• No results found

Na het nee.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Na het nee. "

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

3

column

Kloofdenken

rutger claassen

Redactielid s&d

Het kloofdenken heerst. Politici hebben het zelf ook in de gaten en verontschuldigen zich al wanneer zij ‘de’ kloof van stal halen om een lage opkomst of verkiezingsnederlaag te verklaren.

De kloof is de stoplap van het politieke discours, de ultieme schaamlap voor elke lastige aangele- genheid. Maar bestaat ‘de’ kloof wel?

Er is sprake van wanneer het politieke sys- teem geen plaats biedt aan meningen die wel degelijk onder de bevolking leven. Bij de laatste twee gelegenheden waar het kloofdenken hoog- tij vierde ¬ de verkiezingen van 2002 en het eu- referendum ¬ was die plaats er echter wél. Voor scepsis over immigratie en integratie kon men terecht bij Fortuyn; eu-scepsis kon men op de te- gen-knop botvieren. De kloof bestaat alleen voor wie meent dat ‘gevestigde partijen’ alle signalen onder de bevolking moeten kunnen represente- ren. Dat miskent een wezenlijke functie van elk democratisch systeem: het bieden van een po- dium aan onvrede, niet-gevestigde partijen, een

‘nee’. Sommige systemen slagen daar beter in dan andere ¬ zo werken een meerpartijenstel- sel en referenda beide kloofverkleinend. Zolang een systeem onvrede een vertegenwoordiging biedt, is van een echte kloof geen sprake. Het referendum is dan ook eerder een voorbeeld van het dichten van de kloof (op eu-gebied liepen politici te ver op de troepen vooruit, eindelijk konden ze een keer worden teruggefloten) dan van het zich openbaren daarvan.

Als er zich sinds 2002 in Nederland al een kloof openbaart, dan is het niet de veelbespro- ken politieke kloof (tussen samenleving en poli- tiek), maar een sociale kloof (bínnen de samenle- ving). Bij het Europese referendum volstond één blik op de uitslagenkaart van mijn woonplaats (Utrecht): de slechtere wijken zijn rood ge- kleurd, de betere groen. Als er al een kloof is, dan loopt die tussen geslaagd en minder geslaagd,

werkend en werkloos, huiseigenaren en huur- ders, hoger en lager opgeleid. De vraag is niet waarom het project Europa geen vertrouwen kreeg van de bevolking, maar waarom het geen vertrouwen kreeg van de lagere middenklasse.

Wie moet deze kloof dichten? Politici? In hun deemoedige boetedoening ¬ standaardreper- toire in het kloofdiscours ¬ suggereren ze dat zelf wel. Maar die beloften zijn ‘een beetje dom’.

Ze hebben immers helemaal geen tijd voor per- manente campagnes om ‘Europa uit te leggen’.

Ze zouden hun eigenlijke werk verkwanselen, terwijl de kans dat ze u of mij tegenkomen toch verwaarloosbaar klein blijft. Politici kunnen niet meer doen dan goed luisteren en vervolgens aansprekende politiek aanbieden. Het is de burger zelf die zich, als hij iets te klagen heeft, voor politiek zal moeten interesseren, zich moet informeren en zich moet inzetten. Instanties die daarbij kunnen helpen zijn de grote sociali- serende machten: media, onderwijs. Maar het initiatief moet van onderop komen.

Politici die het meewarige zelfportret van burgers overnemen die zich als slachtoffers presenteren (‘ons is niets gevraagd’, ‘de heren po- litici doen toch wat ze willen’) houden diezelfde burgers in hun slachtofferrol gevangen. Ze zouden er beter aan doen dit geklaag te negeren en die burgers op te roepen in actie te komen ¬ zoals Mark Rutte deed met de studenten en Jan Marijnissen met het personeel in de zorg. Een remedie tegen de kloof? Don’t ask what your country can do for you…

(2)

4

‘Nee’ dient neoliberalen

interventie

Op 1 juni werd de herziene Europese Grondwet afgewezen. Een historische vergissing die des te tragischer is omdat er in de nee-campagne veel onjuiste, onvolledige en uit hun verband gerukte argumenten en citaten zijn gebruikt. Paul Borde- wijk, René Cuperus e.a. pleitten in de Volkskrant van 21 mei jl. voor een stem tegen de Grondwet. Zij sneden daarbij een thema aan dat ook mij zeer aan het hart gaat, maar dat mij juist een gewichtig ar- gument bood om mensen tot een ‘ja’ te bewegen.

Bordewijk c.s. beginnen met een citaat uit het beginselmanifest van de PvdA: ‘De bevordering van de Europese interne markt dreigt landen en parlementen onnodig te beknotten in hun moge- lijkheden de verhouding tussen overheid en markt te regelen.’ Daarover zijn we het helemaal eens.

Het huidige verdrag geeft een bijna absoluut pri- maat aan interne markt en mededinging en schier onbeperkte macht aan de betreffende Commissie- diensten. De nieuwe Grondwet biedt op minstens twee plekken cruciale aanknopingspunten om daar iets tegen te doen. En ik kan u uit eigen er- varing verzekeren dat die nieuwe bepalingen zeer zwaar bevochten zijn!

In 2000 was ik mede-opsteller van het eu- Handvest Grondrechten in de eerste Conventie.

Ondanks de felle tegenstand van niet in de laatste plaats de Nederlandse regeringsvertegenwoordi- ger Michiel Patijn, die zulks een verachtelijk archa- isch Frans stokpaardje vond, lukte het om in dat handvest de toegang tot diensten van algemeen economisch belang als grondrecht op te nemen.

Dit artikel staat nu als art II-96 in de concept- Grondwet.

In de tweede Conventie heeft mijn Vlaamse s.pa-collega Anne Van Lancker zich het vuur uit de sloffen gelopen om in deel III, het meer operati- onele deel, een horizontale, voor de hele breedte van het verdrag geldende bepaling opgenomen te

krijgen, artikel III-122, een van de weinige nieuwe bepalingen in dat derde deel. Deze luidt dat de Europese Unie ervoor moet zorgen ‘dat deze diensten functioneren op basis van beginselen en onder voorwaarden, met name economische en financiële, die hen in staat stellen hun taken te vervullen’. Verder staat er dat hiervoor deze be- ginselen en voorwaarden bij Europese wet zullen worden vastgesteld, ‘onverminderd de bevoegd- heid van de lidstaten om, met inachtneming van de Grondwet dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren.’ Laat deze bepaling nu precies het antwoord zijn op de zorg die in het citaat uit het beginselmanifest wordt uitgesproken!

Artikel III-122 biedt de zo node gemiste rechts- basis voor een Kaderrichtlijn Diensten van alge- meen (economisch) belang, waar een meerderheid van het Europees Parlement nu al diverse malen om heeft gevraagd naar aanleiding van groenboe- ken en witboeken van de Europese Commissie en in relatie tot de recente omstreden voorstellen voor een dienstenrichtlijn van voormalig Eurocommis- saris Bolkestein. De nieuwe Mededingingscom- missaris Neelie Kroes heeft zich net als haar voor- ganger Monti tot nu toe steeds van den domme gehouden. De ambtenaren van het Directoraat Mededinging weten echter donders goed dat zij met de nieuwe verdragsbepalingen niet meer om zo’n Kaderwet heen zouden kunnen. Ze zouden hun alleenrecht om te bepalen wat decentrale overheden wel of niet mogen op grond van de hei- lige mededingingsregels moeten gaan delen met de Europese Raad en het Europees Parlement.

Helaas is het Europees Parlement ook volgens de nieuwe Grondwet nog geen volledig medewet- gever op het terrein van het mededingingsbeleid, maar in ieder geval zou er een politiek wetgevings- debat moeten komen over de ruimte voor decen- trale overheden om de verhouding tussen markt en overheid te reguleren, zonder overruled te wor- den door Brussel.

(3)

5

interventie

De Grondwet zou met die twee artikelen en de daarop te baseren verdere wetgeving dus een grote en noodzakelijke stap vooruit zijn. Dat is juist voor Nederland van uitzonderlijk belang, omdat wij voor de troepen uit lopen als het gaat om liberali- sering en privatisering van zelfs die diensten van algemeen belang die elders in Europa nog puur publiek zijn, zoals de gezondheidszorg en de ar- beidsvoorziening. Ook op andere manieren geeft de Grondwet meer ruimte voor subsidiariteit, zodat de doorgeschoten regelzucht vanuit Brussel kan worden beteugeld.

Misschien komt het omdat ik minder met navelstaren en meer met de dagelijkse Europese praktijk van interne markt en mededingingsbeleid bezig ben, maar de slordige oppervlakkige beoor- deling van de verdragswijziging en het daaraan gekoppelde negatieve stemadvies aan alle PvdA- leden, alsmede de volstrekte desinteresse voor wat sociaal-democraten in het Europees Parlement doen met deze en andere thema’s uit het beginsel- programma, heeft mij pijn gedaan. Met zulke par- tijvrienden heb je geen (sp-)vijanden van Europa meer nodig!

Het ergste is dat als gevolg van dit soort kort- zichtige stemmingmakerij van linkse mensen tegen de Grondwet, de echte marktfundamenta- listen die Europa puur als economisch samenwer- kingsproject zien, de lachende derde zijn. Zij zullen munt slaan uit de impasse in de pogingen om die Europese markt sociaal en politiek in te kaderen.

De verdragsbepalingen over interne markt en me- dedinging hadden we immers al en die zullen hun autoriteit en voorsprong alleen maar vergroten.

Het bindende Handvest Grondrechten in deel II van de Grondwet en de zwaar bevochten ver- nieuwingen zoals art. III-122 zijn we nu voorlopig kwijt — precies wat de neoliberalen willen. Lees The Economist en de Financial Times er maar op na.

Bolkestein en zijn geestverwanten lachen in hun vuistje.

ieke van den burg

Lid Europees Parlement PvdA

Een nuchtere stem

Twee weken voor het referendum vroeg een par- tijgenoot naar mijn opvatting over de Europese Grondwet. Ik bekende hem dat ik het haast niet durfde te zeggen, maar dat ik overwoog tegen te stemmen. Tot mijn opluchting reageerde hij niet verontwaardigd of verbolgen, maar vertrouwde hij mij toe dat hij zelf ook tegen was.

In mijn omgeving zijn er meer tegenstemmers.

En allemaal voldoen ze niet aan het gangbare pro- fiel. Het merendeel is hoog opgeleid, woont niet in een achterstandswijk, heeft geen proteststem tegen het kabinet uitgebracht en is voor Europese samenwerking. Hoe komt het dat deze nee- stemmers zo weinig van zich hebben laten horen?

Als ik van mijzelf uitga is de belangrijkste reden dat het not done was om tegen te zijn. Je voelde je een beetje een spelbreker als je nu nog dwars ging liggen, terwijl er door zo veel land- en partijgeno- ten zo hard aan het uiteindelijke resultaat was ge- werkt. Hoe kun je ‘nee’ stemmen als je eigen partij voor is en talloze partijgenoten zich de benen uit het lijf lopen om burgers over de streep te trekken om ‘ja’ te zeggen?

Een tweede belangrijke reden is dat veel tegen- stemmers niet het gevoel hadden dat de voorstan- ders geïnteresseerd waren in het waarom van hun afwijzing. Volgens onze eigen campagneflitsen waren de enige vragen die ertoe deden: wat regelt het grondwettelijk verdrag anders dan de huidige verdragen en vinden we dat een verbetering of een verslechtering?

Daarmee werden allerlei vragen waar mensen zich zorgen over maken (wat betekent het als er binnen een gemeenschappelijke markt grote verschillen in welvaart en arbeidskosten bestaan?

Hebben we voldoende vertrouwen in het democra- tisch gehalte van alle nieuw toegetreden en nog toe te treden lidstaten?) buiten de orde geplaatst.

Dat waren vragen die bij andere gelegenheden gesteld hadden moeten worden: bij het Verdrag van Maastricht of de uitbreiding van de eu. Het punt is alleen dat bij die gelegenheden geen vra- gen gesteld kónden worden. Formeel ging het

(4)

6

interventie

referendum alleen over de tekst van het grondwet- telijk verdrag als zodanig. Maar het grondwettelijk verdrag is niet alleen een tekst. Het vormt ook het sluitstuk van een ontwikkeling die de eu de afgelo- pen jaren heeft doorgemaakt. Over die ontwikke- ling hebben mensen zich nooit kunnen uitspreken.

Daarom is het logisch dat het grondwettelijk ver- drag mede daarop wordt beoordeeld. Daar is niets oneigenlijks aan.

Er is nog nooit zoveel over Europa gesproken als in de afgelopen weken. Dat is winst. Binnen alle politieke partijen was Europa het hartelapje van een aantal deskundigen geworden. Gewone parlementariërs konden de discussie al nauwelijks volgen, laat staan gewone burgers. Maar voorzover er over Europa is gesproken was het vooral een de- fensief debat. De campagne van de PvdA was een verademing vergeleken met de hel en verdoemenis die volgens sommige leden van het kabinet het gevolg van een ‘nee’ zouden zijn. Maar ook het eer- lijke verhaal van mijn eigen partij beperkte zich tot het benoemen van ‘de voordelen van de Grondwet ten opzichte van de huidige situatie’.

De echte discussie moet wat mij betreft nog beginnen: waar is Europa voor nodig en wat zijn de voor- en nadelen van verdere integratie? Bij die discussie hoort bevlogenheid, maar ook nuchter- heid. Oost-Europa heeft er, na decennia van onder- drukking, recht op om gesteund te worden in een ontwikkeling naar politieke democratie en econo- mische welvaart. Los van de morele plicht die we daartoe hebben worden we daar op den duur ook zelf beter van. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeg- gen dat dit op korte termijn druk zet op de werk- gelegenheid en de loonkosten in ons eigen land.

Er is, zeker op korte termijn, niet steeds sprake van een win-win-situatie. Laten we dan ook niet doen alsof. En laten we zeker de mensen die bezwaren zien niet afserveren als mensen die nationalistisch zijn, die niet weten waar het over gaat of die niet verder kunnen kijken dan het einde van hun eigen straat. De neestemmers die ik ken verdienen beter.

marijke linthorst

Redactielid s&d

Helpt Lafontaine de spd?

Terwijl Labour-leider Tony Blair verzwakt, maar wel (opnieuw) als winnaar uit de Britse verkiezingen tevoorschijn is gekomen, staat zijn spd-collega Gerhard Schröder er aanzienlijk slechter voor.

Schröder koos, na het electorale échec van zijn partij in de deelstaat Noordrijn-Westfalen (verkie- zingen die oppositiepartij cdu tevens de absolute meerderheid in de Bondsraad bezorgden) voor een vlucht naar voren: hij kondigde vervroegde lande- lijke verkiezingen aan.

De coalitie van spd en Groenen heeft een nieuw mandaat van de kiezers nodig, zo motiveerde hij zijn beslissing. Maar die heeft zulke merkwaardige consequenties (Schröder moet begin juli in de Bondsdag om een motie van wantrouwen gaan bedelen) en sorteert zulke onbedoelde effecten (oplopende ruzies tussen de coalitiepartners, verwarring in de spd) dat de positie van de Duitse minister-president nog verder is verzwakt. De cdu loopt zich intussen warm om, samen met de fdp, de regeringsmacht over te nemen. Ze heeft de rijen rond lijsttrekker Angela Merkel gesloten en zal met een gematigd programma, zonder al te scherpe rechtse kantjes, de verkiezingen ingaan.

En alsof de ellende voor de spd al niet groot genoeg is, dreigt ze ook ter linkerzijde electorale concurrentie te krijgen. De wasg (een kleine partij van traditionele vakbondsbestuurders in het Roer- gebied, die in mei in Noordrijn-Westfalen een paar procent van de stemmen vergaarde) en de in Oost- Duitsland gewortelde, links-populistische pds (die bij de vorige Bondsdagverkiezingen de kiesdrem- pel van 5% niet haalde) willen gaan samenwerken.

Dat kan de spd nog meer stemmen gaan kosten, zeker als het nieuwe samenwerkingsverband de actieve steun zou krijgen van oud-spd-leider en oud-minister van Financiën Oskar Lafontaine, die zijn partij eind mei demonstratief verliet.

Een extra tegenslag voor de Duitse sociaal- democraten dus. Of is deze linkse verdeeldheid

— ook voor de spd zelf — minder erg dan ze op het eerste gezicht lijkt? Dat is de mening van de Duitse politicoloog Franz Walter. Als spd-kenner

(5)

7

interventie

van naam schreef hij de afgelopen jaren een aantal artikelen die, met de recente ontwikkelingen in de Duitse politiek, alleen maar aan relevantie heb- ben gewonnen. Een links-populistische partij, zo luidt zijn stelling, kan kiezers binden die voor de spd, althans op korte termijn, onbereikbaar zijn geworden: groepen laaggeschoolde, laagbetaalde burgers die van de door Schröder c.s. nagestreefde sociaal-economische Modernisierung weinig te verwachten hebben en die hun vertrouwen in de gevestigde politiek hebben verloren.

Grote politieke partijen, zo meent Walter, kijken doorgaans veel te ‘mathematisch-arithmetisch’ te- gen splitsingen en nieuwe partijvorming aan. Veel spd-ers bijvoorbeeld beschouwen de oprichting van de Groenen, begin jaren tachtig, nog altijd als een gevoelig verlies voor de sociaal-democratische moederpartij. Aanvankelijk werkte het electoraal ook zo uit. Maar vervolgens bleken de Groenen een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op de veelal hoogopgeleide kiezers van de liberale fdp, die daardoor in veel deelstaten de kiesdrempel niet meer haalde. De bürgerliche Koalition van chris- ten-democraten en liberalen ging wankelen; links herwon het offensief. Walter: ‘Durch die Spaltung der Linken hat sich ihr soziales Spektrum erheblich erweitert.’

In de afgelopen vijftien jaar heeft zich iets der- gelijks ter rechterzijde voltrokken. Op veel plaat- sen in Europa gingen zich rechts-populistische protestbewegingen manifesteren. Die haalden aanvankelijk stemmen bij traditioneel-rechtse partijen weg, maar hebben op wat langere termijn het rechtse kamp als geheel ‘proletarischer, volks- tümlicher, plebiszitärer’ gemaakt. Dat maakte het mogelijk om electoraal bij de sociaal-democratie in te breken en om grote groepen laaggeschoolde kiezers, bijvoorbeeld in Oostenrijk en Nederland,

‘in Regierungskoalitionen mit den konservativ- christdemokratischen Parteien ein(zugliedern)’.

Hetzelfde is in Hamburg gebeurd, waar de rechts- populisten als tussenschakel fungeerden voor de

‘Wanderung der grössstädtischen Unterschichten von der spd in das bürgerliche Lager’.

Ook op het niveau van de deelstaten heeft de cdu inmiddels bij de betreffende groepen, voorzo-

ver ze stemmen, de overhand weten te krijgen. De huidige malaise van de sociaal-democratie moet volgens Walter voor een aanzienlijk deel daar wor- den gezocht. Geen spd-leider is meer in staat om de (naar inkomen en opleiding gemeten) onderste 20% van de Duitse bevolking in stijl en performance aan te spreken; om hun Lebenswelt politiek tot uitdrukking te brengen. En dan (Walter schreef het in maart 2004, maar het had gisteren kunnen zijn): ‘Insofern müsste die spd über einen zugkräf- tigen, dynamischen, attraktiven Linkspopulismus im Grunde heilfroh, geradezu erleichtert sein.

Denn das würde der deutschen Linken die Chance zurückgeben, entheimatete Wählerschichten zu er- reichen.’

Er is op Walters analyse wel wat aan te merken.

Hij spreekt over ‘Unterschichten’ en ‘Restarbei- terklasse’ zonder dat nader te specificeren. Verder laat hij de sterk veranderende sociaal-economi- sche context buiten beschouwing en neigt hij tot een zeker sociologisch determinisme (alsof een middengroepenpartij als de spd niet meer programmatische speelruimte heeft dan zij de afgelopen jaren genomen heeft). Maar de auteur wijst terecht op de maatschappelijke achtergrond van de verschuivingen in het Duitse partijpolitieke landschap en helpt de lezer om de tegenstelling tussen ‘modernistische’ en ‘populistische’ poli- tieke stromingen te relativeren.

Walters bijdragen sporen sociaal-democraten (en links-populisten) bovendien aan om over de grenzen van de eigen partij heen te kijken. Links versterkt men niet door voortdurend op eenheids- fronten en program-akkoorden te hameren, maar door het belang van verscheidenheid en comple- mentariteit te onderkennen en door het onderlinge debat te blijven voeren. Niet alleen in Duitsland.

paul kalma

Directeur wbs en redacteur s&d

F.Walter, Abschied von der Toskana. Die spd in de Ära Schröder (2., erweiterde Auflage), Wiesbaden, vs Verlag für Sozialwissenschaften, 2005.

(6)

8

Tegen de slechte zorgwet

Het nieuwe zorgstelsel van minister Hoogervorst dreigt op een ramp uit te lopen. De bottleneck zit hem in de grote macht die aan zorgverzekeraars wordt gegeven. Zij zullen onderhandelen met huis- artsen, ziekenhuizen, psychotherapeuten, fysio- therapeuten en andere zorgverleners over vergoe- dingen voor werkzaamheden. Met de een sluiten ze een contract, met de ander niet.

Nu maakt het mij niet uit wie mijn potje pinda- kaas maakt, zolang de smaak maar overeenkomt met het potje dat ik de vorige keer kocht. Bij het inkopen van een dienst wordt het al wat anders.

De ene loodgieter is de andere niet. En die zoek ik dus ook graag zelf uit. In de regel is dat geen enkel probleem. Wanneer het om het belangrijkste in het leven gaat — de eigen gezondheid — geldt dat straks niet meer. Ik word afhankelijk van mijn zorgverzekeraar. Als die om wat voor reden dan ook geen overeenkomst heeft gesloten met de zorgaan- bieder van mijn keuze, loop ik de kans gedwongen te worden naar een ander te gaan.

Een voorproefje hiervan zien we in de fysiothera- pie. Met een aantal therapeuten hebben zorgverze- keraars een overeenkomst gesloten. Wie zich daar laat behandelen, hoeft vooraf geen toestemming te vragen en, als particulier verzekerde, de rekening niet voor te schieten. Maar wanneer de fysiothera- peut niet op het lijstje van de zorgverzekeraar voor- komt, moet de patiënt wel om toestemming vragen en is de vergoeding gelimiteerd. Meestal betekent dit dat er moet worden bijbetaald.

In de nieuwe situatie is het mogelijk dat zelfs die bijbetalingsmogelijkheid verdwijnt. Alleen de rekening van een zorgaanbieder die een contract met de zorgverzekeraar heeft, wordt dan vergoed.

Onder het mom van marktwerking wordt de keuze- vrijheid van verzekerden zo drastisch ingeperkt.

Ook voor de zorgaanbieders betekent de nieuwe wet een verslechtering. De recente sta- kingen van de huisartsen zijn dan ook goed te begrijpen. Vorig jaar gingen de psychotherapeuten hun voor. Psychotherapeuten dienden met het zorgkantoor in hun regio overeenstemming te be-

reiken over de tarieven die zij konden declareren.

Daar lijkt niets vreemds aan, maar omdat zij de keus hadden uit één zorgkantoor kon van vrije on- derhandelingen geen sprake zijn: er moest worden onderhandeld met een monopolist. Saillant detail:

de NMa verbood de therapeuten hun krachten te bundelen, omdat dat kartelvorming zou inhouden.

In het nieuwe stelsel gaat dit mechanisme zich herhalen. Alleen wordt die ene monopolist ingeruild voor een paar oppermachtige zorgverzekeraars.

Zorgaanbieders en verzekerden trekken aan het kortste eind. In theorie kun je overstappen naar een andere verzekeraar. Het is alleen afwachten of die contracten heeft met jouw huisarts en tandarts. En zo ja, wie garandeert dat het volgend jaar nog zo is?

Voor mensen in loondienst bij een werkgever die een collectief contract heeft afgesloten voor zijn werknemers, is wisselen van verzekeraar so- wieso onaantrekkelijk, vanwege het feit dat zij bij een overstap de werkgeversbijdrage verspelen.

Het bestaan van collectieve regelingen vormt dus een extra beperking van de keuzevrijheid. Als een werkgever zou besluiten in de nieuwe situatie de werkgeversbijdrage niet meer afhankelijk te stellen van de collectieve regeling, betekent dit een einde aan de solidariteit op bedrijfsniveau.

Tijdens de behandeling van de wet in de beide Kamers werden veel bezwaren tegen de wet ge- uit, ook door de PvdA, maar de coalitiefracties gaven Hoogervorst hun zegen. Zo krijgen we er met ingang van 1 januari 2006 weer een stelsel bij dat veel burgers niet hebben gewild — dit na het drama van de verzelfstandiging van het openbaar vervoer, het op afstand van de overheid plaatsen van de woningcorporaties en de chaos bij de priva- tisering van de nutsbedrijven. Er zullen problemen rijzen, overheid en politiek zullen de handen in de lucht steken en in koor roepen: ‘Daar gaan wij niet over, dat is een zaak van private partijen.’ De kloof tussen burger en politiek zal nog breder worden.

De PvdA zou zich, net als de sp, hier niet bij moeten neerleggen. Nu de invoeringsdatum na- dert zullen steeds meer mensen in de gaten krijgen wat er over hen heen komt. Het protest zal aan- zwellen. Het minste wat de PvdA kan doen is deze protesten ondersteunen. Het feit dat de Tweede-

interventie

(7)

9 Kamerfractie heeft geweigerd om het manifest van

de huisartsen mede te ondertekenen is wat dat betreft een slecht signaal.

jos kuijs

Wetenschappelijk medewerker Centrum voor Lokaal Bestuur

Een hek erom

Krijgt Nederland gated communities — afsluitbare woongebieden? In Den Bosch wordt gebouwd aan negen afsluitbare ‘kastelen’ met ieder zo’n 70 woningen. Op het ‘landgoed Haverleij’ is verder nog een golfclub te vinden; straks komt er nog een basisschool. De morele verontwaardiging is groot:

de openbaarheid is in het geding. Maar zijn deze kastelen werkelijk reden tot zorg?

Moderne (middenklasse-)burgers hebben de drang zich van anderen te onderscheiden. De nieuwe kasteelbewoners hebben dat in verhevigde mate. Daar is niks mis mee. Als nieuwe woonvorm is het kasteel ook best interessant: er is tenslotte geen reden om de Nederlandse uitbreidingswijk met projectontwikkelde rijtjeshuizen te idealise- ren. Het is bovendien goed mogelijk dat door de afsluiting het kasteel tot meer gemeenschaps- vorming leidt. Misschien vormen zich wel ‘lichte gemeenschappen’ (Duyvendak & Hurenkamp) van mensen die elkaar helpen en diensten en ervarin- gen uitruilen.

Maar de kasteelwijken appelleren ook aan de drang om je te kunnen afsluiten van de wereld. In hun vorm zijn ze oeroud: de nieuwe kastelen zijn als de wagenburg of ommuurde stad. De vraag is wat mensen nu motiveert terug te keren naar die woonvorm. Als burgers zich hiermee willen afke- ren van de samenleving dan is dit zeer zeker wel problematisch. Maar het is misschien vooral ook tragisch: de middeleeuwse muur is immers geen manier om de gevaren van de moderne samen- leving buiten te houden. De wereld is niet in een kasteel te organiseren: de kinderen moeten straks naar school en als ze groter worden willen ze al helemaal het kasteel uit en komen pas terug als

de ophaalbrug al lang is opgehaald. En wat als er onenigheid uitbreekt binnen het kasteel? Een hoog inkomen is geen garantie tegen onhebbelijkheden.

Onze Hollandse gated communities zijn een melo- dramatische poging de werkelijkheid te ontvluch- ten. Allerlei narigheid zal de kasteelmuren binnen dringen, van fijnstof tot bse. Het televisienieuws zal broeikaseffecten en dalende beurskoersen in breedband uitmeten en Hollywood zal blijven inspelen op angsten en onzekerheden die horen bij het stedelijk leven. Nederland is niet een dicht- bevolkt land maar een dunbevolkte stad, zeggen planologen. Er is geen ontsnappen aan de stad. En voor de echt leuke dingen heeft iedereen de stad nog steeds nodig.

Is de trek naar Haverleij wellicht nog onschul- dig, de bredere trend is zorgwekkend: er vindt een cumulatie van afscheiding plaats. In wezen is de re- tro-architectuur (inclusief brokkelige baksteentjes) het meest uitgesproken voorbeeld van een bredere trend naar segregatie. We werken apart, we wonen apart, we recreëren apart en we gaan naar aparte scholen. Wat straks niet meer kan worden veron- dersteld is ervaringskennis. Perfectioneren we de kunst om langs elkaar heen te leven totdat we de ontwikkelingen in de samenleving enkel nog via de media moeten proberen te begrijpen? De ruimte- lijke ordening wordt op meer fronten intoleranter:

op tal van plaatsen worden wandelpaden omge- legd of domweg onderbroken omdat golfclubs exclusiviteit opeisen. Het Britse idee van public footpaths, die vaak dwars over of vlak langs private landerijen lopen, staat toch dichter bij de sociaal- democratie dan die drang naar exclusiviteit.

De stad staat al eeuwenlang voor confrontatie en inspiratie. Vroeger ging het dan om de histori- sche binnenstad, inmiddels kan die confrontatie op tal van plekken in het ‘stedelijk veld’ gevonden worden. Die stedelijkheid, die confrontatie en de dagelijkse ervaring van de samenleving kunnen we niet missen, ook niet in de dunbevolkte stad Nederland. De stad is een idee dat het waard is om verdedigd te worden.

maarten hajer

Redactielid s&d

interventie

(8)

10

Over de auteur Paul Bordewijk is publicist Noten zie pagina 13

Denk nog eens na over het referendum

Zo teleurgesteld als de grote politieke partijen waren over de uitslag van het referendum over de Europese Grondwet, zo tevreden zijn ze met de volksraadpleging zelf. Is dat enthousiasme terecht? Paul Bordewijk zei nee tegen de Grondwet. Nu zegt hij nee tegen het referendum.

paul bordewijk

Na de afwijzing door de kiezers van een Eu- ropese concept-Grondwet die door een grote meerderheid in de Tweede Kamer werd ge- steund, heeft bijna de hele Kamer zich voor- stander getoond van het organiseren van meer referenda. Het leken wel vrijgelaten criminelen die pleitten voor de invoering van lijfstraffen in de gevangenis.

Zelf kan ik aan het referendum over de Euro- pese Grondwet maar één positief aspect ontdek- ken: de uitslag. Die maakt het de voorstanders van een federaal Europa onmogelijk om te con- cluderen dat de Nederlandse bevolking zich voor eens en voor altijd heeft uitgesproken vóór het Europese project en dat er dus behalve Europese normen voor de kwaliteit van het zwemwater ook normen voor de temperatuur daarvan moe- ten komen. Maar verder denk ik dat de gang van zaken alle bezwaren onderstreept die je maar tegen referenda kunt aanvoeren.

Laurens Jan Brinkhorst had volstrekt gelijk met zijn uitspraak dat de concept-Grondwet veel te gecompliceerd was om er van kiezers een inhoudelijk oordeel over te vragen. Zijn

stelling riep wel de vraag op hoe hij in het kabi- net een partij kan vertegenwoordigen die het referendum tot zijn kroonjuwelen rekent. Voor Jan Marijnissen was de complexiteit van de voorgestelde Grondwet reden om op te roepen tegen te stemmen. Misschien wat kort door de bocht, maar niet geheel onzinnig: hoe kun je aan de kiezer steun vragen voor een document dat die kiezer onmogelijk volledig op waarde kan schatten?

De discussie ging dan ook minder over de tekst van de concept-Grondwet, dan over de dui- ding van het begrip Grondwet. Tegenstanders zagen daarin de (super-)statelijke pretenties van de Europese Unie gereflecteerd, sommige voorstanders beschouwden de term ‘Grondwet’

als een vergissing. Zij hadden het meestal over

‘het grondwettelijk verdrag’, alsof ‘Grondwet’

een drukfout was. Niet direct een basis voor een heldere kiezersuitspraak.

En dan was er ook het argument dat Neder- land zich zou isoleren door de concept-Grondwet af te wijzen. Vóór het Franse ‘nee’ was dat op zich- zelf best een argument, maar wel typisch een van bestuurders. Wanneer je van mening bent dat het oordeel over de concept-Grondwet bepaald moet worden door de internationale verhoudin-

(9)

11 gen in plaats van door de mening van de kiezer,

moet je geen referendum houden. Daarmee maak je de kiezer alleen maar recalcitrant.

Ik kan mij dan ook niet aan de indruk ontrek- ken dat dit referendum niet werd gehouden om er werkelijk achter te komen wat de kiezer van Europa vindt, maar om de Euro-sceptici het zwij- gen op te leggen. Dat een standpunt dat werd ge- deeld door een coalitie die liep van GroenLinks tot en met de vvd desondanks door de meer- derheid van de kiezers zou worden afgewezen, viel buiten het voorstellingsvermogen van de buitenlandspecialisten. Toch is dat bij een grote meerderheid van de gemeentelijke referenda gebeurd.

Door zelf een raadplegend referendum uit te schrijven hebben de voorstanders zich in de nesten gewerkt. Wie een advies vraagt, moet niet zelf willen bepalen hoe dat advies moet komen te luiden. Dat gebeurt weliswaar nog wel eens in de consultancy-praktijk, maar de kiezer is minder volgzaam dan het bureau Nyfer. En zeker wanneer wordt gedreigd met hel en ver- doemenis wanneer mensen het in hun hoofd zouden halen om tegen te stemmen, gaan ze dat juist doen. Tegen deze achtergrond bepleitte de PvdA in de jaren ‘90 van de vorige eeuw alleen een correctief referendum, uitgeschreven op verzoek van een bepaald aantal kiezers. Ook zo’n soort referendum kan problemen geven, maar het maakt in ieder geval de voorstanders van een voorstel niet ongeloofwaardig wanneer ze cam- pagne voeren.

Bij een zelf uitgeschreven referendum moet je geen campagne voeren, maar de menings- vorming overlaten aan de media. Bij het interne referendum dat de fnv organiseerde over de loonmatiging heeft dat goed gewerkt. De PvdA daarentegen organiseerde overal in het land bijeenkomsten waar alleen de voorstanders spraken, zonder dat men de meerderheid van de PvdA-kiezers overtuigde. Het gevolg is dat de partij in de peilingen nu is teruggevallen naar 41 zetels. Net als de wbs waren veel PvdA-afde- lingen daarentegen zo verstandig te kiezen voor het interne debat, in zaaltjes of op hun website.

Het kabinet moest zowel het referendum faciliteren als het eigen standpunt verdedigen.

Bij dat laatste is men volledig uit de rails gelo- pen door zich niet te beperken tot advertenties namens de regering, maar ook anderen aan het woord te laten en daarbij tegenstanders uit te sluiten. Een kabinet dat advertentieruimte en zendtijd koopt ten gunste van Kamerleden die het met de regering eens zijn en niet ten gunste van tegenstanders, heeft zich ver verwij- derd van het verbod op discriminatie vanwege politieke denkbeelden dat in art. II-81 van het concept voor de Europese Grondwet wordt be- leden. Ik denk dat de regering zichzelf daarbij in de voet heeft geschoten: wie het moeilijk vond te kiezen tussen de argumenten van de voor- en tegenstanders, had vaak geen moeite te constateren dat de regering vals speelde en stemde dus tegen.

Maar, zeggen de voorstanders van het re- ferendum, er is nu toch eindelijk eens goed gediscussieerd over Europa. Dat viel echter hard tegen. De voorstanders dreigden dat bij een nee-stem het licht zou uitgaan, of vonden dat je als tegenstander geen huisje in Frankrijk mocht hebben. Sommigen beweerden in ernst dat je juist als je kritiek had vóór moest stem- men. Tegenstanders maakten vaak geen onder- scheid tussen wat nu al geldt en wat de Europese Grondwet zou brengen. Oud nieuws over de onderwaardering van de gulden bij de overgang naar de euro leidde tot een grote consternatie, maar niet tot een discussie over de voor- en nadelen van eigen monetair beleid van de lid- staten. Vragen over wat wel en wat niet de taak moet zijn van de Europese Unie raakten onder- gesneeuwd. En dat gold al helemaal voor de dis- cussie wie ons in Brussel het best vertegenwoor- digt: onze regering of het Europees Parlement.

Politici buigen zich nu over de betekenis van het Nederlandse ‘nee’, zoals ooit in Delphi de priesters zich bogen over de uitspraken van de Pythia. Dat valt niet mee. Een maand voor het referendum hielden voor- en tegenstanders elkaar in de peilingen van Maurice de Hond nog nagenoeg in evenwicht (38% vs. 40%). Pas na Paul Bordewijk Denk nog eens na over het referendum

(10)

12

de campagne waren de tegenstanders duidelijk in de meerderheid. Toen is dus de kloof tussen burger en politiek ontstaan. Stel nu dat één op de acht kiezers zijn tegenstem heeft laten bepalen door zijn afkeer van de regeringscampagne. Dan zegt de referendumuitslag niets over het oordeel van de kiezer over Europa en hebben Balkenen- des buitenlandse collega’s groot gelijk wanneer ze boos op hem zijn dat de Nederlandse regering de zaak heeft verkloot.

Urk was de gemeente met de meeste tegen- stemmers. Velen daar waren boos over de Euro- pese visquota. Maar dat gebruik ik nu juist altijd als een voorbeeld van iets dat wèl door Europa geregeld moet worden. Er zijn ongetwijfeld tegenstemmers geweest die bang waren dat Polen zich met het Nederlandse abortusbeleid zou gaan bemoeien, maar die tegelijkertijd boos waren dat de Europese Grondwet geen einde maakte aan de stierengevechten in Spanje. En er zijn tegenstanders van een Europese superstaat, die tegelijkertijd tegen de concept-Grondwet stemden omdat het Europese parlement te wei- nig te vertellen heeft.

Hier zie je de bezwaren die aan een referen- dum kleven: anders dan in het parlement kun je voor- noch tegenstemmers op hun stemgedrag aanspreken. Dat betekent ook dat je bij verdere besprekingen over de toekomst van Europa geen onderhandelingsinzet kunt kiezen waarvan je weet dat hij wel door een meerderheid van de kiezers zal worden aanvaard.

Dat probleem had men kunnen zien aanko- men wanneer men zijn geschiedenis beter had gekend en had geweten dat Nederland in 1797 ook al een referendum heeft gehad waarbij een grondwet werd afgewezen.1 Toen ging het om een concept voor de Bataafse Republiek dat een vaag compromis inhield tussen, jawel, voorstanders van een eenheidsstaat en voorstanders van een fe- deratie. Het compromis werd door beide partijen afgewezen. Nu maar hopen dat de staatsgreep die daarop volgde in Europa ditmaal uitblijft.

Toch zullen er nieuwe verdragen moeten worden gesloten, al was het maar om een einde te maken aan de absurde consequenties die het

beginsel van de vrije markt in Europa heeft ge- kregen. Maar niemand weet hoe de kiezer daar echt over denkt, want ‘de kiezer’ is niet één per- soon. Wat dat betreft is er een groot verschil met het referendum in Utrecht over de openstelling van winkels op zondag. De afwijzing daarvan door de kiezers vraagt geen nadere interpretatie:

die winkels blijven gewoon dicht.

Er zijn wel meer zaken waar ik graag een referendum over had gezien. De Betuwelijn en de hsl waren bij een referendum ongetwijfeld afgewezen. Dat geldt ook voor de onderwijsher- vormingen waar we nu zo’n spijt van hebben,

voor het nieuwe stelsel voor de gezondheidszorg en voor de zoveelste hervorming van de wao.

Wanneer Alexander Pechtold als wethouder van Leiden niet had tegengehouden dat er een refe- rendum kwam over de Rijn-Gouwe-lijn, zou dat onzalige plan allang zijn afgeschoten. Hetzelfde zou echter gelden voor allerlei maatregelen waar ik wel voor ben: matiging van de hypotheek- rente-aftrek, tolheffing tijdens het spitsuur, ver- hoging van de bijdrage van welvarende ouderen aan de aow, aanpassing van het stelsel van ge- meenten en provincies aan de maatschappelijke schaalvergroting.

De roep om een referendum komt voort uit de afstand tussen burger en bestuurder. Die af- stand kan op verschillende manieren ontstaan:2 Paul Bordewijk Denk nog eens na over het referendum

Burgers kunnen bij een referen- dum tegenstemmen zonder een consistent alternatief op tafel te leggen, bestuurders komen daar niet mee weg. Burgers toetsen voorstellen geïsoleerd op hun eigen merites, bestuurders letten op de haalbaarheid van alternatieven

(11)

13 1. Bestuurders kunnen verstrikt raken in een be-

sluitvormingsproces waarin het middel tot doel is geworden. Wie het project nog ter discussie durft te stellen, stelt zich buiten de groep. Poli- tici rechtvaardigen hun opstelling door dingen te zeggen als dat er al zo lang over is gepraat, dat de coalitie het nu eenmaal heeft afgesproken, dat niets doen geen optie is, dat er nu eindelijk eens een knoop moet worden doorgehakt of dat je niet van een rijdende trein kunt springen. Tegen dat soort bestuurlijke verstrikking kan een refe- rendum goed helpen.

2. Politici kunnen andere normen en waarden koesteren dan de meerderheid van de bevolking.

Zij doen dat bijna per definitie omdat uit hun keuze voor de politiek al blijkt dat zij de publieke zaak meer zijn toegedaan dan anderen. Daarmee hangen allerlei andere keuzen samen, zoals voor rechtstatelijke waarden, voor het milieu en voor cultuur. De voorstanders van de doodstraf zijn in de Tweede Kamer nog veel sterker onderverte- genwoordigd dan de tegenstanders van de Euro- pese concept-Grondwet.

lpf‘ers beschouwen dat terecht als een voor- deel van het referendum, maar d66 en Groen- Links zouden het als een nadeel moeten zien.

Juist bij die twee partijen is sprake van groot enthousiasme om die waarden buiten de macht van de gewone wetgever te plaatsen door ze vast te leggen in de Nederlandse Grondwet, in inter- nationale verdragen of in Europese richtlijnen.

Tijdens de campagne heb ik regelmatig gehoord dat het goed was dat Europa normen stelde voor de concentratie van fijnstof, omdat de Neder-

landse regering dat had nagelaten. GroenLinks maakte daar zelfs een centraal punt van. Dan stel je de Nederlanders dus gelijk aan Papoea’s die nog niet rijp zijn voor het zelfbeschikkingsrecht.

Die moet je dan zeker niet per referendum laten beslissen.

3. Soms is afstand tussen burger en bestuurder ook heel wenselijk. In de kroeg kun je als burger het ene moment klagen dat niets mag in dit land en een kwartier later dat ze alles maar toelaten.

Als bestuurder moet je dan toch iets specifieker zijn. Burgers kunnen bij een referendum te- genstemmen zonder een consistent alternatief op tafel te leggen, bestuurders komen daar niet mee weg. Burgers toetsen voorstellen geïsoleerd op hun eigen merites, bestuurders letten op de haalbaarheid van alternatieven.

Een referendum kan onbesuisde voorstellen tegenhouden, maar ook leiden tot immobiliteit.

Het liefst had ik daarom dat er in de Nederlandse Grondwet komt te staan dat over slechte voor- stellen een referendum kan worden gehouden, maar niet over goede. Helaas, dat gaat nu een- maal niet. Dan toch maar liever géén referenda, ook niet inzake kwesties waarover ik met de politieke meerderheid van mening verschil. Lie- ver ∑berhaupt geen referenda, dan dat bepaalde problemen onopgelost blijven omdat de reme- die wordt afgewezen door tegenstanders die het niet eens zijn over het alternatief. Maar moch- ten er toch meer referenda volgen en ligt er een slecht voorstel voor, dan stem ik uiteraard tegen.

Noten

1 S. Schama, Patriotten en bevrij- ders. Revolutie in de noordelijke Nederlanden, 1780/1813, Agon, Leeuwarden 1989, pp. 320-324.

Zie ook P. Bordewijk, ‘Laat re- ferendum over Europa liever achterwege’, in de Volkskrant 15.9.2003 (www.paulbordewijk.

nl/artikelen/204)

2 P. Bordewijk, ‘Elite kan maar

geen referendum winnen.’ In:

Pluche, winter 2003 pp. 25-33 (www.paulbordewijk.nl/artike- len/188).

Paul Bordewijk Denk nog eens na over het referendum

(12)

14

Na het Franse ‘non’ en het Nederlandse ‘nee’ tegen de Europese Grondwet is het tijd voor bezinning.

Wat ging er mis? Ging er wel iets mis?

Ja- en nee-stemmers maken in s&d de balans op.

Jan Rood beschrijft hoe de dubbelzinnige toon die politici jarenlang aansloegen over de Unie, bij het referendum als een boemerang op hen terugsloeg.

Intussen ligt de toekomst van Nederland nog altijd in Europa. Donald Kalff vindt dat de bestuurlijke bepalingen uit de concept-Grondwet tekortschieten.

Hij pleit voor een Europa van twee snelheden. Volgens Ger Verrips is Europese samenwerking de enige

oplossing voor problemen van wereldformaat.

Rene Cuperus meent dat de kortsluiting van het ‘nee’

een heilzaam effect kan hebben op het Europese project. Jan Marinus Wiersma en Matthias Verhelst,

ten slotte, richten de blik oostwaarts, naar de landen van het Nieuwe Midden.

Na het nee.

Europa in analyse

(13)

15

(14)

16

Over de auteur Jan Rood is verbonden aan het Europa- programma van het Instituut Clingendael te Den Haag

Na het nee. Europa in analyse (1)

Wind gezaaid, storm geoogst

Niet de burger keerde zich af van Europa, maar de politiek

jan rood

Het antwoord van de regering op het massale

‘nee’ van de bevolking tegen de Europese Grond- wet was snel en beslist. Nederland, zo meldde het kabinet in het debat met de Tweede Kamer over de uitslag van het referendum, zal zich te- rughoudender opstellen ten aanzien van de Eu- ropese Unie. Dat die aankondiging gepaard ging met de mededeling dat Nederland zich nog har- der zal opstellen in de discussie over de toekom- stige financiering van de Unie, hoeft niemand te verbazen. Waar de financiële meetlat al enkele jaren de Nederlandse houding ten aanzien van de Unie bepaalt, werd de nee-stem dankbaar en voorspelbaar aangegrepen om de Nederlandse budgettaire eisen extra kracht bij te zetten. Ieder nadeel heeft zo zijn voordeel, moet men gedacht hebben. Maar ook ten aanzien van verdere uitbreiding van de Unie, laat staan verdere over- dracht van bevoegdheden, gaat Den Haag op de rem staan. Het gaat, zo luidt de analyse, de bur- ger immers te snel, het is hem of haar te veel en de Unie wordt te groot. En die burger, jarenlang veronachtzaamd door nationale politici als het om Europa ging, moet serieus genomen worden.

Dat vindt ook kamervoorzitter Weisglas. De stemming goed aanvoelend, meldde hij dat als er één ding uit de Grondwet behouden zou moeten worden, dit de zogeheten gele-kaartprocedure

is: de mogelijkheid voor nationale parlementen om aan te geven dat Europa van bepaalde zaken moet afblijven, omdat zij nationaal zouden zijn.

Maar dan moest die gele kaart wel worden om- gezet in een rode kaart, oftewel een vetorecht van nationale parlementen.

Wie niet beter weet, zou na kennisneming van deze reacties gemakkelijk tot de conclusie kunnen komen dat het Kamerdebat de afsluiting vormde van een succesvolle campagne van rege- ring en Kamer tegen de Europese Grondwet. In ieder geval wordt het in het licht van deze reactie moeilijk voorstelbaar dat nog een dag daarvoor een grote meerderheid van de Kamerleden en het voltallige kabinet de Europese Grondwet hartstochtelijk verdedigden als de onder om- standigheden beste deal die Nederland zich kon wensen; en dat dan ook nog onder het aanroe- pen, door individuele bewindslieden, van de hel en verdoemenis die over het land zouden komen in geval van een nee-stem. Dat diezelfde Kamer het uitbreidingproces met hier en daar het ver- zetten van een komma als grootste beleidsdaad altijd breed heeft gesteund, is snel vergeten.

Hetzelfde geldt voor de overeenstemming over een begindatum van de onderhandelingen met Turkije. Dat besluit werd toch in december 2004 nog alom geprezen als een prestatie van we- reldformaat en de redding van een anders toch wat bleekjes Nederlands eu-voorzitterschap.

Kortom, wie slechts enkele weken terugkijkt, kan niet anders dan zich de vraag stellen of de

(15)

17 reactie op het nee niet een van die helaas in de

politiek te vaak voorkomende voorbeelden van opportunisme is, waarbij onder het mom van leiderschap de politieke elite spoorslags van koers verandert en achter de muziek aanhobbelt, daarbij suggererend te weten welke toon het volk wil horen.

valt het nee te duiden?

Vast te stellen wat het volk wil, is overigens een tamelijk onbegonnen zaak. Het is al eerder op- gemerkt, het nee-kamp wist wel waar het tegen was. Maar welk Europa men dan wel voorstond, bleef onduidelijk. En bij die constatering gaat het dan nog om de woordvoerders, die er geheel tegenstrijdige visies op na bleken te houden over de toekomst van de Europese Unie. Visies die vaak ook niet uitblonken door interne con- sistentie. Zo werd het vooruitzicht van het ont- staan van een Europese superstaat moeiteloos gecombineerd met een dreigende dominantie door de grote lidstaten; twee zaken die toch op zijn minst met elkaar op gespannen voet staan.

De vrees voor dominantie van de grote landen laat zich ook moeilijk verenigen met een soort- gelijke angst in Frankrijk, waar men juist tegen stemde omdat men Frans machtsverlies vreesde.

Eenzelfde inconsistentie geldt voor de waar- schuwing door het nee-kamp dat de Grondwet het einde inluidde van Nederland als zelfstan- dige natie. Juist de soevereine beslissing van het volk over deze Grondwet vormt toch het beste bewijs dat ‘ons’ land ook na vijftig jaar Europese integratie nog immer bestaat. Sterker, het heeft

¬ en we mogen toch aannemen dat het nee- kamp door die gedachte werd geïnspireerd ¬ zelfs een beslissende invloed op de verdere evo- lutie van dit proces.

Als het dus al niet eenvoudig is er achter te komen waar de voorhoede van het nee-kamp voor staat, hoeveel moeilijker is het dan wel niet vast te stellen wat de bevolking met Europa wil. Wie in het kader van de nu aangekondigde brede maatschappelijke discussie aan die speur- tocht gaat beginnen, doet er daarbij wellicht

verstandig aan de volgende zaken in het oog te houden. Uit alle onderzoeken blijkt dat de steun van de Nederlandse bevolking voor het Europese integratieproces al langere tijd afneemt. Uit diezelfde onderzoeken blijkt echter niet dat de bevolking zich tegen ‘Europa’ heeft gekeerd. In- tegendeel, opiniepeilingen wijzen er ook op dat diezelfde burger op bepaalde onderwerpen ¬ o.a. buitenlands beleid ¬ juist meer Europese samenwerking wil en gefrustreerd is over het Europese onvermogen adequaat op te treden.

Deze constatering valt dan ook moeilijk te verenigen met de nu breed levende suggestie

van een gapende kloof tussen bevolking en politieke elite over de inhoud en richting van het Europese integratieproject. De elite, zo luidt dan de veronderstelling, zou zich vergist hebben in de intensiteit van een authentieke anti-Europese stemming onder het volk, en zou nu geen andere keuze hebben dan deze te volgen. Veeleer lijkt het echter zo te zijn dat een diffuus geheel van politiek onbehagen en maatschappelijke onvrede ¬ dat in navolging van de Fortuyn-revolutie in het bijzonder de politieke elite zelf als doel had ¬ zich via het referendum in volle omvang op het Europese project heeft gericht. Anders gezegd, het nee tegen de Grondwet is op zijn minst ten dele het resultaat van behendig politiek ondernemer- schap, waarbij het nee-kamp ¬ daarbij effectief geholpen door het ja-kamp ¬ het initiatief naar zich toetrok, de toon van het debat wist te zetten, en aldus in het heersende politieke kli- maat het pleit al in een vroegtijdig stadium in belangrijke mate had beslist.

Het referendum was een on- verantwoorde daad van politieke roekeloosheid die bij uitblijven van het vereiste tegengif nog lang zal nagalmen

Na het nee. Europa in analyse Jan Rood Wind gezaaid, storm geoogst

(16)

18

Daarmee is niet gezegd dat het ja-kamp met een slimmere campagne alsnog de winst naar zich toe had kunnen trekken. Die kans was hoe dan ook niet groot. Wie voor Europa is, staat immers bij voorbaat op achterstand in dit land, en waarschijnlijk in meer Europese landen.

Nogmaals, niet primair vanwege de inhoud van het Europese project, maar omdat ‘Europa’ wordt beschouwd als bij uitstek een onderneming van die politieke elite. En waar diezelfde politieke elite, zo hebben de roerige beginjaren van deze nieuwe eeuw ons geleerd, niet langer wordt vertrouwd, is ook het Europa-avontuur ver- dacht. Zo bezien is naast het vertrouwen in het regentendom de Europese integratie het tweede slachtoffer geworden van de opstand tegen het establishment.

paardenmiddel referendum

Met die burger kan men daarbij slechts mede- lijden hebben. Natuurlijk, waar het Europese integratieproject van een sectoraal economische onderneming met zeer beperkte reikwijdte tot een breed politiek en maatschappelijk proces is geworden, dat zich steeds dieper indringt in de samenlevingen van de lidstaten, is politisering en grote betrokkenheid van burgers niet alleen gewenst maar noodzakelijk. Dat had Joschka Fi- scher goed in de gaten toen hij in zijn befaamde Humboldt-rede van mei 2000 opriep tot vast- stelling van de politieke finaliteit van het inte- gratieproces en daarmee de aftrap gaf voor wat uiteindelijk de Europese Grondwet is geworden.

Zijn boodschap was in essentie dat Europa te belangrijk is geworden om de burgers erbuiten te houden, dat het Europa van de technocratie zijn eigen politieke deficit aan het scheppen was.

Maar in een land waar debat over de Europese integratie niet plaatsvindt, waar juist in de rela- tie Europa/burger sprake is van ernstig achter- stallig onderhoud, was het toch vragen om on- gelukken toen bij uitstek de Europese integratie geschikt werd bevonden voor toepassing van het paardenmiddel van het referendum. Een onver- antwoorde daad van politieke roekeloosheid en

onderschatting die bij uitblijven van het vereiste tegengif nog lang zal nagalmen.

En daarmee zijn we bij de ware verantwoor- delijken. Want juist de politieke elite heeft zich jarenlang geen rekenschap gegeven van het feit dat de Unie veranderde van de aloude economi- sche gemeenschap van zes naar een politiek ar- rangement met een steeds grotere geografische en functionele reikwijdte. Diezelfde politieke elite rekende het niet tot haar verantwoordelijk-

heid de Unie te verdedigen tegen een groeiende Euroscepsis. Integendeel, Brussel kostte teveel, bedreigde onze arbeidsmarkt door maar voort- durend uit te breiden, was een ideale zondebok voor falend nationaal beleid, zadelde ons op met onuitvoerbare regelingen en stond model voor ongebreidelde regelzucht. Dat was de boodschap die naar de burger werd uitgezonden. Dat Ne- derland zelf bij al die besluiten betrokken was en vaak aan de wieg ervan had gestaan, werd voor het nationale publiek zorgvuldig verborgen ge- houden. Dat vervolgens diezelfde burger, plots- klaps uitgedaagd door de politiek, ook wel weg wist met kritiek op Brussel, hoeft dan niet meer te verbazen. Wie de wind van Euroscepsis zaait, zal storm oogsten!

de geest uit de fles

Kortom, niet de burger heeft zich afgekeerd van Europa, maar de politiek. Een gegeven dat nog eens pijnlijk wordt onderstreept door de paniekreactie in antwoord op de uitslag van het referendum. Een paniekreactie, omdat het maxi- male dat op dit moment aan de hand van het re- ferendum kan worden geconcludeerd is dat bur- gers ontevreden zijn met de wijze waaróp het Europese integratieproces zich voltrekt. Te zeer heeft men het gevoel ¬ de beeldspraak is veel- vuldig gebruikt ¬ in een trein te zijn beland die met hoge snelheid naar onbekende stemming Na het nee. Europa in analyse Jan Rood Wind gezaaid, storm geoogst

Europa is geen hsl, veeleer het boemeltje naar Medemblik

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gemeente met marktpartijen dusdanig verzwakt dat haar financiële belangen in aanmerkelijke mate

Distelmans: ‘We willen ook hulp bieden aan mensen die wil- len stoppen met een behandeling, maar dat niet durven omdat ze bang zijn om het contact met hun arts te verliezen.. Ik heb

75300313 Verplaatsen voetbalvelden Poortugaal Lasten 8.458 566 7.892 Naar verwachting afronden eind 2011... Bijlage II - Overzicht

Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een plaats of gedeelte van een plaats indien daarvoor een evenementenvergunning is vereist, en in

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor de renovatie door de Stichting Beheer Sportpark De Grift bleek echter dat ook de onderlaag niet meer voldoet aan de huidige normen

Naar aanleiding van onze reactie op het jaarverslag van 2017 is er afgesproken dat er in ieder bestuurlijk overleg gekeken wordt naar de ontwikkeling van het woningbezit

Een bekende zegt: „In deze winkel, kan je veel dingen stiekem

Zij roept daarbij op de mogelijkheden te onderzoeken tot een bredere doelstelling waarbij voor een grotere doelgroep mogelijkheden bestaan voor (extra) ondersteuning vanuit Amfors