• No results found

Promotor: Professor Marc Jegers Eindverhandeling ingediend tot het behalen van het diploma in de Gespecialiseerde Studies van de Actuariële Wetenschappen 2008-2009

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Promotor: Professor Marc Jegers Eindverhandeling ingediend tot het behalen van het diploma in de Gespecialiseerde Studies van de Actuariële Wetenschappen 2008-2009"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Daphne Galle

Winstmanipulatie:

Een Status Quaestionis van de Modellen en het Empirisch Onderzoek

Promotor: Professor Marc Jegers

Eindverhandeling ingediend tot het behalen van het diploma in de Gespecialiseerde Studies van de Actuariële Wetenschappen 2008-2009

(2)

2

Inhoudsopgave

0 Inleiding ... 5

1 Winstmanipulatie: enkele basisbegrippen ... 7

1.1 Winstmanipulatie, enkele basisdefinities ... 7

1.2 Waarom winstmanipulatie? ... 8

1.2.1 Waarom geen winstmanipulatie? ... 9

1.2.2 Drijfveren voor winstmanipulatie ... 11

1.2.3 En de externe auditors? ... 12

1.3 Verschillende methodes ... 12

1.3.1 De boekhoudkundige methodes ... 13

1.3.2 Operationele methodes ... 15

2 Economische basisassumpties en empirische uitwerking ... 17

2.1 Het model De Angelo ... 17

2.2 Het Healy model... 18

2.3 Het Jones model (1991) ... 19

2.3.1 Het aangepaste Jones model (Dechow et al. 1995) ... 20

2.3.2 Het aangepaste Jones model met book-to-market ratio en kasstromen als additionele onafhankelijke variabelen (Larcker en Richardson 2004) ... 23

2.3.3 Het aangepaste Jones model met return on assets (ROA) als een toegevoegde onafhankelijke variabele (Kothari et al. 2005) ... 24

2.4 Dechow and Dichev (2002) ... 26

2.4.1 McNichols (2002) ... 31

2.5 Beneish (1997 and 1999) ongewogen en gewogen kans op winstmanipulatie ... 33

3 Empirische gelijkheden en verschillen ... 37

3.1 Een discussie ... 37

3.2 Een vergelijking van keuzes doorheen de modellen... 39

3.2.1 Wat is er door de auteurs echt onderzocht? ... 39

3.2.2 Wijze van testen ... 41

3.2.3 Hypothesen ... 42

(3)

3

3.2.4 Maten: discretionaire accruals versus performance gebaseerde ... 43

3.3 Wat is het beste van de besproken modellen? ... 43

3.3.1 Controles ... 43

3.3.2 Vergelijking op basis van fraude ... 44

3.3.3 Resultaat van de vergelijking voor deze controles ... 45

3.4 Andere aanpakken ... 45

4 Besluit... 47

5 Bibliografie ... 48

(4)

4

Dankwoord

Dit werk kon slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van vele mensen. Bijzondere dank gaat uit naar mijn promotor, Prof. Dr. M. Jegers, voor de begeleiding. Deze steun omvatte onder meer het verstrekken van onontbeerlijke informatie, alsook het kritisch evalueren en het nalezen van voorlopige versies. De thesisbesprekingen konden steeds plaatsvinden na mijn werkuren, wat ik zeker wist te waarderen.

Verder had ik deze thesis nooit kunnen schrijven zonder de vele steun en het begrip van mijn collega’s. Niet alleen de mogelijkheid om flexibel vakantie te nemen heeft hiertoe bijgedragen. De vele discussies over het onderwerp hebben mijn interesse nog meer aangescherpt. Deze zorgden ook voor de nodige reflectie, meer bepaald over een exactere omschrijving van de inhoud van deze thesis. De vele keren dat ik vermoeid een vergadering bijwoonde omdat ik de avond voordien nog aan de thesis gewerkt had, werden begripvol getolereerd. Een speciale vermelding verdienen de vele taaltips van mijn collega Bart.

Katharine en Nathalie, bedankt voor de morele steun om de combinatie werk en studie een pak lichter te hebben gemaakt.

Ten slotte wil ik mijn ouders, vrienden en vooral mijn vriend Pieter bedanken voor hun niet aflatende morele steun gedurende het voorbije jaar.

(5)

5

0 Inleiding

Winstmanipulatie1 kan omschreven worden als het manipuleren van de boekhouding, in het voordeel van het bedrijf. Op het eerste gezicht kan dit een normale, verstandige beslissing lijken.

Maar de mogelijke verstrekkende gevolgen van deze daad waren voor mij doorslaggevend om dit fenomeen te onderzoeken. In dit werk wil ik het hebben over het aftasten van de boekhoudkundige grenzen, inclusief fraude. “Hoe kunnen we op de beste manier winstmanipulatie opsporen?” is de leidraad van deze thesis.

De verschillende modellen die in deze thesis besproken worden trachten winstmanipulatie, winstmanagement en fraude te detecteren. Het model dat op de beste manier winstmanipulatie kan opsporen, is niet noodzakelijk het model dat op de beste wijze fraude opspoort.

Waarom winstmanipulatie überhaupt slecht is, komt in de literatuur nauwelijks ter sprake.

Eventuele voordelen van winstmanipulatie zijn niet het onderwerp van deze thesis. Om te onderzoeken waar de manipulatie zit, is het heel belangrijk de verschillende motieven te weten van de manipulators. Het opsporen van de motieven kan helpen de winstmanipulatie bloot te leggen.

Om het antwoord te vinden op de vraag “Hoe kunnen we op de beste manier winstmanipulatie opsporen?” ging ik op zoek naar hét model bij uitstek om winstmanipulatie te berekenen. Al gauw zag ik in dat dit een uitdaging was, zoals McNichols (2003) het verwoordt:

“Although there is huge demand for a straightforward approach that identifies earnings management, I believe firms’ incentives to avoid detection will result in manipulations that are not readily identifiable by a simple model applied to a broad cross-section of industries.”2

In het eerste hoofdstuk komen enkele basisbegrippen aan bod. In het tweede hoofdstuk bespreken we verscheidene modellen. Een overzicht van de modellen3 is beschikbaar in de literatuur. In deze samenvattingen, zijn voornamelijk de formules terug te vinden. Deze formules op zich geven weinig toelichting. In deze overzichten wordt de context niet altijd gedetailleerd weergegeven. De hele evolutie over alle modellen heen, is ook niet duidelijk. De zwakke punten van deze modellen hebben aanleiding gegeven tot het ontwikkelen van andere nieuwe modellen. De specifieke redenen en noden om nieuwe modellen te ontwikkelen, waren niet te vinden in een artikel. Om een antwoord te vinden op mijn vraag, ging ik eerst op zoek naar het antwoord op de preliminaire vraag “Welk model is hét model om winstmanipulatie te detecteren?”. 4

1 In de literatuur wordt ook vaak de term earnings management gebruikt in de plaats van earnings manipulation.

2 (McNichols M., 2003, p. 387)

3 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995); (Jones K., Krishnan G. en Melendrez K., 2006) en (Dechow P., Ge W., Larson C., Sloan R., 2009)

4 De modellen worden hoofdzakelijk aangetoond op basis van Amerikaanse bedrijven. Dit verklaart het regelmatig terugkomen van termen van Amerikaanse instellingen zoals SEC en Compustat.

(6)

6

Om deze vraag correct te kunnen beantwoorden, worden in het derde hoofdstuk van deze thesis de verschillende modellen met elkaar vergeleken. Deze vergelijking gebeurt op meerdere niveaus.

Zowel de manier waarop de modellen tot stand zijn gekomen als de manier waarop ze empirisch werden ondersteund, wordt beschreven. Meerbepaald de verschillende methodes van gegevensverzameling, gebruikte hypotheses en regressiemethodes worden opgenomen bij onze empirische vergelijking van de modellen. Een gedetailleerde beschrijving van de gebruikte regressiemethodes komt niet aan bod in deze thesis.

In het vierde en laatste hoofdstuk bespreken we dan de conclusie van deze thesis.

(7)

7

1 Winstmanipulatie: enkele basisbegrippen

Vooraleer we de detectiemodellen van winstmanipulatie bekijken, is het belangrijk te weten wat winstmanipulatie nu juist is. Voor onderzoekers zijn er geen exacte data beschikbaar die aantonen hoe de boekhouding van een bedrijf eruit zou hebben gezien zonder winstmanipulatie. Daarom is het essentieel te weten welke motieven managers hebben om de boekhouding te manipuleren. Dit kan onderzoekers helpen meer gerichte modellen op te zetten om manipulaties op te sporen.

Ten slotte worden enkele verschillende methodes besproken om winstmanipulatie te detecteren. De modellen in het volgende hoofdstuk zijn gelocaliseerd in de boekhoudkundige methodes. In het stuk over deze methodes wordt dan ook meer in detail uitgelegd wat accrual basis boekhouden inhoudt en wat accruals zijn.

1.1 Winstmanipulatie, enkele basisdefinities

Het wetenschappelijk onderzoek van winstmanipulatie kan worden beschreven als:

“… to examine whether managers act as if they believe users of financial reporting data can be misled into interpreted reported accounting earnings as equivalent to economic profitability” 5

De wijze waarop de resultatenrekening en de balans van een onderneming worden weergegeven, wordt gestuurd door de managers van de onderneming. Deze weergave kan op substantieel verschillende manieren gebeuren, zonder dat hierdoor noodzakelijk fraude wordt gepleegd. Fraude is bijvoorbeeld het te vroeg erkennen van winst of te laat erkennen van kosten6.

De alternatieven om het resultaat van de onderneming te manipuleren kunnen in verschillende categorieën7 ondergebracht worden:

1) Boekhoudkundige aanpassingen die binnen de General Accepted Accounting Principles 8 (GAAP) valt: hiervoor wordt de flexibiliteit van de GAAP gebruikt.

2) Boekhoudkundige aanpassingen die buiten de GAAP vallen: dit wordt als fraude beschouwd.

3) Extra transacties: door bijvoorbeeld extra kosten te maken door vroeger te investeren in iets wat op de lange termijn toch nodig is, zoals infrastructuur, onderzoek & ontwikkeling, onderhouden eerder laten uitvoeren.

4) Minder transacties: door noodzakelijke kosten uit te stellen.

5 (Fields T., Lys T. en Vincent L., 2001, p. 279)

6 Volgens het overeenstemmingprincipe moeten kosten en opbrengsten in de resultatenrekening opgenomen worden in het boekjaar waarop ze betrekking hebben.

7 (Vander Bauwhede, H. en Willekens M., 2003)

8 GAAP slaat op het algemene begrip, niet enkel op de boekhoudregels van de US.

(8)

8

We definiëren winstmanagement als alle boekhoudkundige aanpassingen die binnen de GAAP vallen. Fraude wordt gedefinieerd als boekhoudkundige aanpassingen die buiten de GAAP vallen, namelijk de tweede categorie. Winstmanipulatie definiëren we als de eerste twee categorieën.

Winstmanipulatie omvat dus fraude en winstmanagement. Winstmanipulatie heeft de bedoeling om boekhoudkundige aanpassingen te doen ten opzichte van de financiële toestand van de onderneming. Deze aanpassingen worden gemaakt ten einde de resultaten van het bedrijf in een beter daglicht te stellen, of om fiscale voordelen te verkrijgen. Winstmanipulaties zijn dus doelbewuste aanpassingen en kunstgrepen om de resultaten niet correct weer te geven.

De onderlinge verschillen in weergave zijn mogelijk doordat de regels van de General Accepted Accounting Principles (GAAP) speelruimte en interpretatie bieden. Men heeft bijvoorbeeld keuze uit verschillende voorraadwaarderingen en afschrijvingsmethodes. Zo kan het afschrijven al dan niet op een versnelde wijze gebeuren.

Vander Bauwhede en Willekens9 geven enkele methodes aan voor verschillende winstmanipulaties die mogelijk zijn in het kader van voorraadwaarderingen. Ten eerste, het beheren van de voorraden door:

• Niet-bestaande voorraden op te nemen.

• Niet-correcte prijzen te gebruiken voor waardering.

• Niet (correct) toepassen van de waarderingsregels. Uit de aanschafwaarde en de marktwaarde moet men de kleinste waarde nemen.

• De marktwaarde is niet objectief te bepalen.

Ten tweede, door het veranderen van inventarismethodes naar LIFO, FIFO of gewogen gemiddelde.

1.2 Waarom winstmanipulatie?

Waarom er aan winstmanipulatie gedaan wordt door de managers wordt als volgt samengevat door Xie et al.(2001):

“In many companies, managers are compensated both directly (in terms of salary and bonus) and indirectly (in terms of prestige, future promotions, and job security) depending on a firm’s earnings performance relative to some pre-established benchmark.” 10

We bespreken eerst waarom winstmanipulatie geen toegevoegde waarde geeft. Een aantal redenen voor winstmanipulatie worden aangehaald. Nadien zullen we dieper onderzoeken waarom managers hun cijfers manipuleren.

Ten slotte wordt de rol van de externe auditor kort bekeken. Deze externe auditor heeft als functie om winstmanipulatie te detecteren. Voor de auditor bestaat altijd het risico om een grote klant te

9 (Vander Bauwhede, H. en Willekens M., 2003)

10 (Xie B., Davidson W., en Dadalt P., 2001, p. 5)

(9)

9

verliezen als ze winstmanipulatie aantonen. Dit zou een factor kunnen zijn bij het al dan niet vermelden van manipulatie in zijn rapport.

1.2.1 Waarom geen winstmanipulatie?

Waarom proberen we winstmanipulatie te detecteren? Kan winstmanipulatie geen toegevoegde waarde hebben?

Xie et al. (2001) geven hier enkele directe redenen voor. Financiële informatie wordt voornamelijk als belangrijkste bron van informatie gebruikt door investeerders of kapitaalverstrekkers. Zo kunnen aandelenkoersen op de kapitaalmarkten misleidend beïnvloed worden, waardoor de efficiëntie van de kapitaalmarkten vermindert.

“Capital markets use financial information to set security prices. Investors use financial information to decide whether to buy, sell, or hold securities. Market efficiency is based upon the information flow to capital markets. When the information is incorrect, it may not be possible for the markets to value securities correctly. ” 11

De redenen waarom er geen winstmanipulatie mag plaatsvinden, zijn nog verstrekkender. Wanneer we naar voorbeelden kijken, zien we dat winstmanipulatie niet helpt om bedrijven te behoeden voor faillissement. In de gevallen die we hierna bespreken was het faillissement steeds onvermijdbaar. De grootste benadeelden zijn hierin steeds de werknemers die heel vaak totaal geen hand hadden in deze manipulaties.

Er zijn een aantal voorbeelden waarbij boekhoudmanipulaties aankomende faillissementen voor lange tijd verborgen hebben. Manipulatie op zich leidt niet tot faillissement. Doordat het faillissement lange tijd verborgen blijft, zal er uiteindelijk minder waarde in het bedrijf overblijven.

Schuldhouders, aandeelhouders en de overheid kunnen pas veel later ingrijpen.

Wanneer we kijken naar België, hebben we het voorbeeld van Lernout & Hauspie. Internationaal zijn Enron en WorldCom enkele voorbeelden.

Enron was een energiebedrijf van de jaren ‘90. De aandelen waren sterk in waarde gestegen. Er was een bubbel gecreëerd. De winsten van Enron konden dit groeitempo echter niet aanhouden en begonnen na verloop van tijd te verminderen. Om de schijn hoog te houden, verrichtte het management allerlei transacties. Manipulaties op opbrengsten en de operationele kasstroom leidden tot negatieve accruals op het einde van het boekjaar (december 2000). De opgelopen verliezen die voordien verborgen bleven via ingewikkelde constructies met talloze dochterondernemingen kwamen uiteindelijk aan het licht. In december 2001 ging Enron failliet. 12 Voordat het bedrijf ineenstortte, had het management haar aandelen verkocht. Gewone

11 (Xie B., Davidson W., en Dadalt P., 2001, p. 5)

12 (BBC, 2002)

(10)

10

werknemers verloren echter niet enkel hun baan, maar ook hun pensioen (dat voornamelijk in Enron aandelen was belegd). Heel dit debacle bracht een groot maatschappelijk ongenoegen teweeg.13 WorldCom was een Amerikaanse telecomonderneming die in 2002 failliet ging nadat een omvangrijk boekhoudschandaal naar boven was gekomen. De onderneming heette oorspronkelijk "Long Distance Discount Services" of LDDS. In de jaren ‘90 was de onderneming zeer sterk gegroeid door diverse overnames. De meest omvangrijke hiervan was de overname van MCI Communications in 1998 voor USD 37 miljard.

“From 1999 until 2002, WorldCom suffered one of the largest public company accounting frauds in history. As enormous as the fraud was, it was accomplished in a relatively mundane way: more than $9 billion in false or unsupported accounting entries were made in WorldCom’s financial systems in order to achieve desired reported financial results. The fraud did not involve WorldCom’s network, its technology, or its engineering.

Most of WorldCom’s people did not know it was occurring. Rather, the fraud occurred as a result of knowing misconduct directed by a few senior executives centered in its Clinton, Mississippi headquarters, and implemented by personnel in its financial and accounting departments in several locations.”14

De fraude was gepleegd onder de leiding van de Chief Financial Officer, Scot Sullivan. Omdat ze hun vooropgestelde resultaten niet zouden behalen, paste hij de cijfers aan samen met David Myers. Ze brachten cijfers in die niet ondersteund waren. Voor deze grootschalige fraude werd het als normaal beschouwd door de General Accounting Group15 honderden miljoenen in te brengen. Weinig of geen achterliggende documenten voldeden als er een schriftelijk of mondeling akkoord was van het senior personeel. Bijgevolg wekte het geen argwaan als dit gebeurde om fictieve boekingen te doen.

Vermits het senior personeel zijn toestemming gaf voor deze boekingen, is dit het bewijs dat de CEO, Bernard Ebbers, op de hoogte was van de transactie. Niet enkel deze drie bovenvernoemde kaderleden waren op de hoogte. Anderen die ook weet hadden van deze cijfers waren ook verantwoordelijk. Weinig personeel protesteerde tegen deze praktijken, tot 2002. Gene Morse en zijn baas Cynthia Cooper, de vice president van de interne audit, luidden uiteindelijk de alarmbel. Op 23 juni 2002 hadden ze al voor $3,8 biljoen aan verkeerde en valse gegevens gevonden.16

“The Audit Committee of WorldCom’s Board of Directors, once advised of the issue, took it seriously and directed prompt attention to it. After providing Sullivan an opportunity to justify the accounting, WorldCom and its new outside auditors (who had replaced Andersen, the auditors during the period of the fraud) concluded that the capitalization entries were improper. The Board immediately terminated Sullivan and obtained Myers’

resignation, and WorldCom disclosed the improper capitalization to the SEC17 and the public.” 18

13 (Wolters W. en de Graaf N., 2005)

14 (The Special Investigative Committee of the Board of Directors of Worldcom, Inc., p. 1)

15 De General Accounting Group is verantwoordelijk voor de boekingen. (The Special Investigative Committee of the Board of Directors of Worldcom, Inc.)

16 (Ripley, A., 2008) en (Pulliam S. en Soloman D., 2008)

17 SEC staat voor Securities and Exchange Commission. Ze heeft de volgende bestaansreden:

(11)

11

Eind 2003 bleek finaal dat de het totaal van de activa van het bedrijf voor $11 miljard overschat was.

De fraude was tweeledig. Een eerste deel was het zetten van kosten op het actief gedeelte. Dit had als gevolg dat de omvang van de activa van de onderneming te hoog werden voorgesteld. Het tweede deel was het boeken van niet bestaande inkomsten. Dit ging gepaard met het niet boeken van kosten. Dit tweede deel gaf als gevolg dat de bedrijfsresultaten te hoog waren voorgesteld.

De CEO Bernard Ebbers was grootaandeelhouder in WorldCom. Hij was ook tegen onderpand van zijn aandelen verplichtingen aangegaan.

Deze voorbeelden illustreren het mechanisme van de fraude zelf. Het besluit om te fraudeur te worden, wordt niet eensklaps genomen. De hele evolutie van winstmanagement naar fraude is een geleidelijk proces. Door de ruimte die er is voor winstmanagement is de stap naar winstmanipulatie maar klein. De stap van winstmanipulatie naar fraude is ook klein.

1.2.2 Drijfveren voor winstmanipulatie

De redenen onderzoeken waarom er aan winstmanipulatie wordt gedaan, is niet de doelstelling van deze thesis. Desondanks is het belangrijk om te begrijpen waarom er aan manipulatie gedaan wordt.

In een bedrijf zijn er talrijke verschillende belanghebbenden. Dit is volgens Balaciu en Pop Cosmina (2008) meteen de echte reden voor winstmanipulatie.

“The managers are interested in paying less taxes and dividends, the shareholders in gain higher dividends, the employees to obtain better salary and higher profit share, the authorities to collect more taxes.”19

Een van de belangrijkste en meest voorkomende motieven is het effect op aandeelkoersen. Door een winststijging van een bedrijf, stijgt ook meestal de aandeelkoers. 20

Een aspect dat de afgelopen 15 jaar steeds meer aan aandacht wint, is de correlatie tussen de verloning van het topmanagement en de beurskoers van de onderneming. Het topmanagement wordt meestal ook betaald in aandeelopties. Om die reden is een koersstijging van aandelen ook voor hen van belang. In dit verband zou het management meer geneigd zijn de resultaten te manipuleren.21

“The mission of the U.S. Securities and Exchange Commission is to protect investors, maintain fair, orderly, and efficient markets, and facilitate capital formation. ” (U.S. Securities and Exchange Commission)

18 (The Special Investigative Committee of the Board of Directors of Worldcom, Inc., p. 8)

19 (Balaciu D. en Pop Cosmina M., 2008, p. 5)

20 (Mulford, C. en Comiskey E., 2002)

21 (Hall B. en Liebman J., 1998)

(12)

12

Xie et al. (2001)22 merken hieromtrent het ‘agency’-probleem op. Managers gaan in eigen belang handelen en laten het primeren op het belang van de aandeelhouders. Hiervoor verwijs ik naar het WorldCom verhaal als de illustratie hiervan.

Een ander specifiek voorbeeld is het inkopen van een vreemd bedrijf door de managers waarvan zij al aandeelhouder zijn.23 Als de managers deze aandelen willen inkopen, is het voor hen van belang dat ze de aandelen kopen aan een zo laag mogelijke prijs.

Een andere drijfveer voor een bedrijf om goede resultaten voor te leggen, is het bekomen van betere kredietvoorwaarden.

Zoals Balaciu en Pop Cosmina (2008) ook vermelden in bovenstaand citaat, is het betalen van belastingen ook een drijfveer voor manipulatie. Het minder betalen van belastingen is aanzienlijk voordeliger voor de bedrijven.

Ook voorspellingen van analytici kunnen aanleiding geven tot manipulatie. Als de bereikte resultaten lager zijn dan de verwachtingen, dan kan dit ook een aanleiding zijn tot winstmanipulatie.24

1.2.3 En de externe auditors?

Wat is de drijfveer van een externe auditor om de winstmanipulatie te ontdekken? De inkomsten van een auditor hangen af van de opdrachtgevende bedrijven en van hun budget voor audit en niet- audit diensten. Als je als auditor winstmanipulatie tegenkomt in een bedrijf, waarom dit dan wel melden? Als je dit meldt, riskeert je auditbedrijf nadien minder opdrachten te krijgen. Of zelfs nog extremer dat het auditbedrijf zijn klant-bedrijven verliest.

Larcker en Richardson (2004)25 tonen aan dat verschillende economische redenen de doorslag geven. Een reden is het redden van de reputatie van het auditbedrijf. Wanneer bedrijven die winstmanipulatie gepleegd hebben failliet gaan, komen de auditbedrijven in moeilijkheden of kunnen ook zelf failliet gaan.

1.3 Verschillende methodes

Studies naar winstmanipulatie gebeuren voornamelijk via twee methodes: boekhoudkundige en operationele methodes26. Deze worden beiden hieronder beschreven.

22 (Xie B., Davidson W., en Dadalt P., 2001)

23 (De Angelo L., 1986)

24 (Xie B., Davidson W., en Dadalt P., 2001)

25 (Larcker D. en Richardson S., 2004)

26 (Tirole J., 2006)

(13)

13 1.3.1 De boekhoudkundige methodes

Eerst worden een aantal voorbeelden van boekhoudkundige methodes van winstmanipulatie besproken.27 Hieronder vallen de boekhoudkundige aanpassingen die binnen GAAP vallen, en de boekhoudkundige aanpassingen die buiten GAAP vallen.

Beslissingen betreffende voorzieningen of reserves zijn altijd subjectief. Om de subjectiviteit van voorzieningen te illustreren, wordt hieronder een geval van verliezen op vorderingen beschreven.

Het kan zijn dat een klant niet meer bij machte is om wat hij op krediet gekocht heeft gedeeltelijk of geheel terug te betalen. De mogelijkheid dat de kredietnemer al dan niet kan terugbetalen aan het bedrijf, heeft een substantiële impact op de waardeverminderingen geboekt door het bedrijf.

Als er te weinig geboekt is, is dit enkel tijdelijk. Alle waarderingen van investeringen die niet volgens de markt zijn gewaardeerd, maar intern, laten een zekere vrijheid toe.

Een andere manier om inkomen te verschuiven in de tijd is de keuze van het tijdstip waarop een verkoop of uitgave is ingeschreven in de boekhouding. Een verkoop kan bijvoorbeeld in januari worden geboekt terwijl deze eigenlijk heeft plaats gevonden in december, of omgekeerd. Deze manipulatie heeft invloed op het belastbare deel van het resultaat.

Er zijn ook verschillende manieren om de balans in een ander daglicht te stellen. Het bedrijf kan bijvoorbeeld slechte investeringen en geassocieerde schulden doorsluizen naar niet geconsolideerde dochterondernemingen.

Dergelijke manipulaties kunnen toekomstige en huidige investeerders op een verkeerd been zetten.

Anders zouden de investeerders eventueel overwegen om de top van het bedrijf te vervangen of een verandering van koers te eisen.

Boekhoudkundige manipulaties brengen een aantal directe kosten met zich mee, met name de tijd die de managers investeren in “creatief boekhouden”.

1.3.1.1 Accruals basis boekhouden

Om de boekhoudkundige methodes van winstmanipulatie goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om eerst te weten op welke manier de boekhouding moet verlopen. Accrual basis boekhouden is de verplichte techniek die GAAP oplegt.

Accrual basis boekhouden is een manier van boekhouden waarbij inkomsten en uitgaven worden geboekt in de periode waarin de inkomsten gerealiseerd worden28. De totale opbrengsten en uitgaven zijn zichtbaar in het resultaat, dat wordt gemaakt op het einde van een boekhoudkundige periode.

27 Dit zijn de eerste 2 categorieën uit hoofdstuk 1.1.

28 Dit komt door het overeenstemmingprincipe (Theunisse H. en Jegers M., 2001)

(14)

14

“[…] de boekhouding op een ‘accrual’ basis opgesteld wordt, en niet op een kasbasis.

Bijgevolg worden bijvoorbeeld vorderingen ook als bezittingen beschouwd, en schulden als financieringsbron.”29

Accrual basis boekhouden is conform de regels van GAAP om het resultaat beschikbaar te maken voor externe gebruikers en wordt toegepast door alle bedrijven behalve heel kleine die op kasbasis werken.

1.3.1.2 Accruals

De boekhoudkundige winstmanipulatie zal vooral worden onderzocht op basis van accruals. In dit hoofdstuk wordt de keuze daarvoor uitgelegd. De definitie voor accruals zal ook grondig worden besproken. De accruals, ook wel de totale accruals genoemd, splitsen we in twee delen. Het eerste deel is het onverwachte deel; de discretionaire accruals. Het tweede deel is het verwachte deel; de niet-discretionaire accruals.

Bergstresser en Philippon (2006)30 definiëren accruals als volgt:

“Accruals are components of earnings that are not reflected in current cash flows, and a great deal of managerial discretion goes into their construction.”

Met cash flows31 bedoelen ze de kas in- en uitstroom. De accruals slaan dus op de niet-kaskosten en niet-kasopbrengsten. We gaan deze definitie volgen in de thesis.

Accruals worden voor de eerste keer in deze functie vermeld door Healy (1985)32:

“I define accruals as the difference between reported earnings and cash flows from operations.”33

Accruals zullen als maatstaf voor winstmanipulatie worden gebruikt in de modellen die in deze thesis worden besproken.

Healy (1985) stelt dat winsten kunnen worden opgesplitst in kasstromen voor operaties, niet- discretionaire accruals en discretionaire accruals.

Niet-discretionaire accruals (NDA) zijn boekhoudkundige aanpassingen aan de kasstroom van het bedrijf die bij wet verplicht zijn door instellingen. Deze instellingen zijn bijvoorbeeld de Securities Exchange Commission (SEC) en de Financial Accounting Standards Board (FASB). Een van deze regels is dat activa die op lange termijn in het bezit zijn van het bedrijf op een systematische wijze worden

29 (Theunisse H. en Jegers M., 2001, p. 27)

30 (Bergstresser D. en Philippon T., 2006, p. 146)

31 Kasstromen zijn in het Engels Cash flows (CF). Door de verwarring die mogelijk is met de term cash flows gedefinieerd in het boek (Theunisse H. en Jegers M., 2001), gebruik ik kasstromen als

Nederlandse term.

32 (Healy P., 1985, p. 86)

33 Merk op dat dit de zelfde definitie is als (Bergstresser D. en Philippon T., 2006)

(15)

15

gewaardeerd. Een eerste voorbeeld hiervan is de waardebepaling van de inventaris. De waardebepaling van de inventaris gebeurt volgens de laagste prijs. Deze laagste prijs wordt bepaald als het minimum van de aanschafwaarde en de marktwaarde. Een tweede voorbeeld is de waardebepalingen voor geleasde goederen. Deze is afhankelijk van de leasetermijn. Doordat deze accruals bij wet verplicht zijn, laat dit weinig speling toe. Daarom worden deze ook wel de voorspelbare accruals genoemd.

Discretionaire accruals (DA) zijn aanpassingen bepaald door de manager. De manager kiest discretionaire accruals uit alle mogelijk algemeen aanvaarde procedures (GAAP). Het is duidelijk dat hier veel meer speling mogelijk is. Het betreft hier voornamelijk (uitzonderlijke) afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen. Vandaar dat deze accruals onvoorspelbaar zijn.

Discretionaire accruals laten een manager toe winsten tussen periodes te verschuiven. Het management bekijkt de operationele kasstroom en de niet-discretionaire accruals op het eind van elk jaar en kiest dan de discretionaire accounting procedure en accruals om de cijfers eventueel te manipuleren34.

Totale accruals (TA) zijn de som van discretionaire accruals en niet-discretionaire accruals. De totale accruals zijn de accruals die hierboven werden besproken. Hoewel totale accruals rechtstreeks te berekenen zijn uit de financiële openbare informatie (jaarrekening), kan niet eenduidig worden bepaald welk deel er niet-discretionair en welk deel discretionair is. Het is deze opsplitsing waar modellen die een accruals methode toepassen, zich op toeleggen. 35

Accruals worden verkozen boven andere gebruikte meetmethoden voor winstmanipulatie. In het geval van bijvoorbeeld kasstromen, zijn er problemen door het te korte tijdsinterval. Hierdoor wordt er geen rekening gehouden met latere tegenboekingen.

We zullen in de eerste modellen36 (bijvoorbeeld de modellen van respectievelijk De Angelo (1986), Healy (1985) en Jones (1991)37) het onderscheid zien tussen het niet-discretionaire en discretionaire gedeelte van accruals. De drie vernoemde modellen, negeren de relatie tussen kasstromen en accruals zoals vermeld door Dechow (1995). Sommige niet-discretionaire accruals zijn verkeerdelijk geclassificeerd als discretionaire. Voor details hiervan verwijs ik naar Garza-Gomez et al. (2001)38. Na het algemeen Jones model (1991), zullen we modellen onderzoeken waarin rekening wordt gehouden met kasstromen.

1.3.2 Operationele methodes

Naast de boekhoudkundige methodes, bestaan er ook operationele methodes. De operationele methodes zijn het uitvoeren van extra of minder transacties. Dit kan door bijvoorbeeld extra kosten

34 (Healy P., 1985)

35 (Jans M. en Lybaert N., 2006)

36 Modellen zijn door bepaalde auteurs geschreven. Om een onderscheid te maken tussen deze modellen, noem ik dit de modellen van die auteurs.

37 (De Angelo L., 1986); (Healy P., 1985) en (Jones J., 1991)

38 (Garza-Gomez X., Okumura M. en Kunimura M., 2001)

(16)

16

te maken door vroeger te investeren in iets wat op de lange termijn toch nodig is. Analoog is het mogelijk een onderhoud uit te stellen naar een volgend boekjaar.39

Buiten het aanpassen van de boekhouding, kan een bedrijf ook zijn strategie veranderen om het externe beeld van het bedrijf aan te passen.

Een onderneming heeft verschillende mogelijkheden om de winst te laten verhogen. Een onderneming kan bijvoorbeeld het onderhoud uitstellen, haar voorraad verminderen, een uitverkoop houden.

Een ander voorbeeld om de winst van het jaar voordien te doen stijgen, is het aanpassen van prijzen.

In de plaats van de prijzen te laten dalen in januari kan men deze al in december doen dalen.

De directe kosten van de bovenvermelde opties zijn duidelijk. We hebben nog enkele voorbeelden zoals bijvoorbeeld slechte timing. Door een uitverkoop te houden, kan het voorkomen dat er extra overuren zijn. Als die moeten worden uitbetaald, is dit ook tegelijkertijd een extra kost. Het uitstellen van een onderhoud van een machine kan als gevolg hebben dat deze machine onverwacht niet meer functioneert. De productie zal dan ook verstoord zijn, met de kosten vandien.

39 Dit zijn de laatste twee categorieën uit hoofdstuk 1.1.

(17)

17

2 Economische basisassumpties en empirische uitwerking

In dit hoofdstuk bespreken we enkele algemene empirische uitwerkingen van winstmanipulatie. De empirische uitwerkingen zullen we definiëren als modellen, terwijl ze dit in de strikte zin van het woord niet zijn. Doordat de literatuur deze definieert als modellen, zal ik deze naamgeving hier dan ook volgen.

We bespreken eerst het model van De Angelo (1986)40. Dit is een speciaal geval van het Healy model (1985)41. Nadien bespreken we een van de meest gebruikte modellen, namelijk het Jones model (1991)42. Er zijn veel aanpassingen gemaakt op dit model. Dechow et al. (1995)43 voeren een correctie in op de verandering van de verkoopopbrengsten van het Jones model (1991), met de verandering van de vorderingen. De aanpassingen van Larcker en Richardson (2004)44 worden als volgende besproken. Hun aanpassingen betreffen de book-to-market ratio en kasstromen als extra onafhankelijke variabelen. Tot slot bespreken we het model van Kothari et al. (2005)45. De onafhankelijk variabele return on assets (ROA) wordt toegevoegd als onafhankelijke variabele. Met deze variabele worden performance gerelateerde discretionaire accruals in rekening gebracht.

Dechow en Dichev (2002)46 brengen een nieuwe maat naar voor. Deze wordt vervolgens door McNichols (2002)47 gecombineerd met het Jones model(1991).

Ten slotte wordt nog het Beneish(1999)48 model besproken.

2.1 Het model De Angelo

Het De Angelo model (1986)49 gebruikt de verhouding van de totale accruals van de vorige periode (TAt-1) ten opzichte van de totale activa van het jaar daarvoor (At-2) als een maat voor niet- discretionaire accruals.

In de modellen wordt vaak gedeeld door de totale activa van de onderneming. Deze deling heeft een herschaling van de accruals op basis van de grootte van de onderneming tot doel.

Het model voor niet-discretionaire accruals (NDAt) is

40 (De Angelo L., 1986)

41 (Healy P., 1985)

42 (Jones J., 1991)

43 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995)

44 (Larcker D. en Richardson S., 2004)

45 (Kothari S., Leone A. en Wasley C., 2005)

46 (Dechow P. en Dichev I., 2002)

47 (McNichols, M., 2002)

48 (Beneish M., 1999)

49 (De Angelo L., 1986)

(18)

18

   (1)

Het discretionair gedeelte van de accruals is het verschil tussen totale voorzieningen in het jaar t, verhouden tot TAt-1 en NDAt. Dus:

   (2)

De assumptie die hier wordt aangenomen, is dat in de periode voorafgaand aan de vergelijking geen winstmanipulatie wordt beoefend.50

2.2 Het Healy model

De totale accruals zijn in deze studie de wijzigingen in het niet-kasgedeelte van het bedrijfskapitaal, verminderd met de afschrijvingen.51

Healy (1985) gebruikte in 1985 het gemiddelde van totale accruals (TAt) van het huidige jaar verhouden tot de totale activa van het voorafgaande jaar (At-1) als een maat van niet-discretionaire accruals. Het model voor niet-discretionaire accruals is in het jaar t (NDAt):

  ∑    (3)

Met

 NDAt : niet-discretionaire accruals in jaar t

 n: aantal jaren in de geschatte periode, verhouden ten opzichte van de totale activa van het jaar voordien.

 j: de index voor de jaren (t-n, t-n+1,…, t-1)

Het discretionair deel is het verschil tussen de totale accruals in het jaar t, verhouden ten opzichte van At-1 en NDAt.

Beiden modellen gebruiken de totale accruals met de discretionaire accruals gedefinieerd als het verschil tussen de totale accruals en de niet-discretionaire. Het De Angelo model (1986), waarin de geschatte periode voor niet-discretionaire accruals beperkt is tot de observatie van het jaar voordien, zou kunnen worden gezien als speciaal geval van het Healy model (1985). Deze twee modellen lijken op het eerste gezicht sterk op elkaar. Maar als je iets verder kijkt, is dit niet meer het geval.

De veronderstelling in het De Angelo model (1986) is dat NDA een random walk proces is, het Healy model (1985) veronderstelt dat NDA een mean reverting proces volgt. Hierdoor bekomen we

50 (Jans M. en Lybaert N., 2006)

51 (Jans M. en Lybaert N., 2006)

(19)

19

verschillende berekeningen van de niet-discretionaire accruals. Deze is het gemiddelde van de totale accruals in de voorafgaande jaren (Healy (1985)) en de totale accruals van het voorafgaande jaar (De Angelo (1986)).

De assumptie die aangenomen wordt in de twee modellen, is dat in de periode voorafgaand aan de vergelijking geen winststuring wordt uitgeoefend. Er wordt in beide modellen geen rekening gehouden met invloeden vanuit de economische omgeving.52 Dit geeft ruimte tot verbetering en nood aan een ander model.

2.3 Het Jones model (1991)

Het model van Jones (1991)53 bracht een alternatief voor het Healy (1985) en het De Angelo model (1986). Haar model wordt het “standaard Jones model” genoemd. Ze probeert de effecten van veranderingen in de economische omstandigheden van een bedrijf op niet-discretionaire accruals te controleren.

In tegenstelling tot Healy (1985) en De Angelo (1986), schat Jones (1991) de verwachte accruals door middel van een regressie. Bij haar schatting hanteert ze de aanschafwaarde van terreinen, gebouwen en machines in de onderneming en de wijziging in het verkoopcijfer als de onafhankelijke variabelen, naast een constante. Om de heteroscedasticiteit te verminderen, zijn alle variabelen in de regressie geschaald tegen de waarde van het actief van de onderneming aan het begin van het jaar. Dit leidt tot volgende schatting:



      ∆    !!   " (4) Waarbij:

 TAit : totale accruals voor onderneming i in jaar t is berekend als verschil tussen het resultaat voor bijzondere posten (# 12354) en operationele kasstroom (# 308) voor jaar t.

 A

it-1 : totale activa voor onderneming i in het begin van het jaar t55 (#6)

 Δ REV

it : wijziging in de omzet van onderneming i in het jaar t (#12)

52 (Jans M. en Lybaert N., 2006)

53 (Jones J., 1991)

54 We baseren onze data op Compustat: “Covering approximately 98% of the world's market capitalization with timely data on over 88,000 global securities, Compustat has the scope and reputation financial professionals demand. Key restated and unrestated data, unrivalled historical point-in-time information and easy-to-use delivery options, have earned Compustat a level of respect and confidence unsurpassed in the financial industry.”

(https://www.compustatresources.com/support/index.html)

55 Deze is dezelfde als op het einde van het jaar t-1

(20)

20

 PPE

it : aanschafwaarde van terreinen, gebouwen en machines van onderneming i in jaar t (#

8)

 ε it : rest term56 voor jaar t en bedrijf i

De totale accruals in het model van Jones (1991) zijn de veranderingen in het niet-kasgedeelte van het bedrijfskapitaal, verminderd met de afschrijvingen. In deze afschrijvingen zitten ook aanpassingen op de verkoopopbrengst. De verkoopopbrengst is in de regressie meegenomen als controlevariabele. Ook de aanschafwaarde van terreinen, gebouwen en machines heeft invloed op de afschrijvingen. Deze wordt dan ook als controlevariabele meegenomen.

  #    $ ∆   $ !!  (5)

Bovenstaande vergelijking wordt met een OLS-regressie geschat. Deze schatting gebeurt aan de hand van een tijdreeks die voorafgaat aan het jaar waarin men de winstmanipulatie wil meten. De schatting leidt tot α

i, β

1i en β

2i , schatters van a

i, b

1i en b

2i. Deze schatters worden nadien per onderneming (er zijn schatters voor iedere onderneming) in de vergelijking ingevuld, evenals de overeenkomstige afhankelijke en onafhankelijke variabelen.

De enige onbekende in de vergelijking is dan de restterm ε it. Deze drukt het verschil uit tussen de totale accruals (linkerzijde vergelijking) en de verwachte accruals (rechterzijde vergelijking), wat overeenkomt met de discretionaire accruals. De gevonden restterm is bijgevolg een maatstaf voor winstmanipulatie.

Hoewel Jones (1991) een revolutionaire aanpassing deed aan de voorafgaande modellen (de economische situatie van een onderneming werd in rekening gebracht), kwam er later kritiek op. De voornaamste kritiek was dat er geen rekening werd gehouden met een eventuele manipulatie van de omzet. Bijgevolg waren de discretionaire accruals niet correct. Deze kritiek leidde tot het

‘modified Jones model’ (1995). Een onderneming kan bijvoorbeeld de omzet opdrijven door al op het einde van het jaar verkopen te boeken die pas het volgende jaar plaatsvinden. Dit zou in het model van Jones (1991) bij het aandeel van de verwachte accruals gerekend worden, en niet bij de discretionaire accruals. Dit geeft bijgevolg een vertekend beeld. Als tegemoetkoming hieraan, werd er een aanpassing gedaan op het standaard Jones model (1991): de wijziging in verkoopopbrengsten werd gecorrigeerd met de wijziging in vorderingen. Dit model werd geïntroduceerd door Dechow et al. (1995), ook het “modified Jones model” genoemd.57

2.3.1 Het aangepaste Jones model (Dechow et al. 1995)

Naast de aanpassing betreffende de verkoopopbrengsten, werden ook andere aanpassingen ingevoerd. Zo werd het schatten van de parameters bijvoorbeeld niet altijd met behulp van tijdreeksen gedaan, maar werd ook soms een beroep gedaan op cross-sectionele gegevens (ook

56 Ook wel foutterm genoemd

57 (Jans M. en Lybaert N., 2006, pp. 11 - 14 )

(21)

21

door Jones (1991) zelf toegepast). Onder andere Dechow et al. (1995)58 behandelen de evaluatie van de tijdreeksbenadering. Subramanyam (1996)59 en Bartov et al. (2000)60 prefereren echter de cross- sectionele61 benadering. Zij vinden bewijs dat deze methode winstmanipulatie beter detecteert dan de tijdreeksbenadering. Hierbij wordt een schatting gedaan per jaar en per sector.62

Dechow et al. (1995) maken gebruik van de verschillende types van fouten. De type I fout is het afwijzen van de nulhypothese “Er is geen winstmanipulatie”, terwijl er wel winstmanipulatie is. Deze type fout geeft aan in welke mate het model goed gespecificeerd is. Dit zijn de gevallen waarin de nulhypothese wordt verworpen indien de nulhypothese waar is. De type II fout is het er niet in slagen om de nulhypothese te verwerpen als deze niet waar is63. Dit type van fout geeft aan hoe krachtig het model is.

Winstmanipulatie is geen objectief waarneembare variabele. Als benadering voor winstmanipulatie zullen wij hier ook de discretionair accruals gebruiken. Deze worden gescheiden van de verwachte accruals, op een cross-sectionele versie. Het ‘modified Jones model’ ziet er in haar oorspronkelijke vorm als volgt uit:



      %&∆ '∆()*   !!   " (6) Waarbij:

 TA

it : totale accruals voor onderneming i in jaar t

 A

it-1 : totale activa voor onderneming i in het begin van het jaar t

 Δ REV

it : wijziging in de verkoopopbrengsten van onderneming i in het jaar t

 Δ REC

it : wijziging in vorderingen van onderneming i in het jaar t

 PPE

it : aanschafwaarde van terreinen, gebouwen en machines van onderneming i in jaar t Zoals vermeld, is het enige verschil met het Jones model (1991) de correctie van de wijziging in verkoopopbrengsten met de wijziging in vorderingen (Δ REC).64

Zoals in voorafgaande modellen worden totale accruals (TA) gedefinieerd65 als het verschil tussen het resultaat voor uitzonderlijke kosten en opbrengsten (NI66) en kasstromen voor operaties (CFO67):

58 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995)

59 (Subramanyam K.R., 1996)

60 (Bartov E., Gul F. en Tsui J., 2000)

61 Hier wordt er in het hoofdstuk 3 dieper op in gegaan.

62 (Jans M. en Lybaert N., 2006)

63 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995); (Thomas J. en Zhang X., 2000)

64 (Jans M. en Lybaert N., 2006)

65 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995)

(22)

22

+ , -./ (7)

+ 0       &∆123 ∆1)  4552 " (8)

Dechow et al. (1995)68 concluderen dat:

“all models reject the null hypothesis of no earnings management at rates exceeding the specified test-levels when applied to samples of firms with extreme financial performance”

Wat hiermee bedoeld wordt is dat er extra aandacht moet besteed worden aan bedrijven met extreme financiële prestaties. Een interpretatie van deze resultaten is dat bedrijven met extreme prestaties vaker aan winstmanipulatie doen69.

Dechow et al. (1998)70 houden in hun testen geen rekening met de bedrijven waarvoor er extreme financiële resultaten zijn vastgesteld. Ze gaan bijgevolg hun model testen op een groep bedrijven die aan een aantal voorwaarden voldoet. Guay et al. (1996)71 tonen aan dat een aanpassing op de groep bedrijven waarop je testen doet, een vertekend beeld kan geven.

Guay et al. (1996)72 merkt op dat dit model uitgaat van een aantal belangrijke assumpties. De eerste assumptie is wat de afwezigheid van winstmanipulatie als effect heeft op de winst. De tweede assumptie is:

“how management exercises discretion over accruals conditional on nondiscretionary earnings. ”73

Healy (1996)74 brengt nadien naar voren dat Guay et al. (1996)75 steunen op enkele sterke hypotheses. Een van deze is dat ze veronderstellen met een sterk efficiënte markt te maken hebben.

Hun testen onderzoeken de relatie tussen dividenden en accruals, de discretionaire en niet- discretionaire. Healy (1996) suggereert dat we moeten kijken naar de groep waarin winstmanipulatie wordt verwacht.

66NI is de afkorting van Net Income. Naar deze term wordt later in de thesis ook verwezen als “netto inkomen”.

67 Deze afkorting komt van de Engelse term voor kasstromen voor operaties: cash flows for operations.

68 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995, p. 193)

69 Zie ook hieromtrent de drijfveren in het eerste hoofdstuk.

70 (Dechow P., Kothari S. P. en Watts R., 1998)

71 (Guay W., Kothari S. en Watts R., 1996)

72 (Guay W., Kothari S. en Watts R., 1996)

73 (Guay W., Kothari S. en Watts R., 1996, p. 84)

74 (Healy P., 1996)

75 (Guay W., Kothari S. en Watts R., 1996)

(23)

23

2.3.2 Het aangepaste Jones model met book-to-market ratio en kasstromen als additionele onafhankelijke variabelen (Larcker en Richardson 2004) De tijdreeksbenadering gaat ervan uit tijdelijke stationaire parameters te schatten, terwijl de cross-sectionele benadering homogeniteit tussen ondernemingen in dezelfde bedrijfstak veronderstelt.

Gul et al. (2001)76 stellen dat de cross-sectionele modellen beter zijn voor een steekproef over audit- kwalificaties. Larcker en Richardson (2004)77 gebruiken de cross-sectionele benadering. Bovendien maximaliseert de cross-sectionele benadering diens steekproefomvang.78

In dit model veronderstellen de auteurs dat de verandering in de opbrengst min de veranderingen in de debiteuren vrij is van winstmanipulatie. De verkoop op krediet zal dus abnormaal zijn. Er wordt ook verondersteld dat kapitaalintensiteit79 de niet-discretionaire accruals aanstuurt.

Larcker en Richardson (2004) voegen de book-to-market ratio (BM) en de kasstromen voor operaties (CFO) toe in het Jones model (1991) om de meetfout in verband met de discretionaire accruals af te zwakken. BM is de verhouding van de boekwaarde van de gewone aandelen (# 60) tot de markt waarde van de gewone aandelen (#25 × #199). BM controleert de verwachte groei in de operaties.

De ratio gaat ook na dat indien deze groei ongecontroleerd zou zijn, ze ook zou gezien worden als discretionaire accruals.

In periodes van groei van het bedrijf, zijn er vaak investeringen in de voorraad en andere activa.

Bijgevolg is er vaak een toename in de voorraad. Deze toename is in dit geval niet noodzakelijkerwijs een indicatie van winstmanipulatie. Het Jones model (1991) classificeert dergelijke stijgingen echter als onverwacht.

Een tweede aanpassing is de maat voor huidige operationele prestaties. Eerder onderzoek toont aan dat de maat van discretionaire accruals eerder verkeerdelijk gezien wordt voor bedrijven met extreme resultaten80. Daarom worden de huidige operationele kasstromen CFO (# 308) als een extra onafhankelijke variabele toegevoegd.

+  0       &∆123 ∆1)  4552 678 9-./ "(9)

Waarbij:

 BM: de boekwaarde van gewone aandelen (#60) is gedeeld door de markt waarde van de gewone aandelen (#25 x #199)

 CFO: de kasstroom voor operaties is gedeeld door ATt-1.

76 (Gul F. en Tsui J., 2001)

77 (Larcker D. en Richardson S., 2004)

78 (Larcker D. en Richardson S., 2004)

79 Kapitaalintensief wil zeggen dat er veel vaste activa zijn. Door de vele vaste activa, zullen er veel afschrijvingen zijn.

80 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995)

(24)

24

De definitie van totale accruals is dezelfde die Jones gebruikt.

Larcker en Richardson (2004) merken op dat hun model op verschillende vlakken superieur is aan het cross-sectionele Jones model (1991). Het heeft een grotere verklarende kracht. Het model identificeert onverwachte accruals die minder persistent zijn dan andere onderdelen van winst.

Discretionaire accruals die worden geassocieerd met een lagere toekomstige winst en lagere toekomstige rendementen op aandelen worden geïdentificeerd. De geschatte discretionaire accruals detecteren winstmanipulatie in SEC. 81

Desondanks erkennen ze dat er in hun model nog steeds problemen zijn met het correct ontbinden van de totale accruals in discretionaire en niet-discretionaire accruals.

Het toevoegen van BM en CFO is niet zonder gevolgen. De drijfveren voor winstmanipulatie verschillen op basis van groeimogelijkheden en de huidige operationele prestaties van het bedrijf. In het bijzonder kunnen de verwachtingen van de markt over de toekomstige groei een grote druk op het management leggen82. Daarnaast kunnen huidige prestaties stimuleren om aan winstmanipulatie te doen. Deze extra variabelen kunnen worden beheerst voor een deel van de verandering in de totale accruals dat we trachten te identificeren.

2.3.3 Het aangepaste Jones model met return on assets (ROA) als een toegevoegde onafhankelijke variabele (Kothari et al. 2005)

Kothari et al. (2005)83 voegen een performance gerelateerde maat toe aan de klassieke modellen. Ze beperken de discretionaire accruals tot de performance gerelateerde accruals84. Deze performance gerelateerde maat beperkt zich tot het rendement van het totaal vermogen85. De auteurs gaan na of deze performance gebaseerde aanpak een correcte wijze is om winstmanipulatie te detecteren. Ze zullen dus nagaan of ze de discretionaire accruals kunnen beperken door de performance gerelateerde accruals in kaart te brengen.

De definitie van Kothari et al. (2005) voor totale accruals is dezelfde als voordien:

“total accruals (TA) as the change in non-cash current assets minus the change in current liabilities excluding the current portion of long-term debt, minus depreciation and amortization, scaled by lagged total assets.”86

Het stellen van de hypotheses is met veel aandacht gebeurd door Kothari et al. (2005). Dechow et al.

(1995)87 toonden reeds aan hoe belangrijk het is duidelijk te stellen wat je gaat onderzoeken:

81 (Larcker D. en Richardson S., 2004)

82 (Dechow P.,Skinner D., 2000)

83 (Kothari S., Leone A. en Wasley C., 2005)

84De performance gerelateerde discretionaire accruals zijn een deelgroep van de totale discretionaire accruals. Dit zijn de discretionaire accruals die effect hebben op het boekhoudkundig resultaat van de onderneming.

85“ Rendabiliteit van het totaal vermogen” is in het Engels “Return on Asset” of ROA.

86 (Kothari S., Leone A. en Wasley C., 2005, p. 173)

(25)

25

‘‘all models reject the null hypothesis of no earnings management at rates exceeding the specified test levels when applied to samples of firms with extreme financial performance.’’

Bedrijven met extreme financiële resultaten zijn meer geneigd aan winstmanipulatie te doen. Voor deze bedrijven is het ook extra oppassen geblazen. Discretionaire accruals worden hierbij vaak verkeerdelijk gedefinieerd.

De winstmanipulatie moet constant zijn voor bedrijven die dezelfde performance hebben. De vergelijking van de performance moet gebeuren met bedrijven in eenzelfde sector. Dit is de eerste hypothese die Kothari et al. (2005) stellen. Ze willen hun selectie van bedrijven vergelijken met een controlebedrijf. Om dit correct te kunnen vergelijken, voegen ze een tweede hypothese toe. Die houdt in dat er in het controlebedrijf geen winstmanipulatie is.

Kothari et al. (2005) verklaren ook hun keuze voor ROA. Andere kandidaten (zoals de grootte, de groei van de winst, enz.) komen om twee redenen niet ter sprake:

“First, the Dechow et al. (1998) model […] suggests ROA controls for the effect of performance on measured discretionary accruals. Second, matching on ROA follows Barber and Lyon’s [88] approach to detecting abnormal operating performance (Barber and Lyon do not focus on accruals) using a matched-firm research design. They find that matching on an operating performance measure similar to the ROA tends to be better than matching on other variables.”89

Onderzoek op basis van performance vervangt het bestaande onderzoek op basis van accruals niet.

Het is een aanvulling. Bedrijven die geclassificeerd zijn als bedrijven met winstmanipulatie, moeten ook die bedrijven zijn die meer manipuleren dan verwacht wordt op basis van hun performanceniveau.

Volgende modellen omvatten respectievelijk de ROA van het huidige en van het voorafgaande jaar:

+ 0      &∆123 ∆1)  4552 61/ " (10)

+  0       &∆123 ∆1)  4552 61/'  "(11)

ROAt : het inkomen voor buitengewone transacties is voor jaar t gedeeld door ATt-1.

De performance discretionaire accruals worden berekend door de onderzochte onderneming (met een boekjaar) te vergelijken met de controleonderneming (datzelfde boekjaar) dat de ROA het best benadert. Dezelfde tweecijferige SIC code90 is de groeperingbasis.

87 (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995, p. 193)

88 (Barber B. en Lyon J., 1996)

89 (Kothari S., Leone A. en Wasley C., 2005, p. 165)

90 SIC is de afkorting voor Standard Industrial Classification. Dit is een vier cijferige code die gebruikt worden om bedrijven te categoriseren. Deze code is uniek.

(26)

26

Kothari et al. (2005)91 vinden dat het vergelijken van bedrijven op basis van ROAt (het lopende jaar) beter is dan de vergelijking op ROAt-1 (het voorafgaande jaar). De performance gerelateerde fout in de schatting van discretionaire accruals van een onderzochte onderneming heeft invloed op de manier waarop diens ROAt vergeleken wordt met dat van de controleonderneming.

De discretionaire accruals van de controleonderneming worden afgetrokken van de discretionaire accruals van de onderzochte onderneming.

De discretionaire accruals van het onderzochte bedrijf en het controlebedrijf zijn geschat in het modified Jones model (1995)92. Kothari et al. (2005) berekenen vervolgens de netto discretionaire accruals door de discretionaire accruals van het controlebedrijf af te trekken van de discretionaire accruals van het manipulerend bedrijf. 93

Deze performance verbonden aanpak is superieur aan de aanpak die een performance variabele bij de discretionaire accruals regressie toevoegt.

De resultaten suggereren dat de performance gerelateerde discretionaire accruals een betere betrouwbaarheid inzake aanwezigheid van winstmanipulatie aangeven. Deze resultaten worden bekomen onder twee hypotheses. De eerste hypothese is dat winstmanipulatie constant moet zijn voor bedrijven die dezelfde performance hebben. Doordat de maat gebaseerd is op performance, is deze hypothese evident. De tweede hypothese is dat het controlebedrijf niet aan winstmanipulatie mag hebben gedaan. Indien dit wel het geval is, is er geen objectieve maatstaf om de andere bedrijven mee te vergelijken.

2.4 Dechow and Dichev (2002)

Het model van Dechow en Dichev (2002) baseert zich ook op accruals. De focus ligt op bedrijfskapitaal accruals. Kasstroom realisaties gerelateerd aan bedrijfskapitaal verschijnen meestal binnen het jaar. Daarom is hun hypothese aanvaardbaar. Ze veronderstellen namelijk dat alle accruals opgelost94 zijn in een periode. De theorie en het empirisch bewijs zijn dan meer toepasbaar.

Dechow en Dichev (2002) bouwen het accruals kader, dat we hier zullen nabouwen, rond:

2  -.  + (12) De winst (E) bestaat dus uit de kasstromen95 en accruals.

91 (Kothari S., Leone A. en Wasley C., 2005)

92 Het modified Jones model verwijst naar het model van (Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995)

93 (Jones K., Krishnan G. en Melendrez K., 2006)

94 Accruals geven ruimte tot verschuiving van boekhoudkundige data van een boekjaar naar een ander. Als er een overboeking is, zal dit later in de tijd moeten verminderd worden door een tegenboeking. Hetzelfde verhaal voor een onderboeking. Het oplossen van accruals slaat op die tegenboeking. In dit model wordt dus verondersteld dat dit binnen het jaar gebeurt.

95 De afkorting CF staat voor de Engelse term van kasstromen, namelijk cash flows.

(27)

27

Vanuit boekhoudkundig oogpunt zijn er voor elke kasstroom twee belangrijke gebeurtenissen. De eerste is de ontvangst of betaling van het bedrag. De tweede de erkenning van dit bedrag als winst of verlies.

Kasstromen voor een periode t kunnen worden onderverdeeld in drie groepen.

 CFt-1 , t : Kasinkomsten of betalingen van het opgebouwd bedrag op t-1

 CFt,t : Huidige kasstromen

 CFt+1 , t : Uitgestelde kasstromen naar t+1

De eerste term van het subscript verwijst naar de periode waarin het bedrag geboekt is als inkomst of uitgave. De tweede term van het subscript verwijst naar de periode dat het bedrag wordt ontvangen of uitbetaald.

CFt-1,t staat voor een kasstroom die plaatsvindt nadat het overeenkomstige bedrag geboekt is als opbrengst. Een voorbeeld hiervan zijn de nog te ontvangen bedragen. Deze bedragen zijn al geboekt, maar er is voor deze rekeningen nog geen bedrag in kas gekomen. CFt, t verwijst naar de kasstromen die worden ontvangen of betaald op hetzelfde moment als dat waarop de kasstromen worden opgenomen als opbrengst. Ten slotte verwijst CFt+1, t naar contant geld ontvangen of betaald vóórdat dit als inkomsten of kosten wordt geboekt. Een voorbeeld hiervan zijn de kasbetalingen voor zaken die in voorraad zijn.

De totale kasstromen voor die periode zijn dan:

-. -.' , -., -.< , (13)

Zoals eerder uitgelegd, is in het boekhouding systeem een zekere ruimte voor accruals. Tijdelijke aanpassingen zoals verschuiven van de erkenning van kasstromen in de tijd vallen hieronder.

Dechow en Dichev voeren de definitie van “openings en sluitings accruals” in. Deze slaan op het al dan niet openen of sluiten van de boeking betreffende accruals.

“The opening accrual is initiated when either (1) revenue or expense is recognized before the cash is received or paid or (2) cash is received or paid before it is recognized in earnings. The closing accrual is recorded when the other element of this pair has occurred and reverses the accrual portion of the original entry.”96

Wanneer kasstromen plaatsvinden nadat de desbetreffende inkomsten en uitgaven worden erkend als kost of opbrengst, moeten managers schatten welk kasbedrag er zou uitgegeven en ontvangen worden in de toekomst. In de mate dat de kasstroomrealisaties afwijken van hun accrualschattingen, zullen de openings accruals een schattingsfout bevatten die wordt gecorrigeerd door de afsluiting van de accruals.

Dechow en Dichev (2002) verwerken deze redenering in het model met de volgende notatie voor het openen en sluiten van accruals in verband met de toekomstige kasstromen.

96 (Dechow P. en Dichev I., 2002, p. 38)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Faculteit der Exacte Wetenschappen 1 e Deeltentamen Lineaire Algebra 1 Afdeling Wiskunde, Vrije Universiteit 22-10-2015, 12:00–14:00 uur.. Gebruik van rekenmachine, boek

Begin 2017 zijn afspraken gemaakt om cliënten met ambulante begeleiding uit te laten stromen uit MO en BW naar sociale huurwoningen. Verenigde woningcorporaties hebben toegezegd

Op basis van de succesfactoren en verbeterpunten die uit deze evaluatie zijn gekomen – en die ondersteund worden door eerder (wetenschappelijk) onderzoek - doen de onderzoekers

Naast de cliënt zien zoals hij gezien wil worden, zijn andere principes belangrijk bij het leveren van persoonsgerichte zorg.. Zo schrijft de Kwaliteitsraad in haar visie 2

Als er kansen worden benoemd, dan gaat het om een fusie van gemeenten, dat de gemeente stuurt op minder aanbieders, dat meer gebiedsgericht wordt gewerkt en dat de samenwerking

Het Instituut van Internal Auditors ( iia ) heeft zich dan ook uitdrukkelijk gekeerd tegen deze combinatie van controlerend accountant en (bedrijfskundig) internal

Tevens wordt onderzocht hoe de overgang van het voortgezet onderwijs naar het vervolgonderwijs voor de leerlingen die dit jaar hun diploma ontvangen zo goed mogelijk kan

Door de invoering van de WNRA behouden werknemers wel de arbeidsvoorwaarden die voortvloeien uit de thans geldende cao, maar de WNRA regelt niet dat werknemers automatisch