteit’. Hij gebruikt in dit verband termen als ‘pseudokerkelijk’, als ‘verering’ (LGROL]DWLRQ) en typeert de kerk als ‘een gestileerde en conservatieve

oude vrouwenkerk’. Deze factoren droegen ertoe bij de kloof tussen kerk en wereld te verdiepen.14

Behalve door dit conservatisme, werd de Russisch-Orthodoxe Kerk bedreigd door het gevaar van het nationalisme. Dit verschijnsel was Russisch van karakter en was niet verdreven door sovjetpatriottisme dat sterk gepropageerd was door de overheid en de partij. Men hanteerde daartoe de lotgevallen van volk en land tijdens de Tweede Wereldoorlog die men liefkozend betitelde als ‘Grote Vaderlandse Oorlog’, waar met

(7)

67

‘vaderlands’ officieel de Sovjet-Unie werd bedoeld – in het bewustzijn van velen stond het echter gelijk aan Russisch en voor velen ook aan orthodox. Men kan lang redetwisten – en men heeft dit niet nagelaten - over de vraag of nationalisme een verouderd gevoel is of niet, vaststaat dat een supranationaal sovjetgevoel het gevoel van vele Russen dat zij over iets gemeenschappelijks beschikken niet heeft verdreven. Deze complexe persoonlijkheid beschikt over een geheugen waarin vele herinneringen en beelden thuis horen. Daartoe behoren de haast traditioneel orthodoxe voorstellingen van het rechtgelovige Moskovië dat door Peter de Grote is bedorven door diens import van westerlingen met hun on-Russische ideeën. Vele vooraanstaande en lang geprezen auteurs bewierookten de cultuur van het oude Rusland (5RHV) al in de jaren van Stalin. Maksim Gorki schreef over

het Russische volk dat ‘nergens in Europa (in de vijftiende en zestiende eeuw) zoveel geweldige boeken en zoveel schoonheid in zulke zware omstandigheden geschapen waren’.15

Een van de contribuanten aan ,]SRG*O\E, Igor Sjafarevitsj legt de

nadruk op de gelijkheid van alle volken die binnen de Sovjet-Unie leven: Russen en niet-Russen. Men voelt hier aan waarvoor Sjafarevitsj bevreesd was: dat Russen en met name de orthodoxe gelovigen onder hen zich verheven voelden boven de anderen: de niet-Russen en de vreemdelingen in de Unie. Die behoren tot de categorie van de russofoben - zij die bang zijn voor de Russen. Daarmee bedoelt hij de joden, en de Russische artiesten en schrijvers die door hen beïnvloed zijn , de ‘kosmopolieten’ die door hun door het Westen geïnspireerde producten decadente emoties oproepen waardoor een renaissance van Rusland belemmerd werd.16 Sjafarevitsj stelt,

tegen het eind van de Sovjet-Unie, vast dat in orthodox-russische kringen antisemitisme springlevend is. De heftige beroering die Sjafarevitsj opriep bewees dat hij het bij het rechte eind had voor wat een deel van de gelovigen - en van de niet-gelovige inwoners van de Sovjet-Unie – betreft. Joden werden in opleiding en beroepskeuze gedwarsboomd. Velen besloten

15 D.S. Lichatsjov, .RHOWRHUD5RHVLHSRFKLREUD]RYDQLMDURHVVNRJRQDWVLRQDOQRJRJRVRHGDUVWY NRQHWV

;,9²QDWVMDOR;9,Y (Leningrad 1946, fotomechanische herdruk, Den Haag 1967) haalt op

blz. 157 Maksim Gorki aan.

(8)

68

daarom te emigreren - naar Israël of de Verenigde Staten. Uitreisvisa werden echter maar mondjesmaat verstrekt.

8LW]LFKWRSYHUEHWHULQJ"

Tijdens de heerschappij van Brezjnev verdween langzaam maar zeker het enthousiasme en de energie waarmee velen aan de opbouw van het land werkten. Officieel noemde men dit tijdvak de periode van het ‘ontwikkelde socialisme’, voor tallozen betekende deze tijd ‘stagnatie’. Productie bleef achter bij de gestelde doelen: de industrie leverde veel maar van lage kwaliteit, de landbouw was niet in staat de groeiende bevolking te voeden, zodat men gedwongen was graan te importeren waardoor de valutavoorraad van de Sovjet-Unie krachtig werd aangesproken. Dit was niet bevorderlijk voor de stemming in het land die verder verslechterde door het Afghanistan-avontuur. Een dagelijkse thuiskomst van gesneuvelde militairen herinnerde de sovjetburgers aan de eindeloze en uitzichtloze militaire gebeurtenissen - ergens in het zuidoosten.

In alle sectoren van de samenleving kon men verstarring en onverschilligheid waarnemen jegens het sovjetideaal. Het werken leek voorbehouden aan vrouwen die steeds meer in het arbeidsproces werden opgenomen. Resultaat daarvan was dat de opvoeding van de (weinige) kinderen in handen van (meestal) de grootmoeder kwam. Veel jonge mensen kregen van haar de beginselen van het orthodoxe geloof te horen. Overheid en partij zagen de noodzaak van moderne atheïstische propaganda in omdat de religieuze gevoelens bij een deel van de bevolking bleven voortleven. Een atheïstisch woordenboek - $WHLVWLWVMHVNL VORYDU - was het

resultaat. Het werk verscheen in 1983 kort na de dood van Brezjnev als collectief product onder leiding van een zekere M.P. Novikov vervaardigd door de leerstoel van geschiedenis en theorie van het atheïsme van de Moskouse Staatsuniversiteit. Het is verwonderlijk dat één jaar later al een tweede aangevulde en verbeterde druk werd uitgebracht.17 Voor deze

nieuwe uitgave van het woordenboek zijn twee redenen denkbaar. De eerste

(9)

69

is dat de autoriteiten hun actie een vervolg wilden geven met een herdruk in een oplage van 200.000 exemplaren. Meer voor de hand ligt echter dat het werk een onverwachte populariteit genoot doordat het informatie over godsdienstige verschijnselen en bijbehorende personen bevatte die nergens anders of in ieder geval heel moeilijk verkrijgbaar was en die het woordenboek tot een haast verboden vrucht maakte.

Hiervan een paar voorbeelden. .DWKDUHQ vormden een ketterse sekte

van de elfde tot de veertiende eeuw in West-Europa. Hun dogmatiek ontleenden de Katharen aan de Bogomielen. Zij beleden een dualistische leer betreffende twee principes – het goede (god) en het kwade (de duivel), het geestelijke en het stoffelijke. Zij ontkenden de dogma’s over de dood en de opstanding van Christus en achtten het kruis, kerken en iconen overbodig. &DWHFKLVPXV … is een boek met een korte uitleg van het christelijk geloof, meestal in de vorm van vragen en antwoorden, vooral bedoeld als beginonderwijs voor de gelovigen. 1LNRODM /RVVNL (1870-1965) Russisch

godsdienstig filosoof. Zijn ontologische concept stond dicht bij het platonisme en de leer van Leibniz … De basis van de activiteit is volgens Losski een organisch systeem van samenwerkende ideale persoonlijkheden, ‘substantioneel handelenden’, geschapen door een boven deze wereld aanwezig begin – god. -HOHQD %ODYDWVNDMD (1831-1891) grondlegger van de

‘Theosophische maatschappij’ in 1875. Zij riep zichzelf als de uitverkorene van het ‘grote geestelijke begin’ en een leerlinge van de Tibetaanse PDFKDWP\

(‘bewaarders van de geheime wetenschappen’) … Zij kreeg tienduizenden volgelingen in een aantal landen, hoofdzakelijk in Engeland, Frankrijk, Brits-Indië en de Verenigde Staten.

Ook Van den Bercken velt over het :RRUGHQERHN een vrij gunstig

oordeel. Hij stelt vast dat hoewel het werk ‘binnen een ideologisch raamwerk’ blijft, het de lezer toch de gelegenheid biedt informatie te verwerven over godsdienst en niet-marxistische wijsbegeerte. De sovjetburger was bekwaam ‘in het lezen tussen en achter de regels van officiële literatuur… ’ Dit was ook het geval met andere aan het atheïsme ‘gewijde’ werken: ‘zij blijven vaak op de boekenplank van de bezitter staan: dit in tegenstelling tot 'HJURQGVODJHQYDQKHW0DU[LVPH/HQLQLVPH’18

(10)

70

Het voorafgaande was natuurlijk van toepassing op het intellectuele deel van de bevolking. De meeste mensen hadden te maken met de afwijzing van de godsdienst door de overheid. Pijnlijk werd dit tijdens de Afghaanse oorlog toen vooral lokale overheden scherp optraden tegen publieke uitingen van religieus getint verdriet van nabestaanden om slachtoffers van die strijd. Het werd geüniformeerden verboden kerken te betreden – voordien een normaal verschijnsel. Als achtergrond van deze houding ziet men de vrees voor verbinding van godsdienst met nationale gevoelens, vooral in de Centraalaziatische republieken. Michail Gorbatsjov pleitte tijdens een bezoek aan Oezbekistan voor het opvoeren van ‘atheïstisch onderwijs’ en waarschuwde tegen het idealiseren van godsdienstige overblijfselen.19 Bij verschillende gelegenheden herhaalde hij

deze dreigende taal.

'HDIORRS

In het voorafgaande deel viel de naam van Michail Gorbatsjov. Hij wordt vereenzelvigd met de SHUHVWURMND en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.

Daarbij is men geneigd te vergeten dat Gorbatsjov tijdens zijn carrière als minister en partijfunctionaris een overtuigd communist was. 3HUHVWURMND

betekende voor hem een opleving van het atheïstische onderwijs – het verlossen van het antigodsdienstige ideaal uit de sleur van Brezjnevs stagnatie.

In 1988 - het jaar van het duizendjarig bestaan van het christendom in Rusland (en andere Oostslavische gebieden) - verscheen 2UWKRGR[LH

ZRRUGHQERHNYDQGHDWKHwVW.20 Veel lemma’s daarin zijn woordelijk dezelfde als

in het $WKHwVWLVFK:RRUGHQERHN waarover al eerder is gesproken. Opmerkelijk

is het openingsartikel over geschiedenis en actualiteit van de orthodoxie: ‘Een grote rol is weggelegd voor het dogma van de boetedoening waardoor Jezus Christus door zijn lijden en kruisdood zichzelf offerde aan god de vader voor de zonden van de mensen…21 Een opmerkelijke uitspraak door

(11)

71

het ontbreken van woorden als ‘zogenaamd’ waardoor de betekenis van het christendom gerelativeerd zou worden. Pas tegen het slot van het artikel zegt redacteur Gordienko, die een oplage van 300.000 exemplaren verzorgde, dat het woordenboek materiaal bevat over de geschiedenis van de Russisch-Orthodoxe Kerk en ook over de relaties van de kerkelijke leiders tot de Grote Socialistische Oktober Revolutie, over de samenwerking van het orthodoxe episcopaat en de geestelijkheid met krachten van de contrarevolutie en de interventie…22 In dit fragment

worden eveneens de belangrijkste atheïstische periodieken zoals de *RGOR]H %H]ER]MQLN uit de jaren twintig en dertig en het latere populaire tijdschrift :HWHQVFKDSHQ*RGVGLHQVW 1DRHNDL5HOLJLD genoemd.

2UWKRGR[LH ZRRUGHQERHN YDQ GH DWKHwVW betekende - ondanks allerlei

nuances die men daarin kan vinden - een cesuur – een breuk met het verleden. Sinds het Millennium kan de kerk zich in toenemende belangstelling van de sovjet – en later van de nationale overheden verheugen. Ook schijnt een grotere aantrekkingskracht op de burgers van haar uit te gaan. Dit was een onbedoeld effect van Gorbatsjovs SHUHVWURMND.

Of de leiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk deze ‘herstructurering’ heeft doorgemaakt, valt te betwijfelen, gezien de autoritaire wijze waarop zij het bolsjewisme voor nationalistische sentimenten heeft laten plaatsmaken. Dat thema valt echter buiten de grenzen van dit artikel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waar dus op allerlei wijze de mensch zoekende is naar rust en vertrouwen en op dien weg aan alle kanten zijn Geloof terugvindt, naast zijn blijvende bewustheid van de Rede, ben ik

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

€ 535.000 voor het project Smaak van Poortugaal vrij te laten vallen en het negatieve resultaat van afgerond € 6.000 ten laste te brengen van de Reserve Ontwikkelingsprojecten

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Hoofdstuk 5 laat zien dat de dorsvloer bij Augustinus niet alleen functioneert als metafoor voor de permixtio van de kerk, maar ook als beeldspraak die inzichtelijk maakt dat

In reply to this Manichaean criticism on the church, Augustine argues that the church in its present form is like a threshing floor with wheat and chaff mixed together for the

5.2.4 De area als metafoor voor het onderscheid tussen koren en kaf in de context van de eigen kerk 5.2.4.1 Niet-homiletische werken. 5.2.4.2 Homiletische werken

Aangetoond is dat de area als metafoor voor de tijdelijke permixtio van de kerk bij Augustinus niet alleen functioneert in zijn weerlegging van de donatistische beschuldigingen