• No results found

Coaches aan de top

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Coaches aan de top"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Coaches aan de top

(2)

Coaches aan de top

Aanbevelingen voor het verbeteren van de positie van de bondscoach

Tjeerd T.A.M. Hoex S1281097 Groningen, September 2006

Faculteit Bedrijfskunde, Human Resource Management Rijksuniversiteit Groningen

Afstudeerbegeleider RuG 1: de heer Mr. W.W. Wijnbeek Afstudeerbegeleider RuG 2: de heer Drs. J. van Polen Afstudeerbegeleider NOC*NSF: de heer G. Slot

(3)

Voorwoord

In augustus 2005 heb ik de mogelijkheid van NOC*NSF gekregen om mijn afstudeeronderzoek bij hen uit te voeren. Gedurende een periode van twee maanden heb ik meegewerkt aan het project EJOF 2011. Daarna heb ik me volledig gericht op mijn afstudeeronderzoek.

Ik wil op deze plaats graag meerdere mensen bedanken die hebben meegewerkt bij het tot stand komen van deze scriptie.

Van NOC*NSF wil ik in het bijzonder mijn begeleider, Geert Slot, bedanken voor de begeleiding van mijn onderzoek. Verder vanuit de werkgroep voor topcoaches, wil ik Maddie Wisman en Monique Maks bedanken voor het meedenken en het verzorgen van feedback op mijn scriptie. Als laatste alle collega’s bij NOC*NSF bij de afdeling Strategie & Beleid voor het leuke jaar bij NOC*NSF.

Van de Rijksuniversiteit wil ik mijn eerste begeleider de heer Mr. Wijnbeek bedanken voor de begeleiding, het meedenken en de snelle feedback op mijn vorderingen. Bovendien wil ik de tweede begeleider, de heer Drs. Van Polen, bedanken voor de snelle feedback op mijn concept eindversie. Als laatste bedank ik mijn ouders en broertje voor de hulp, het luisterende oor en het extra en positief stimuleren bij het afstudeerproces.

Tjeerd Hoex September 2006

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 3

Inleiding... 5

Methodologie... 6

Conceptuele model... 8

Deel 1: Diagnose...10

Hoofdstuk 1: De positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond in Nederland ...11

1.1 Topsportklimaatmeting 1998/2002...11

1.2 Eigen onderzoeksresultaten topcoaches ...12

1.3 Bruikbaarheid onderzoek ...22

1.4 Analyse...23

Hoofdstuk 2: Het rijksoverheidsbeleid van 1999-2006 om de positie van bondscoach te

verbeteren ...28

2.1 Topsportbeleid 1999-2006 ...28

2.2 Topsportbeleid gericht op bondscoaches 1999-2006...30

Hoofdstuk 3: Het rijksoverheidsbeleid voor 2007-2010 om de positie van de bondscoach te

verbeteren ...32

3.1 Het topsportbeleid voor 2007-2010...32

3.2 Topsportbeleid voor coaches 2007-2010 ...33

3.3 Het topsportbeleid gericht op coaches 2007-2010 ...36

3.4 Analyse rijksoverheidsbeleid 2007-2010...38

Hoofdstuk 4: Verbeterpunten voor de positie van de bondscoach volgens bondscoaches en

bondsdirecteuren...40

4.1 Eigen onderzoeksresultaten ...40

4.2 Analyse...45

Deel 2: Ontwerp ...47

Hoofdstuk 5: Het ontwerp ...48

5.1 Verbeterpunten...48

5.2 Verbetermogelijkheden...48

Deel 3: Verandering ...52

Hoofdstuk 6: De verandering ...53

Conclusie ...54

Aanbevelingen ...56

Discussiehoofdstuk ...57

Literatuurlijst...58

Bijlagen ...

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 1: Reglement Topsportonderdelen ...

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 2: Categorie 1 en Categorie 2 Topsportonderdelen...

Fout! Bladwijzer niet

gedefinieerd.

Bijlage 3: Vragenlijst Bondscoaches ...

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 4: Vragenlijsten Bondsdirecteuren...

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 5: Overzicht bijdrage Hoogwaardige Begeleiding 2005 ...

Fout! Bladwijzer niet

gedefinieerd.

Bijlage 6: Overzicht categorie 1 topsportonderdelen, topsportbijdrage lottogelden en

positie in de wereldtop per topsportonderdeel 2006....

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 7: Overzicht Topsport Index resultaten 1985-2005...

Fout! Bladwijzer niet

gedefinieerd.

Bijlage 9: SPSS output Bondscoaches ...

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 10: SPSS output Bondsdirecteuren...

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Bijlage 11: Definitie criteria fulltime topsportprogramma door georganiseerde sport ....

Fout!

Bladwijzer niet gedefinieerd.

(5)

Samenvatting

De rijksoverheid en NOC*NSF willen de positie van de topcoach in Nederland verbeteren. De rijksoverheid geeft in haar topsportbeleid extra aandacht aan de positieverbetering van de bondscoach bij sportbonden. Dit is de aanleiding voor dit onderzoek.

Het doel van het onderzoek is het doen van aanbevelingen om de positie van de bondscoach in Nederland te verbeteren. De volgende hoofdvraag wordt onderzocht in dit onderzoek: Hoe kan de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond in Nederland verbeterd worden? Om deze

hoofdvraag te beantwoorden, moet een antwoord worden gevonden op de volgende deelvragen:

 Hoe is de positie van de bondscoach in de relatie tussen de bondscoaches en de

topsportbonden in Nederland?

 Welk rijksoverheidsbeleid is er in de periode 1999 tot 2006 gevoerd om de positie van

bondscoaches te verbeteren?

 Welk rijksoverheidsbeleid gaat er in de periode 2007 tot 2010 gevoerd worden om de positie

van bondscoaches te verbeteren?

 Wat moet er verbeteren in de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond volgens

de bondscoaches en bondsdirecteuren?

Uitgangspunt van het onderzoek is de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond. Het topsportbeleid van de rijksoverheid is gericht op de georganiseerde sport. De rijksoverheid wil topsportbonden ondersteunen om topcoaches aan te nemen. Coaches werkzaam voor topsportbonden zijn bondscoaches.

De volgende informatiebronnen zijn gebruikt om antwoord te geven op de hoofdvraag en de deelvragen. De beleidsstukken van het ministerie van VWS en NOC*NSF zijn geanalyseerd. Er heeft een tweetal interviews plaatsgevonden met medewerkers van het ministerie van VWS. Verder zijn enkele themabijeenkomsten bij NOC*NSF bijgewoond waarbij de uitwerking van het coachprogramma is besproken. Als laatste is een enquête gestuurd aan bondsdirecteuren en bondscoaches van de

topsportbonden om een beeld te krijgen van de positie van de bondscoach en eventuele wensen voor verbetering.

De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn de volgende:

 Het salaris van de bondscoaches valt vaak lager uit dan de schalen 10/11/12 in de COA

Sport.

 Globaal de helft van de bondscoaches is ontevreden over het inkomen

 Globaal de helft van de bondscoaches is ontevreden met de secundaire arbeidsvoorwaarden  Sportbonden geven nauwelijks loopbaanbegeleiding terwijl hieraan bij ongeveer de helft van

de bondscoaches wel behoefte is.

 Ongeveer de helft van de bondscoaches heeft een parttime contract terwijl de voorkeur

uitgaat naar een fulltime contract

 Ongeveer de helft van de bondscoaches heeft naast de dienstbetrekking als bondscoach nog

een andere dienstbetrekking

 Het carrièreperspectief van de bondscoach wordt door een grote groep als matig beoordeeld  Ruim de helft van de topsportbonden heeft een fulltime topsportprogramma

 De rijksoverheid richt zich binnen het topsportbeleid voor 2007-2010 meer en specifieker op

coaches dan in het vorige beleid

 De rijksoverheid richt zich alleen nog op het sturen van programma’s, niet op de uitvoering.

De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond sterk verbeterd moet worden. De arbeidsvoorwaarden van veel bondscoaches voldoen niet aan de normen die gesteld zijn in de CAO sport, rijksoverheidsbeleid en de sportagenda 2005-2008. De arbeidsvoorwaarden van de bondscoach moeten verbeterd worden.

(6)

De volgende aanbevelingen kunnen leiden tot een verbetering van de positie van de bondscoach:

 Financiële steun van de rijksoverheid aan de topsportbonden voor het aantrekken van

bondscoaches.

 De bondscoach moet binnen de werkingssfeer van de CAO sport komen.

 De CAO sport moet aangepast worden op het gebied van de Flexwet, dus

contractverlenging voor bepaalde tijd.

De financiële steun van de rijksoverheid moet ervoor zorgen dat een topsportbond financiële

zekerheid heeft voor meerdere jaren om een bondscoach aan te nemen en diezelfde bondscoach een minimum salaris kan aanbieden.

De rijksoverheid dient aan deze subsidieverstrekking voorwaarden te stellen in zodat meerdere verbeterpunten gerealiseerd kunnen worden in de positie van de bondscoach. Deze voorwaarden moeten zijn:

 de bondscoach dient een arbeidsovereenkomst te krijgen  deze arbeidsovereenkomst dient voor onbepaalde tijd te zijn

 de duur van de bepaalde tijd dient aan de wedstrijdcyclus gekoppeld te zijn, 2 tot 4 jaar.  de arbeidsovereenkomst dient fulltime te zijn

De bondscoach valt door de verplichting van een arbeidsovereenkomst binnen de werkingssfeer van de CAO sport voor werknemers in de sport. Op basis van deze CAO kunnen verbeterpunten automatisch worden gerealiseerd omdat dit binnen de werkingssfeer van de CAO sport valt. De volgende zaken worden verbeterd:

 de bondscoach heeft recht op een salaris van minimaal CAO schalen 10/11/12;  de bondscoach heeft recht op minimum secundaire arbeidsvoorwaarden;  de bondscoach heeft recht op loopbaanbeleid vanuit de topsportbond;  de bondscoach heeft recht op opleidingsbeleid vanuit de topsportbond;

 de bondscoach krijgt een functieomschrijving waarin duidelijker de verantwoordelijkheden

en de inbreng omschreven staan.

De CAO sport moet veranderd worden zodat een topsportbond haar bondscoach meerdere malen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan bieden zonder dat dit automatisch leid tot een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd op basis van de Flexwet. Dit moet worden afgesproken en vastgelegd worden in de CAO overleggen tussen de sociale partners. Dit is naar voorbeeld van de CAO voor ‘contract spelers betaald voetbal organisaties’.

(7)

Inleiding

Op mondiale schaal is topsport onderhevig aan hevige concurrentie. Investeringen en continue ontwikkeling zijn nodig om aan de top te komen en te blijven. De rijksoverheid vindt dat topsport ondersteund moet worden en geeft haar belang aan in de sportnota “Tijd voor sport” ( VWS, 2005:

25). Het streven van de georganiseerde sport is het realiseren van een top 10 landenklassering in de internationale sportwereld. De rijksoverheid steunt dit streven van de georganiseerde sport.

De rijksoverheid heeft een belangrijk doel met haar topsportbeleid. Een doel is een ordening van verzamelingen naar wenselijkheid (de Leeuw, 2000:29). Het “ultimate goal” van de rijksoverheid is het

verbeteren van de topsportprestaties van Nederlandse topsporters. De rijksoverheid heeft een aantal thema’s dat zij ondersteunt. Het verbeteren van de positie van de topcoach is een van deze thema’s

en het “proximite goal” van de rijksoverheid. De aanname hierbij is dat een verbetering van de positie

van de topcoach zorgt voor betere topsportprestaties.

Een topcoach is een belangrijk om de sporter tot een topprestatie te laten komen. Staatssecretaris Ross-van Dorp van het ministerie van VWS stelt in een interview: “Ik betwijfel of er zonder coaches topprestaties zouden zijn. Geen enkele topsporter is in staat zichzelf naar de top te brengen”

(NLcoach, 2006: 22). In de sportnota “Tijd voor sport” spreekt het ministerie van VWS over de positie

van de topcoach: “De maatschappelijke positie van de topcoaches is vaak wankel. Dat heeft te maken met een zwakke arbeidsmarktpositie en de aard van hun dienstverband. Voor sportbonden is het moeilijk om goede coaches vast te houden” (VWS, 2005: 28).

NOC*NSF wil ook dat de positie van de topcoach verbetert. Technisch directeur van NOC*NSF, Charles van Commenée, zegt over de topsportcoach in Nederland het volgende: 'Het probleem is dat

er momenteel simpelweg weinig fulltime functies zijn. Daardoor is het arbeidsperspectief voor topsportcoaches nogal onzeker’. Hij vindt ook dat er voor topsportcoaches een zelfde regeling moet

komen als voor topsporters het stipendium. Hij zegt hierover: 'zo'n zelfde regeling zou er voor topsportcoaches moeten komen, vinden wij. Er gaat nu vanuit verschillende instanties versnipperd

geld naar de bonden voor coaching. Die middelen moeten meer worden "gekokerd" (NOC*NSF, 2005: 4).

Voorzitter van NLcoach, Joop Alberda, geeft in een interview aan dat de positie van coaches niet optimaal is. Hij zegt: “We stellen te weinig middelen beschikbaar voor topcoaches. In Nederland hangt de coach er soms maar een beetje bij. Er moet meer aandacht komen voor het coachen als een echt vak. Verder verdient de coach meer respect en waardering”

(Sport: Bestuur & Management, 2005: 14-17).

Het doel van dit onderzoek is: het doen van aanbevelingen aan de georganiseerde sport in Nederland om verbeterpunten aan te geven voor de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond.

Om deze doelstelling te realiseren, moet er antwoord worden gegeven op de volgende hoofdvraag:

Hoe kan de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond in Nederland verbeterd worden?

Om een antwoord te geven op de hoofdvraag wordt een diagnose gemaakt van de huidige situatie en de wensen ter verbetering van de huidige situatie. De volgende deelvragen zullen hiervoor beantwoord moeten worden:

 Hoe is de positie van de bondscoach in de relatie tussen de bondscoaches en de

topsportbonden in Nederland?

 Welk rijksoverheidsbeleid is er in de periode 1999 tot 2006 gevoerd om de positie van

bondscoaches te verbeteren?

 Welk rijksoverheidsbeleid gaat er in de periode 2007 tot 2010 gevoerd worden om de positie

van bondscoaches te verbeteren?

 Wat moet er verbeteren in de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond volgens

de bondscoaches en bondsdirecteuren?

De uitwerking van het onderzoek gebeurt aan de hand van het DOV model. In de diagnose wordt antwoord gegeven op de bovenstaande deelvragen.

(8)

Methodologie

In deze paragraaf worden de keuzes van dit onderzoek verantwoord. De volgende zaken komen aan de orde: de invalshoek, de werkwijze, de dataverzameling, het soort onderzoek, de vragenlijsten en de doelgroep.

Invalshoek

Het proximite goal van de rijksoverheid is het verbeteren van de positie van de topcoach in Nederland. Dit onderzoek richt zich op de bondscoach die werkzaamheden voor de topsportbond verricht. De rijksoverheid geeft in de sportnota “Tijd voor sport” aan dat ze topsportbonden wil ondersteunen omdat

deze sportbonden moeite hebben om goede coaches vast te houden. De relatie van de bondscoach tot de topsportbond is het systeem dat onderzocht wordt. De positie van de bondscoach bij een topsportbond moet beschreven en beoordeeld worden.

Werkwijze

Het onderzoek gebruikt het DOV model als basis om de probleemsituatie aan te pakken. Het model gaat uit van drie fasen bij het oplossen van het probleem. Het begint met een diagnosefase waarin een transformatie plaatsvindt van een probleemsituatie in een managementprobleem (De Leeuw, 2000: 296) De diagnosefase in dit onderzoek bevat een beschrijving en beoordeling van positie van de bondscoach en gewenste situatie van de positie van de bondscoach. De tweede fase is de ontwerpfase. Dit omvat het uitwerken van het gediagnosticeerde probleem tot een concrete oplossing (De Leeuw, 2000: 297). De laatste fase is de veranderingsfase. Hierin gaat het erom dat de ontworpen oplossing wordt ingevoerd.

Bij het diagnosticeren van de probleemsituatie wordt de besturingsbenadering gebruikt. Het besturingsparadigma is een collectie denkbeelden over besturing en over de manier waarop deze kunnen worden gehanteerd om representaties en modellen te maken voor analyse en ontwerp. Uitgangspunt is de veronderstelling dat het mogelijk en zinvol is om de werkelijkheid zo te benaderen (De Leeuw, 2000: 150) De besturing staat binnen deze benadering dus centraal. De probleemsituatie rond de positie van de topcoach is goed benaderbaar vanuit de besturingsbenadering. Het ministerie van VWS wil met haar subsidiebeleid zelf besturing toepassen om de positie van de bondscoach in Nederland te verbeteren.

Dataverzameling

In de diagnose worden diverse informatiebronnen gebruikt om de probleemsituatie te beschrijven. De volgende manieren van informatie verzamelen zijn gebruikt:

Ten eerste is er literatuuronderzoek gedaan. Deze literatuur bestaat uit eerder wetenschappelijk onderzoek waarin o.a. de positie van de topcoach naar voren komt. Verder is gebruik gemaakt van beleidsstukken van het ministerie van VWS en NOC*NSF, tijdschriften en kranten. Er zijn gesprekken gehouden binnen NOC*NSF en verscheidene bijeenkomsten gevolgd voor een verdieping in de probleemsituatie. Ook zijn er twee diepte interviews bij het ministerie van VWS gehouden voor extra informatie over het gevoerde en toekomstige topsportbeleid voor het thema topcoaches.

Op basis van de verzamelde informatie is een vragenlijst opgesteld die aan bondscoaches en bondsdirecteuren is toegestuurd. De vragen gaan over de relatie van de bondscoach met de topsportbond. De vragenlijsten moeten informatie verzamelen om een beeld te geven van de situatie op dit moment en de wensen van bondscoaches en bondsdirecteuren voor het verbeteren van de positie van de bondscoach.

Soort onderzoek

Het onderzoek is te kenmerken als een beschrijvend onderzoek omdat de positie van de bondscoach wordt beschreven. Verder worden de wensen van bondsdirecteuren en bondscoaches voor de toekomst voor het verbeteren van hun positie beschreven. Op basis van de diagnose wordt bepaald wat er moet gebeuren om de positie van de bondscoach te verbeteren. Onderdeel van de diagnose is

(9)

een survey onderzoek waarbij een vragenlijst, in de vorm van een enquête, is verspreid. De enquête,

die is verspreid onder bondscoaches en bondsdirecteuren, moet een beeld geven van de relatie van de bondscoach met de topsportbond. De keuze voor een enquête is gemaakt vanwege de omvang

van de doelgroep, de beperkende factor tijd en de beschikbaarheid van de doelgroep om interviews te houden. Het survey onderzoek moet een momentopname geven van de situatie en wensen voor het verbeteren van de positie van de bondscoach. Er wordt niet gekeken naar verbanden tussen de verschillende kenmerken.

Vragenlijsten

De vragenlijsten zijn semi-gestructureerd en bevatten zowel open als gesloten vragen. In de vragenlijsten wordt naar feiten (huidige situatie) en meningen (gewenste situatie) gevraagd. De beide afzonderlijke vragenlijsten bevatten vragen die verbeterpunten, in de relatie van de bondscoach met de topsportbond, aan het licht kunnen brengen om de positie van de bondscoach te verbeteren. De antwoorden en gegevens van de respondenten zijn anoniem verwerkt en als zodanig niet herleidbaar.

Doelgroep

De doelgroep bestaat uit twee verschillende populaties: de bondscoaches en de bondsdirecteuren van de topsportbonden in Nederland. De twee populaties ontvangen beide een aparte vragenlijst die is gebaseerd op figuur 2 (p.13). In deze paragraaf wordt verklaard wat precies de doelgroep is en welke bondscoaches en bondsdirecteuren binnen de onderzochte populatie horen.

De bondscoach is een coach die werkzaamheden verricht voor de topsportbond. Deze keuze voor de bondscoach heeft zijn grondslag in het topsportbeleid van de rijksoverheid voor 2007-2010. Ze wil de georganiseerde sport ondersteunen om de positie van bondscoaches bij een topsportbond te verbeteren. In de sportnota “Tijd voor sport” stelt de rijksoverheid namelijk dat sportbonden moeite

hebben om goede coaches vast te houden (VWS, 2005: 25).

Het doel van de georganiseerde sport, NOC*NSF en haar leden, en rijksoverheid is het realiseren van de top 10 ambitie. De top 10 ambitie houdt in dat Nederland als topsportland op mondiaal niveau bij de beste tien landen van de wereld presteert. De rijksoverheid wil de topsportonderdelen steunen waarin Nederland zich bij de beste landen van de wereld heeft geplaatst of daar redelijkerwijze binnen 4 jaar bij kan behoren (VWS, 2005: 25).

NOC*NSF heeft, met de georganiseerde sport, bepaald dat de categorie 1 topsportonderdelen de belangrijkste topsport van Nederland is (zie bijlage 1 en 2). Dit wordt vastgesteld op de Algemene Vergadering van NOC*NSF. Om te bepalen welke topsportonderdelen bij de top van de wereld presteren en welke niet, deelt NOC*NSF de topsportonderdelen in per prestatie categorie. Deze categorieën zijn top 8, top 16 en buiten top 16. Dit onderzoek richt zich op alle categorie 1

topsportonderdelen omdat dit de belangrijkste topsportonderdelen zijn en ze in potentie in aanmerking kunnen komen voor een subsidiebijdrage. Welke topsportonderdelen en topsportbonden in de doelgroep zitten, staat in bijlage 6.

De doelgroep van de enquête is de bondscoaches en de bondsdirecteuren van een topsportbond met

categorie 1 topsportonderdelen. De bondscoach is een: bondscoach van een categorie 1 topsportonderdeel (senioren). De bondsdirecteur is een: directeur van een topsportbond met één of meerdere categorie 1 topsportonderdelen. Aan beide partijen is afzonderlijk een vragenlijst voorgelegd

zodat een goed inzicht verkregen kan worden in de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond. Aan 99 bondscoaches en 52 topsportbonden/bondsdirecteuren is een enquête

(10)

Conceptuele model

Centraal in het conceptuele model staat het systeem dat onderzocht wordt. De positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond wordt in dit systeem onderzocht. Het systeem bevindt zich in het midden van figuur 1. Het systeem wordt beïnvloed door drie onafhankelijke variabelen. Dit zijn

het ministerie van VWS, NOC*NSF en NLcoach. Het systeem en de onafhankelijke variabelen beïnvloeden elkaar op verschillende wijze.

Figuur 1: Conceptuele model ‘relatie tussen bondscoaches en topsportbonden’.

De positie van de bondscoach wordt in dit onderzoek gedefinieerd als: de positie van de bondscoach in relatie met de topsportbond op het gebied van de arbeidsvoorwaarden van de bondscoach, zijn rol in het topsportbeleid van de topsportbond en de relatie van de coach met de sporter en hoe de coach hierbij wordt gesteund door de bond. In paragraaf 1.2 wordt uitgelegd hoe de relatie tussen de bondscoach en de topsportbond wordt gemeten.

De bondscoach is een coach die werkzaamheden verricht voor de topsportbond met de senioren topsporters of nationale senioren selecties. De topsportbond is een sportbond die lid is van NOC*NSF en over een topsportprogramma beschikt voor haar topsporters.

Dit onderzoek beperkt zich tot de actoren die in het conceptuele model worden genoemd. Deze drie onafhankelijke variabelen hebben direct of indirect invloed op de positie van de bondscoach. Waarom deze drie organisaties zich in het conceptuele model bevinden, wordt beantwoord door de volgende drie vragen te stellen: Wat is het belang van de organisatie bij het verbeteren van de positie van de bondscoach? Wat is de invloed van de organisatie op de positieverbetering van de bondscoach? Wat is de onderlinge relatie van de organisaties?

Ministerie van VWS

De rijksoverheid wil sport benutten voor maatschappelijke doelen. De zorg voor de kwaliteit van de sport is een taak van de overheid (VWS, 2005:5). De rijksoverheid vindt dat de kwaliteit van de topsport belangrijk is om de maatschappelijke betekenis van sport te verbeteren. Hierbij staat de positie van de topsporter centraal. Ze wil de topsporter faciliteren zodat prestaties beter worden. Een van de faciliteiten die de rijksoverheid biedt, is een programma voor het aanstellen van een goede coach voor topsporters. De rijksoverheid kan met het programma voor ‘coaches aan de top’ invloed

uitoefenen op de topsportbonden om de positie van de bondscoach te verbeteren. NOC*NSF en NLcoach zijn beleidspartners die betrokken zijn geweest bij het tot stand komen van het rijksoverheidsbeleid voor coaches.

Ministerie

van VWS

NOC

*NSF

bondscoaches en de

Relatie tussen de

topsportbonden

(11)

NOC*NSF

NOC*NSF is voor haar leden de belangenbehartiger van de georganiseerde sport. Deze leden bestaan voornamelijk uit sportbonden. De georganiseerde sport heeft afgesproken dat op topsportgebied optimale voorwaarden moeten komen voor coaches (NOC*NSF, 2004: 25). De technisch directeur van NOC*NSF heeft specifiek aangegeven dat de positie van de coach verbeterd moet worden.

NOC*NSF is een belangrijke partner van het ministerie van VWS bij het ontwikkelen en uitvoeren van het topsportbeleid. Bij het uitwerken van de hoofdlijnen van de recente sportnota “Tijd voor sport”

heeft NOC*NSF input geleverd voor de inhoud van het topsportbeleid. Bij de uitwerking van het beleid voor het thema topcoaches werkt NOC*NSF ook mee. Ze hebben een voortrekkersrol om samen met de topsportbonden tot richtlijnen te komen voor de verdeling van het subsidiegeld. De uitvoering van de subsidieregeling komt bij NOC*NSF te liggen.

NLcoach

NLcoach is een nieuwe belangenorganisatie voor coaches in Nederland, ongeacht de tak van de sport of het niveau waarop de trainer/coach sporters begeleidt. Ze zet zich in voor de professionele ontwikkeling van de trainer/coach in Nederland. Coachen is een vak en dit vakgebied moet op een hoger plan getild worden. NLcoach heeft zich doelen opgesteld die liggen op het vlak van het leveren van een bijdrage aan verantwoord sporten voor iedereen, het recht van iedere sporter op begeleiding door een gecertificeerde coach, het bevorderen van een brede erkenning voor sportcoaches, het bevorderen van deskundigheid en het behartigen van de belangen van de coaches. (nlcoach.nl) Het verbeteren van de positie van de bondscoach is een onderdeel van de realisering van de doelstellingen van NLcoach. NLcoach is onderdeel geweest bij het tot stand komen van het topsportbeleid gericht op coaches. Ze hebben input gehad in het topsportbeleid van de rijksoverheid. NLcoach is verder een gesprekspartner van NOC*NSF. (nlcoach.nl)

(12)
(13)

Hoofdstuk 1: De positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond in

Nederland

In dit hoofdstuk wordt de positie van de bondscoach beschreven in relatie tot de sportbond door de jaren heen. In 1998 en 2002 is er onderzoek gedaan naar het topsportklimaat in Nederland. De resultaten van dit onderzoek worden beschreven. Verder wordt een eigen onderzoek naar de positie van de bondscoach beschreven. De vragenlijsten van dit eigen onderzoek zijn te vinden in de bijlagen 3 en 4.

1.1 Topsportklimaatmeting 1998/2002

In deze paragraaf worden de resultaten van het topsportklimaatonderzoek beschreven van het onderzoek in 1998 en 2002.

1.1.1 Onderzoek 1998

In 1998 is er in opdracht van VWS en NOC*NSF een onderzoek gestart naar het topsportklimaat in Nederland. De bedoeling van dit onderzoek is om een overzicht te krijgen van het topsportklimaat in Nederland en dit klimaat te kunnen vergelijken met metingen die in andere topsportlanden zijn gedaan. Dit onderzoek wordt de nul meting genoemd. In de passage hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen van deze nul meting zijn te lezen.

‘In discussies over het topsportklimaat gaat het vrijwel altijd om de positie, leefsituatie en

ondersteuning van topsporters. Te weinig aandacht wordt gegeven aan de positie, leefsituatie en ondersteuning van trainers/coaches. Zowel trainers zelf als verscheidene topsporters wijzen erop dat een verbetering van de positie van de sporttechnische begeleiders tevens een verbetering van de situatie van de topsporters en dus van het topsportklimaat betekent. Momenteel krijgen trainers vanuit NOC*NSF, het Olympische Netwerk of anderszins nauwelijks enige materiële en maatschappelijke

ondersteuning. Voor zover dit wel het geval is vanuit bonden of verenigingen, krijgt deze geen hoge waardering. Verbetering behoeft vooral de financiële ondersteuning, loopbaanbegeleiding,

samenwerking met werkgevers, mentale ondersteuning en fiscaaljuridische ondersteuning (van Bottenburg, 2000: 121)’.

‘De topsportcoördinatoren geven in dit onderzoek aan dat na de individuele leefsituatie van de

topsporter de sportspecifieke begeleiding de belangrijkste factor is die verbeterd moet worden. Ook de trainers zelf wijzen er eveneens op dat hun situatie in verschillende opzichten verbetering behoeft. Zoals één van hun aanbevelingen luidt: “Niet alleen voor topsporters een goed klimaat propageren,

maar ook voor trainers!” (van Bottenburg, 2000: 86)’.

1.1.2 Onderzoek 2002

In 2002 is er een nieuwe meting van het topsportklimaat in Nederland gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn vergeleken met de resultaten van 4 jaar eerder. In de onderstaande passage is over de positie van toptrainers en -coaches de volgende conclusies en aanbevelingen getrokken:

‘Eén van de conclusies van de 0-meting was dat het in discussies over het topsportklimaat vrijwel altijd

gaat om de positie, leefsituatie en ondersteuning van topsporters en dat er te weinig aandacht wordt geschonken aan die van de toptrainers/-coaches. Uit de 1-meting blijkt dat het topsportklimaat voor toptrainers/-coaches aan de ene kant is verbeterd, maar aan de andere kant nog veel te wensen over laat. Verreweg de meeste toptrainers/-coaches vinden dat hun beroep onvoldoende wordt erkend in Nederland, dat de carrièreperspectieven en loopbaanbegeleiding voor toptrainers/-coaches

onvoldoende of slecht zijn en dat onvoldoende is vastgesteld wanneer iemand zich tot deze beroepsgroep mag rekenen.

Bijna de helft van de ondervraagde toptrainers/-coaches is ontevreden over de zakelijke relatie met de bond of vereniging. Deze ontevredenheid betreft vooral een onduidelijke functieomschrijving, slechte of te lage betalingen, traagheid van handelen en een geringe betrokkenheid en communicatie. Een kwart van de trainers/coaches zegt geen schriftelijk arbeidscontract te hebben afgesloten in verband met de trainersactiviteiten.

(14)

Van de diverse voorzieningen die in het leven zijn geroepen om het niveau van de trainers/coaches verder te verhogen, worden vooral het Nationaal Coach Platform en Olympisch Coach Platform hoog gewaardeerd.

Wat hun werkzaamheden betreft, lijken toptrainers/-coaches zich meer dan in 1998 te specialiseren, waarbij de sportspecifieke training en wedstrijd coachen wordt afgesplitst van andere vormen van training en begeleiding. In het bijzonder de looptraining, krachttraining en mentale training worden in 2002 meer door externe deskundigen gedaan dan in 1998’.(van Bottenburg, 2002: 55)

‘Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat de toptrainers en –coaches gemiddeld € 21.500 bruto verdienen per

jaar met training en coachen. Van deze groep verrichte 54% naast de trainersactiviteiten ook ander betaald werk of vrijwilligers werk. Het totale bruto jaarsalaris is gemiddeld genomen € 39.882. Hierbij

moet wel opgemerkt worden dat het loon niet verdisconteerd is naar de lengte van de werkweek’ (van

Bottenburg, 2002: 54).

De conclusies van dit onderzoek in 2002 geven aan dat er in de positie van de topcoach nog steeds zaken verbeterd kunnen worden. Bondscoaches maken deel uit van de groep topcoaches die in het onderzoek naar het topsportklimaat zijn ondervraagd. De resultaten geven aanleiding om de positie van de bondscoaches in relatie tot de topsportbond te onderzoeken.

1.2 Eigen onderzoeksresultaten topcoaches

In deze paragraaf wordt het eigen onderzoek besproken. De resultaten van de vragenlijsten worden weergegeven. De vragenlijsten zijn verspreid aan bondscoaches en bondsdirecteuren van de topsportbonden in Nederland met categorie 1 topsportonderdelen. Alle bondsdirecteuren van de 52 topsportbonden met categorie 1 topsportonderdelen zijn aangeschreven. Verder is er een groep van 99 bondscoaches aangeschreven van deze topsportbonden.

Figuur 2: Basismodel van de vragenlijsten bondscoaches en bondsdirecteuren.

Van de 99 enquêtes die aan de bondscoaches zijn verstuurd, zijn er 34 enquêtes geretourneerd. De

respons van de enquête voor bondscoaches is daarmee 34,3 procent. Van de 52 enquêtes die aan

Verbeteren van de positie van de bondscoach in relatie tot de sportbond Topsportbeleid  Betrokkenheid  Sporttechnisch programma  Topsportprogramma Arbeidsvoorwaarden  Salaris  Soort overeenkomst  Hoeveelheid uren  Loopbaanbegeleiding  Opleidingen  Carrièreperspectief  Aanstellingen bij derden  Functieomschrijving  Kennisoverdracht  Overige secundaire arbeidsvoorwaarden Relatie coach/sporter  Beschikbaarheid sporters  Beschikbaarheid coach  Steun bond

(15)

bondsdirecteuren zijn verstuurd, zijn er 21 bruikbare enquêtes geretourneerd. Verder zijn er 4 reacties

geweest met bruikbare maar onvolledige informatie en geen geretourneerde enquête. Twee van de

vier topsportbonden hadden geen bondscoaches in dienst. Een wilde en kon niet alle informatie vrijgeven, terwijl er een niet wilde meewerken. De respons van de bondsdirecteuren ligt daarmee 40.2 procent.

De inhoud van de enquêtes is gebaseerd op de bevindingen uit het onderzoek naar het

topsportklimaat. Verder is er gebruik gemaakt van de informatie uit de beleidsstukken van het ministerie van VWS. Als laatste hebben de gesprekken intern bij NOC*NSF en de bijeenkomsten van bondsdirecteuren en de werkgroep van NOC*NSF over het thema topcoaches bijgedragen aan de inhoud. De enquêtes zijn te vinden in de bijlagen 3 en 4.

In figuur 2 is een model te zien met de thema’s en variabelen die gemeten worden met de enquête.

De arbeidsvoorwaarden, het topsportbeleid en de relatie coach/sporter zijn van invloed op de positie van de bondscoach in relatie tot de sportbond. De relatie coach/sporter moet gezien worden als de algemene steun die de sportbond geeft aan de bondscoach in de relatie van de bondscoach met de topsporter.

De resultaten van het onderzoek worden weergegeven in frequenties om een beeld te geven van de positie van de bondscoach. Het is een momentopname van de positie van de bondscoaches in de maand mei 2006. De gegevens die verkregen zijn, worden per doelgroep samengevoegd. Er is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende topsportbonden met categorie 1 topsportonderdelen. Het doel van het onderzoek is om een goed overzicht te krijgen van de positie van de bondscoach bij topsportbonden met categorie 1 topsportonderdelen ongeacht de rest van de achtergrond van de topsportbond.

De enquête bevat naast vragen voor kwantitatieve data ook vragen voor kwalitatieve data. De

kwantitatieve data is uitgewerkt en geanalyseerd met het statistische programma SPSS. De uitwerking met tabellen van de SPSS analyse zijn voor de kwantitatieve data te vinden voor de bondscoaches in bijlage 9 en voor de bondsdirecteuren in bijlage 10. De resultaten van het onderzoek zijn volledig van toepassing op de respondenten van het onderzoek. Het generaliseren van de resultaten naar de populatie kan niet met zekerheid gedaan worden omdat niet de hele populatie heeft gereageerd op de enquête.

1.2.1 Arbeidsvoorwaarden

Uit het topsportklimaatonderzoek, de sportnota “Tijd voor sport” en gesprekken bij NOC*NSF blijkt dat

de arbeidsvoorwaarden een belangrijk onderdeel zijn dat verbeterd moet worden om de positie van de bondscoach te verbeteren. De resultaten van de onderzochte arbeidsvoorwaarden worden hieronder weergegeven.

1.2.1.1 Soort overeenkomst

Op de vraag wat voor soort dienstbetrekking de bondscoach heeft met de sportbond antwoord 47,1% van de bondscoaches dat ze over een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd beschikt. Over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd beschikt 17.6% van de bondscoaches. De overeenkomst van opdracht komt bij 11.8% van de ondervraagde bondscoaches voor. Hetzelfde percentage, 11.8%, heeft een andere vorm van dienstbetrekking met de sportbond. De dienstbetrekking declaratie/freelance komt bij 5.9% van de bondscoaches voor. 5.9% van de bondscoaches werkt op basis van vrijwilliger. In figuur 3 is de verdeling van de antwoorden van de bondscoaches te zien. De bondsdirecteuren konden op de vraag wat voor soort dienstbetrekking heeft u met uw bondscoach meerdere antwoorden geven. Een topsportbond kan meerdere bondscoaches in dienst hebben met verschillende dienstbetrekkingen. De ondervraagde bondsdirecteuren geven aan dat bij 61.9% van hen bondscoaches in dienst zijn die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben. De overeenkomst van opdracht als dienstbetrekking voor de bondscoach komt bij 38.1% van de bondsdirecteuren voor. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd komt bij 28.6% van de bondsdirecteuren voor. Bij 23.8% van de topsportbonden is de declaratie/freelance dienstbetrekking aanwezig. Bij 14.3% van de sportbonden zijn er bondscoaches die vrijwilliger zijn en bij 9.5% van de topsportbonden zijn er andere vormen van een dienstbetrekking met de bondscoach.

(16)

soort dienstbetrekking 11,8% 5,9% 5,9% 11,8% 47,1% 17,6% anders vrijwilliger declaratie/freelance overeenkomst van opd

Aok bepaalde tijd Aok onbepaalde tijd

Figuur 3: Verdeling van soort dienstbetrekking volgens bondscoaches

De bondscoaches, die werkzaamheden verrichten voor een topsportbond anders dan voor onbepaalde tijd, geven aan dat 36% van hen een overeenkomst heeft met een looptijd van 4 jaar. Een looptijd van de overeenkomst voor 1 jaar komt bij 16% van de bondscoaches voor. Ditzelfde percentage, 16%, geldt voor de bondscoaches met een overeenkomst voor 2 jaar. Een overeenkomst met een looptijd van 3 jaar komt bij 16% van de bondscoaches voor. Een andere looptijd dan aangegeven komt bij 8% van de bondscoaches voor. 8% van de bondscoaches geeft geen antwoord op deze vraag.

De bondsdirecteuren geven aan dat 42.9% van haar bondscoaches een overeenkomst met een looptijd van 4 jaar heeft. Bij 23,8% van de topsportbonden zijn er overeenkomsten met de bondscoach afgesloten voor een periode van 1 jaar. Een overeenkomst voor een periode van 2 jaar is door de bondsdirecteuren met 19% van de bondscoaches afgesloten. Voor de periode van 3 jaar geldt hetzelfde percentage van 19%. Een andere looptijd dan genoemd komt bij 9.5% van de topsportbonden.

Een overeenkomst die is gekoppeld aan een wedstrijdcyclus van de sport komt bij 61.8% van de bondscoaches voor. Bij 35.3% van de bondscoaches is de overeenkomst niet gekoppeld aan een wedstrijdcyclus van de sport. 2.9% van de bondscoaches geeft geen antwoord op deze vraag. De wedstrijdcyclus waaraan de overeenkomst is gekoppeld, is voornamelijk de Olympische Spelen of het WK.

De bondsdirecteuren geven aan dat 71.4% van de overeenkomsten met de bondscoach gekoppeld is aan een wedstrijdcyclus van de sport. Bij 28.6% van de overeenkomsten is deze niet gekoppeld aan de wedstrijdcyclus van de sport.

1.2.1.2 Salaris

Het salaris bevindt zich bij 29.4% van de bondscoaches in salarisschaal 10 van de CAO sport. Bij 11.8% van de bondscoaches bevindt dit salaris zich in schaal 11 van de CAO sport. Voor 11.8% van de bondscoaches bevindt dit salaris zich in schaal 12 van de CAO sport. Het salaris bevindt zich bij 44.1% van de bondscoaches buiten de CAO schalen 10/11/12, die op bondscoaches van toepassing zijn, van de CAO sport. Bij een grote meerderheid bevindt het salaris zich op een niveau dat lager is dan schaal 10 van de CAO sport. In figuur 4 is een weergave te zien van de verdeling van het salaris. De bondsdirecteuren geven aan dat 33.3% van hen een bondscoach heeft die een salaris ontvangt dat zich bevindt in schaal 10 van de CAO sport. Bij 19% van de topsportbonden bevinden zich bondscoaches die een salaris ontvangen dat zich bevindt in schaal 11 van de CAO sport. Bondscoaches waarbij het salaris zich bevindt in schaal 12 van de CAO sport komen bij 19& van de topsportbonden voor. Bij 71.4% van de topsportbonden zijn er bondscoaches in dienst die op een andere wijze beloond worden dan volgens schalen 10/11/12 van de CAO sport. Een klein deel van deze groep krijgt een hoger salaris dan volgens schaal 12 van de CAO sport. Een hele grote meerderheid krijgt een salaris dat zich bevindt lager dan schaal 10 van de CAO sport.

(17)

salarisniveau CAO sport 2,9% 44,1% 11,8% 11,8% 29,4% niet geantwoord anders schaal 12 schaal 11 schaal 10

Figuur 4: Salarisniveau van de bondscoach

Bij de bondscoaches is 53% ontevreden met het salaris dat ze als bondscoach ontvangt voor de werkzaamheden die ze verricht. 44.1% van de bondscoaches zijn wel tevreden met het salaris dat ze voor haar werkzaamheden ontvangt. 2.9% van de bondscoaches vindt deze vraag niet van toepassing. De belangrijkste redenen om ontevreden te zijn: het salaris is te laag in verhouding met de tijdsbelasting van het werk, het hoge (afbreuk) risico van het werk, de onregelmatige werktijden en het meer kunnen verdienen in het buitenland of bij een andere werkgever buiten de sport.

1.2.1.3 Functieomschrijving

Over een functieomschrijving, waarin omschreven staat wat er van hen verwacht wordt, beschikt 94% van de bondscoaches. Het andere gedeelte van de bondscoaches, 6%, vindt dat een dergelijke functieomschrijving niet aanwezig is. De bondsdirecteuren geven aan dat er bij 80.9% van hen een functieomschrijving aanwezig is die aangeeft wat er van de bondscoach wordt verwacht. 19.1% van de bondsdirecteuren geeft aan dat zo´n functieomschrijving ontbreekt.

De functieomschrijving is voor 91% van de bondscoaches duidelijk zodat ze weten wat er van hen verwacht wordt. Bij 3% van de bondscoaches is de functieomschrijving niet duidelijk omschreven. Voor 6% is de vraag niet van toepassing omdat de functieomschrijving niet aanwezig is. De functieomschrijving is volgens de bondsdirecteuren bij 80.9% van hen duidelijk terwijl dit bij 14.3% van hen niet zo is. 4.8% van de bondsdirecteuren vindt de vraag niet van toepassing.

1.2.1.4 Hoeveelheid uren

Over een fulltime contract heeft 44.1% van de bondscoaches de beschikking. Voor 53% van de bondscoaches geldt dat ze een parttime contract te hebben. Bij het parttime contract valt op dat er een grote verscheidenheid is in het aantal uren waarvoor de bondscoach is aangesteld. Voor 2.9% is de vraag niet van toepassing. In figuur 5 staat een grafische weergave van de vraag.

fulltime of parttime

2,9%

52,9%

44,1% niet van toepassing

parttime

fulltime

(18)

De beantwoording van de vraag hoeveel uur de bondscoach structureel werkt, wordt divers geantwoord. De opvallendste lijn is dat de bondscoaches aangeven structureel meer uren te werken dan hun contract aangeeft. Bondscoaches die fulltime werken, besteden zo´n vijftig uur per week aan

de werkzaamheden. Er zitten in een wedstrijdseizoen veel piek en dal periodes. Vooral periodes rondom wedstrijden zijn druk.

1.2.1.5 Secundaire arbeidsvoorwaarden

Bondscoaches geven aan dat 64.7% van hen de beschikking heeft over een pensioenregeling. Over bijscholing beschikt 32.4% van de bondscoaches. Een spaarregeling heeft 17.6% van de bondscoaches. 5.9% van hen beschikt over extra vakantiedagen terwijl 11.8% beschikt over een bonusregeling bij prestaties. Over een auto beschikt 23.5% van de bondscoaches. 2.9% heeft een telefoon en dit is hetzelfde voor de laptop. 8.8% beschikt over een vast bedrag als compensatie voor de secundaire arbeidsvoorwaarden door hun soort overeenkomst met de sportbond. 20.6% van de bondscoaches heeft helemaal geen secundaire arbeidsvoorwaarden.

tevredenheid secundaire arbeidsvoorw.

2,9%

2,9%

47,1%

47,1% niet geantwoord

niet van toepassing

nee

ja

Figuur 6: tevredenheid bondscoaches met de secundaire arbeidsvoorwaarden

Tevreden met de secundaire arbeidsvoorwaarden is 47.1% van de bondscoaches. Hetzelfde percentage, 47.1% is ontevreden over de secundaire arbeidsvoorwaarden die het krijgt. 2.9% vindt de vraag niet van toepassing. Hetzelfde percentage, 2.9% geeft geen antwoord op deze vraag gegeven. In figuur 6 is de tevredenheid weergegeven van de bondscoaches met de secundaire arbeidsvoorwaarden.

Bij de bondsdirecteuren is 61.9% tevreden met de arbeidsvoorwaarden die ze kan geven aan haar bondscoaches. 28.6% van de bondsdirecteuren is niet tevreden over de secundaire arbeidsvoorwaarden die ze kan geven. 9.5% van de bondsdirecteuren vindt de vraag niet van toepassing.

1.2.1.6 Opleidingen

De hoogst genoten opleiding is voor 17.7% van de bondscoaches de universiteit. De HBO opleiding is voor 41.2% van de bondscoaches de hoogst genoten opleiding. 8.8% van de bondscoaches heeft een MBO opleiding als hoogst genoten opleiding. Bij 5.9% van de bondscoaches is het VWO de hoogst genoten opleiding. 8.8% van de bondscoaches heeft de Havo als hoogst genoten opleiding terwijl bij 14.7% van de bondscoaches dit de Mavo is. 2.9% heeft geen antwoord op de vraag gegeven.

Bondscoaches geven aan dat 61,8% van hen de mogelijkheid krijgt van haar topsportbond om een opleiding te volgen terwijl 35.3% van de bondscoaches deze mogelijkheid niet van de topsportbond krijgt. 2.9% heeft geen antwoord gegeven op deze vraag.

Alle bondsdirecteuren geven aan dat zij de mogelijkheid aan haar bondscoaches geeft om opleidingen te volgen. Verder geven de bondsdirecteuren aan dat 61.9% tevreden is met de

(19)

opleidingsmogelijkheden die ze kunnen bieden aan de bondscoaches. 33.3% van de bondsdirecteuren is niet tevreden met de opleidingsmogelijkheden die ze kan bieden terwijl 4.8% geen antwoord heeft gegeven.

Zo’n 82.3% van de bondscoaches volgt nu geen opleiding. Dit heeft voornamelijk te maken met

tijdgebrek. 17.7% volgt op dit moment wel een opleiding. De bondscoaches die een opleiding volgen, krijgt de opleiding in 83.3% van de gevallen gefaciliteerd door de sportbond. Bij de bondsdirecteuren vindt 52.3% dat de bondscoach optimaal gebruik maakt van de opleidingsmogelijkheden. 42.9% vindt dat de bondscoach niet optimaal gebruik maakt van de opleidingsmogelijkheden. 4.8% vindt dit niet van toepassing. In figuur 7 is het optimale gebruik van de opleidingsmogelijkheden door bondscoaches, volgens bondsdirecteuren, schematisch weergegeven .

optimaal gebruik van de mogelijkheden

4,8%

42,9% 52,4%

niet van toepassing

nee ja

Figuur 7: Optimaal gebruik van de opleidingsmogelijkheden door de bondscoach 1.2.1.7 Loopbaanbegeleiding

Loopbaanbegeleiding door de topsportbond wordt door een kleine groep bondscoaches, 11.8%, ontvangen. Een grote meerderheid van bondscoaches, 85.3%, ontvangt geen loopbaanbegeleiding van de topsportbond. 2.9% van de bondscoaches heeft geen antwoord gegeven op de vraag. In figuur 8 staat een grafisch overzicht van deze vraag.

Een kleine groep bondsdirecteuren, 19%, geeft aan dat ze de bondscoaches de mogelijkheid van loopbaanbegeleiding geeft. Een grote meerderheid van 76.2% van de topsportbonden geeft de bondscoaches geen mogelijkheden voor loopbaanbegeleiding. 4.8% van de bondsdirecteuren geeft op deze vraag geen antwoord. In figuur 9 staat een grafisch overzicht van deze vraag.

Een groep bondscoaches, 47%, geeft aan dat ze geen behoefte heeft aan loopbaanbegeleiding van de topsportbond. 41.2% van de bondscoaches geeft aan hier wel behoefte aan te hebben. 11.8% van de bondscoaches heeft geen antwoord gegeven op deze vraag.

loopbaanbegeleidng vanuit de sportbond

2,9% 85,3% 11,8% niet geantwoord nee ja loopbaanbegeleiding bondscoaches 4,8% 76,2% 19,0% niet geantwoord nee ja

(20)

1.2.1.8 Aanstellingen bij derden

Een dienstbetrekking binnen de sport komt, naast een dienstbetrekking als bondscoach, bij 17.7% van de bondscoaches voor. Een dienstbetrekking buiten de sport, naast een dienstbetrekking als bondscoach, komt bij 38.2% van de bondscoaches voor. Voor 44.1% van de bondscoaches geldt dat ze geen andere dienstbetrekking hebben naast de dienstbetrekking als bondscoach. Het linker cirkeldiagram van figuur 10 geeft een weergave van deze vraag.

Andere dienstbetrekking 44,1% 38,2% 17,6% nee

ja, buiten de sport ja, binnen de sport

wenselijkheid andere dienstbetrekking

4,8% 4,8% 19,0% 52,4% 19,0% niet geantwoord

niet van toepassing

beide

nee ja

Figuur 10: andere dienstbetrekking van bondscoaches en de wenselijkheid daarvan

De belangrijkste reden om een andere dienstbetrekking naast de dienstbetrekking als bondscoach te hebben, is de onzekerheid die de dienstbetrekking als bondscoach met zich meebrengt. De dienstbetrekking naast de dienstbetrekking als bondscoach is vaak het hoofdinkomen. Verder zijn er bondscoaches die een eigen bedrijf hebben en zodoende meerdere verplichtingen hebben.

De bondscoaches die geen dienstbetrekking hebben naast de dienstbetrekking als bondscoach noemen vooral het tijdsaspect als belemmerend en het niet kunnen combineren van de dienstbetrekking als bondscoach met een andere dienstbetrekking.

Dat bondscoaches een andere dienstbetrekking naast de dienstbetrekking als bondscoach hebben, wordt door 52.3% van de bondsdirecteuren niet als wenselijk beschouwd. Voor 19.1% van de bondsdirecteuren geeft aan dat de bondscoach wel een andere dienstbetrekking mag hebben naast de dienstbetrekking als bondscoach. 19.1% van de bondsdirecteuren geeft aan dat het aan het individuele geval ligt of een bondscoach een andere dienstbetrekking mag hebben naast de dienstbetrekking als bondscoach. In het rechter cirkeldiagram van figuur 10 staat een overzicht van deze vraag.

1.2.1.9 Carrièreperspectief

Het carrièreperspectief van de bondscoach wordt door 2.9% van de bondscoaches als slecht

beoordeeld. Door 35.3% van de bondscoaches wordt haar carrièreperspectief als matig beoordeeld.

Een voldoende beoordeling van het carrièreperspectief wordt door 26.5% van de bondscoaches

gegeven. 23.5% van de bondscoaches vindt dat haar carrièreperspectief goed is. Een kleine groep

bondscoaches, 8.8%, vindt het carrièreperspectief uitstekend. 2.9% van de bondscoaches heeft geen

antwoord gegeven op de vraag. Redenen om het carrièreperspectief slecht/matig te noemen zijn:

sportspecifiek weinig mogelijkheden, topsportbonden zijn afhankelijk van subsidies, weinig en slecht betaalde functies. Redenen om het carrièreperspectief beter te vinden zijn: internationale

mogelijkheden, goed sportklimaat in specifieke sporten en voor goede mensen is altijd werk, de eigen verantwoordelijkheid voor succes.

(21)

In het linker cirkeldiagram van figuur 11 staat een overzicht van de beoordeling van het carrièreperspectief van de bondscoach door bondscoaches.

beoordeling carriereperspectief 2,9% 8,8% 23,5% 26,5% 35,3% 2,9% niet geantwoord uitstekend goed voldoende matig slecht

carrièreperspectief buiten de sportbond 4,8% 4,8% 19,0% 4,8% 47,6% 19,0% niet geantwoord

niet van toepassing

goed

voldoende

matig slecht

Figuur 11: beoordeling carrièreperspectief van de bondscoach in de sport en buiten de topsportbond

Bij de bondsdirecteuren beoordeeld 47.7% dat het carrièreperspectief van een bondscoach in de

topsport, buiten haar eigen organisatie, matig is. 19% van de bondsdirecteuren vindt dat het carrièreperspectief van de bondscoach in de topsport, buiten haar eigen organisatie, slecht is. Het

carrièreperspectief van de bondscoach in de topsport, buiten haar eigen organisatie, wordt door 19%

van de bondsdirecteuren als goed beoordeeld. 4.9% van de bondsdirecteuren vindt het carrièreperspectief van de bondscoach in de topsport, buiten haar eigen organisatie, voldoende. 9.5%

van de bondsdirecteuren geeft geen antwoord op deze vraag. In het rechter cirkeldiagram van figuur 11 staat een grafische weergave van het carrièreperspectief van de bondscoach in de topsport buiten

de topsportbond.

carrièreperspectief binnen de sportbond

4,8% 4,8% 14,3% 9,5% 42,9% 23,8% niet geantwoord

niet van toepassing

goed

voldoende

matig slecht

Figuur 12: beoordeling carrièreperspectief binnen de topsportbond

Het carrièreperspectief van de bondscoach binnen de topsportbond wordt door 42.9% van de

bondsdirecteuren als matig beoordeeld. 23.8% van de bondsdirecteuren beoordeelt dit carrièreperspectief binnen de topsportbond als slecht. 14.3% van de bondsdirecteuren vindt het

carrièreperspectief van de bondscoach binnen de topsportbond goed terwijl 9.5% van de

bondsdirecteuren het carrièreperspectief van de bondscoach binnen de topsportbond voldoende vindt.

9.5% van de bondsdirecteuren geeft geen antwoord op deze vraag. In figuur 12 staat een grafisch overzicht van deze vraag.

1.2.1.10 Kennisoverdracht

Een absolute meerderheid van de bondscoaches, 97.1%, van de bondscoaches deelt haar kennis met andere coaches tegen 2.9% van de bondscoaches die geen kennis deelt met collega coaches. De kennis wordt door bondscoaches vooral gedeeld bij het Nederlands Coach Platform (NCP) en het Olympisch Coach Platform (OCP). De NCP en OCP worden georganiseerd door NOC*NSF. Verder delen bondscoaches kennis met collega’s bij besprekingen binnen de topsportbond, bij trainers- en

(22)

Alle bondscoaches, 100%, vinden het delen van kennis met collega coaches belangrijk en wenselijk. Kennisdelen geeft een nieuwe verfrissende blik en het s leerzaam, zowel van contacten binnen je eigen sport maar ook daarbuiten. De bondsdirecteuren van de topsportbonden vinden het delen van kennis ook wenselijk en belangrijk.

1.2.2 Topsportbeleid van een sportbond

In deze paragraaf wordt de resultaten van de enquête weergegeven. Het topsportbeleid van de

topsportbond in relatie tot de bondscoach staat hierin centraal.

1.2.2.1 Inbreng

Bij de bondscoaches geeft 85.3% aan dat ze inbreng hebben bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid van haar topsportbond. 11.8% van de bondscoaches geeft aan dat ze geen inbreng heeft bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid van haar topsportbond. 2.9% van de bondscoaches geeft geen antwoord op deze vraag. De redenen die ingebracht zijn voor het geen of weinig inbreng hebben in het topsportbeleid zijn: de bondscoach is niet in vaste dienst bij de topsportbond, de bondscoach heeft een parttime contract, de bondscoach wordt minder betrokken na dan voorheen en de bondscoach heeft een topsportcoördinator die het als zijn taak beschouwt. De

bondsdirecteuren geven allemaal aan dat haar bondscoaches betrokken worden bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid van de topsportbond.

Een absolute meerderheid van de bondscoaches, 97.1%, geeft aan dat ze het belangrijk vindt om inbreng te hebben bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid van de topsportbond. Op deze vraag geeft 2.9% van de bondscoaches geen antwoord. De bondscoach vindt het hebben inbreng belangrijk omdat ze zien wat er gebeurd tijdens wedstrijden etc. De bondscoaches staan op de werkvloer en kunnen goed beoordelen wat er moet verbeteren in het topsportbeleid om de eigen prestaties te verbeteren.

Tevreden met de inbreng van de bondscoach bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid is 61.9% van de bondsdirecteuren. Bij 28.6% van de bondsdirecteuren geldt dat ze niet tevreden is met de inbreng van haar bondscoach. Op deze vraag geeft 9.5% van de bondsdirecteuren geen antwoord op de vraag.

76.4% van de bondscoaches heeft het idee dat er daadwerkelijk wat gedaan wordt met hun inbreng bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid van de topsportbond. Of er wat met de inbreng van bondscoaches wordt gedaan bij het ontwikkelen en actualiseren van het topsportbeleid van de topsportbond, wordt betwijfeld door 17.7% van de bondscoaches. Op deze vraag geeft 5.9% van de bondscoaches geen antwoord.

1.2.2.2 Sporttechnisch programma

Op de vraag of de bondscoach volledig verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en uitvoeren van het sporttechnische programma van de sportbond, antwoord 73.5% van de bondscoaches met het antwoord ‘ja’. Voor 23.6% van de bondscoaches geldt dat ze niet volledig verantwoordelijk zijn voor

het ontwikkelen en uitvoeren van het sporttechnische programma. 2.9% van de bondscoaches geeft geen antwoord op deze vraag. Een bondscoach die niet volledig verantwoordelijk is, heeft vaak een adviserende rol terwijl de topsportcoördinator dan verantwoordelijk is. Verantwoordelijkheid voor het

programma moet soms gedeeld worden met andere bondscoaches.

De bondsdirecteuren geven aan dat bij 33.3% van hen de bondscoach volledig verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en uitvoeren van het sporttechnische programma. Bij 61.9% van de topsportbonden is de bondscoach niet volledig verantwoordelijk voor het sporttechnische programma. De verantwoordelijkheid hangt af van de dienstbetrekking, fulltime of parttime, en de aanwezigheid van een topsportcoördinator. De bondscoach vaak wel volledige verantwoordelijkheid voor de

(23)

1.2.2.3 Topsportprogramma

Over een fulltime1 topsportprogramma beschikt 61.8% van de bondscoaches bij haar topsportbond. Bij 38.2% van de bondscoaches is er geen fulltime topsportprogramma bij haar topsportbond aanwezig. De belangrijkste reden voor het afwezig zijn van een fulltime topsportprogramma is geld. Daarna komt de grootte van de sport. Bij de bondsdirecteuren geeft 57.1% aan dat haar topsportbond over fulltime topsportonderdelen beschikt. Voor 42.9% van de bondsdirecteuren geldt dat zij geen fulltime topsportonderdelen hebben. In figuur 13 staat een grafische weergave van de aanwezigheid van een fulltime topsportprogramma bij de topsportbond volgens bondscoaches (links) en bondsdirecteuren (rechts). fulltime topsportprogramma 38,2% 61,8% nee ja fulltime topsportprogramma 42,9% 57,1% nee ja

Figuur 13: Fulltime topsportprogramma bij sportbonden volgens bondscoaches en bondsdirecteuren

Aan de groep die geen fulltime topsportprogramma heeft, is daarna de vragen 41 en 42 uit bijlage 3 voorgelegd. 33.3% van de bondscoaches geeft aan dat de topsportbond op korte termijn een fulltime topsportprogramma gaat starten. 66.7% van de bondscoaches geeft aan dat er op korte termijn geen fulltime topsportprogramma gaat starten. Dat er een fulltime topsportprogramma moet komen, vindt 83.3% van de bondscoaches die geen fulltime topsportprogramma hebben. 16.7% van de bondscoaches, die geen fulltime topsportprogramma hebben, vindt niet dat er een fulltime topsportprogramma moet komen.

voornemen fulltime topsportprogramma

52,4%

28,6% 19,0%

niet van toepassing

nee ja

Figuur 23: voornemen om een fulltime topsportprogramma te starten

Bij de bondsdirecteuren geeft 60% aan dat ze van plan zijn om een fulltime topsportprogramma te gaan starten. 40% van de bondsdirecteuren is op korte termijn niet van plan om een fulltime topsportprogramma te starten. De respondenten, bondsdirecteuren en bondscoaches, die “niet van

toepassing” hebben geantwoord op deze vraag, zijn bij het berekenen van de percentages buiten

beschouwing gelaten omdat ze al beschikken over een fulltime topsportprogramma. In figuur 23 staat

(24)

een grafisch overzicht met het voornemen van de topsportbonden om een fulltime topsportprogramma te starten.

1.2.3 Relatie coach/sporter

In deze paragraaf worden de resultaten weergegeven van de variabele relatie coach/sporter.

1.2.3.1 Beschikbaarheid topsporters

Bij de bondscoaches geeft 47.1% aan dat de topsporters fulltime ter beschikking staan voor het topsportprogramma van de topsportbond. 52.9% van de bondscoaches geeft aan dat de topsporters niet fulltime ter beschikking staan van het topsportprogramma van de topsportbond. Redenen waarom topsporters niet ter beschikking staan zijn clubverplichtingen van de sporters, studie en werk. De bondsdirecteuren, 67.7%, geven aan dat de topsporters niet fulltime ter beschikking staan van het topsportprogramma van de topsportbond. Bij 33.3% van de bondsdirecteuren staan de topsporters wel fulltime ter beschikking van het topsportprogramma van de topsportbond.

1.2.3.2 Beschikbaarheid coach

Naast de taken verbonden aan die van de dienstbetrekking bondscoach, voert 58.8% van de bondscoaches nog andere taken uit. Bij 41.2% van de bondscoaches zijn er geen extra taken naast de taken die verbonden zijn aan de dienstbetrekking bondscoach.

Bondsdirecteuren geven aan dat 33.3% van de bondscoaches extra taken uitvoert bij de topsportbond naast de taken die verbonden zijn aan de dienstbetrekking van bondscoach. Bij 66.7% van de topsportbonden voeren de bondscoaches geen extra taken uit naast de dienstbetrekking van bondscoach.

Aan de groep, 20 bondscoaches, die taken uitvoert naast het bondscoachschap is gevraagd of deze extra taken ten koste gaan van de taken als bondscoach. Hierop antwoord 70% dat de extra taken niet ten koste gaan van de werkzaamheden als bondscoach. Bij 30% van de bondscoaches gaan de extra taken wel ten koste van de werkzaamheden als bondscoach. Van de 7 topsportbonden waar de coaches extra taken uitvoert, vinden alle bondsdirecteuren dat de extra taken niet ten koste gaat van de taken als bondscoach.

1.2.3.3 Steun bond

Er is gevraagd of de bondscoach zich gesteund voelt door haar topsportbond in de richting van haar topsporters. 70.6% van de bondscoaches voelt zich voldoende gesteund door haar topsportbond in de richting van haar topsporters. 26.5% van de bondscoaches vindt dat ze niet voldoende steun in de richting van de topsporters krijgt. Op deze vraag geeft 2.9% van de bondscoaches geen antwoord.

1.3 Bruikbaarheid onderzoek

De betrouwbaarheid van het onderzoek geeft de afhankelijkheid van toeval aan die op de

onderzoeksmeting van toepassing is geweest (Baarda, 2001: 192).

Om toeval uit te sluiten is de enquête getest op de beide populaties. De enquête voor de bondscoach

is aan een bondscoach voorgelegd. Deze bondscoach heeft de enquête ingevuld en besproken met

de bondscoach. Op basis van deze test is een kleine aanpassing gedaan voordat de enquête is

verspreid aan de bondscoaches.

De enquête voor bondsdirecteuren is voorgelegd aan een bondsdirecteur die de enquête heeft

ingevuld. Na de enquête te hebben voorgelegd is deze op enkele plaatsen aangepast en nog een

keer besproken en getest met de bondsdirecteur. Deze vragenlijst is opgestuurd naar de bondsdirecteuren.

De enquête is naar zowel bondscoaches als bondsdirecteuren gestuurd om een zo betrouwbaar

(25)

reacties geweest op de enquête. Dit betekent een respons van 63% van de topsportbonden. De

respondenten vertegenwoordigen zowel grote topsportbonden als kleine topsportbonden. Op basis hiervan kan een zo goed mogelijk beeld worden geschetst van depositie van de bondscoach bij de topsportbonden.

De enquêtes maken gebruik van begrippen die bekend zijn bij de doelgroep. Een nieuw meetmoment

zal daarom dezelfde soort antwoorden opleveren als de meting die is gedaan in mei 2006.

Het nadeel bij de resultaten van de enquête is de kleine omvang van de populatie, 99 coaches en 52

bondsdirecteuren. Individuele situaties hebben hierdoor grotere invloed op de resultaten dan bij een grote populatie. De respons op de enquête is met 33% en ruim 40% van de populatie niet erg hoog.

Dit gaat ten koste van de betrouwbaarheid.

Ondanks dit gegeven, is er een aantal zaken gedaan om de betrouwbaarheid te verhogen zoals hierboven ook is aangegeven. De uitkomsten van de enquête geven voldoende aanknopingspunten

om de positie van de bondscoach in relatie tot de topsportbond te beoordelen.

De validiteit van empirisch onderzoek betreft de interpreteerbaarheid en de veralgemeenbaarheid van de resultaten van een onderzoek. Interpreteerbaarheid en veralgemeenbaarheid worden ook wel respectievelijk interne en externe validiteit genoemd.(ppw.kuleuven.be)

Interne validiteit verwijst naar de mate waarin de resultaten van een empirisch onderzoek adequaat kunnen worden geïnterpreteerd en de mate waarin we in die interpretaties vertrouwen kunnen hebben

(ppw.kuleuven.be). De resultaten van dit onderzoek kunnen goed geïnterpreteerd worden en geven

genoeg vertrouwen omdat het onderzoek gedaan is door middel van een grote steekproef, gehouden onder 99 van de ,naar schatting, 110 bondscoaches categorie 1 topsportonderdelen. Ongeveer 33 een derde heeft de enquête beantwoord. Deze steekproef geeft een goed beeld van de situatie van de

bondscoaches en hun eigen mening daarover.

Externe validiteit verwijst naar de mate waarin de resultaten van een empirisch onderzoek veralgemeenbaar zijn naar een bredere populatie en/of andere omstandigheden (ppw.kuleuven.be). De resultaten van het onderzoek zijn niet goed te generaliseren naar de situatie van alle bondscoaches in het algemeen. De situaties van de bondscoaches is daarvoor te verschillend. Er is sprake van een zeer grote diversiteit tussen de posities van de bondscoaches in Nederland.

1.4 Analyse

In de analyse worden de resultaten van het eigen onderzoek geanalyseerd door ze te vergelijken met het meetinstrument. De rode draad van het meetinstrument is de CAO sport. Voor de CAO sport is gekozen omdat een bondscoach die binnen de CAO sport valt recht heeft op minimale zekerheden die voor de gehele sportsector gelden. Verder worden enkele resultaten vergeleken met punten die uit het topsportklimaatonderzoek 2002, de sportnota’s “Tijd voor sport” en “”Samen voor sport” en de

sportagenda 2005-2008 komen. Uit deze informatiebronnenbronnen komen normen die gesteld worden en die in deze analyse gebruikt worden als beoordelingscomponent. De resultaten worden per variabele uit paragraaf 1.2 geanalyseerd.

1.4.1 Arbeidsvoorwaarden

De arbeidsvoorwaarden worden zoveel mogelijk vergeleken met de eisen uit de CAO sport. Verder komen de eisen die het ministerie van VWS en de georganiseerde sport stelt aan bod.

1.4.1.1 Soort overeenkomst

De resultaten van het onderzoek voor de soort overeenkomst bestaan uit drie onderdelen. De soort dienstbetrekking, de looptijd en de koppeling van de dienstbetrekking aan de wedstrijdcyclus. Per onderdeel wordt een norm gesteld waarmee de resultaten worden vergeleken.

De norm voor een dienstbetrekking is een dienstbetrekking voor bepaalde tijd, bij voorkeur een arbeidsovereenkomst omdat de CAO sport van toepassing zou moeten zijn op de bondscoach (VWS,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

werkgever moet zijn belang bij ontslag afwegen tegen het belang van de werknemer bij baanbehoud, bijvoorbeeld door de werknemer compensatie aan te bieden voor de nadelige gevolgen

Binnendorp Accounting heeft de mogelijkheid Nash een zzp-overeenkomst of een individuele arbeidsovereenkomst aan te bieden.. Nash heeft een voorkeur voor de

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

De eerste 120 dagen van werkloosheid kunnen job-aanbiedingen niet in lijn met de jobinhoud van de vorige job geweigerd worden indien het loon minder dan 80% van het loon uit de

Er zijn ook de ‘elas- tische’ deeltijdbanen, dit zijn banen die door hun uurrooster of door de tijd die nodig is om zich van de ene naar de andere baan te begeven, niet

De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland heeft aan het opstellen van deze voorbeeld arbeidsovereenkomst de nodige zorg besteed. Desondanks is het mogelijk dat deze

Omdat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk of karwei in principe van rechtswege, dat wil zeggen automatisch, eindigen zodra de bepaalde tijd om is of