• No results found

'Het vergieten van menschen bloet'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Het vergieten van menschen bloet' "

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg , tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur

(2)

Tilburg,

tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur Verschijnt driemaal per jaar

Jaargang 21, nr. 1 mei 2003

Uitgave

Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed K.V.K.: S 41096029 • ISSN: 0168-8936

www.historietilburg.nl

Redactie

Henk van Doremalen en Ronald Peeters

Redactiesecretariaat Ronald Peeters Montfortanenlaan 96

5042 CX Tilburg rpeeters@historietiIburg.nI

Abonnement

€ 13,00 instellingen en bedrijven

€ 14,75 Losse nummers . verkrijgbaar i n de boekhandel (€4,50)

Abonneren door overmaking op de rekening van de Stichting

tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed te Tilburg

Gironummer 5625554 AMRO-bank rek.nr.

42.81.63.343 onder vermelding van

'abonnement 2003'

Foto's

Indien niet anders vermeld:

Fotocollectie van het Regionaal Historisch

Centrum Tilburg

Omslagfoto:

Onthoofding "met den swaerde".

Fragment uit prent "Justicia"

van Pieter Brueghel.

Vormgeving

Ronald Peeters en Bart Gladdines

Opmaak en druk Drukkerij-Uitgeverij H . Gianotten B.V., Tilburg

Ten geleide

Enkele weken geleden ontvingen alle abormees de special over Vincent van Gogh als extra nummer van Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur. Het tijdschrift dat thans voor u ligt is het eerste 'reguliere' num- mer van jaargang 2003. Het bevat artikelen van Erik-Jan Broers, Lauran Toorians, A d de Beer en Gerrit Kobes en Anton van Oirschot.

Erik-Jan Broers schreef een artikel over de berechtiging van geweldsdelic- ten door de schepenbank van Tilburg i n de zeventiende een achttiende eeuw. Enerzijds houdt Broers zich bezig met de feitelijkheden die zich heb- ben voorgedaan. Anderzijds gaat het hem o m de berechtiging en de grond- slagen die daarvoor in de toenmalige rechtspleging te vinden waren.

Lauran Toorians schreef een artikel over de relatie van Paulus van Haas- trecht en Goirle. Dat Van Haastrecht i n de tweede helft van de veertiende eeuw al actief was i n deze streken was al bekend. Toorians ontdekte echter een viertal oorkonden waarin Van Haastrecht eerder i n Goirle genoemd wordt dan tot n u toe altijd is verondersteld. Toorians acht dit vooral van be- lang omdat er voor deze periode toch een grote schaarste is aan bronnen.

Hij gaat i n op de betekenis en publiceert de genoemde bronnen i n een bijla- ge-

Anton van Oirschot schreef een biografisch artikel over de Tilburgse politi- cus en advocaat mr. Pius Arts. Als zoon van de uit A r n h e m afkomstige oud-zoeaaf Antoine Arts, was deze 'tweede generatie' Arts geworteld i n de Tilburgse samenleving. Vooral op politiek gebied werd hij bekend, maar hij vervulde ook functies i n het culturele en sportieve leven. Hij had zowel zit- ting i n de gemeenteraad (40 jaar!), de Provinciale Staten als i n de Tweede Kamer.

A d de Beer en Gerrit Kobes publiceerden i n 2002 h u n boek Het leven gebro- ken waarin de geschiedenis van de Tilburgers die als gevolg van de strijd te- gen Duitsland en de bezetting van Nederland o m het leven waren geko- men. Verder onderzoek en een oproep o m informatie leverde veertien nieu- we namen op, die i n dit artikel worden belicht.

In Tilburg kort opnieuw veel aandacht voor nieuw verschenen publicaties over Tilburg, waaronder het gedenkboek over het 175-jarig St. Elisabeth- ziekenhuis en een boek over de uit Tilburg afkomstige affichekunstenaar Albert Verschuuren.

De redactie

Inhoud

3 E.J.M.F.C. Broers:

'Het vergieten van menschen bloet'De berechting van geweldsdelicten door de schepenbank van Tilburg in de zeventiende en achttiende eeuw

12 Lauran Toorians:

Paulus van Haastrecht en Goirle 21 Anton van Oirschot:

Mr. Pius Arts (1881-1955)

De politicus van diverse katholiek-democratische partijen 26 A d de Beer en Gerrit Kobes:

Het groeiend aantal slachtoffers Een aanvulling op 'Het leven gebroken' 30 Tilburg kort:

Tilburg signalement L

175 jaar St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg Charles Verschuuren

(3)

'Het vergieten van menschen bloet'

De berechting van geweldsdelicten door de schepenbank van Tilburg in de zeventiende en achttiende eeuw

E . J . M . F . C . B r o e r s *

* E.J.M.F.C. Broers stu- deerde Nederlands recht

aan dc Katholieke Hogeschool Tilburg, later de Katholieke Universiteit

Brabant. In 1986 trad hij als wetenschappelijk assis-

tent in dienst bij de Vakgroep Rechtsgeschiedenis van deze univei-siteit. Thans is

hij als universitair docent verbonden aan de Vakgroep

Encyclopedie en Rechtsgeschiedenis vau de

Universiteit van Tilburg.

In 1996 promoveerde hij op het proefschrift 'Beledigingszakcn voor de Staatse Raad van Brabant 1586-1795'. Van zijn hand verschenen voorts publica-

ties op het terrein van de geschiedenis van het straf-

recht, het privaatrecht en het procesrecht.

In de avond van 11 september 1746 keer- de Jan Govert Janssen huiswaarts van de Tilburgse kermis, toen zijn paard en wa-

gen werden staande gehouden door Philip van Tilborg. Van Tilborg was vijf-

tien maanden als knecht in dienst ge- weest bij Janssen en verweet deze laatste

dat hij over deze periode nog loon te goed had. De woordenwisseling die tus- sen beiden ontstond, liep volledig uit de hand: Janssen trok zijn mes, Van Tilborg

greep een houweel en tijdens de vecht- partij die volgde, bracht de meester zijn

voormalige knecht een zware hoofd- wond toe. Nog diezelfde avond kwam

Van Tilborg aan deze verwonding te overlijden.

I

anssen w e r d n u door drossaard Pieter van H o v e n , gerechtsofficier van Tilburg, voor de schepenbank gedaagd omdat een zoda-

^ 'enorm delict als het vergieten van men- schen bloet' i n een land van goede justitie niet k o n en mocht w o r d e n getolereerd, maar op het rigoureuste behoorde te w o r d e n bestraft.

O p 30 januari 1747 w e r d Janssen door de sche- penen evenwel ontslagen v a n rechtsvervol- ging omdat de feitelijke toedracht van het ge- beurde onduidelijk was, maar w e l gebleken was dat het slachtoffer zelf niet vrijuit ging bij hetgeen hem was overkomen.'

I n het archief van de schepenbank T i l b u r g be- v i n d t zich een groot aantal dossiers v a n straf- processen die i n de zeventiende en achttiende

eeuw zijn aangespannen wegens geweldsde- licten. Ruzies i n herbergen, burenruzies, con- flicten tussen gezins- of familieleden, scheld- en schimppartijen blijken dikwijls te zijn uitge- lopen op een handgemeen of een gewapend treffen. Het k w a m tot lichte of zware verwon- dingen, mishandelingen met fatale afloop, doodslagen of pogingen daartoe en al dan niet geslaagde moordaanslagen. I n de n u volgende paragrafen zal aan de hand van enkele concre- te strafzaken w o r d e n ingegaan op de vervol- ging en berechting van deze uiteenlopende v o r m e n van geweldpleging door de Tilburgse justitie. Daarbij zal met name aandacht wor- den besteed aan de straffen die door de ge- rechtsofficier w e r d e n gevorderd en aan de rechtsregels die daartoe door hem werden ge- hanteerd. Deze regels kon hij putten uit een aantal rechtsbronnen. Er was het van oudsher geldende en deels opgetekende gewoonte- recht, er was het door de Staten-Generaal voor het generaliteitsland Brabant afgekondigde wettenrecht; voorts het Romeinse recht, waar- van vanaf de zestiende eeuw een grote invloed u i t g i n g op de rechtspraktijk, en het Goddelijke recht, vervat i n de boeken van vooral het O u d e Testament. Ook de geschriften van be- roemde binnen- en buitenlandse strafrechtsju- risten, zoals Joos de Damhouder, Julius Cla- rus, A n t o n i u s Matthaeus en Benedict Carp- zov, fungeerden feitelijk als een bron van recht.- Het is vooral i n de stukken die door de officier van justitie ten processe zijn geprodu- ceerd, dat de v e r h o u d i n g tussen d i t "recht in de boeken" {law in the books) en het "recht in actie" (Inw in action) blijkt.''

V e r w o n d i n g

O p 15 mei 1678 bezocht Jan Hendrick Teu- inghs een herberg en zocht daar, zoals het zijn gewoonte was, met iedereen ruzie. Vooral A d a m Jan Wijtens moest het ontgelden. Nadat

(4)

Titelblad van 'Costuymen, ende usantien der Hooft- stadt ende Meyereye van

s'Hertogen-bossche' uit 1684 (Coll. RHC Tilburg).

4

C O S T U Y M E N , E N D E

U S A N T I E N D E R

H O O F T - S T A D T

E N D E M E Y E R Y E V A N

s'HERTOGHEN-BOSSCHE.

S' H E R T O G E N - jB O S $ c H I »

JBy

J A N S C H E Ï F E R S J

Boeck-driiC»•

Jser in't veigulde Mlflad? 1684.

deze diverse malen door Teulinghs was uitge- daagd, gingen beiden met elkaar op de vuist, waarbij er over en weer heftig w e r d geslagen en gestompt. Nadat de beide vechtersbazen uiteindelijk door andere gasten w a r e n ge- scheiden, trok Teulinghs plotseling een mes en stak Wijtens daarmee i n zijn r u g . Deze laatste hield er een ernstige v e r w o n d i n g aan over."*

Voor v e r w o n d i n g e n zoals de onderhavige w a - ren i n de costumen v a n 's-Hertogenbosch, het opgetekende gewoonterecht van de hoofdstad v a n de Meierij dat ook voor T i l b u r g gold, ex- pliciete strafbepalingen opgenomen. Z o w a r e n het trekken v a n een mes, het iemand aanvallen met een stok of steen of het kwetsen v a n ie- m a n d met een dergelijke 'gheswaerder h a n d t ' strafbaar gesteld met vaste geldboeten.-'' De ge- rechtsofficier van T i l b u r g placht overigens volledig aan deze bepalingen voorbij te gaan.

H a d iemand een ander toegetakeld met bij- voorbeeld een mes, een b i e r p u l of een k n u p - pel, dan vorderde de officier namelijk dat de dader moest w o r d e n veroordeeld tot een straf die de schepenbank gepast achtte.^' D i k w i j l s gaf hij i n zijn 'ticht en aanspraak crimineel' aan dat deze straf i n een geldboete diende te bestaan, waarvan de schepenen de hoogte naar b e v i n d v a n zaken moesten vaststellen.'' A a n deze arbitraire bestraffing van v e r w o n - dingen k w a m een einde toen de Staten- Generaal i n 1661 en 1665 een tweetal plakka-

ten voor Brabant uitvaardigden, w a a r i n zij strafbepalingen hadden opgenomen met be- trekking tot het dragen v a n wapens, het drei- gen daarmee en het gebruiken daarvan. I n het zogeheten plakkaat 'jegens het dragen v a n on- behoorlick geweer, vechteryen en doodslagen' v a n 6 september 1661 en i n de ampliatie daar- op v a n 25 november 1665 w a r e n het dragen v a n een zakpistool, het afschieten daarvan, het bij zich hebben v a n een mes, het iemand aan- vallen met een mes of met een stok of een an- der v o o r w e r p , strafbaar gesteld met - voorna- melijk - geldboeten.^ I n al die gevallen n u w a a r i n iemand een ander had v e r w o n d met een mes, k n u p p e l , bierpul, v u u r t a n g of iets dergelijks, eiste de officier v a n T i l b u r g dat de dader tot de desbetreffende wettelijke geld- boete w e r d veroordeeld. Meestal verwees hij daarbij u i t d r u k k e l i j k naar de plakkaten van 1661 en 1665.''

Z o w e r d ook i n de criminele aanspraak die op 7 maart 1679 tegen Jan H e n d r i c k Teulinghs w e r d geproduceerd, gevorderd dat de dader voor het door h e m begane 'notoir feijt ende evident m o e t w i l l i c h delict' op g r o n d v a n het plakkaat v a n 1661 en de ampliatie daarop v a n 1665 een geldboete v a n 50 guldens moest w o r - den opgelegd. I n het onderhavige geval g i n g de gerechtsofficier intussen stilzwijgend voor- bij aan de mogelijkheid dat Teulinghs, toen hij Wijtens met zijn mes i n de r u g stak, deze niet zozeer w i l d e v e r w o n d e n , maar dat hij hem w i l d e doden. Dat de dader i n casu geen po- ging tot doodslag w e r d ten laste gelegd, hing samen met de i n Brabant v a n oudsher gelden- de gevolgaansprakelijkheid voor geweldsde- licten.^" Deze gevolgaansprakelijkheid hield i n , dat iemand die tegen een ander geweld ge- bruikte, zich voor de strafrechter moest ver- a n t w o o r d e n voor de gevolgen die u i t zijn op- treden w a r e n voortgevloeid, ongeacht of hij deze gevolgen had g e w i l d of niet, dan w e l of het h e m o m iets anders te doen was geweest.

Poging tot doodslag

N o g beter d a n i n het proces tegen Jan Teu- linghs k o m t de gevolgaansprakelijkheid voor geweldsdelicten tot u i t i n g i n de criminele pro- cedure die i n 1681 w e r d aangespannen tegen Dirck Janssen Steuven." Deze Steuven had op 15 m e i v a n dat jaar i n een herberg ruzie gekre- gen met Peeter Verte. I n de vechtpartij die daarop was ontstaan, h a d hij Verte dermate fel aangevallen 'dat scheen dat hij h e m v a n 't le- ven ter doot w i l d e brengen', zo kan m e n i n de aanspraak v a n de officier lezen. O m 'tot sijn o o g h w i t beter te konnen k o m e n ' had de dader het slachtoffer met een ijzeren tang hard op zijn h o o f d geslagen en hem daarbij een zware h o o f d w o n d toegebracht.

(5)

Fragment uit 'Costuymen, ende usantien der Hooft- stadt ende Meyereye van

s'Hertogen-bossdie' uit 1684(Colt. RHCTilburg).

U i t de w o o r d e n v a n de gerechtsofficier blijkt d u i d e l i j k dat Steuven op het bewuste m o m e n t méér v o o r h a d d a n zijn slachtoffer enkel te ver- w o n d e n . Toen hij de tang ter hand n a m , deed hij dat met het oogmerk o m de ander o m het leven te brengen. N u hij daarin echter niet was geslaagd, w e r d h e m slechts v e r w o n d i n g ten laste gelegd o m d a t de gevolgen v a n zijn optre- den daartoe beperkt w a r e n gebleven. Dat de dader i n een dergelijk geval niet terechtstond voor p o g i n g tot doodslag, is reeds b e n a d r u k t door W i l l e m v a n der Tanerijen i n zijn Boec van der loopender practijken der Raidtcanieren van Brabant u i t circa 1496. I n d i t juridische com- mentaar geeft de schrijver een uiteenzetting van de procespraktijk v a n het hoogste rechts- college v a n het oude h e r t o g d o m , de Raad v a n Brabant te Brussel, maar zoekt daarbij i n hoge mate aansluiting bij het geleerde Romeinse recht dat aan de universiteiten w e r d onderwe- zen.^^ Volgens het Romeinse recht n u , aldus V a n der Tanerijen, zou de p o g i n g tot doodslag aan de dader even zwaar moeten w o r d e n aan- gerekend als het voltooide delict, w a a r o p de doodstraf s t a a t . O p g r o n d v a n het eigen ge- woonterecht echter moet deze persoon niet w o r d e n gestraft voor datgene w a t hij w i l d e doen, maar slechts voor datgene w a t hij heeft gedaan: ' w a n t al eest dat iemant eenen ande- ren quetst i n m e y n i n g e n dijen doot te slaen ende dijen nochtans niet doot en slaet, hij sal alleen gepunieert w o r d d e n v a n der quetsu- eren ende niet v a n den doodslage'.'"*

O o k tegen Dirck Janssen Steuven eiste de o f f i - cier v a n justitie derhalve dat deze krachtens de plakkaten van 1661 en 1665 moest w o r d e n veroordeeld tot de geldboete v a n 50 guldens waarmee de wetgever v e r w o n d i n g e n v a n deze soort had bedreigd.

»o C O S T U Y M E N V A N

Vaneen me/Te ofre andere genepen wa- i pen te trecken , omme eenen andeien le ' invaderen, vijtthien ftuyveis dry oort. *

Art. Ffll.

Item eenen anderen te flaen fonder quct- ien, met eender gefwaerder handt; te we- ten met fteenofthoudt, oft diergehjcke, ottyemanden daer mede te werpen, vijf thicnftuyversdi-yeoorc.

Art, IX.

Eenen anderen met gelijcker gefwaerder handt te quetfen, een-en-twintigh Ruyv.

Art. X.

E e n bloedighe oft bendige wondej drye , Carolus gulden ende thien Jluy vers. •

Art. XI.

V a n elcke Proceduere van erf-tale, foo verre egheen Schepenen Brieven ter ivaer- heyt geleien worden, geeft men vijfthien ituy vers drye oort.

Art.

h ri E R T O G H N-B O S S C H E. Zl Art. X I I .

Item wanneer een Vonnilfe der Schepe- nen wordt gecontradiceert, foo is die ghe- ne die in materie van Comr.vdi<;tie met VonnilTe inde cofti;n wort gecondemneert, fchuldigh te lietaclen den peen van thicn ponden payements aen den H c e r e , ende elck Schepen een gelijcke pont payements, ende ingevallen die koften tuifchen Par- thyen ten beyden zijden worden gecom- penleert, zijn de felve Parthyen getou- den den voorfchreven peene, elck nalrt en hallf te voldocne, maer loo verre de geene Contra-diftie ofF weder-fpraeckinghe ge- daen hebbende ptfl Utem, ende als die Weder.parthye fijn Vonnis voor Schepe- nen gefuftineert hadde, accordeerde, is alldan die Contradiaeur Pehouden dea . voorfchreven peene te betaelen.

Art. Xlll.

Soo wie eenen anderen lempt, fonder ooehe, handt, voet, o o r , oft n^fe te n e m e n , verbeurt boven beterniHe van Parthyen, arbitralijck gecorrigeert te wor- dene, nie gelegentheyt vander faecke.

Poging tot m o o r d

In 1646 w e r d e n A d r i a e n en Jan Verbunt voor de Tilburgse schepenbank gedaagd. H u n w e r d ten laste gelegd dat zij zich op 15 april 1646 naar het huis v a n h u n broer Jan de oude hadden begeven 'met vast voornemen, ende opgesette quaetheijt... hunnen broeder i n sijn eijgen huijs ... ter doot te brengen'. Ter plaatse aangekomen, hadden zij h u n broer en diens v r o u w niet alleen geslagen, gestompt en ge- schopt, maar hadden zij tevens messen getrok- ken o m h u n bloedverwant daarmee te ver- m o o r d e n . Door tussenkomst v a n de dochter des huizes was d i t evenwel 'door gewelf, ende voorts met moortroepenen' verhinderd. De slachtoffers k w a m e n er uiteindelijk met enige lichte kwetsuren vanaf.

I n zijn criminele aanspraak stelde de officier van justitie dat de gebroeders Verbunt 'andre ten exempel notoirlijck sijn straffbaer, 't sij bij bannissement off andre grote corporele off pe- cuniaire amenden ende penen'. Anders dan i n het zojuist beschreven proces tegen Dirck Steuven w e r d e n de wettelijke strafbepalingen inzake het iemand aanvallen met een mes in d i t geval buiten toepassing gelaten. Het begin- sel v a n de gevolgaansprakelijkheid voor ge- weldsdelicten leed namelijk uitzondering als de aanslag bijzonder ernstig w e r d geoordeeld, zoals i n geval v a n een verhinderde moordaan- slag waaraan het slachtoffer slechts een ver- w o n d i n g had overgehouden.^'' Bij een dergelij- ke p o g i n g tot het plegen van een gekwalifi- ceerde v o r m v a n doodslag keek m e n niet al- leen naar hetgeen de dader had gedaan, maar ook naar hetgeen hij had w i l l e n doen.''' Een geldboete w e r d voor deze dader een te lichte straf geacht. N u hij had gehandeld 'met gede- libereerden gemoede en gruwsaem opset' o m het slachtoffer te doden, diende de door hem gepleegde 'moordadige mishandelinge' met een 'swaerdere correctie' te w o r d e n bestraft.'^

Deze zwaardere correctie k o n met name be- staan i n een langdurige verbanning of een lijf- straf.''' I n het gegeven voorbeeld w e r d door de officier uiteindelijk geconcludeerd dat de da- ders 'corporelijck off andersins gestraft' zou- den w o r d e n , op een wijze die de schepenbank naar gelegenheid v a n zaken gepast achtte.

D o o d s l a g

Doodslag w o r d t door de reeds genoemde Brabantse rechtsgeleerde W i l l e m v a n der Tanerijen aldus gedefinieerd dat de dader het slachtoffer 'bij opsette', oftewel 'willens ende wetens', o m het leven heeft gebracht.-" N u er i n Brabant een gevolgaansprakelijkheid voor geweldsdelicten g o l d , was er v a n doodslag echter niet alleen sprake als de dader het slachtoffer opzettelijk o m het leven had ge-

(6)

bracht. O o k als iemand een ander met opzet had v e r w o n d en deze aan zijn v e r w o n d i n g was overleden, gold de dader als een doodsla- ger.^^ I n de latere rechtsdogmatiek w e r d i n d i t verband w e l een onderscheid gemaakt tussen indirect opzet, dat enkel was gericht op de daad, en direct opzet, dat mede was gericht op het gevolg van die daad.^^

Als de gerechtsofficier v a n T i l b u r g iemand doodslag ten laste legde^^, volstond hij i n zijn ticht en aanspraak crimineel met een feitelijke omschrijving van het gebeurde, namelijk dat de dader het slachtoffer een w o n d h a d toege- bracht waaraan deze laatste - aanstonds of la- ter - was overleden. Dat de dader daarbij op- zettelijk had gehandeld, kan enkel w o r d e n af- geleid u i t de door de officier gebezigde w o o r - den. I n de ticht die op 2 maart 1705 u i t g i n g te- gen Johannes H o l l e n w e r d bijvoorbeeld ge- steld dat verdachte op 7 januari v a n dat jaar, toen zijn meester W i l l e m Hofmans i n een her- berg ruzie had gekregen met Peeter Lievens, diverse malen zijn mes had getrokken tegen deze Lievens. Toen Lievens ten slotte v a n zijn stoel was opgestaan met een b i e r p u l i n zijn hand, had H o l l e n hem i n zijn b u i k gestoken, aan welke w o n d het slachtoffer korte tijd later

Straffen 'met den swaerde datter de doodt navolglit'.

Fragment uit p)rent 'Justitia' van Pieter Breugliel (Foto coll. RHC

Tilburg).

was overleden.^"* Deze doodslag k o n i n een plaats v a n goede poHtie niet w o r d e n getoler- eerd, zo vervolgde de officier, maar de dader moest daarvoor ingevolge de wetten en plak- katen v a n het land ten hoogste w o r d e n ge- straft. Geconcludeerd w e r d dat H o l l e n 'met den swaerde' z o u w o r d e n gestraft 'datter de d o o d t navolght'.

A a n de dader moest derhalve de doodstraf w o r d e n opgelegd, waarvan de executie door m i d d e l v a n het z w a a r d diende te w o r d e n v o l - trokken. De v o r d e r i n g tot de doodstraf w e r d in de criminele aanspraak, zoals i n m o o r d - en doodslagzaken meestal w e r d gedaan, voor- zien v a n slechts een algemene grondslag. De bestraffing v a n de doodslager moest namelijk plaatsvinden op g r o n d v a n 's lands 'wetten en plakkaten'.-^ N u was het voor de officier i n de regel ook niet mogelijk o m zijn eis op een spe- cifieke bepaling u i t het gewoonte- of wetten- recht te laten steunen. Enerzijds bevatten de costumen v a n 's-Hertogenbosch, hoewel het in Brabant een m i n of meer vaste gewoonte was dat aan een doodslager de doodstraf w e r d opgelegd^^', geen artikelen w a a r i n zulks was bepaald.^^ Anderzijds hadden de Staten-Ge- neraal weliswaar enkele plakkaten ter zake v a n doodslag en m o o r d uitgevaardigd, maar in deze verordeningen hadden zij nagenoeg geen materiële strafbepalingen opgenomen, maar hoofdzakelijk procedurele voorschriften met betrekking tot het arresteren en vervolgen v a n degenen die zich aan deze delicten had- den schuldig gemaakt.-^^

Slechts incidenteel heeft de officier van T i l - b u r g i n de verordeningen v a n de wetgever een concreet aanknopingspunt voor de op te leg- gen doodstraf gevonden. Z o was i n het reeds genoemde plakkaat 'jegens het dragen van on- behoorlick geweer, vechteryen en doodslagen' v a n 6 september 1661 een bepaling opgeno- men inzake de doodslag die was voorgevallen in een vechtpartij waaraan diverse personen hadden deelgenomen. De Staten-Generaal hadden daarin verordonneerd dat, hoewel al- leen aan de pleger v a n de doodslag de d o o d - straf k o n w o r d e n opgelegd, de overige vech- tersbazen niet onbestraft mochten blijven:

'Ende hoe w e l i n 't faict v a n doodtslagen geen- en capitalen lijfstraffe en valt, dan tegens den geenen die den doodtsteeck gegeven ende geinfligeert heeft, ordonneren, statueren ende w i l l e n w y nochtans, dat gestraft sullen w o r - den met barmissement, ende anderen arbitrai- re straffen, alle die geene die den aflyvige ge- quetst ofte gewont sullen hebben, hoe w e l dat het bleecke dat sy h e m de d o o t w o n d e niet ge- geven en hadden.'^'' O p deze bepahng, w a a r i n terloops was vastgelegd dat doodslag een ka- pitaal delict was, w e r d bijvoorbeeld een be-

(7)

roep gedaan i n het proces dat i n 1683 w e r d a a n g e s p a n n e n tegen A n d r i e s Broeken.""' Broeken was op 21 april van dat jaar i n een herberg betrokken geraakt i n een gevecht tus- sen enkele v a n de gasten. Tijdens dat gevecht had hij H e n d r i c k van Vlijmen met zijn k l o m - pen dusdanig i n zijn b u i k geschopt, dat het slachtoffer de volgende dag aan de opgelopen v e r w o n d i n g e n was bezweken. I n de ticht en aanspraak die n u tegen Broeken w e r d opge- steld, w e r d overwogen dat niet alleen ingevol- ge de Goddelijke wetten maar ook ingevolge de eigen wetten, en dan i n het bijzonder op g r o n d van het plakkaat v a n 1661, deze d o o d - slag met de d o o d moest w o r d e n bestraft. De dader diende derhalve door m i d d e l van het zwaard te w o r d e n terechtgesteld.

Behalve op de wereldlijke w e t t e n w e r d i n de zaak Broeken, evenals i n een aantal andere za- ken^', ook een beroep gedaan o p de G o d - delijke wetten. I n enkele bewaard gebleven pleitnota's die v a n de h a n d v a n de officier zijn verschenen, w o r d t voor d i t Goddelijke recht verwezen naar passages u i t de boeken Gene- sis, Exodus en Leviticus van het O u d e Tes- tament.-^^ I n dergelijke nota's w o r d e n ter on- dersteuning van de eis tot de doodstraf echter vooral bepalingen u i t het Romeinse recht^^ en passages u i t de rechtsgeleerde literatuur-'^

aangehaald. Z o w e l i n het geval van Andries Broeken als i n het eerder vermelde geval van Johannes Hollen w i l d e de officier dat de dader door o n t h o o f d i n g met het z w a a r d ter d o o d z o u w o r d e n gebracht. Deze v o r m v a n executie was niet alleen voorgeschreven i n het Ro- meinse recht''^, maar was ook i n het inheemse recht een gebruikelijke wijze v a n terechtstel- len v a n een doodslager.^'' I n de meeste geval- len die aan de Tilburgse schepenbank zijn voorgelegd, heeft m e n de poena ordinaria gladii echter niet ten uitvoer k u n n e n leggen, o m d a t de dader zich tijdig u i t de voeten had weten te maken en niet meer k o n w o r d e n achterhaald.

Er zat voor de schepenen dan niets anders op dan de voortvluchtige dader bij verstek tot een eeuwige verbanning u i t de jurisdictie te ver- oordelen, onder de bepaling dat de doodstraf alsnog op h e m zou w o r d e n voltrokken als hij in handen van justitie mocht geraken.

M o o r d

I n 1750 spande de gerechtsofficier van T i l b u r g een proces aan tegen de voortvluchtige A r - noldus Daniël Verhoeven, omdat deze op 19 december v a n het daaraan voorafgaande jaar zijn b u u r m a n A d r i a e n Zegers, met w i e hij r u - zie had, had doodgeschoten.^* I n de ticht en aanspraak die tegen de dader w e r d opgesteld en op 5 februari aan de schepenbank w e r d ge- presenteerd, kan men lezen dat Verhoeven Zegers 'met een boosaerdig, en goddeloos op-

set, op een moordaedige, en onmenselijke w i j - se, met een snaphaen schreut (daer expres toe gelaeden)' i n zijn b u i k had geschoten en dat het slachtoffer enkele uren later aan zijn ver- w o n d i n g was overleden. De schutter was daarop onmiddellijk op de vlucht geslagen, 'met seer groote alteraetie, en ontsteltenisse i n sijn gemoet (ja selfes sonder schoene aen, nog hoef, nog muts op het hooft)'. Voor d i t 'enorm fait, en gruwelijke m o o r t ' moest hij ingevolge de Goddelijke en wereldlijke wetten zodanig aan zijn lijf w o r d e n gestraft dat de dood erop volgde.

In het inheemse recht w e r d van oudsher on- derscheiden tussen doodslag en moord.

M o o r d w e r d daarbij beschouwd als een ge- kwalificeerde v o r m v a n doodslag, als een doodslag namelijk die op een heimelijke of verraderlijke wijze was g e p l e e g d . Z o w e r d iemand aangemerkt als een moordenaar als hij een ander bijvoorbeeld op een afgelegen plaats had gedood, of gedurende de nachtelij- ke uren, of als hij het lijk van het slachtoffer had verborgen o m zo de sporen van zijn mis- drijf u i t te wissen. Het waren derhalve vooral de u i t w e n d i g e omstandigheden waaronder de dader het slachtoffer had gedood, waaruit men afleidde dat deze dader een m o o r d had gepleegd. M e t het ingaan van de zestiende eeuw w o r d t deze traditionele opvatting van het delict m o o r d g e h u l d i g d door een tijdge- noot v a n de eerder genoemde W i l l e m van der Tanerijen, de Vlaamse jurist Ellips Wielant. I n diens Corte instructie in materie criminele defi- nieert Wielant het onderhavige delict aldus;

' M o o r t es yement dootslaen, bedectelic, uut den weghe, i n busschen, i n haghen, verre van lieden. Of het "es yement verraderlic doetslaan van achtere, of by nachte, zonder roupen of waerscuwen. O f het es dootslaen verswyghen- de ende niet te kennen gheven.'"*" Van der Tanerijen zelf daarentegen k o m t met een veel

" m o d e r n e r e " definitie waar hij m o o r d o m - schrijft als een doodslag die 'met opsette ende voirdachten coelen bloede' is gepleegd.'*' I n geval v a n m o o r d heeft de dader het slachtoffer dus opzettelijk o m het leven gebracht en heeft daarbij i n koelen bloede gehandeld, na zich vooraf over zijn handeling te hebben beraden.

Het is deze i n v u l l i n g van het begrip moord, waarbij het accent ligt op de vooropgezette be- doeling v a n de dader o m zijn slachtoffer te do- den en niet op de heimelijke, verraderlijke w i j - ze waarop hij deze bedoeling ten uitvoer heeft gebracht, die m e n ook aantreft i n de recht- spraak van de schepenbank Tilburg. Dat een moordenaar handelt met voorbedachten rade is i n sommige processen met zoveel woorden aangevoerd door de officier van justitie, zoals in het eerder beschreven geval van Adriaen en

(8)

Jan Verbunt, bij w i e een 'vast voornemen, ende opgesette quaetheijt' aanwezig was o m h u n broer o m het leven te brengen."*^ De offi- cier heeft de k w a d e bedoelingen v a n de dader echter ook op een meer impliciete wijze ver- w o o r d . Z o w e r d i n de zaak v a n A r n o l d u s Verhoeven niet alleen overwogen dat deze handelde 'met een boosaerdig, en goddeloos opset' toen hij zijn b u u r m a n A d r i a e n Zegers neerschoot, maar ook dat hij zijn geweer 'ex- pres daer toe gelaeden' had.'*^

H o e w e l een moordenaar eigenlijk i n aanmer- k i n g k w a m voor een zwaardere straf dan ont- hoofding, zoals met name radbraking, is deze laatste straf maar een enkele keer door de offi- cier v a n T i l b u r g geëist.^^ Toen Guilbertus da Costa de voerman Jan Cornelis Maes had ver- m o o r d , na daartoe een complot te hebben ge- smeed met Maes' v r o u w Pieternel - met w i e hij een v e r h o u d i n g had - en diens oudste zoon Jan, vorderde de officier namelijk dat de dader zou w o r d e n veroordeeld o m 'op een rat gelegt en levendig v a n onder op te w e r d e n gerabra- eckt, sonder eenege gratie, en daer nae sijn k o p afgeslaege en op een p i n met het lichaem den vogelen ten proij i n de heijde gegeven'.^'' I n de regel w e r d echter geopteerd voor de poena or- dinaria gladii of w e r d de keuze v a n de executie- methode overgelaten aan de schepenbank.""' O m zijn eis tot de doodstraf te o n d e r b o u w e n verwees de officier, evenals i n processen ter zake v a n eenvoudige doodslag, i n algemene z i n naar de wetten en plakkaten v a n het land of naar de wereldlijke en Goddelijke rechten, aangezien noch de uitgevaardigde verorde- ningen noch de opgetekende costumen op d i t p u n t concrete strafbepalingen bevatten.^'' Ook i n moordzaken is de dader intussen meestal veroordeeld tot een levenslange verbanning omdat hij op tijd een veilig heenkomen had gezocht."***

Speciale gevallen v a n moord

I n de juridische handboeken van vroeger tijd w e r d e n dikwijls aparte paragrafen gewijd aan enkele speciale gevallen v a n m o o r d , die als bij- zonder strafwaardig golden, zoals g i f m o o r d , m o o r d op de eigen ouders en k i n d e r m o o r d . * ' Een paar maal zijn dergelijke zware moordza- ken voorgelegd aan de schepenbank van Tilburg. Z o was daar het geval van Cathalijn v a n A m e l r o i j , die i n 1678 haar voormalige ver- loofde A d r i a e n Naedemaels een verse w i t t e boterham met een letale hoeveelheid vergif te eten gaf.''° Voor deze g i f m o o r d zou zij met de v u u r d o o d moeten w o r d e n bestraft, stelde de Tilburgse officier van justitie, maar hij v o l - stond met de eis dat daderes aan lijf en goed w e r d bestraft, op een wijze die de schepen- bank gepast achtte. Eenzelfde straf eiste hij op 11 oktober 1679 tegen Gijbrecht Gijsbrechts

omdat deze zijn negenjarige stiefdochtertje de keel had doorgesneden, nadat 'de duijvel van- der helle h e m sulx hadde geraden ende inge- geven'.''* V a n k i n d e r m o o r d was ook sprake i n de zaak v a n de dienstmeid Maria Smolders, die op 15 januari 1691 beviel v a n een k i n d van haar werkgever Cornelis Wouters, waarna beiden zich niet hadden ontzien dat k i n d 'god- deloos [ende] onmensich te v e r m o o r d e n ' door het de hals door te snijden.''^ A l deze daders en daderessen zijn uiteindelijk, nadat men hen te- vergeefs had trachten te arresteren, voor h u n leven u i t T i l b u r g verbannen.

Gerrit Verspaendonck echter k o n zich niet aan de Tilburgse justitie onttrekken.''^ O p een zon- dagmorgen i n maart 1681 had deze Ver- spaendock zich met een strop v a n het leven beroofd i n het huis van zijn vader. De ge- rechtsofficier achtte d i t 'een saecke ten hoogh- sten strafbaer anderen ten exempel' en spande een procedure aan tegen 'het doode lichaem' v a n Verspaendonck. Dat ook iemand die zich- zelf het leven benam, een strafbaar feit pleeg- de en deswege moest w o r d e n bestraft, was i n de voorliggende periode een geenszins vreem- de gedachte. De bekende criminalist A n t o n i u s Matthaeus wijst i n d i t verband op het G o d - delijke gebod non occides - gij zult niet d o d e n - i n het O u d e Testament en m e r k t op dat d i t ge- b o d geen uitzonderingen kent en niet alleen betrekking heeft op andermans leven, maar ook op het eigen leven.-^'* O o k zelfmoord was dus m o o r d en i n de ogen v a n Ellips Wielant zelfs de meest ernstige v o r m daarvan: 'Want die eenen anderen doot, en doot maer 't licha- me, maer die hemselven doot, die doot ziele ende lichame'.^'' De straf die Wielant i n dezen voorschrijft, was de gebruikelijke straf voor zelfmoordenaars. H e t lijk v a n degene die d i t schandelijke delict h a d gepleegd, w e r d naar het galgenveld gesleept en daar ten aanschou- w e v a n eenieder opgehangen of op een rad ge- plaatst.sft

O p 10 maart 1681 w e r d deze straf ook geëist tegen Gerrit Verspaendonck. Gevorderd w e r d dat 'het doode lichaem door den scherprichter uijt den huisinge alwaer het selve is leggende, op een horde publiecq over 's heeren straten sal w e r d e n geslept tot op het Conincx fort al- hier, alwaer het gericht is staende, ende daer anderen ten exempel op claeren daege sal wer- den gehangen'. N a i n g e w o n n e n advies van een tweetal rechtsgeleerden u i t 's-Hertogen- bosch beslisten de schepenen op 14 maart evenwel dat het lichaam v a n Verspaendonck moest w o r d e n begraven.^^

Besluit

H e t oude inheemse strafrecht is lange tijd een strafrecht geweest dat was gebaseerd op het- geen feitelijk k o n w o r d e n vastgesteld. Eerst i n

(9)

••' }j

Hoo^c

d e n B f ) V ) g / ^ ^ ^ ^

\

'-ét:.. :••}•-, •... • •• 4 ' - . w • V , i i ü ' u i

Schyf

C'f^i'vcl.sclu' M o

Fragment uit de manuscriptkaart van Diederik Zipten uit 1760.

Op de grens tussen Tilburg en Goirle lag vlak bij het Laar het 'Calgcvctd' (Coll.

RHC Tilburg).

de vijftiende en zestiende eeuw o n t w i k k e l d e dit Germaanse daadstrafrecht zich, onder i n - vloed v a n het herontdekte Romeinse recht, ge- leidelijk tot een schuldstrafrecht. Iemand w e r d voortaan voor de strafrechter gedaagd niet louter omdat hij zekere kwalijke gevolgen had veroorzaakt, maar mede omdat deze gevolgen aan h e m konden w o r d e n verweten. Gewelds- delicten blijken zich echter voor een belangrijk deel aan deze o n t w i k k e l i n g e n te hebben ont- trokken. H a d iemand geweld gepleegd jegens een ander, dan w e r d hij gestraft voor datgene w a a r i n zijn optreden had geresulteerd: ver- w o n d i n g als het slachtoffer het er levend van afgebracht had, doodslag als hij er het leven bij ingeschoten had. A l s een aanslag echter bij- zonder ernstig w e r d geacht, zoals i n het geval van een verhinderde moordaanslag, keek men niet alleen naar hetgeen de dader had gedaan, maar ook naar hetgeen hij had w i l l e n doen.

Een verbanning of een lijfstraf waren voor deze dader op zijn plaats, ook al had hij zijn slachtoffer enkel v e r w o n d .

De plakkaten die de Staten-Generaal i n de ze- ventiende en achttiende eeuw uitvaardigden ter beteugeling v a n geweldsdelicten, bevatten intussen concrete strafbepalingen waarmee de schepenbank van T i l b u r g uiteenlopende ver-

w o n d i n g e n kon beboeten. Voor de bestraffing van m o o r d en doodslag daarentegen waren i n deze verordeningen niet of nauwelijks mate- riële voorschriften opgenomen. De wetgever achtte het blijkbaar voldoende bekend dat de plegers van deze delicten voor de doodstraf i n aanmerking k w a m e n . O m zijn eis tot de dood- straf toch van een juridische grondslag te voorzien, verwees de gerechtsofficier van Til- b u r g i n zijn ticht en aanspraak i n algemene zin naar de wetten en plakkaten van het land of naar de wereldlijke en Goddelijke rechten. I n een pleitnota k o n hij zijn de criminele eis ver- der onderbouwen met bepalingen uit het Ro- meinse recht, passages uit de rechtsgeleerde l i - teratuur en teksten uit het Oude Testament.

De doodstraf is echter maar zelden daadwer- kelijk ten uitvoer gelegd, omdat de meeste ple- gers van een doodslag of m o o r d tijdig het rechtsgebied v a n de schepenbank Tilburg hadden weten te verlaten. Er restte de schepe- nen dan niets anders dan de voortvluchtige dader voor zijn leven uit h u n ressort te ver- bannen, onder de bedreiging hem alsnog te- recht te stellen als hij i n handen van justitie mocht vallen. D i t laatste is evenwel nimmer gebeurd.

(10)

Noten

1. Regionaal Historisch Centrum Tilburg (verder R H C T ) , ar- chief Schepenbank Tilburg (verder ST), crim. dossiers, nr.

241.

2. Vgl. H.A. Diederiks, S. Faber en A . H . Huussen jr., Stmfrccht Cl! cyiiniiuüiti'ii [Cahiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis, nr. 1] (Zutphen 1988) 15-16.

3. De vonnissen van de schepenbank zijn in dit opzicht min- der interessant, aangezien ten tijde xan het Ancien Régime rechters niet\'erplicht waren hun uitspraken temoti\eren.

Vgl. Diederikse.a.. Strafrechtciicriiiiinnlitcil, 15. Boxendien werden van de schepenbank Tilburg in de regel alleen die straf\'onnissen in het register ingeschreven, waarbij de da- der was veroordeeld tot een kapitale straf, zoals m.n. de doodstraf. Was er daarentegen slechts een niet-kapitale straf opgelegd, b.v. een geldboete, dan werd in het register meestal slechts aangetekend dat er vonnis was gewezen.

4. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 138.

5. Costumen \n 's-Hertogenbosch, cap. 3, artt. 7,8 en 9. Zie Jan Baptist Christijn, Brnhniuits rcclil, dal is s^ciicrnlc costumen vnmien lanilc cndc hcrtoghtlonnnc van Brabanitl, uiilsf^aders van liet licrtofilidoiii van Liniborgh, stede en lande van Mechekn; met vei'scliei/de ordonnantiën, reglementen, statuien, ende manieren van firocedcren (2 din. Antwerpen 1682) 11,884.

6. B.v. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 49,50, 52,53,57,61,63, 65-68, 74.

7. B.\-. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 51,54,60,62,64,79,82, 99,101,103,104.

8. Cornelis C a u e.a., ed.. Groot placact-bocck (10 dIn. 's-Graven- hage/Amsterdam 1658-1797) 11,2669 resp. III, 599.

9. B.v. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 138,140,141,144,150, 152,157.

10. E. Poullet, Histoire du droit pénal dans Ic Dtiché de Brabant [Brussel 18701442-443. Deze gevolgaansprakelijkheid gold overigens niet alleen in Brabant. Vgl. L.Th. Maes, Vijf eeu- wen stedelijk strafrecht (Antwerpen/'s-Gravenhage 1947) 260; R.C. \n Caenegem, Geschiedenis 'van het strafreclil in Vlaanderen vau de Xle tot de XlVe eeuw (Brussel 1954) 87-88; J.

Monballyu, 'Strafbare poging bij Damhouder en Wielant en in de 15de- en 16de-eeuwse Vlaamse rechtspraktijk'.

Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 58 (1990) 301-316, aldaar 309 en 311. Voor de Germaansrechtelijke origine van deze gevolgaansprakelijkheid zie nader E. Schmidt, Einfürnng in die Geschiclite der deiitschen Strafrectitsple^e (3e dr. Göttingen 1965) 31-37,70-75.

11. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 144.

12. Willem van der Tanerijen, Boec van der loopender practijken der Raidtcanieren van Brabant. Ingeleid en uitgegeven door Eg.1. Strubbe (2 dln. Brussel 1952). Voor de bronnen waaruit Van der Tanerijen bij het schrijven van zijn commentaar heeft geput, zie G. van Dievoet, 'De invloed van de

"Somme rural" van Jehan Boutillierop het "Boec \'an der loopender practijken" van Willem van der Tanerijen' in:

Th.E.A. Bosman e.a., red., Brabandts recht dat is... Opstellen aangeboden aan prof.mr. j.P.A. Coopinans ter gelegenheid van zijn afscheid als lioogleraar Nederlandse rechtsgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Brabant [Brabantse

Rechtshistorische Reeks, nr. 5] (Assen/Maastricht 1990) 77- 85, aldaar 77.

13. Boec van der loopeiider practijken, boek 1, cap. 29 (deel I, p.

139).

14. Boec van der loopender practijken, loc. cit. (deel l,p. 142-143).

15. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 46.

16. Betrof het daarentegen een "gewone" doodslag die was verhinderd, maar waarbij het slachtoffer wel was verwond, dan werd de dader gewoontegetrouw vervolgd ter zake van deze verwonding, zelfs als het duidelijk was dat be- trokkene de ander had trachten te doden. Vgl. b.v. RHCT, ST, crim. dossiers, nr. 144. In deze zaak werd Dirck Janssen Steuven ten laste gelegd dat hij op 15 mei 1681 in een her- berg ruzie had gekregen met Peeter Verte en dat hij deze laatste dermate fel had aangevallen, 'dat scheen dat hij hem van 't leven ter doot wilde brengen'. O m 'tot sijn ooghwit beter te konnen komen' had hij zijn slachtoffer met een ijze- ren tang hard op zijn hoofd geslagen en hem daarbij een zware hoofdwond toegebracht. Gevorderd werd dat de da- der zou worden \'eroordeeld tot de geldboete die de plak- katen van 1661 en 1665 in dezen voorschreven.

17. Vgl. Monballyu, 'Strafbare poging', 311-312. Op het onder- scheid tussen doodslag en moord zal bij de bespreking \'an laatstgenoemd delict worden teruggekomen.

18. Vgl. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 216.

19. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 38,46, 76,80,154,163,216.

20. Van der Tanerijen, Boec van der loopender practijken, loc. cit.:

'bij opsette' (deel I, p. 139,146,149), "willens ende wetens' (p. 139,140,144,149).

21. Boec van der loopender practijken, loc. cit. (deel I, p. 140,143, 144-145).

22. Vgl. Dionysius Godefridus van der Keessel, Praelectiones in Libros XLVII et XLVItl Digestoriim exhihentes jnrisprudcntiani criininalem iisnm fori Batavi applicatam et in noinini Codicem Criniinalcm 1809. Uitgegeven en in het Engels vertaald door B. Beinhart en P. van Warmelo (6 dln. Kaapstad etc. 1969- 1981) boek 48, fit. 8, par. 3 (deel III, p. 951 en 955).

23. In plaats \'an 'doodslag' heeft de officier zich incidenteel be- diend van de term 'manslag' (RHCT, ST, crim. dossiers, nrs.

56,73,162,241). Een enkele maal is een kwalificatie \'an het gepleegde delict door hem achterwege gelaten (dossier nr.

97).

24. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 170.

25. B.v. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 137,139,154,159,162, 163,170,171,216,218,219,221,229,230. Incidenteel wordt in plaats van 'wetten' de term 'costumen' gehanteerd (dos- sier nr. 131). Een enkele maal wordt de eis alleen ingesteld op grond van de 'wetten' (dossier nr. 158) dan wel de 'plak- katen' (dossier nr. 131). Ineen tweetal gevallen wordt be- halve naar de wetten en de plakkaten ook \'erwezen naar de 'rechten' van het land (dossier nrs. 198,241).

26. Poullet, l-tistoire du droit pénal, 442.

27. In de costumen \n 's-Hertogenbosch, cap. 3, art. 33 e.v., waren slechts bepalingen opgenomen m.b.t. de verzoening van de doodslager met de familie van het slachtoffer. Zie Christijn, Brabandts recht, II, 885. Een dergelijke verzoening was op haar plaats als aan de dader strafvermindering of - kwijtschelding werd verleend. Vgl. Hugo de Groot, tnleidingc tot de Hollandsche rechts-gelcerdheid. Uitgegeven en van aantekeningen en bijlagen voorzien door F. Dovring, H.F.W.D. Fischer en E.M. Meijers (2e dr. Leiden 1965) boek 111, cap. 33, par. 3 (p. 304).

28. Behalve de reeds vermelde plakkaten van 6 september 1661 en 25 november 1665 b.v. ook de plakkaten van 4 juni 1683, 6 januari 1707,23 september 1713,13 september 1725 en 1

(11)

april 1738. Zie C a u , Groot placavt-boi'cli, IV, 5Ü1 en 760; V, 700; VI, 555 en 568.

29. C a u , Groot placavt-hoecl<, II, 2671.

30. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 151.

31. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 148,214, 236,240,243.

32. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 162,216,241. Verwijzingen naar Genesis 9:6, Exodus 21:12 en Leviticus 24:17.

33. Dat aan de pleger \'an een doodslag de doodstraf moet wor- den opgelegd, is uitdrukkelijk bepaald in Digesten 48.8.3.5 en Instituten 4.18.5.

34. Verwezen wordt naar o.a. Antonius Matthaeus, Johannes Voet en Simon van Leeuwen, naar Benedict Carpzov, Andreas Gail en Matthias Berlich uit Duitsland en naar de Italiaanse rechtsgeleerden Julius Clarus en Prosper Farinacius.

35. Vgl. Van der Keessel, Prncleclioncs, boek 48, fit. 8, par. 8 (deel 111, p. 988-993).

36. Als gebruikelijke inheemse executiemethoden voor het on- derhavige delict noemt Poullet, Histoire du droit pénal, 442, naast de onthoofding ook de ophanging.

37. Een kopie van een dergelijk verstekvonnis treft men b.v.

aan in R C H T , ST, crim. dossiers, nrs. 170,171,192,198,205, 214,229,230,236. De verbanning bij verstek was indertijd de standaardstraf voor een voortvluchtige dader, ongeacht aan welk delict hij zich had schuldig gemaakt. Zie nader E.J.M.F.C. Broers, '"Saecken van seer quade en dangereus- en gevolge". De berechting van valsheidsdelicten door de Staatse Raad van Brabant', Pcii Memorie. Bijdragen tot de reclttsgescliiedenis der Nederlanden 3 (2001) 197-106, aldaar 106; dezelfde, '"Oneerbaerheden, tot groote kleynachtinghe van de publijcque authoriteyt, ende verswaringe van den toorn Godts over desen Staet": de Raad van Brabant en het Echtreglement 1656' in: E.J. Broers en B. van Klink, red.. De rechter als rechtszwmer (Den Haag 2001) 47-63, aldaar m.n.

53-54 en 60.

38. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 243.

39. Poullet, Histoire du droit pénal, 442-443; Maes, Vijf eeuwen ste- delijk strafrecht, 121. Voor de Germaansrechtelijke origine van het moordbegrip zie nader R. His, Ceschichte des dent- sclien Strafreclits bis zur Caroiina (München 1967, herdruk van de uitgave München/Berlijn 1928) 121 e.v.

40. Filips Wielant, Verzameld werk. Deel t, Corte instructie in ma- terie criminele. Uitgegeven en toegelicht door J. Monballyu (Brussel 1995) cap. 87, par. 1 (p. 213). In de latere rechtslite- ratuur treft men een dergelijke objectieve invulling van het onderhavige delict b.v. aan bij Hugo de Groot, voor wie er sprake is van moord als de dader het slachtoffer 'luipende en loerende' het leven beneemt, 'ofte anderzins den misda- dige des zaecks gewaer, ende den geslager des zaecks ong- hewaer zijnde'. De Groot, tnleidingc, boek III, cap. 33, par. 5 (p.304).

41. Van der Tanerijen, Boec van der loopender practijken, boek I, cap. 29 (deel I, p. 149). In de latere rechtsliteratuur treft men een soortgelijke subjectieve in\'ulling van het onderhavige delict b.v. aan bij Simon van Leeuwen, die onder moord een doodslag verstaat die 'met opset en voorbedagten raad' wordt gepleegd. Zie diens Manier -van procederen in civile en criminele saaken. Begrepen in de aantekeningen... op het Edict, ende Ordonnantie van koning Philips op de criminele justitie, ende manier van procederen in criminele saaken van den jare 1570 (Leiden 1666) ad art. 25, aant. 1 (p. 173).

42. Voor de zaak Verbunt zie de paragraaf over de poging tot moord. Zieb.w ook R H C T , S T , crim. dossiers, nrs. 216 ("met gedelibereerden gemoede en gruwsaem opset, omme den gequetsten van het le\'en ter doot te brengen'), nrs. 219-221 (daders hadden een 'complot'gesmeed en '\erfoeijde raets- laegs' gehouden om het slachtoffer te doden).

43. In andere ge\'allen werd \'oor het voornemen \n de dader om zijn slachtoffer te vermoorden \n naar b.\'. de omstandigheid dat hij de ander vooraf had gedreigd te do- den (RHCT, ST, crim. dossiers, nrs. 154,163), of dat hij de ander na een ruzie in een herberg buiten had opgewacht (nrs. 148,154,216), of naar de aard van de aanslag, zoals het vergiftigen van het slachtoffer (nr. 137) of het doorsnijden van diens keel (nrs. 1.39,159).

44. Voor de verschillende executiemethoden die in Brabant bij moord gebruikelijk waren, zie F. Vanhemelryck, 'Het Brabantse strafrecht en zijn toepassing in enkele Brabantse steden in de XVe eeuw'. Varia Historica Brabantica 3 (1969) 89-114, aldaar 95; Poullet, Histoire dn droit pénal, 443.

Behalve door radbraking, verbranding en levend-begra-

\ing ktm het \-onnis ook door onthoofding worden voltrok- ken.

45. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 220.

46. B.v. R H C T , ST, crim. dossiers, nrs. 148,192,221 (onthoof- ding); 137,139,219 (passende vorm van doodstraf).

47. Zie hetgeen hierover is opgemerkt bij de bespreking \n het delict doodslag.

48. Een kopie van het verstekvonnis waarbij aan de moorde- naar een levenslange verbanning werd opgelegd, onder de bepaling dat hij alsnog ter dood zou worden gebracht als justitie hem wist te achterhalen, treft men b.v. aan in RHCT, ST, crim. dossiers, nrs. 137,148,159,219,220,222,223,243.

49. B.\'. Willem van der Tanerijen, Boec va}i der loopender practij- ken, boek I, cap. 30 (deel I, p. 150 e.v.); Filips Wielant, Corte instructie, cap. 75 (p. 195-196), cap. 88 (p. 213-214).

50. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 137.

51. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 139.

52. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 159.

53. R H C T , ST, crim. dossiers, nr. 145.

54. Antonius Matthaeus, De criminibns. Uitgegeven en in het Engels vertaald door M.L. Hewett en B.C. Stoop (4 dln.

Kaapstad etc. 1987-1996) boek 48, tit. 5, cap. 1, par. 9 (deel lil, p. 366-367).

55. Wielant, Corte instructie, cap. 89, par. 2 (p. 214).

56. Wielant, Corte instructie, cap. 89, par. 1 (p. 214).

57. Voor het inwinnen van juridisch advies door een schepen- college, zie nader B. Jacobs, 'Is het wel de rechter die het recht vindt?' in: Broers en Van Klink, De rechter als rechtsvor- mer, 27-46, aldaar 36-37.

(12)

Paulus van Haastrecht en Goirle

L a u r a n T o o r i a n s *

* Lauran Toorians (1958) is liistoricus en taalliundige.

Hij publiceerde eerder in 'Tilburg'.

De recente (her)ontdekking van afschrif- ten van een groot aantal oorkonden uit

het heerlijkheidsarchief van Loon op Zand werpt nieuw licht op tal van zaken betreffende Paulus I van Haastrecht en diens nazaten. De stukken zijn daarmee

niet alleen van belang voor Loon op Zand. Een van de verrassingen is dat Paulus al in 1379 actief was in Goirle, dat is vier jaar voordat hij Loon op Zand kocht en acht jaar voordat hij pandheer

werd van Drunen, Tilburg en Goirle.

I

n het boek Tilburg, stad met een levend verleden valt te lezen dat gedurende een groot deel v a n de geschiedenis T i l b u r g en Goirle een soort Siamese tweeling hebben ge- v o r m d . ' O p m i d d e l e e u w s e b r o n n e n g e f u n - deerde informatie over Goirle bleek bij het schrijven v a n dat boek nauwelijks voorhanden en - voorzover w e l te v i n d e n - bovendien zo weinigzeggend, dat over de vroegste geschie- denis v a n de heerlijkheid Goirle niets naders viel te noteren. I n het Oorkondenboek v a n Noord-Brabant v i n d e n w e slechts een Gerard v a n Goirle die tweemaal als getuige optreedt (de tweede maal samen met zijn broer Nico- laas) i n oorkonden die w o r d e n opgesteld als H e n d r i k I , hertog v a n Brabant, Oisterwijk aan- doet.- Wat daarbij nog opvalt, is dat hij de eni- ge getuige is die i n beide oorkonden als zoda- n i g optreedt. H i j zal dus - zou je denken - een belangrijk m a n i n de regio zijn geweest. O o k in een hertogelijke oorkonde u i t 1215 v i n d e n w e h e m nog een keer als getuige, n u expliciet als ridder: Geradus miles de Gorle.-^ O o k Jan- son vermeldt deze Gerard van Goirle als de oudste met name bekende ridder ' v a n Goirle'.

Zijn bron voor deze periode is Butkens."*

I n 1402 is er dan nog sprake van goederen die w e r d e n verkregen v a n een zekere Wouter v a n Goirle en die op dat m o m e n t w o r d e n uitge- zonderd i n de erfenis v a n Roelof I v a n

Haastrecht u i t de nalatenschap v a n zijn vader Paulus I v a n Haastrecht.'' H e t bleek onmoge- lijk verder ook maar iets te zeggen over deze twee 'van Goirles' of over Goirle zelf i n deze periode. O o k bleef onduidelijk over w a t voor bezittingen het i n 1402 ging. W e l was ook deze Wouter v a n Goirle al bekend aan Janson, die hem (bij Butkens) i n 1374 v o n d als Woutlwr van Goerle, ridder. H i j weet ook te melden dat deze Wouter i n 1371 onder de banier v a n H e n d r i k van C u y k heeft deelgenomen aan de slag bij Baesweiler en daarbij gevangen w e r d geno- men.'' Verder v o n d Janson bij Butkens n o g een Jan, ridder v a n Goirle, 'die geleefd moet heb- ben tegen het einde der XlIIe en het begin der XlVe eeuw. H i j behoorde tot de vazallen van Jan I I I , hertog van Brabant (1313-1355, en k o m t voor op de Lijst v a n Edellieden onder deze hertog.'''

In deze 'duisternis' door bronnenschaarste - en d i t is precies w a a r o m w e van 'donkere M i d d e l e e u w e n ' spreken - w e r d op spectacu- laire wijze een straal licht geworpen met de (her)ontdekking v a n een viertal oorkonden w a a r i n Goirle nader w o r d t genoemd. Deze oorkonden dateren u i t 1379,1394 (twee stuks) en 1411 en de teksten ervan volgen hier als bij- lage bij d i t artikel.* Deze oorkonden bevonden zich i n een oorkondenverzameling i n het ar- chief v a n de heerlijkheid L o o n op Z a n d . Daar w e r d e n zij i n 1618 (in een boek?) afgeschreven door notaris Jan H . v a n L o o n , dezelfde die en- kele jaren eerder ook de inboedel en het ar- chief van het kasteel te L o o n op Z a n d inventa- riseerde.'' Deze vroeg-zeventiende-eeuwse af- schriften gingen i n de Tweede Wereldoorlog verloren, maar voor die tijd w e r d e n zij tussen 1906 en 1912 i n een aantal schoolschriftjes ge- kopieerd door de toen n o g jongen F . H . M . O u w e r l i n g , de latere gemeentearchivaris van T i l b u r g (1924-1936). Deze schriftjes, m e t de tekst v a n i n totaal 61 oorkonden, maken deel u i t v a n de C o l l e c t i e E . H . M . O u w e r l i n g die w o r d t bewaard i n het Regionaal Historisch C e n t r u m T i l b u r g . De l i n k tussen deze (deel)- coUectie en het heerlijkheidsarchief L o o n op Z a n d was daarbij al geruime tijd i n vergetel- heid geraakt.'"

(13)

Wapen van Wouter van Goirle uit de '14e eeum.

Tekening uit: H.W. janson, 'Bijdrage tot de geschiedenis van Goirle'

(1953), bIz.JS.

i F i n

Naast de hier genoemde 'van Goirles' v o n d ik nog een Arnoiid Ayken van Goerle die vanaf eind jaren 1340 tot 1355 actief was als vertrou- w e l i n g van hertog Jan I I I en die i n die periode ook deel uitmaakte van de Raad v a n Brabant."

Hij bevond zich daar i n het gezelschap van on- der meer Gijsbrecht v a n Abcoude, heer v a n Gaasbeek, Jan I I v a n Polanen, heer v a n de Lek en van Breda en ook W i l l e m van D u v e n - voorde, een k r i n g die w e verderop o p n i e u w zullen ontmoeten. N a zijn vertrek u i t de Raad kreeg A r n o u d A y k e n v a n Goirle i n 1356 het decanaat van de O.L. V r o u w e k e r k i n A n t w e r - pen. Of, en hoe, deze A r n o u d A y k e n v a n Goirle v e r w a n t was aan de andere hier ge- noemde 'van Goirles' is mij niet bekend, maar de plaatsnaam Goirle k o m t slechts eenmaal voor. Verder is er j o n k v r o u w Lyel (Lilia) vcm Goerle die overleed op 6 februari 1440. Zij be- zat die nuwe tiende v a n Goirle, die i n 1411 door haar m a n W i l l e m van Oesterzeel w e r d ge- schonken aan h u n dochter Hillegont.'^

I n de hieronder besproken oorkonde v a n 1 mei 1394 u i t de Collectie O u w e r l i n g v i n d e n w e ten slotte ook nog een Gielys van Goerle die ik verder nog nergens heb k u n n e n terugvin- den. I n ditzelfde stuk treedt een Godevaart de Bie v a n Goirle op. I n d i t geval is onduidelijk of w e hier ook een familieband met de ridders v a n Goirle mogen veronderstellen, of dat w e hier een toponymische toevoeging o m w i l l e van de duidelijkheid hebben, vergelijkbaar met de toevoegingen die we regelmatig v i n - den bij de naam Bac.

Wouterszoon v a n G o i r l e

De oudste v a n de vier o o r k o n d e n i n de Collectie O u w e r l i n g w a a r i n sprake is v a n Goirle, is tevens de oudste van de hele groep.

Ze dateert van 1 oktober 1379 en is bijzonder

omdat het een overeenkomst betreft tussen Paulus I van Haastrecht en W i l l e m van Be- soijen omtrent een stuk g r o n d en de inkom- sten daaruit i n Goirle. Paulus van Haastrecht w e r d i n 1387 pandheer van T i l b u r g en Goirle, en kocht i n 1383 de heerlijkheid Loon op Zand.

Voorzover w e wisten, had Paulus van Haas- trecht voordat hij heer van L o o n op Zand w e r d geen andere bemoeienissen met Brabant (behalve dan zijn huwelijk met een dochter van de heer van Dongen, zie hieronder). D i t beeld moet n u dus w o r d e n herzien; blijkbaar begon Paulus zijn opmars i n Brabant i n Goirle.

De tekst van de oorkonde van 1379 is helaas door O u w e r l i n g niet ongeschonden geko- pieerd. I n de openingsfrase laat hij een stuk w i t , blijkbaar omdat hij één of enkele woorden in het origineel (d.w.z. i n het afschrift van no- taris V a n Loon) niet k o n lezen. Iets verder i n diezelfde z i n is sprake van die out stel, waarvan ik de betekenis niet begrijp.'^ U i t het overige valt op te maken dat tot op de dagtekening van het stuk - dus tot 1 oktober 1379 - Paulus I v a n Haastrecht en W i l l e m van Besoijen samen in het bezit zijn geweest van een stuk grond met een hoeve en een daaraan verbonden cijns waarvan de eigenaar Wouterssoen van Goerle was.'^ Het lijkt hierbij te gaan o m een onder- pand voor een lening. N u , op genoemde da- t u m , koopt Paulus W i l l e m van Besoijen uit en verlengt hij de lening, en daarmee de verpan- d i n g van deze erffenisse goet ende ci/ns te Goirle van Wouterszoon met alle daarbij behorende rechten voor een periode van vijf jaar. Daarbij zal Paulus ook de daarop aanwezige gebou- w e n (husinghe ende tijninieringhe) als zijn eigen- d o m mogen beschouwen. Zoals w e zullen zien w e r d het p a n d niet na vijf jaar gelost en bleef de pandovereenkomst gedurende langere tijd bestaan.

I n het volgende deel van de oorkonde lijkt W i l l e m v a n Besoijen aan het w o o r d . H i j was i n de voorafgaande periode Paulus' compagnon geweest, krijgt n u de helft van zijn aandeel i n de winst, en belooft tevens voor de komende vijf jaar af te zien van verdere claims. Zijn de compagnons i n o n m i n u i t elkaar gegaan en w o r d t die ruzie n u met deze oorkonde open- lijk bijgelegd? Dat is niet noodzakelijk. Er kan ook een afgesproken termijn zijn verstreken, waarna de lening als het ware o p n i e u w w o r d t gesloten. Als partijgenoten van W i l l e m van Besoijen - die Paulus van Haastrecht i n deze overeenkomst met Wouterszoon van Goirle heeft geleid - w o r d e n nog genoemd Willem van Doirgen, Jan van Rijswijc, Wouter Laurens zoen en Zeger sinen zoen. De precieze implica- ties v a n deze ' k o o p ' (lening en verpanding) en van d i t rijtje namen zijn nog onduidelijk en

(14)

Detail van de Mariaklok die Willem en Jasper Moer in 1500 goten voor de kerk in Loon op Zand. Op deze klok staat het wapen van dc heren Van Haastrecht (Foto Ad van der Aa, Loon

op Zand).

vereisen verder onderzoek. Duidelijk is w e l dat w e ons bevinden i n de k r i n g v a n ( H o l - landse) edelen die relaties onderhielden met W i l l e m v a n D u v e n v o o r d e en diens nazaten, zoals ook Paulus v a n Haastrecht dat op dat m o m e n t zelf deed.

Willem van Dongen (ook w e l ' W i l l e m v a n Da- lem, heer van Dongen en de Lage Z w a l u w e ' ) is de oudste wettige zoon v a n Roelof v a n Da- l e m (een Arkel-telg, net als V a n Haastrecht), sinds 1350 heer v a n Dongen, en van Beatrix, halfzuster van W i l l e m v a n Dongen en (na- tuurlijke?) dochter van W i l l e m van D u v e n - voorde. Paulus I van Haastrecht t r o u w d e met Elsebeen van Dalem, dochter van deze Roelof v a n Dalem, waarmee hij en W i l l e m v a n D o n - gen (van Dalem) dus zwagers waren.''' V a n belang lijkt verder dat ' W i l l e m Roelofsz. van Dalem, heer van D o n g e n ' i n een eerste h u w e - lijk was g e t r o u w d met een zekere Badeloge Bije (Johannesdr.)."' Via haar kan hij v e r w a n t zijn geweest met de Woviter, Agnes en Godevaart de Bie die w e i n de volgende twee oorkonden zien optreden.

Jan van Rijswijk maakte i n 1380-1381 een zoge-

naamde Pruisenreis i n het gezelschap van Jan v a n Polanen en Reinier Dever. Dergelijke ex- pedities v o n d e n tussen ongeveer 1320 en 1420 frequent plaats en hadden tot doel o m met de Duitse Orde tegen de heidense Pruisen en Litouwers te vechten, het w a r e n dus een soort 'alternatieve' kruistochten.'''

We mogen u i t deze oorkonde waarschijnlijk ook concluderen dat de Wouter, ridder van Goirle, die volgens Janson i n 1374 nog i n leven was en die i n 1371 had deelgenomen aan de slag bij Baesweiler, i n 1379 was overleden.

Blijkbaar was de erfenis verdeeld en verpand- de Wouterszoon zijn deel (of een gedeelte daarvan) aan Paulus I v a n Haastrecht (en W i l l e m v a n Besoijen). Eigenaardig is nog dat Janson (i.c. Butkens) een familiewapen van deze Wouter v a n Goirle afbeeldt dat op ver- wantschap met Paulus I v a n Haastrecht zou k u n n e n d u i d e n . Het w a p e n bestaat u i t een 'beurtelings gekanteelde dwarsbalk' met daar- boven een zogenaamde barensteel, een teken dat geplaatst w e r d over het bovenste deel van een familiewapen wanneer d i t w e r d gedragen door de oudste zoon en erfgenaam. Bij But- kens v o n d Janson ook een wapenschild voor het geslacht ' v a n Goirle', met enkel een beurte- lings gekanteelde dwarsbalk, maar d i t lijkt mij een niet geheel juiste interpretatie op basis v a n het w a p e n v a n Wouter.'* Een barensteel dekt namelijk het bovenste gedeelte van het fami- liewapen af, en wanneer w e hiervoor een tweede beurtelings gekanteelde dwarsbalk i n - v u l l e n , hebben w e als resultaat het A r k e l - w a - pen dat ook door Paulus I v a n Haastrecht en diens nazaten w e r d gevoerd. Het w a p e n v a n Wouter v a n Goirle bij Butkens lijkt dus te sug- gereren dat ook de ridders v a n Goirle loten zijn aan de w i j d verbreide stamboom v a n A r k e l .

D e erven D e B i e

De volgende oorkonde dateert v a n 1 m e i 1394.

Het is een verklaring v a n Agnes, w e d u w e van Wouter de Bie v a n Goirle, en van haar zoon Godevaart de Bie v a n Goirle voor de schouten v a n Oisterwijk en v a n T i l b u r g . ' " Moeder en zoon verklaren 'vereffent en gescheiden' te zijn v a n Paulus I v a n Haastrecht, die recht had op een derde deel v a n het goed i n Goirle v a n Gherijt Noten soens en v a n heer Lourens en heer Jan, sijn twe brueders. Blijkbaar hebben Agnes en Godevaart zich voor h u n erfdeel uitgekocht en daarbij aan Paulus v a n Haastrecht i n al h u n verplichtingen voldaan. H e t bezit waar het o m gaat w o r d t omschreven als 'de gehele cijns en de gehele heide en het zwarte land die bij d i t genoemde goed horen, en een halve bunder beemden gelegen i n de vloet, en een halve b u n - der beemden gelegen bij den huse, met een bunder w e i d e n gelegen i n die donc. N a deze j u -

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toen Teller zijn werk aan splij- tingsbommen begon te negeren verving Oppenheimer hem door Peierls; Teller mocht vanaf dat moment zo veel en zo lang als hij maar wilde nadenken

Op Goede vrijdag is er een Kruisverering, dan wordt de kruisiging van Jezus herdacht. Het is een Woord- en gebedsviering, waarbij het lijdensverhaal van Jezus wordt verteld. Het

Elisabeth draait het echt om de bewoners en mijn moeder wordt met veel warmte, persoonlijke aandacht en liefde hel goed verzorgd.” Voor de auditor voldoende redenen om het

Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit of vergunning, als bedoeld in het eerste lid,

Gynaecologie afspraken gemaakt met de vakgroep Anesthesiologie over epidurale pijnstilling tijdens de bevalling.. De vakgroepen Anesthesiologie en Gynaecologie hadden

heidsonderzoek werd geconstateerd dat een vervoerplan voor het hele personeel vooralsnog niet haalbaar was en de aandacht voorlopig met name gericht zou moeten

De informatie over kwaliteit, leren en verbeteren is op deze website overzichtelijk weer gegeven, naar de mening van de auditor.. De auditor ziet op de website dat de tarievenlijst

De twee beoogde ramen bevonden zich aan de achterkant van de kapel ter hoogte van het orgel op de begane grond.. Mogelijk waren het drie