• No results found

Imperfecties in de venture capitalmarkt en overheidsbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Imperfecties in de venture capitalmarkt en overheidsbeleid "

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Imperfecties in de venture capitalmarkt en overheidsbeleid

Een nationale en internationale beschouwing

Thesis voor Master of Science in Business Administration - Amsterdam, november 2005 -

Auteur: M.B. Tordoir Studentnummer: 1379623

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Business Administration

Variant: Small Business & Entrepreneurship 1

e

begeleider: De heer Drs. A.B.W. Mintjes

2

e

begeleider: De heer Dr. C.H.M. Lutz

(2)

Voorwoord

Dit onderzoek is geschreven ter afronding van mijn studie Master of Science in Business Administration met als afstudeerrichting Small Business & Entrepreneurship.

Gedurende mijn studie is de interesse ontstaan voor de venture capitalindustrie en heb ik mij altijd voorgenomen om het onderwerp van mijn afstudeeronderzoek hier op te richten.

Dit onderzoek houdt zich met name bezig met de aanwezige imperfecties in de venture capitalmarkt en overheidsinterventies die hiervoor een oplossing moeten bieden.

Voor de totstandkoming van dit onderzoek ben ik veel dank verschuldigd aan twee personen.

Graag wil ik de heer Mintjes bedanken voor zijn flexibele begeleiding en zinvolle aan- en opmerkingen. Ook de heer Lutz ben ik zeer dankbaar voor zijn rol als tweede begeleider.

Amsterdam, november 2005

(3)

Samenvatting

Dit onderzoek beoogt inzicht te verschaffen in mogelijke oplossingen voor imperfecties in de venture capitalmarkt om op die manier de financiering van bedrijven in de seed en start-up fase te verbeteren. Om dit doel te bereiken is voor dit onderzoek de volgende vraagstelling opgesteld:

Hoe kunnen imperfecties in de venture capitalmarkt worden opgelost om de financiering van ondernemingen in de seed en start-up fase te verbeteren, uitgaande van: marktimperfecties in de venture capitalmarkt, interventiebeleid in Nederland en gebruikte interventiemethoden in het buitenland?

Informatie asymmetrie zorgt voor fricties in de vermogensmarkt, waardoor ondernemingen in seed en start-up fase onvoldoende of zelfs geen toegang hebben tot externe financiering. Dit kan tot gevolg hebben dat economisch goede projecten niet of uitermate langzaam van de grond komen. Zelfs in een ontwikkelde financiële sector met toegang tot financiering van banken, informal investors, financiële markten en venture capitalmaatschappijen veroorzaken informatieproblemen belemmeringen bij de financiering van jonge ondernemingen.

Traditioneel gezien heeft venture capital als fundamentele taak het dichten van de financieringskloof die bestaat voor goede projecten die geen traditionele financieringsbronnen kunnen aanspreken wegens informatieasymmetrie en agency problemen. Er is in dit onderzoek gebleken dat het aanbod van venture capitalfinanciering aan ondernemingen in de seed en start-up fase de afgelopen jaren significant is afgenomen, waardoor voor jonge ondernemingen een equity gap is ontstaan. Dit betekent dat deze ondernemingen onder de investeringsgrens vallen van venture capital capitalmaatschappijen. Het equity gap wordt veroorzaakt door imperfecties in de venture capitalmarkt.

De voornaamste oorzaak die ten grondslag ligt aan deze imperfecties is het hoge risico wat

investeringen in ondernemingen in de seed en start-up fase met zich meebrengen, met als

gevolg dat rendementseisen binnen een portfolio eventueel niet worden gehaald. Een andere

oorzaak heeft te maken met de korte investeringshorizon die institutionele investeerders in

(4)

investeringsprojecten van venture capitalmaatschappijen, waardoor er voornamelijk wordt gekozen voor investeringen in ondernemingen die snel resultaat opleveren en minder risicovol zijn.

Het grote belang van jonge ondernemingen voor de innovatiepositie en welvaart in ons land en het falen van de financieringsmarkt voor deze ondernemingen nodigt uit tot een actief overheidsbeleid in de vorm van marktinterventies.

Uit dit onderzoek blijkt dat het bij marktinterventies belangrijk is dat de overheid het publieke belang niet uit het oog verliest, dus kosten en risico’s moeten minimaal zijn. Bovendien moet de private sector gelijktijdig bij de invoering van een maatregel worden ingeschakeld en moet de uitvoering zoveel mogelijk in handen liggen van de private sector, alleen dan zal interveniëren effectief zijn.

Uit een analyse van het nationale interventiebeleid is gebleken dat er op het moment van onderzoek geen effectief overheidsbeleid is ter stimulering van het aantal investeringen in ondernemingen in de seed en start-up fase.

Analyse van een vijftal landen, die hoog scoren op de innovatieranglijst en veel early-stage venture capital kennen, laat zien dat voornamelijk Israël en de Verenigde Staten een aantoonbaar effectief beleid hanteren om venture capitalfinanciering voor jonge ondernemingen beschikbaar te maken. Beide landen kennen een uiterst innovatief leverage programma.

Wanneer er wordt gekeken naar de specifieke oorzaken van de imperfecties in de venture

capitalmarkt en rekening houden met de voorwaarden waaraan overheidsinterventie moet

voldoen, dan komen twee interventie-instrumenten specifiek in aanmerking om imperfecties

in de venture capitalmarkt op te lossen en het aantal investeringen in ondernemingen in de

seed en start-up fase kunnen laten toenemen. Dit zijn een leverage programma, gebaseerd op

het Amerikaanse SBIC-programma en aanpassing van de investeringseisen van institutionele

beleggers.

(5)

Beide interventie-instrumenten kunnen ervoor zorgen dat het aantal investeringen in

ondernemingen in de seed en start-up fase toenemen. Wat uiteindelijk een belangrijke

bijdrage kan leveren aan het Nederlandse innovatiesysteem.

(6)

Inhoudsopgave

SAMENVATTING

INLEIDING ... 8

HOOFDSTUK 1 ONDERZOEKSOPZET... 12

1.1 PROBLEEMSTELLING... 12

1.1.1 Doelstelling ... 12

1.1.2 Vraagstelling... 13

1.1.3 Deelvragen ... 13

1.1.4 Randvoorwaarden... 14

1.2 DEFINIËRING BEGRIPPEN... 14

1.3 ONDERZOEKSMODEL... 16

1.4 TYPE ONDERZOEK... 16

1.5 ONDERZOEKSSTRATEGIE EN ONDERZOEKSMATERIAAL... 17

HOOFDSTUK 2 IMPERFECTIES IN DE VERMOGENSMARKT... 18

2.1 IMPERFECTIES EN DE WERKING VAN DE FINANCIËLE MARKT... 18

2.2 MARKTFALEN EN TYPE ONDERNEMING... 19

2.3 MARKTFALEN EN TYPE FINANCIERING... 20

2.3.1 Banken... 21

2.3.2 Financiële markten ... 21

2.3.3 Business angels/Informal investors... 21

2.4 CONCLUSIE IMPERFECTIES IN DE VERMOGENSMARKT... 22

HOOFDSTUK 3 DE VENTURE CAPITALMARKT ... 23

3.1 DE ROL VAN VENTURE CAPITAL BIJ DE FINANCIERING VAN BEDRIJVEN... 23

3.2 PROCES VAN VENTURE CAPITAL... 24

3.3 MARKTIMPERFECTIES IN DE VENTURE CAPITALMARKT... 26

3.4 CONCLUSIE VENTURE CAPITALMARKT... 28

HOOFDSTUK 4 INTERVENIËREN IN DE VENTURE CAPITALMARKT ... 30

4.1 VOORWAARDEN OVERHEIDSINTERVENTIE... 30

4.2 MOGELIJKE OVERHEIDSINTERVENTIES IN DE VENTURE CAPITALMARKT... 31

4.3 INTERVENTIEMOGELIJKHEDEN AAN DE AANBODZIJDE VAN VENTURE CAPITAL... 32

4.3.1 Publieke venture capital fondsen ... 33

4.3.2 Bescherming neerwaarts risico... 33

4.3.3 Upside leverage programma... 34

4.3.4 Operationele kosten programma’s... 34

4.3.5 Exit programma’s ... 35

4.3.6 Belastingmaatregelen ... 35

4.3.7 Investeringsregelgeving institutionele beleggers... 35

4.4 CONCLUSIE INTERVENIËREN IN DE VENTURE CAPITAL MARKT... 36

(7)

HOOFDSTUK 5 OVERHEIDSINTERVENTIES IN NATIONAAL EN INTERNATIONAAL

PERSPECTIEF ... 38

5.1 HET NEDERLANDSE INTERVENTIEBELEID... 38

5.1.1 Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ... 39

5.1.2 De Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen (1981-1995)... 39

5.1.3 De Durfkapitaalregeling (voorheen: ‘Tante Agaath Regeling’, 1996)... 41

5.1.4 Technostartersfondsen (1996)... 42

5.1.5 TechnoPartner Seed Faciliteit (2005)... 43

5.1.6 Conclusie nationaal interventiebeleid... 43

5.2 OVERHEIDSINTERVENTIES IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF... 44

5.2.1 Verenigde Staten ... 45

5.2.2 Verenigd Koninkrijk... 47

5.2.3 Zweden ... 49

5.2.4 Finland... 51

5.2.5 Israël ... 51

5.2.6 Conclusie overheidsinterventie in internationaal perspectief... 53

HOOFDSTUK 6 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ... 55

6.1 CONCLUSIE... 55

6.2 AANBEVELINGEN... 58

LITERATUURLIJST ... 60 BIJLAGE 1 ... ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

(8)

‘A consensus is emerging that U.S. institutions foster creative destruction and financial markets that welcome innovation, while Europe remains under the control of corporatist institutions that dampen competition and inhibit new entry’ (Gordon, 2004)

Inleiding

In dit inleidende hoofdstuk zal de probleemsituatie worden verduidelijkt. Allereerst zal de context van het probleem worden besproken. Vervolgens wordt het probleem aan de orde gebracht. In het laatste gedeelte van deze inleiding passeert de opdrachtgever de revue.

Context van het probleem

Innovatie en kenniseconomie zijn vandaag de dag begrippen in vele beleidsstukken en in de politieke arena. Beide begrippen vormen een belangrijk onderdeel van het probleem waar Nederland al meerdere jaren mee te kampen heeft: een economische groei die achter blijft bij de rest van Europa. Het Hoofdlijnenakkoord zegt dat de kern van dit probleem wordt gevormd door gestegen loonkosten en te weinig innovatief vermogen

1

. Omdat moderne economieën nu, maar zeker op lange termijn, concurreren op kennis en innovatie, krijgen de begrippen innovatie en kenniseconomie tegenwoordig extra veel aandacht.

Om te concurreren moet Nederland dus aansturen op innovatie en Nederland heeft hierbij hoge ambities. In Lissabon, maart 2000, hebben de lidstaten afgesproken dat de Europese Unie binnen tien jaar zich moet ontwikkelen tot ‘de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie van de wereld’. Binnen de EU heeft Nederland de ambitie uitgesproken om tot de kopgroep te behoren.

Het oordeel over de gehele Nederlandse innovatiepositie is gematigd positief, zo blijkt uit benchmarkrapporten

2

. Het innovatievermogen van ons bedrijfsleven in brede zin is redelijk en bedrijven innoveren relatief efficiënt. Zo kent Nederland in internationaal perspectief een hoge arbeidsproductiviteit per gewerkt uur, maar de groei daarin blijft achter en andere

1 Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66 (2003), Meedoen, meer werk, minder regels; blz. 3.

2 European Commission (2005), European competitiveness report 2004. Competitiveness and benchmarking.

European Commission (2005), European Innovation Scoreboard 2004.

(9)

landen lopen snel in. Verder geldt dat de kennisbasis gezond is doordat de publieke R&D- uitgaven relatief hoog zijn en het wetenschappelijk onderzoek gemiddeld van hoge kwaliteit is. Ook het ICT-klimaat is goed. Wat zorgen baart is de relatieve daling. Nederland is ‘losing momentum’, zoals de Europese Commissie, afdeling Enterprise & Industry Directorate- General dit omschrijft en in figuur 1 te zien is.

Figuur 1: Innovation scoreboard (Europese Commissie, afdeling Enterprise & Industry Directorate-General)

Het Innovatieplatvorm, in 2003 opgericht om voorstellen te ontwikkelen om de innovatiekracht van Nederland te versterken, heeft de sterke en zwakke punten van het Nederlandse innovatiesysteem in kaart gebracht

3

:

De sterke punten van het innovatiesysteem zijn:

De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek is van hoog niveau;

Nederland presteert goed bij patenten;

Relatief hoge medefinanciering van publiek toegepast onderzoek door het bedrijfsleven;

De toegang tot ICT en het gebruik van ICT is in Nederland goed;

Het aantal kenniswerkers in Nederland.

(10)

De zwakke punten van het innovatiesysteem zijn:

Achterstand R&D-intensiteit Nederlandse bedrijven;

Groeiend tekort aan kenniswerkers, in het bijzonder bèta, technici en R&D-ers;

Te weinig innovatief ondernemerschap;

Onvoldoende benutting van resultaten van wetenschappelijk onderzoek;

Zwakke wisselwerking tussen kennisinfrastructuur en bedrijfsleven;

De financiering van innovatie is problematisch.

Het innovatieplatform komt tot de conclusie dat Nederland veel meer potentie heeft om meer groei uit innovatie te halen dan nu het geval is. De basis voor een meer innovatiegedreven groeipad is goed en de Nederlandse uitgangspositie is gunstig. Ondanks deze gedegen innovatiebasis in Nederland, kraakt de kenniseconomie behoorlijk.

Het probleem

Zoals hierboven aangegeven, is de financiering van innovatie in Nederland een van de zwakke punten van het innovatiesysteem. Toegang tot financiering is een cruciaal onderdeel in het innovatieproces. Het zorgt er namelijk voor dat de resultaten van Research en Development vertaald worden in commerciële uitkomsten. De toegang tot kapitaal is voornamelijk belangrijk voor kleine ondernemingen. Venture capital is een specifieke vorm van financieren waarbij er, eventueel zij aan zij met het management, wordt geïnvesteerd in een bedrijf. Vaak zijn dit technologische bedrijven met een hoog risicoprofiel, die niet beursgenoteerd zijn. Venture capitalmaatschappijen kunnen in diverse fasen van een bedrijf investeren. Volgens het Innovatieplatform wordt de potentie van venture capital als groeifactor voor de innovatieve bedrijvigheid in Nederland te weinig benut. Vooral de investeringen door venture capitalists in de zogenaamde seed en start-up fase zijn erg laag.

Figuur 2 laat de investeringen in deze fase zien in verhouding tot het GDP (Gross Domestic

Product) in de verschillende EU-lidstaten en de Verenigde Staten. Nederland is wat deze

statistieken betreft een absolute middenmoter.

(11)

Figuur 2: Aandeel early-stage venture capital in verhouding tot GDP (OECD, 2005)

(12)

Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet

In het vorige hoofdstuk is het probleem van het onderzoek uiteengezet, in dit hoofdstuk zal de opzet van het onderzoek ter sprake komen. In paragraaf 1.1 zal de probleemstelling worden weergegeven die voortvloeit uit het, in de inleiding beschreven, probleemgebied. Daarna zullen in paragraaf 1.2 de empirische of operationele definities worden gegeven en in paragraaf 1.3 wordt het conceptuele model opgesteld. In paragraaf 1.4 komt het type onderzoek aan de orde en in paragraaf 1.5 de onderzoeksstrategie.

Er zijn twee manieren om een onderzoek aan te pakken: de klassieke variant of de ontwerp variant (de Leeuw, 1996). Voor dit onderzoek is gekozen voor de klassieke variant. Deze variant bestaat uit de volgende stappen: formulering van de probleemstelling, de opzet van het onderzoek in engere zin, het verzamelen van gegevens, de analyse en uiteindelijk de rapportage.

1.1 Probleemstelling

De probleemstelling bestaat uit twee onderdelen; de doelstelling die het kennisbelang van het onderzoek aangeeft en de vraagstelling die het kennisdoel van het onderzoek weergeeft (Verschuren, 1999). Vaak wordt er nog een derde onderdeel aan toegevoegd, de randvoorwaarden (de Leeuw, 1996). Dit zijn vooraf bepaalde inperkingen om het onderzoek haalbaar te maken.

1.1.1 Doelstelling

De doelstelling voor dit onderzoek is als volgt geformuleerd:

Inzicht verschaffen in de mogelijkheden om imperfecties in de venture

capitalmarkt op te lossen, teneinde de financiering van ondernemingen in de seed-

en early-stage fase te verbeteren.

(13)

1.1.2 Vraagstelling

De vraagstelling voor dit onderzoek, die gekoppeld is aan de doelstelling luidt:

1.1.3 Deelvragen

Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden is deze opgesplitst in de volgende vijf deelvragen:

1. Is er sprake van marktfalen bij de externe financiering van ondernemingen in de seed en start-up fase?

2. Welke rol speelt venture capital in de financiering van bedrijven, wat is het proces van venture capital en welke marktimperfecties kent de venture capitalmarkt?

3. Mag de overheid in een markt interveniëren, aan welke eisen moeten interventiemethoden voldoen en welke interventiemogelijkheden kunnen worden toegepast op de specifieke marktimperfecties in de venture capitalmarkt ?

4. Hoe ziet het interventiebeleid van de Nederlandse overheid voor venture capital eruit en hoe effectief is dit beleid?

5. Welke interventie-instrumenten voor stimulering van venture capital worden door overheden in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Denemarken en Israël

4

gebruikt en welke instrumenten zijn effectief?

Hoe kunnen imperfecties in de venture capitalmarkt worden opgelost om de

financiering van ondernemingen in de seed en start-up fase te verbeteren, uitgaande

van: marktimperfecties in de venture capitalmarkt, interventiebeleid in Nederland

en gebruikte interventiemethoden in het buitenland?

(14)

1.1.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarde moet voor dit onderzoek in acht worden genomen:

Het onderzoek moet samenhangen met behandelde thema’s van de master Small Business & Entrepreneurship van de Rijksuniversiteit Groningen.

1.2 Definiëring begrippen

In dit onderzoek komen een aantal begrippen naar voren die hieronder verduidelijkt zullen worden aan de hand van empirische of operationele definities (De Leeuw, 2001, p.35).

Wat er wordt verstaan onder venture capital verschilt van land tot land. Vaak worden in de academische literatuur begrippen als private equity, en venture capital en business angels op één hoop gegooid. Toch bestaan er grote verschillen tussen deze begrippen. Door de begrippen apart te behandelen, zal het begrip venture capital duidelijk worden gemaakt.

‘Private equity is investments by institutions or wealthy individuals in both publicly quoted and privately held companies. Private equity investors are more actively involved in managing their portfolio companies than regular, passive retail investors.

The main types of financing included in private equity investing are venture capital, management and leveraged buyout’(Cardelius en Lundborg, 1999).

Voor dit onderzoek is gekozen voor de Amerikaanse definitie van venture capital:

‘Money provided by investors to start-up firms and small businesses with perceived,

long-term growth potential. This is a very important source of funding for seed and

start-up firms that do not have access to capital markets and typically entails high risk

for the investor but has the potential for above-average returns. It often includes

managerial and technical expertise’ (investopedia.com).

(15)

Dit onderzoek hanteert de volgende definities van een venture capitalist:

‘Venture capitalists are organisations which invest equity capital in high risk projects and try to add value through ongoing supply of management resources’ (Cardelius en Lundborg, 1999).

De definitie van business angel/informal investor is een welgesteld individu, vaak met jarenlange zakelijke ervaring, die eigen geld investeert in ondernemingen en zich intensief bemoeit met de dagelijkse gang van zaken in deze ondernemingen. De grens tussen venture capital en de business angel is heel dun, aangezien veel business angels holding constructies gebruiken om voor het managen van hun investeringen. Het grote verschil is dat venture capitalists door externe partijen worden gefinancierd en business angels eigen geld gebruiken voor de financiering van ondernemingen (Cardelius en Lundborg, 1999).

Voor de seed en start-up fase zullen de volgende definities worden gehanteerd:

Seed fase: Bedrijven die nog geen commerciële activiteiten hebben ontwikkeld en nog voornamelijk bezig zijn met research en development (EVCA, 2004).

Start-up fase: Bedrijven die in het startproces zitten of die net begonnen zijn en de

stap willen zetten naar commerciële exploitatie van hun product

(EVCA, 2004).

(16)

1.3 Onderzoeksmodel

In dit onderzoek zullen verschillende onderwerpen / concepten worden onderzocht. Tussen deze concepten bestaat een bepaald verband. Dit veronderstelde verband wordt hieronder in het onderzoeksmodel weergegeven (Baarda en de Goede, 1999, 42).

Figuur 1.1: onderzoeksmodel

1.4 Type onderzoek

Dit onderzoek heeft een explorerend karakter. Met dit type onderzoek wil men tot verklaringen van verschillen en samenhangen komen. Men heeft voorafgaand aan het onderzoek nog geen uitgesproken ideeën over de mogelijke verbanden of verschillen

5

. Verder zijn er verschillende soorten onderzoek te onderscheiden: zuiver wetenschappelijk-, maatschappelijk relevant-, beleidsrelevant-, beleidsondersteunend- en probleemoplossend onderzoek. Dit onderzoek kan worden gezien als beleidsondersteunend onderzoek. ‘Een beleidsondersteunend onderzoek beoogt concrete (in de probleemstelling gespecificeerde) kennis op te leveren die bruikbaar is in een specifieke situatie van (een) aanwijsbare klant(en) en een gedeelte van de totale kennisbehoefte bevredigt’ (de Leeuw, 1996, p.76). Producten van beleidsondersteunend onderzoek kunnen zijn: beweringen, ontwerpen, aanpakken en

5 Baarda, D.B. en M.P.M. de Goede, Basisboek; methoden en technieken, Stenfert Kroese, Houten, 2e druk 1999

Vraag naar venture capital

financiering

Aanbod van venture capital

financiering Martkfalen

Overheidinterventie Marktimperfecties

(17)

instrumenten. De kenmerken van dit onderzoek en beleidsondersteunend onderzoek komen sterk met elkaar overeen. Dit onderzoek tracht namelijk een programma van eisen op te leveren voor een Nederlands stimuleringsbeleid ten aanzien van venture capital. Het onderzoek zoekt niet naar een oplossing voor een specifiek probleem, maar heeft een adviserende functie. Als product kan dit onderzoek worden gezien als een aanpak.

1.5 Onderzoeksstrategie en onderzoeksmateriaal

De onderzoeksstrategie is een geheel van met elkaar samenhangende beslissingen over de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd (Verschuren en Doorewaard, 2000). Bij het bepalen van de onderzoeksstrategie zijn er drie beslissingen van belang. Allereerst de beslissing tussen breedte of diepgang. Ten tweede de beslissing tussen kwalitatief versus kwantitatief. De laatste beslissing moet genomen worden tussen empirisch versus bureauonderzoek. Voor dit onderzoek kan worden gesteld dat er is gekozen voor een breed, kwalitatief en empirisch onderzoek. In onderstaande tabel zal de onderzoeksstrategie en het gebuikte onderzoeksmateriaal per deelvraag gedetailleerd worden besproken. De laatste deelvraag zal niet behandelt worden aangezien deze voortvloeit uit de voorgaande vier deelvragen.

Deelvraag Onderwerp Benodigde informatie Dataverzamelingsmethode 1 Aantonen van marktfalen

externe financiering voor bedrijven in de seed en start- up fase.

Literatuur marktfalen in de

vermogensmarkt. Deskresearch

2 Aantonen en benoemen

marktimperfecties in de venture capitalmarkt.

Literatuur omtrent marktimperfecties in de venture capitalmarkt.

Deskresearch

3 Directe en indirecte interventiemethoden om venture capital te stimuleren.

Literatuur omtrent instrumenten om venture capital te stimuleren en evaluaties hiervan.

Deskresearch

4 Huidige Nederlandse

interventiebeleid.

Opsomming gehanteerde

methoden en evaluaties. Deskresearch/informanten 5 Buitenlands interventiebeleid. Gehanteerde methoden in

buitenland en evaluaties. Deskresearch/informanten

Tabel 1.1: overzicht onderzoeksstrategie

(18)

Hoofdstuk 2 Imperfecties in de vermogensmarkt

Voor de ontplooiing en bevordering van ondernemerschap moet de financiële sector voorzien in adequate financiering tegen acceptabele financieringsvoorwaarden. Bestaande ondernemingen met relatief voorspelbare kasstromen van voldoende grootte, ondervinden meestal weinig beperkingen. Voor meer innovatieve ondernemingen of net gestarte ondernemingen is dit vaak veel complexer. Fricties in de vermogensmarkt kunnen de toegang tot financiering voor dit type onderneming beperken. Dit hoofdstuk zal de vermogensmarkt nader analyseren en de aanwezige fricties bespreken. Uiteindelijk zal deze analyse moeten aantonen dat er een ratio is voor overheidsinterventie. Paragraaf 2.1 zal de werking van de financiële markt bespreken en de marktimperfecties die daarbij optreden. De volgende paragrafen, 2.2 en 2.3, zullen respectievelijk marktimperfecties zetten tegenover het type onderneming en het type financiering. Paragraaf 2.4 vormt het concluderende gedeelte van dit hoofdstuk.

2.1 Imperfecties en de werking van de financiële markt

In een goed werkende financiële sector vindt een efficiënte allocatie van vermogen plaats tegen lage kosten. In zo’n ideale wereld bestaan geen fricties en werken markten optimaal.

Zo’n markt wordt aangeduid als een perfecte markt en vormt het vertrekpunt van de moderne financieringstheorie. Het bestaan van fricties in de financiële sector is echter een ‘fact of life’

en de basis van bijna de gehele ontwikkeling van de financieringstheorie gedurende de laatste decennia. Het bestaan van fricties zorgt voor veel problemen. Het resulteert in verhoging van de vermogenskosten van ondernemingen en kan zelfs de toegang tot vermogen belemmeren.

In dat laatste geval is er sprake van marktfalen (Boot en Schmeits, 2004).

Marktfalen kan worden veroorzaakt door informatie asymmetrie. Hierbij maakt men

onderscheidt tussen ex ante informatie asymmetrie en ex post informatie asymmetrie

(Scholtens, 1998). Ex ante informatie asymmetrie wordt ook wel het ‘adverse selection-

probleem’ genoemd. Adverse selection ontstaat als gevolg van het bestaan van

informatieasymmetrie tussen een onderneming en financiers over de kwaliteit en waarde van

de onderneming, bijvoorbeeld over de aantrekkelijkheid van een aanwezige of potentiële

investering en de daaruit voortkomende cashflow. Indien het management van een

(19)

onderneming over betere informatie beschikt dan de potentiële financiers, dan zullen deze financiers een waarde inschatten die de gemiddelde kwaliteit van hun inschatting weerspiegelt (Boot en Schmeits, 2004). Dit laatste zorgt voor marktfalen, omdat goede ondernemingen deze condities niet zullen accepteren. Zij zullen proberen op een andere wijze te financieren of zien zelfs mogelijk af van de investering. Minder waardevolle ondernemingen zullen de gemiddelde condities wel accepteren, waarop financiers hun financieringscondities in negatieve zin zullen bijstellen. Dit kan leiden tot een vicieuze cirkel waarin slechte ondernemingen de goede uit de markt drukken, met een compleet marktfalen en uitblijven van investeringen als gevolg. Dit staat bekend als het ‘lemon’ probleem (Boot en Schmeits, 2004).

De ex post informatie asymmetrie, ook wel aangeduid als het ‘agency-probleem’ duidt op beheersingsproblemen die kunnen ontstaan nadat de financiering is verleend (Scholtens, 1998). Ondernemingen kunnen hun investeringsgedrag in de loop der tijd aanpassen, door bijvoorbeeld het risico van de investeringsstrategie te verhogen, het verlagen van het inspanningsniveau door het management en het moedwillig aanwenden van de financiële middelen voor andere doeleinden dan oorspronkelijk gepland. Dit laatste wordt het ‘moral hazard’ probleem genoemd. Om deze onzekerheden te bepreken kunnen financiers besluiten om intensief te screenen (afwegen van de investeringsintenties van de onderneming) en monitoren (controle van het gedrag na de financiering). Deze maatregelen zorgen echter voor een toename van de transactiekosten van een financiering (Scholtens, 1998).

2.2 Marktfalen en type onderneming

Informatie asymmetrie kan een efficiënte allocatie van vermogen in de economie verstoren,

waardoor economisch goede projecten soms niet gefinancierd worden. Informatie asymmetrie

speelt voornamelijk een probleem bij de financiering van bedrijven in de seed of start-up fase,

snelgroeiende ondernemingen en ondernemingen die sterk afhankelijk zijn van immateriële

activa, zoals R&D ondernemingen (Boot en Schmeits, 2004). Deze ondernemingen missen

over het algemeen een track record, transparantie en ze zijn minder voorspelbaar. Ook zijn dit

soort ondernemingen vaak risicovoller voor financiers, aangezien het belangrijkste bezit van

deze ondernemingen veelal bestaat uit immateriële kennis. Dit biedt voor financiers te weinig

waarborg en wijzen daarom veel financieringsaanvragen af.

(20)

De schaal van de onderneming speelt bij informatieproblemen ook een rol. Voor kleinere bedrijven is het vaak kostbaarder om informatieproblemen op te lossen, bijvoorbeeld door de hoge vaste kosten van het communiceren van informatie naar de markt. Daarnaast zijn kleine ondernemingen, met name startende ondernemingen, terughoudender in hun openheid met betrekking tot de bedrijfsstructuur, groeimogelijkheden en strategische oriëntatie dan grote ondernemingen. Tegelijkertijd is het voor financiers niet efficiënt om veel te investeren in de vergaring van informatie van kleine bedrijven (Boot en Schmeits, 2004).

Het is heel moeilijk om mogelijk marktfalen in de vermogensmarkt aan te tonen, aangezien de niet voorziene financieringsbehoefte achteraf moeilijk kan worden gemeten. De bedrijven die financiering nodig hebben komen namelijk helemaal niet in beeld of nemen een alternatieve weg die wel tot financiering leidt (Bannock Consulting, 2001). Toch heeft empirisch wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat niet-transparante ondernemingen met veel immateriële activa veel sterker afhankelijk zijn van intern gegenereerde financiële middelen.

Hoewel interne middelen voor bijna alle ondernemingen de belangrijkste financieringsbron zijn, laat empirisch onderzoek zien dat het groeipotentieel van ondernemingen met beperkte toegankelijkheid tot extern vermogen het meest onder druk staat (Boot en Schmeits, 2001).

2.3 Marktfalen en type financiering

Het type financiële contract (vreemd vermogen, eigen vermogen of een hybride vorm) en

specifieke contractkenmerken beïnvloeden de informatieproblemen die samenhangen met

externe financiering. Zo is eigen vermogen altijd erg informatiegevoelig en kent een lening

die volledig is afgedekt met zekerheden, niet of weinig informatieproblemen. Ook de keuze

van het type vermogensverschaffer is van invloed. Elk soort vermogensverschaffer vervult

een specifieke rol in het omgaan met informatie problemen en beïnvloedt daarmee de

beschikbaarheid en kosten van vermogen. Voor dit onderzoek zullen achtereenvolgens de

volgende vermogensverschaffers de revue passeren: banken, de financiële markten, informal

investors en venture capital. Deze laatste verschaffer van vermogen zal in hoofdstuk 3 extra

onder de aandacht komen, aangezien dit onderzoek zich op deze specifieke financieringsvorm

concentreert.

(21)

2.3.1 Banken

Als financiële intermediairs voeren banken screeningsactiviteiten uit en doen aan zij aan monitoring. Wanneer banken dit screenen en monitoren op een efficiënte manier doen hebben zij een comparatief voordeel ten opzichte van individuele vermogensverschaffers. Dit voordeel kan gerealiseerd worden wanneer er een grote concentratie van financieringen plaatsvindt bij een bank en door specialisatie in monitoring en screening. Op die manier ontstaan er schaalvoordelen en kan de bank een yield garanderen aan haar kapitaalverstrekkers. Door de intermediaire rol die een bank vervult zal een bank streven naar beperking van het risico. Voor financieringen zullen ondernemingen zekerheden moeten verstrekken. Hierdoor zullen ondernemingen in de seed en start-up fase zonder enig trackrecord niet snel in aanmerking komen voor bancaire financiering (Scholtens, 1998).

2.3.2 Financiële markten

Wanneer we spreken over financiering via financiële markten, gaat het om financiering door middel van plaatsing van obligatieleningen of door uitgifte van aandelen. Doordat er bij financiële marktfinanciering sprake is van beperkte monitoring leidt dit tot een slechte toegankelijkheid van de obligatiemarkt voor ondernemingen met een hoog risico. De Eurobondmarkt staat bijvoorbeeld alleen open voor grote ondernemingen met een hoge creditrating. Kleine ondernemingen maken geen schijn van kans om via de financiële markt vreemd vermogen aan te trekken. Ook wat eigen vermogen betreft, vereisen financiële markten (aandelenmarkten) een relatief grote kapitalisatie, waardoor deze vorm van financiering voor veel kleine ondernemingen ook niet haalbaar is.

2.3.3 Business angels/Informal investors

De markt van informal investors voorziet in de financiering middels risicodragend vermogen

van ondernemingen met een kapitaalbehoefte tot 100.000 (beursplein3.com). Financiering

door een informal investor wordt gekenmerkt door intensieve monitoring (hands-on-

(22)

groot nadeel van deze financieringsvorm is de beperkte omvang. Een ander nadeel is de slechte transparantie van de markt, waardoor veel ondernemingen de weg naar infomal investors niet kunnen of weten te vinden (Scholtens, 1998).

2.4 Conclusie imperfecties in de vermogensmarkt

Informatie asymmetrie, bestaande uit ex ante en ex post informatie asymmetrie, zorgt voor fricties in de vermogensmarkt, waardoor ondernemingen in seed en start-up fase onvoldoende of zelfs geen toegang hebben tot externe financiering. Dit kan tot gevolg hebben dat economisch goede projecten niet of uitermate langzaam van de grond komen. Zelfs in een ontwikkelde financiële sector met toegang tot financiering van banken, informal investors, financiële markten en venture capitalmaatschappijen veroorzaken informatieproblemen belemmeringen bij de financiering van ondernemingen. Wat betreft bancaire financiering kunnen ondernemingen in de seed en start-up fase hier niet in aanmerking voor komen, mits zij voldoende zekerheden in het vooruitzicht kunnen stellen, die dit soort bedrijven niet of nauwelijks hebben. Door een te kleine marktkapitalisatie is de toegang tot de financiële markten voor kleine ondernemingen uitgesloten. Wat resteert als externe financiering is risicodragend vermogen. Deze financieringsvorm zorgt nog voor mogelijkheden voor ondernemingen in de seed en start-up fase. Dit gebeurt door investeringen van informal investors die kapitaalbehoevende ondernemingen tot 100.000 bedienen. Deze markt is echter van onvoldoende omvang om aan de vraag te voldoen. Financiering door middel van venture capital, wat de kern van dit onderzoek vormt, zal verder uitgebreid aan de orde komen in het volgende hoofdstuk. Ook bij deze vorm van financieren zal blijken dat veel ondernemingen in de seed en start-up fase hiervoor niet in aanmerking komen.

Marktfalen blijft empirisch moeilijk te bewijzen, maar op grond van het voorgaande wordt de aanwezigheid van marktfalen in de vermogensmarkt wel aannemelijk gemaakt.

(23)

Hoofdstuk 3 De venture capitalmarkt

Venture capital vormt de kern van dit onderzoek en zoals in het vorige hoofdstuk al is aangegeven zal deze financieringsvorm in dit hoofdstuk aan de orde komen. In paragraaf 3.1 zal de rol worden bestudeert die venture capital bij de financiering van ondernemingen inneemt. De volgende paragraaf zal meer inzicht geven in het gehele financieringsproces van venture capital. In paragraaf 3.3 zal worden nagegaan of er zich in de venture capitalmarkt marktimperfecties voordoen en wat hiervan de oorzaken zijn. Paragraaf 3.4 zal het concluderende gedeelte vormen van dit hoofdstuk.

3.1 De rol van venture capital bij de financiering van bedrijven

Traditioneel gezien heeft venture capital als fundamentele taak het dichten van de financieringskloof die bestaat voor goede projecten die geen traditionele financieringsbronnen (o.a. bancaire financiering) kunnen aanspreken wegens informatieasymmetrie en agency problemen.

Venture capitalmaatschappijen verschaffen op maat gemaakt risicodragende financiering, bijvoorbeeld door middel van een converteerbare obligatie en/of preferente aandelen. Daarbij dwingen venture capitalmaatschappijen zowel zeggenschap als uitwisseling van expertise af.

De combinatie van financiering, zeggenschap en verschaffing van expertise maakt het voor venture capitalist mogelijk creatieve bedrijven met nieuwe ideeën tot ontwikkeling te laten komen.

Venture capitalmaatschappijen functioneren veelal als intermediairs van banken,

pensioenfondsen en verzekeringsbedrijven. Door deze intermediaire rol kunnen venture

capitalmaatschappijen verder profiteren van schaalvoordelen in informatieproductie (zowel in

screening als monitoring), risicospreiding en mogelijk hergebruik van informatie (Boot en

Schmeits, 2004). Dit is waardevol omdat de ondernemingen die een beroep doen op venture

capital risicovol zijn en vanwege de aard van hun activa (meestal immaterieel) geen

zekerheden kunnen bieden. De voornaamste taken van de venture capital managers is

(24)

Daarbij moeten de kosten voor het delegeren van beslissingen naar ondernemers worden geminimaliseerd, om op die manier de agency kosten te beperken. De intensieve begeleiding vanuit venture capitalmaatschappijen heeft nog een tweede doelstelling, namelijk toegevoegde waarde creëren in de onderneming, om op die manier de waarde voor zowel financier als ondernemer te laten toenemen. Venture capital financiering is dus meer dan enkel geld. Een ander belangrijk kenmerk van venture capital is dat deze financieringsvorm over het algemeen gefaseerd verloopt. Dit vergroot de mogelijkheid om bij investeringsprojecten tijdig in te grijpen of deze te beëindigen.

De aanzienlijke controle die venture capitalmaatschappijen vereisen voor het beschikbaar stellen van vermogen kan een groot nadeel vormen van deze financieringsvorm. Dit kan er namelijk toe leiden dat bepaalde typen ondernemers afzien van deze vorm van financiering.

3.2 proces van venture capital

Het venture capital proces bestaat uit een vraag- en een aanbodcyclus. De vraagcyclus bestaat uit de kapitaalbehoefte van met name kleine bedrijven voor de creatie en/of groei van het bedrijf (Christofidis and Debande, 2001). De vraagcyclus bestaat uit de volgende fasen van financieringsbehoeften (Dollinger, 2003):

Early stage financing

In deze fase maakt men een onderverdeling in:

o

Seed capital

Dit is het relatief lage bedrag wat men nodig heeft om te bewijzen dat een concept levensvatbaar is en om haalbaarheidsstudies uit te voeren. Het is puur kapitaal wat gebruikt wordt om mogelijkheden te onderzoeken.

o

Start-up capital (first-stage financing)

Dit kapitaal zorgt ervoor dat het bedrijf zich kan organiseren en operationeel wordt. Het zorgt voor een eerste aanzet tot productontwikkeling en marketing.

Start-up capital wordt geïnvesteerd in een bedrijf voordat er significante

verkopen plaatsvinden; start-up capital moet juist voor deze verkopen zorgen.

(25)

Expansion or development financing

Deze fase maakt weer onderscheidt tussen de volgende drie fasen:

o

Second-stage financing

Dit is werkkapitaal wat de eerste commerciële verkopen ondersteunt.

o

Third-stage financing

Wordt door ondernemingen gebruikt om de verkopen op te voeren tot het breakeven en positieve cashflow niveau.

o

Fourth-stage financing/mezzanine

Dit is de financieringsbrug tussen het private bedrijf en het bedrijf wat naar de beurs gaat.

Het venture capital proces kan ook worden gezien als een aanbodcyclus. Bij dit proces wordt door een venture capitalist een fonds opgericht en wordt kapitaal opgehaald bij investeerders.

Vervolgens wordt het kapitaal geïnvesteerd in diverse potentieel aantrekkelijke bedrijven,

vaak met een tijdshorizon tussen de vijf en tien jaar. Na de investering spelen fondsmanagers

(venture capitalists) een actieve rol bij het monitoren, adviseren en groeien van het bedrijf

zodat in een latere fase een lucratieve exit kan worden bewerkstelligd. De aanbodcyclus

herhaalt zich wanneer er een nieuw fonds wordt opgericht. Figuur 2.1 geeft het gehele venture

capital proces schematisch weer.

(26)

Figuur 3.1: Het proces van venture capital (Bygrave & Timmons, 1992)

3.3 Marktimperfecties in de venture capitalmarkt

Zoals in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk naar voren is gekomen, vult venture capital

‘van nature’ het financieringsgat op wat traditionele financiers hebben opengelaten, te weten:

financiering van risicovolle en zeer informatiegevoelige ondernemingen die een grote mate van monitoring vereisen en weinig tot geen zekerheden kunnen bieden. De ervaringen met venture capital wijzen echter het tegendeel uit. Steeds meer venture capitalmaatschappijen schuiven door naar investeringen in ondernemingen die zich bevinden in de expansion en development fase en investeren nauwelijks meer in ondernemingen in de seed en start-up fase.

Uit onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) in april 2005 blijken de investeringen in de seed en start-up fase in 2004 ten opzichte van 2003 te zijn

Investors

- Provide capital

Venture Capital Firms

- Identify and screen opportunities

- Transact and close deals - Monitor and add value - Raise additional funds

Portfolio Companies

- Use capital

Money

Limited Partners - Pension funds - Individuals - Corporations - Insurance companies - Foreign

- Endowments

2-3% annual fee

General Partners

12-25% of capital gains

IPO’s/mergers/alliances

Equity

Money

Entrepreneurs Opportunity

Creation and Recognition Execution

Value creation Harvest Gatekeepers

1% Annual Fee

(27)

gehalveerd tot 37 miljoen, het niveau van begin jaren negentig. Deze daling was het gevolg van het feit dat er weinig kapitaal beschikbaar was voor investeringen in deze fasen. Een aantal fondsen trok zich terug uit deze markt, terwijl andere fondsen, die bijna volledig geïnvesteerd zijn, hun resterende kapitaal beschikbaar hielden voor hun bestaande portefeuille. Daarentegen zijn de investeringen in volwassen ondernemingen in 2004 toegenomen met ruim 75% tot 1,4 miljard. Het verloop van investeringen in ondernemingen de seed en start-up fase van 1993 tot 2004 is weergegeven in de figuur 3.2.

Figuur 3.2: Ontwikkeling investeringen in seed en start-up fase van 1993 tot 2004 (NVP, 2005)

Concluderend kan er worden gesteld dat er vanaf 1999 steeds minder venture capital beschikbaar is voor ondernemingen in de seed en start-up fase. Het gevolg hiervan is dat er bij equity financiering (o.a. venture capital) van ondernemingen in de seed en start-up fase een financieringsgat ontstaat, het zogenaamde ‘equity gap’ (Bannock Consulting, 2001).

Het equity gap bestaat uit twee componenten. Het ‘venture gap’, waar dit onderzoek zich met name op richt en het ‘risk capital gap’. Het venture gap bestaat voornamelijk uit zeer jonge innovatieve, risicovolle start-ups met een enorme groeipotentie. In Europa gaat het hierbij jaarlijks om 5000 innovatieve ondernemingen die equity financiering mislopen.

Het risk capital gap bestaat uit ondernemingen die een gemiddeld groei- en risicoprofiel

hebben. Zij moeten om verschillende redenen, bijvoorbeeld door uitputting van de

(28)

Tussen de 100.000 en 200.000 bedrijven in Europa ondervinden de nadelen van het risk capital gap. Voor beide componenten van het equity gap geldt dat deze het grootst zijn bij ondernemingen met een kapitaalbehoefte tussen de 100.000 en 1.000.000 euro.

Er zijn vier redenen waarom er marktimperfecties optreden in de venture capitalmarkt voor ondernemingen in de seed en start-up fase en die uiteindelijk hebben geleid tot het equity gap (Bannock Consulting, 2001):

-

Aangezien gemiddeld tien tot dertig procent van de projecten binnen de portfolio van een venture capitalist mislukken, zullen zij zeer selectief te werk gaan om hun doel, een Rate of Return van gemiddeld twintig tot dertig procent, te halen. Venture capitalists selecteren daarom investeringsprojecten met een behoorlijke grootte, die de potentie hebben om snelle en duurzame groei te realiseren.

-

De korte investeringshorizon van veel institutionele investeerders in venture capitalmaatschappijen en dan voornamelijk van banken en verzekeringsbedrijven dwingt venture capitalmaatschappijen te investeren in minder risicovolle projecten die snel resultaat opleveren.

-

Informatie asymmetrie maakt een investering in een klein bedrijf minder aantrekkelijk. De kosten om beschikbare informatie te verkrijgen wegen te zwaar in verhouding tot het te investeren bedrag.

-

Investeringsfondsen worden steeds groter van omvang. Dit heeft als gevolg dat kleine investeringen, ondanks gunstige vooruitzichten, minder interessant zijn, aangezien dit voor fondsbeheerders te management intensief wordt.

3.4 Conclusie venture capitalmarkt

Van origine richten venture capitalmaatschappijen zich op de verstrekking van risicokapitaal

aan jonge ondernemingen met een hoog risicoprofiel, die niet in aanmerking komen voor

traditionele financieringsvormen. Door het afdwingen van controle binnen een onderneming

en door uitwisseling van expertise, vloeit er veel bruikbare informatie naar de venture

capitalist, waardoor de kosten van informatie asymmetrie, zoals screening- en agencykosten,

kunnen worden gereduceerd. De intensieve uitwisseling van expertise zorgt er tevens voor dat

(29)

er zowel voor de venture capitalmaatschappij als voor de onderneming toegevoegde waarde ontstaat.

Het aanbod van venture capital aan ondernemingen in de seed en start-up fase blijkt de afgelopen jaren steeds meer te zijn afgenomen. In 1999 bedroeg het totale investeringsbedrag voor deze fasen nog ruim 300 miljoen, terwijl er in 2004 maar 37 miljoen beschikbaar was. De investeringen van venture capitalmaatschappijen zijn zich steeds meer gaan richten op ondernemingen in de expansion en development fase. Het totaal hierin geïnvesteerde bedrag bedroeg in 2004 1,4 miljard. Deze verschuiving heeft ervoor gezorgd dat veel jonge ondernemingen een equity gap ervaren, zij vallen onder de investeringsgrens van venture capitalmaatschappijen.

Het equity gap wordt veroorzaakt door imperfecties in de venture capitalmarkt, hiervoor zijn vier redenen te noemen:

-

Door een hoog faalpercentage binnen de portefeuille en de eis van een minimale rate of return van twintig procent, vallen veel investeringen onder de investeringsgrens van venture capitalmaatschappijen.

-

Huidige institutionele investeerders in venture capitalmaatschappijen, dit zijn met name banken, hanteren een korte investeringshorizon, waardoor men voornamelijk oog heeft voor investeringen in ondernemingen die snel resultaat opleveren en minder risicovol zijn.

-

Informatie asymmetrie speelt toch nog een belangrijke rol. De kosten van het verkrijgen van informatie wegen te zwaar in verhouding tot de grootte van de investering.

-

Grotere omvang van venture capital fondsen, waardoor kleinschalige investeringen te management intensief worden.

Gesteld kan worden dat de marktimperfecties in de venture capitalmarkt voornamelijk wordt

veroorzaakt door het hoge risico dat seed en start-up financieringen met zich meebrengen, met

als gevolg dat rendementseisen binnen een portfolio eventueel niet worden gehaald. Een

tweede oorzaak ligt in het feit dat de korte investeringshorizon van de huidige institutionele

(30)

Hoofdstuk 4 Interveniëren in de venture capitalmarkt

De voorgaande twee hoofdstukken hebben aangetoond dat het voor ondernemingen in de seed en start-up fase uitermate moeilijk is om externe financiering aan te trekken.

Marktimperfecties belemmeren namelijk de toegang tot bancaire financiering, financiering via kapitaalmarkten en risicodragende financiering. Hierdoor zijn veel jonge ondernemingen uitsluitend aangewezen op interne financiering of kapitaal van informal investors. Deze twee laatste financieringsvormen bieden echter onvoldoende mogelijkheden om aan de grote vraag aan seed en start-up kapitaal te voldoen.

Het gevolg van de slechte toegang tot externe financiering is tweeledig: ondernemingen die zich in de seed fase begeven kunnen hun jarenlange R&D-activiteiten niet omzetten in commerciële eindproducten en ondernemingen in de start-up fase ondervinden belemmeringen bij de expansie van de onderneming. Het grote belang van deze jonge ondernemingen voor de innovatiepositie en welvaart in ons land en het falen van de financieringsmarkt voor deze ondernemingen nodigt uit tot een actief overheidsbeleid in de vorm van marktinterventies.

Dit hoofdstuk behandelt de verschillende interventiemogelijkheden die de overheid ter beschikking staan om de venture capital industrie te stimuleren. In de eerste paragraaf worden een aantal eisen behandeld waaraan overheidsinterventies moeten voldoen. Paragraaf 4.2 geeft aan de hand van het interventiekader van Murray en Marriott (2000) een algemeen overzicht van de interventiemogelijkheden. Paragraaf 4.3 zal inzicht geven op welke manieren de overheid kan interveniëren in de venture capitalmarkt, zodat het aantal seed en start-up investeringen zal toenemen. Paragraaf 4.4 zal het concluderende gedeelte vormen van dit hoofdstuk.

4.1 Voorwaarden overheidsinterventie

De aanwezigheid van marktimperfecties in een markt met marktfalen als gevolg rechtvaardigt

overheidsinterventies. Overheidsinterventies staan echter over het algemeen op gespannen

voet met het publieke belang. Wanneer een overheid overgaat tot marktinterventie, zal dit

(31)

over het algemeen gepaard gaan met subsidies die de belastingbetaler bijeen brengt. Dit zorgt ervoor dat overheidsinterventies uit maatschappelijk oogpunt aan een aantal voorwaarden moeten voldoen (Asian Development Bank, 2002):

Kosten en risico’s die gepaard gaan met overheidsinterventies dienen minimaal te zijn.

De private sector moet gelijktijdig bij een overheidsinterventie worden ingeschakeld, alleen dan kan de effectiviteit van een interventie worden verzekerd.

De uitvoering van de maatregel moet zoveel mogelijk in de private sector plaatsvinden.

De private sector mag niet worden uitgesloten van risico’s. Op die manier kan men moral hazard gedrag van venture capitalists tegengaan.

Overheidsinterventies moeten een ‘sneeuwbal effect’ veroorzaken, waardoor de private sector op termijn niet meer afhankelijk zal zijn van maatregelen van overheidswege.

4.2 Mogelijke overheidsinterventies in de venture capitalmarkt

Voor de overheid zijn er een aantal interventiemogelijkheden om imperfecties in de financieringmarkt voor kleine ondernemingen te lijf te gaan. Door Murray en Marriott (2000) wordt er onderscheid gemaakt tussen beleidsmaatregelen aan de aanbodzijde en vraagzijde van de venture capital markt en tussen directe en indirecte interventies. Directe interventies in de venture capital markt kunnen bijvoorbeeld betekenen dat er door de overheid een venture capital fonds wordt opgezet of het betreffen maatregelen die direct een impact hebben op de venture capitalmarkt. Indirecte interventies zijn gericht op het verbeteren van de infrastructuur van de venture capitalmarkt. Beide typen interventies, direct en indirect, kunnen zowel op de vraagzijde (entrepreneurs) als aanbodzijde (venture capital markt) gericht zijn. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de diverse interventiemogelijkheden die de overheid ter beschikking staat.

Volgens Murray en Marriott (2000) is het vergroten van het aanbod van equity financiering en

de ontwikkeling van een dynamische venture capital markt een belangrijke voorwaarde voor

het vermeerderen van het aantal start-ups. Belangrijker is echter dat overheidsbeleid in eerste

(32)

vervolgens investeerders zal aantrekken. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de mogelijke overheidsinterventies aan de vraagzijde die gericht zijn op het stimuleren van ondernemerschap in een land. De weergegeven maatregelen behoren echter niet tot de kern van dit onderzoek en zullen dan ook niet in dit onderzoek behandeld worden. De maatregelen gericht op de aanbodzijde zijn wel geschikt voor dit onderzoek en zullen in de volgende paragraaf aan de orde komen.

Tabel 4.1: Het interventiekader van Murray & Marriot (2000)

4.3 Interventiemogelijkheden aan de aanbodzijde van venture capital

Interventies aan de aanbodzijde van venture capital zijn gericht op het dichten van het ‘equity gap’ wat start-ups en kleine ondernemingen veelal ondervinden. In deze paragraaf zullen achtereenvolgens de volgende inventiemogelijkheden aan de orde komen: Publieke venture capital fondsen, bescherming neerwaarts risico, upside leverage programma, operationele kosten programma’s, exit programma’s, belastingmaatregelen en investeringsregelgeving omtrent pensioenfondsen. Deze laatste interventiemogelijkheid valt buiten het interventiekader van Murray en Marriot, maar kan wel degelijk een instrument zijn om venture capital investeringen te stimuleren. Bij de behandeling van de verschillende

Maatregelen aan de vraagzijde (entrepreneurs)

Maatregelen aan de aanbodzijde (venture capital markt)

Directe interventies

Publieke incubators

Publiek venture capitalfondsen

Indirecte interventies

Promotie van onderneming en ondernemerschap

Vakkundig en bekwame beroepsbevolking

Business incubators,

wetenschapsparken en technologie clusters

Belastingmaatregelen

Bescherming neerwaarts risico

Upside leverage programma

Operationele kosten programma’s

Exit programma’s

Belastingmaatregelen

(33)

interventiemethoden worden de voorwaarden waaraan overheidsinterventie moeten voldoen in acht genomen en wordt er gekeken of er in meer of mindere mate aan wordt voldaan. Wil overheidsinterventie effectief zijn, dan moet deze aansluiting vinden op de specifieke oorzaken van marktimperfecties in de venture capitalmarkt. Bij de behandeling van de diverse instrumenten zal ook op deze aansluiting worden gelet.

4.3.1 Publieke venture capital fondsen

Directe interventie aan de aanbodzijde bestaat uit het oprichten van een publieke venture capital fonds. Directe interventie vindt veelal plaats in de seed fase van bedrijven, aangezien het risico voor veel private investeerders in deze fase te hoog is. De risico’s van eventuele verliezen van directe investeringen komen volledig voor rekening van de overheid. Daarbij speelt de private sector nauwelijks een rol bij deze vorm van interveniëren, terwijl dit toch een belangrijke voorwaarde is voor overheidsinterventie.

4.3.2 Bescherming neerwaarts risico

Gegeven het hoge risico van ondernemingen in de seed- en start-up fase, is het niet ongewoon dat een zeer groot aantal bedrijven binnen de portfolio van een venture capitalist het niet redden en tot verlies leiden van de geïnvesteerde bedragen. Deze verliezen kunnen uiteindelijk voor een onacceptabel lage Internal Rate of Return (IRR) van een fonds zorgen.

De overheid kan indirecte interventiemaatregelen nemen in de vorm van een neerwaarts

protectiesysteem om de risico’s te verminderen. Het mechanisme zorgt ervoor dat de overheid

een deel van de kosten van een mislukte investering op zich neemt. De garantie kan oplopen

tot 75% van de totale investering. Dit interventiemechanisme is voornamelijk interessant voor

kleine venture capital fondsen die weinig financiële bronnen ter beschikking hebben. Een

serieus nadeel van het systeem is dat venture capitalists potentiële investeringen minder goed

doorlichten op hun kans van slagen en daardoor investeren in veel te riskante ideeën en

ondernemingen. Dit wordt ook wel ‘moral hazard gedrag’ genoemd van venture capitalists.

(34)

4.3.3 Upside leverage programma

Het upside leverage programma beschermt de venture capitalist niet tegen de gemaakte kosten van een investering, maar fungeert de overheid als hoeksteen van een privaat venture capitalfonds. Over het algemeen wordt er door de overheid voor elke, door een venture capitalist geïnvesteerde euro, één of meerdere euro’s tegenovergesteld. De upside leverage regeling kan zeer interessant zijn wanneer er wordt geïnvesteerd in ondernemingen met potentie, maar die ‘cash demanding’ zijn. Aangezien de venture capitalist door het leverage programma aanspraak kan maken op meerdere financieringsronden, is dit programma, net zoals het neerwaarts protectiesysteem, zeer interessant voor kleinere fondsen. De overheidsbijdrage aan het fonds zorgt voor een hefboomwerking van zowel de omvang als de inkomsten van het fonds. De upside leverage regeling moet gezien worden als een lening van de overheid aan het venture capital fonds. Er wordt dan ook vaak jaarlijks interest over de overheidsbijdrage betaald of de overheid deelt mee in de toekomstige winsten van het fonds.

Volgens diverse venture capital fondsen kunnen de voordelen van een upside leverage regeling oplopen tot een toename van dertig procent van de Internal Rate of Return van een fonds.

4.3.4 Operationele kosten programma’s

Een andere indirecte interventiemogelijkheid die de overheid ter beschikking staat is de vergoeding van de operationele kosten van een venture capital fonds. Het gangbare management tarief voor het beheren van een fonds wordt voornamelijk door grotere venture capitalists bepaald. Dit heeft nadelige effecten voor kleinere venture capital fondsen.

Afhankelijk van de reputatie van een fonds, staat het management fee van kleinere venture

capital fondsen continu onder druk. De norm voor de ‘fee’ ligt tussen de 2-2,5% van het totale

geïnvesteerde bedrag van het fonds, terwijl kleine (seed) venture capital fondsen een fee

nodig hebben tussen de 4-5% om de operationele kosten van het fonds te dekken. Dit hoge

niveau kan betekenen dat een substantieel deel van het fondsvermogen op gaat aan kosten

voor het managen van het fonds, in plaats van te investeren in de portfolio. Specifieke

programma’s die door de overheid kunnen worden geïnitieerd, vaak in de vorm van subsidies,

kunnen deze beperkingen verminderen. Dit interventie-instrument brengt hoge kosten met

zich mee en de controle op het juiste gebruik van de subsidie is lastig uit te voeren.

(35)

4.3.5 Exit programma’s

Een groot obstakel in de ontwikkeling van een dynamische venture capital markt is volgens Christofidis en Debande (2001) de afwezigheid van effectieve ‘exit routes’ voor investeringen. Vooral de Initial Public Offering (IPO), ofwel eerste beursgang, als exit mechanisme is zeer aantrekkelijk voor de venture capital industrie om investeringen tegen goede rendementen te gelde te maken of om nieuw kapitaal op te halen. Dit exit mechanisme wordt echter nauwelijks gebruikt door venture capitalists. Voornamelijk het slechte beurssentiment en de matige interesse van institutionele beleggers voor IPO’s zijn redenen hiervoor. Ook is vaak de nationale aandelenmarkt door de lage kapitalisatie en liquiditeit, minder aantrekkelijk om een beursgang te initiëren. Om dit tegen te gaan wordt er vaak gepleit voor een pan-Europese kapitaalmarkt, vergelijkbaar met de Amerikaanse technologiebeurs NASDAQ. Overheidsbeleid kan de regelgeving rond de IPO dusdanig aanpassen dat het aantrekkelijker wordt om beursgang te initiëren. Tevens kan de overheid zich bewust mengen in het opzetten van een pan-Europese aandelenbeurs.

4.3.6 Belastingmaatregelen

Indirecte interventie kan ook geschieden door middel van belastingmaatregelen. Deze maatregelen hebben zowel effect op de vraag- als aanbodzijde van de venture capital markt.

Diverse studies hebben aangetoond dat er een significant verband bestaat tussen het verlagen van belastingen en een toename van het aantal investeringen door venture capitalists. Het blijkt echter vaak moeilijk aantoonbaar welke ondernemingsfasen het meest baat hebben bij belastingmaatregelen.

4.3.7 Investeringsregelgeving institutionele beleggers

Buiten het interventiekader van Murray en Marriott biedt een artikel van de OECD

6

inzicht in

nog een maatregel om het aanbod van kapitaal te vergroten. Volgens dit artikel kan venture

capital alleen groeien als investeerders meer kapitaal voor een langere periode ter beschikking

stellen. Belangrijk hierbij is om te kijken naar de bronnen van venture capital. In de meeste

landen in Europa (o.a. Nederland) zijn voornamelijk banken de belangrijkste investeerders in

(36)

venture capital fondsen. Dit in tegenstelling tot Amerika waar pensioenfondsen het meeste kapitaal ter beschikking stellen (Bance, 2004). Een groot verschil tussen banken en pensioenfondsen is hun investeringshorizon. Banken willen over het algemeen snel rendement behalen en hanteren een korte investeringhorizon. Dit zorgt ervoor dat venture capital fondsen, met banken als hun grootste financiers, investeren in veiligere en meer volwassen ondernemingen. Het is daarom van belang dat lange termijn investeerders, zoals pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen, worden aangemoedigd om venture capital als volwaardige belegging in hun portefeuille op te nemen. Op die manier kan venture capital ook naar kleinere en risicovollere investeringen in de seed- en start-up fase vloeien.

Initiatieven van de overheid om dit te stimuleren moeten vooral gericht zijn op aanpassing van de regelgeving rondom de investeringseisen die pensioenfondsen door de overheid krijgen opgelegd. Risico’s en kosten voor de overheid zijn minimaal om deze regelgeving aan te passen

4.4 Conclusie interveniëren in de venture capital markt

Bij marktinterventies is het belangrijk dat de overheid het publieke belang niet uit het oog verliest, dus kosten en risico’s moeten minimaal zijn. Bovendien moet de private sector gelijktijdig bij de invoering van een maatregel worden ingeschakeld en moet de uitvoering zoveel mogelijk in handen liggen van de private sector, alleen dan zal interveniëren effectief zijn.

De meest directe interventiemethode van de overheid is de oprichting van publieke venture

capital fondsen. Hierbij moet niet uit het oog worden verloren dat het volledige risico bij de

overheid ligt en dat de private sector, met al zijn knowhow, geen enkele rol van betekenis

speelt. Maatregelen waarbij de overheid garant staat voor het neerwaarts risico en de

operationele kostenprogramma’s, zijn minder directe interventiemethoden. De maatregel ter

bescherming van het neerwaarts risico kan leiden tot moral hazard gedrag van venture

capitalists, waardoor er geïnvesteerd wordt in te riskante projecten. Dit kan uiteindelijk

resulteren in grote verliezen voor de overheid. Bij het operationele kosten programma komt

de overheid tegemoet in de kosten van het managen van voornamelijk kleine venture capital

fondsen. Deze maatregel brengt ook met zich mee dat de kosten voor de overheid hoog

kunnen zijn en de controle op het juiste gebruik van de regeling moeilijk is.

(37)

Belastingmaatregelen hebben in het verleden aangetoond een positief effect te hebben op het aantal investeringen door venture capitalists, echter is een verband tussen de invoering van een belastingmaatregel en een toename van het aantal seed en start-up financieringen nooit aangetoond. De upside leverage regeling, waarbij een overheidsbijdrage (meestal in de vorm van een lening) zorgt voor leverage van het totale fondsvermogen, kan zeer veel invloed hebben op de prestaties van venture capitalists. Tevens is het risico voor de overheid kleiner dan bij de vorige maatregelen en is er een grotere betrokkenheid en risicoparticipatie van de private sector. De overheid kan verder de infrastructuur van de venture capitalmarkt verbeteren door aanpassingen in de regelgeving rond IPO’s en investeringseisen voor pensioenfondsen. Dit soort infrastructurele verbeteringen gaat gepaard met minimale kosten en risico’s voor de overheid, maar de participatie van de private sector is ook minimaal.

Geconcludeerd kan worden dat een upside leverage regeling en aanpassing van de investeringseisen van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen goed aansluiten op de oorzaken van de marktimperfecties en in grote mate voldoen aan de interventievoorwaarden waar een overheid rekening mee dient te houden.

De upside leverage regeling leidt tot directe betrokkenheid van de private sector. Ook de uitvoering van dit interventie-instrument ligt in handen van de private sector. Door participatie van de overheid worden risico’s voor venture capitalmaatschappijen gedeeltelijk weggenomen, waardoor de drempel voor private partijen lager komt te liggen om te investeren in ondernemingen in de seed en start-up fase.

Door aanpassing van de investeringseisen met betrekking tot risicokapitaal van institutionele

beleggers, met name van pensioenfondsen, kan er meer kapitaal beschikbaar komen met een

langere investeringtermijn. Dit kan ervoor zorgen dat investeringen in jonge ondernemingen,

die vaak een langere periode nodig hebben om rendabel te worden, meer kansen krijgen.

(38)

Hoofdstuk 5 Overheidsinterventies in nationaal en internationaal perspectief

In diverse landen hebben overheidsinitiatieven plaatsgevonden om het equity gap te overbruggen. Meestal zijn de initiatieven gericht op het ondersteunen van de groei van het nationale venture capital aanbod, maar zij kunnen ook gericht zijn op het stimuleren van venture capital in bepaalde sectoren, zoals hightech bedrijven en het verspreiden van venture capital naar minder gewilde regio’s. Om venture capital te stimuleren wordt er over het algemeen in diverse landen door de overheid gebruik gemaakt van de in het vorige hoofdstuk beschreven interventiemogelijkheden. In dit hoofdstuk worden er een aantal landen geanalyseerd op hun overheidsinterventies, te weten: de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Denemarken en Israël. Deze landen zijn voor dit onderzoek geselecteerd omdat het aandeel early-stage venture capital in verhouding tot het Gross Domestic Product (GDP) in deze landen ver boven het EU gemiddelde ligt en deze landen hoog scoren op de lijst van meest innovatieve landen in de wereld. (Zie voor de statistieken bijlage één). Het doel van de diverse landenanalyses is dat deze kunnen bijdragen aan de zoektocht naar oplossingen om marktimperfecties in de venture capitalmarkt in Nederland te reduceren. Alvorens de eerdergenoemde landen aan de orde zullen komen, wordt allereerst in paragraaf 5.1 het Nederlandse stimuleringsbeleid ten aanzien van risicokapitaal onder de loep genomen. In paragraaf 5.2 worden de eerdergenoemde landen geanalyseerd. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden er conclusies getrokken uit diverse landenanalyses.

5.1 Het Nederlandse interventiebeleid

Het “moderne” Nederlandse interventiebeleid begint in de jaren tachtig met de oprichting van

de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en de ingebruikname van een aantal

stimuleringsmaatregelen. Voor dit onderzoek worden een viertal van dat soort maatregelen

gericht op het stimuleren van het aanbod van (risicodragende) financiering aan

ondernemingen, onder de loep genomen: de Garantieregeling Particuliere

Participatiemaatschappijen (GPPM), de Durfkapitaalregeling (voorheen: “TanteAgaath

Regeling”), de Technostartersfondsen en de TechnoPartner Seed Faciliteit. De maatregelen

zijn zoveel mogelijk ingedeeld naar het interventiekader van Murray en Marriott (2000). Voor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Research Question 3.2: Does considering further user profile information for bullying network users, such as age and history of comments, improve the accuracy of

The impact of venture capital reputation on the long run performance of Asian venture- backed initial public offerings.... Venture-backed initial public offerings in China, Japan

The minimum RMS relative energy spread and collection efficiency of the accelerated bunches versus the injection position of the externally injected electron bunch... pulse has a

However, the negative results of CVC can be attributed to the minor attention of this type of VC towards the financial performance of the company, while, regarding the

This thesis expands the literature on geographical preference by examining the investments of venture capital with a sample of Dutch venture capital investments for

Voor de bepaling van het percentage aandelen in bezit van de ondernemer, dat afhankelijk is van het toekomstige onderne- mingsresultaat, is de volgende formule gehanteerd: het

In this study I provide an assessment of the factors that make Venture Capital (VC) a form of financial intermediation able to contribute to fostering innovation and economic

We also examine the relationship of trust and exit values. Our main analysis focuses on the probability of exit as our key dependent variable. One may ask if the same