• No results found

Hendrik Lodewijk Wesseling 6 augustus 1937 – 18 augustus 2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hendrik Lodewijk Wesseling 6 augustus 1937 – 18 augustus 2018"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2019 KNAW

© Sommige rechten zijn voorbehouden/Some rights reserved

Voor deze uitgave zijn gebruiksrechten van toepassing zoals vastgelegd in de Creative Commons licentie. [Naamsvermelding 3.0 Nederland]. Voor de volledige tekst van deze licentie zie http://www.creativecommons.org/ licenses/by/3.0/nl/

koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam

T 020 551 0700 E knaw@knaw.nl www.knaw.nl

pdf beschikbaar op www.knaw.nl Opmaak: Ellen Bouma

(3)

Levensberichten en herdenkingen 2019

(4)

Hendrik Lodewijk Wesseling

6 augustus 1937 – 18 augustus 2018

(5)

161 levensberichten en herdenkingen 2019

Levensbericht door H.W. van den Doel

Parijs en Princeton zijn twee belangrijke plaatsen geweest in het leven van de Leidse historicus Henk Wesseling. Parijs had hij reeds in zijn studententijd bezocht en de stad had onmiddellijk een grote indruk op hem gemaakt. Hij zou er ontelbare keren terugkomen. Voor zijn ontwikkeling als historicus was het sabbatical dat hij in 1971-1972 met een ZWO-stipendium in Parijs genoot cruciaal. Terwijl hij met zijn gezin in het plaatsje Maule woonde, nam hij in Parijs deel aan de séminaires van verschillende belangrijke Franse historici. Daarvan maakte die van Henri Brunschwig, schrijver van onder meer Mythes

et réalités de l’imperialisme colonial français, 1870-1914, de meeste indruk.

Het deed bij hem zijn interesse voor de geschiedenis van het modern imperi-alisme ontwaken, waarbij hij zich aanvankelijk richtte op de invloed van het Nederlandse koloniale ‘model’ in Frankrijk. Daarnaast maakte Wesseling in Parijs kennis met de representanten van de moderne Franse geschiedweten-schap, waarin de zogeheten Annales-school het meest invloedrijk was. Niet dat hij een liefhebber werd van of overtuigd werd door de manier waarop deze historici hun vak bedreven met hun nadruk op structurele sociale en economische ontwikkelingen, maar met iemand als Ferdinand Braudel zou hij altijd contact blijven onderhouden.

In Princeton verbleef Wesseling in 1980-1981, samen met zijn vrouw en drie zonen, Jasper, Rein en Floris. Hij was er op uitnodiging van Clifford Geertz en Albert Hirschman een jaar lang fellow op het vermaarde Institute for

Advan-ced Study. Daar werkte hij aan een boek over hoe Afrika aan het einde van de

(6)

hoe meer ging lijken op het Amerikaanse. Wesseling was door dit alles een internationaal georiënteerde historicus, in de jaren zeventig en tachtig in Nederland zeker geen vanzelfsprekendheid.

De jonge jaren

Hendrik Lodewijk Wesseling werd op vrijdag 6 augustus 1937 geboren als zoon van de 61-jarige katholieke journalist, zakenman en politicus C.D. Wesseling en zijn 27 jaar jongere echtgenote Geesje Vink. Hij was de tweede zoon van het echtpaar. In 1935 was Karel Wesseling geboren, die veel later in Eindhoven hoogleraar Biomedische Instrumentatie zou worden. In 1943 zouden Carolus en Geesje Wesseling nog een dochter krijgen. ‘Mijn vader heb ik eigenlijk nooit gekend’, zou Henk Wesseling schrijven. Hij werd vooral door zijn moeder opgevoed, zoals dat toen gebruikelijk was. Zijn vader werd in 1944 ziek opgenomen, eerst in een rusthuis in Wassenaar en vervolgens in de Ursulakliniek, waar hij drie jaar later overleed. Pas veel later zou Henk Wesseling uitvinden wat voor een persoon zijn vader was geweest en over hem een boek publiceren: Zoon en vader – vader en zoon. Hij was toen zelf al zeventig jaar oud. Het boek bevat tevens zijn eigen herinneringen.

(7)

163 levensberichten en herdenkingen 2019

De universiteit waar Henk Wesseling ging studeren, leek in veel opzichten nog op de instelling zoals die zich aan het einde van de negentiende eeuw had ontwikkeld. ‘Aan de universiteit bestond nog altijd het ancien régime’, zo zou hij later zelf schrijven.1 Dit betekende dat er eerst het

kandidaatsexa-men moest worden afgelegd en daarna het doctoraalexakandidaatsexa-men. Daarbij was tijdens de drie jaren die geacht werden aan het kandidaatsexamen vooraf te gaan vooral sprake van zelfstudie door het lezen van handboeken en litera-tuur, ondersteund door enkele hoorcolleges van het in omvang bescheiden docentencorps. De afstand tussen de studenten en docenten was daarbij zeer groot. Wesseling volgde de hoorcolleges nauwelijks en bereidde zich op het kandidaatsexamen voor door collegedictaten van anderen te bestuderen. Hij slaagde in december 1958 voor het examen met het judicium ‘Na lange aarzeling’.

De colleges die ter voorbereiding van het doctoraalexamen werden verzorgd, Henk Wesseling bevielen hem beter. Voor het eerst werd studenten gevraagd iets zelf te onderzoeken. En Wesseling deed dat, bij de hoogleraar A.J.C. Rüter over de historicus Fruin en onder leiding van de hoogleraar algemene geschiedenis B.W. Schaper over de omslag in het Franse intellectuele kli-maat in het begin van de twintigste eeuw. Het onderwerp van zijn scriptie werd hem door een medestudent aangedragen. Hij schreef uiteindelijk een werkstuk over het denken in Frankrijk over leger en oorlog in het begin van de twintigste eeuw. In december 1961 kreeg hij bij zijn afstuderen heel wat meer waardering dan hij bij zijn kandidaatsexamen had ondervonden. Wat geschiedenisstudenten tijdens hun opleiding precies leerden, was hem later overigens niet helemaal helder. Wat sinologen, medici of ingenieurs konden na hun opleiding, was wel duidelijk, maar wat konden historici nu precies wat anderen niet konden? ‘Het enige wat ik ervan kan zeggen is dat historici doorgaans een redelijk grote eruditie bezitten, een brede interesse hebben en een kritische geesteshouding, alsmede een inzicht in hoe dingen samen-hangen in de tijd en anderzijds juist van tijd tot tijd verschillen’, zo schreef hij, om eraan toe te voegen: ‘Misschien is er meer, maar ik zou niet weten wat.’2

(8)

Het was Schaper die Wesseling overhaalde zijn scriptie uit te werken tot een proefschrift. Bijkomend voordeel was dat hij een zogeheten promotiebeurs kon ontvangen en daardoor niet in militaire dienst hoefde. Na afloop van zijn promotiebeurs koos hij er in 1964 voor leraar te worden op het Haags Lyceum. Ook dat hield hem buiten de militaire dienst. Leraar op het Haags Lyceum werd hij overigens samen met Marijke Teppema, met wie hij een jaar eerder was getrouwd. Wesselings promotor Schaper bood hem in 1966 een functie van wetenschappelijk medewerker in Leiden aan, zodat hij in de eerste helft van dat jaar de overstap naar de universiteit kon maken. Het waren andere tijden dan nu. Hoogleraren zochten hun medewerkers nog zelf uit, zonder dat deze al waren gepromoveerd of iets hadden gepubliceerd. En medewerkers werden er in de jaren zestig veel gezocht om de toenemende studentenaantallen te kunnen bedienen. Wesseling rondde als wetenschappelijk medewerker zijn proefschrift af: Soldaat en krijger. Franse opvattingen over leger en oorlog,

1905-1914. Het boek was een originele en vernieuwende bijdrage aan de discussie

over de vraag waarom ook Frankrijk zich in 1914 in een wereldoorlog had gestort. Inzicht in de opvattingen over leger en oorlog, die zo anders waren dan de realiteit van de werkelijke oorlog tussen 1914 en 1918, waren volgens Wesseling van essentieel belang om het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog te begrijpen. Op 19 maart 1969 volgde de verdediging, die uitstekend verliep en hem het predicaat cum laude opleverde.

(9)

165 levensberichten en herdenkingen 2019

Hoogleraar in Leiden

Henk Wesseling was als hoogleraar verantwoordelijk voor het onderwijs en onderzoek in Leiden op het terrein van de algemene geschiedenis na 1870. In de praktijk betekende dat dat hijzelf een veelheid van colleges verzorgde over de West-Europese politieke geschiedenis en de geschiedenis van het modern imperialisme. De op het Haags Lyceum opgedane onderwijservaring kwam hem daarbij goed te pas. Wesseling hield enige afstand tot de studen-ten, die slechts met schroom de weg naar zijn werkkamer vonden. Ook zou hij in zijn loopbaan relatief weinig promovendi hebben, mede omdat nu een-maal veel jonge historici ook in Leiden in Nederlandse archieven onderzoek deden en daarom bij anderen promoveerden.

Van groot belang was de oprichting door Wesseling in 1974 van de ‘Werk-groep voor de Geschiedenis van de Europese Expansie en de Reacties daarop’, waarmee de historici van hetgeen toen de Subfaculteit Geschiedenis heette, werden verbonden met de specialisten op het terrein van de ‘niet-westerse’ geschiedenis elders in de Leidse faculteit der Letteren. Uiteindelijk gaven wetenschappelijk medewerkers, een documentalist en een secretaresse dit centrum vorm. De wetenschappelijk medewerkers hadden elk een continent onder hun hoede, zo leek het althans – Piet Emmer richtte zich op de Euro-pese expansie in de Amerika’s, of in ieder geval het Atlantisch gebied, Robert Ross ‘deed’ Afrika en Leonard Blussé was de man voor Azië. Maar de centrale persoon was wellicht toch wel de secretaresse, mevrouw De Kock, ‘acting like Margaret Thatcher long before anyone had ever heard of the Iron Lady’.3

Het Centrum voor de Geschiedenis van de Europese Expansie droeg geen eensluidende historische of historiografische visie uit. Daarvoor waren de medewerkers te verschillend. Wesseling gaf ze alle ruimte hun eigen onder-zoek te ontwikkelen. Er werden geen langdurige programmabepalende vergaderingen gehouden, maar er werd gewerkt aan een eigen tijdschrift,

Itinerario, terwijl Britse, Franse, Duitse en andere collega’s meewerkten

(10)

conferenties die in respectievelijk Cambridge, Leiden, Delhi en Yogyakarta werden gehouden en waarin Britse, Nederlandse, Indiase en Indonesische historici de geschiedenis van de Britse en Nederlandse aanwezigheid in Azië met elkaar vergeleken. De conferenties resulteerden in ‘special issues’ van het tijdschrift Itinerario, die door Brill ook in boekvorm werden uitgegeven. Onder de hoede van de European Science Foundation organiseerde Wes-seling verder een Europees netwerk van historici die zich met de koloniale geschiedenis bezighielden. Dit netwerk organiseerde, naast summer schools voor promovendi, verschillende succesvolle conferenties. Hoewel Wesseling niet van vergaderingen hield, was hij in de academische wereld als organisa-tor en bestuurder buitengewoon effectief.

Ondertussen veranderden de Nederlandse universiteiten op een fundamen-tele wijze. Langzaam maar zeker ontstond de ‘nieuwe’ universiteit, zoals Wesseling haar in diverse publicaties noemde. Hij klaagde niet over het verdwijnen van de ‘oude’ universiteit, de sterke groei van het aantal stu-denten, de komst van allerlei raden waarin studenten en docenten zitting hadden of de pogingen van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen via ‘voorwaardelijk gefinancierde programma’s’ het onderzoek in Nederland te ‘sturen’. Wesseling probeerde daarentegen de ontwikkelingen te verkla-ren, dat wilde zeggen in historisch perspectief te plaatsen. Voor hem waren de jaren waarin hij hoogleraar was overgangsjaren, waarbij er sprake was van ‘de overgang van het Europese naar het Amerikaanse model van hoger onderwijs’. Wesseling beschouwde deze overgang als onvermijdelijk, omdat er in zijn ogen maar één succesvol voorbeeld van hoger onderwijs voor velen bestond, namelijk het Amerikaanse. Daarbij bestond er volgens hem geen absolute tegenstelling tussen oud en nieuw. ‘De nieuwe universiteit heeft trekken van de oude, ja van de oeroude, middeleeuwse, universiteit’, aldus Wesseling. ‘Sommige aspecten ervan bestaan al sinds eeuwen: het feit dat er studenten en professoren zijn bijvoorbeeld.’4

Henk Wesseling was een hoogleraar die niet alleen artikelen in wetenschap-pelijke tijdschriften publiceerde, maar ook schreef voor algemene tijdschrif-ten als De Gids, Maatstaf en Hollands Maandblad. Tussen de essays die in de 4 H.L. Wesseling, ‘Van oud naar nieuw: de Nederlandse universiteit in overgangsjaren’, Ons

(11)

167 levensberichten en herdenkingen 2019

laatste tijdschriften verschenen en de wetenschappelijke artikelen bestond qua inhoud en diepgang overigens nauwelijks een verschil. Wesseling was er dan ook van overtuigd dat ‘het bij academische bureaucraten zo dierbare onderscheid tussen ‘vakwetenschappelijke’ uitgaven en op een algemeen publiek gerichte publicaties’ in de geschiedwetenschap ‘nogal vaag’ was.5 In

ieder geval viel hij op als schrijver, ook buiten de kring van de wetenschap. Mai Spijkers en Bert Bakker junior van uitgeverij Bert Bakker haalden Wes-seling over het boek over de verdeling van Afrika waaraan hij werkte bij hen uit te geven. Voor het zover was, werden er twee bundels gemaakt: allereerst

Vele ideeën over Frankrijk. Opstellen over Geschiedenis en Cultuur in 1987 en

een jaar later Indië verloren, rampspoed geboren en andere opstellen over de

geschiedenis van de Europese expansie.

Wesselings grote werk verscheen in 1991 onder de titel Verdeel en heers.

De deling van Afrika, 1880-1914. Het was een meesterwerk, wellicht vooral

omdat hij erin slaagde een geschiedenis met zeer veel verschillende aspecten en actoren met allerlei motieven tot een geheel te smeden. Enkele tiendui-zenden exemplaren van het boek zouden er in Nederland worden verkocht. Ook zou het in het Engels, Frans, Portugees, Spaans, Duits, Italiaans en Zweeds worden vertaald. Verdeel en heers is ook een boek waarin de grote wereldgeschiedenis gecombineerd werd met verschillende persoonlijke geschiedenissen. ‘De historicus’, zo schreef Wesseling later, ‘heeft zowel de telescoop nodig als de microscoop, hij neemt afstand om de dingen in per-spectief te zien en buigt zich over de details om de gecompliceerdheid van de werkelijkheid te begrijpen.’6

Ondertussen had zich in Leiden in 1987 een bijzondere student bij de oplei-ding geschiedenis gemeld: kroonprins Willem Alexander. Hij zou zijn studie zonder al te veel problemen doorlopen en studeerde uiteindelijk in juli 1993 bij Wesseling af met een scriptie over de Nederlandse reactie op het besluit van president De Gaulle om uit de geïntegreerde commandostructuur van de NAVO te treden. Wesseling typeerde de kroonprins als ‘ongetwijfeld intel-ligent, maar geen intellectueel’, een uitspraak die al snel een eigen leven ging 5 Wesseling, Zoon en vader, 189.

(12)

leiden.7 Hoe dan ook, Wesseling ontving in december 2004 van koningin

Beatrix de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap, hoewel dat ongetwijfeld ook te maken had met de vele adviezen die hij aan de vorstin had gegeven voor haar toespraken tijdens staatsbezoeken.

Rector van het NIAS, emeritus en schrijver

In 1995 werd Henk Wesseling, die in 1988 benoemd was tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), rector van het Netherlands Institute for Advanced Study (NIAS-KNAW) in Wassenaar. Hij bleef daarbij voor één dag per week hoogleraar in Leiden. Mede omdat hijzelf een jaar fellow van het Institute for Advanced Study in Princeton was geweest, wist hij wat een dergelijk instituut tot een succes kon maken. Het instituut moest in elk geval jaarlijks een internationaal samengestelde groep van wetenschappers huisvesten, waarbij interdisciplinaire contacten of inter-disciplinair onderzoek moesten worden bevorderd. Daarnaast moesten de

fellows in de gelegenheid worden gesteld te werken in vrijheid en isolement,

zaken die in Wassenaar onder het rectoraat van Wesseling ruimschoots voor-handen waren. ‘Freedom and isolation create the setting, each year, to foster a scholarly community where people listen to each other, talk to each other, inspire each other and often develop life long friendships’, aldus Wesseling. Een institute for advanced study in een grootstedelijke omgeving had daarom niet zoveel zin: de locatie in Wassenaar was prima. Daarbij zorgden Wesse-ling en de staf ervoor dat de fellows een hechte groep konden vormen door allerlei sociale activiteiten te organiseren, waarbij Wesseling met plezier het voortouw nam.

In Wassenaar had Wesseling ook gelegenheid te schrijven. Wekelijks schreef hij na een wandeling langs het kanaal zijn vaste column in NRC

Handels-blad. Hij zou er tussen 1993 en het einde van 2000 zo’n 200 schrijven en de

meeste ervan bij Bert Bakker bundelen in Algemene zaken (1995), Lopende

zaken (1998) en Gedane zaken (2001). Verder werkte hij aan een

(13)

169 levensberichten en herdenkingen 2019

het NIAS waarbij hij zich inzette de verbinding van het instituut met de samenleving te versterken. Prominente Nederlanders werden uitgenodigd op het NIAS met fellows te lunchen of dineren, terwijl er ook een ‘writer in residence’ en een ‘journalist in residence’ kwamen.

In 2002 nam Wesseling afscheid, zowel als rector van het NIAS als hoogleraar in Leiden. Zijn opvolger als rector van het NIAS, Wim Blockmans, bood hem vervolgens gastvrijheid op het Wassenaarse instituut. Dit betekende dat hij in alle rust kon werken aan nieuwe boeken, daarbij aangemoedigd door zijn uitgever Mai Spijkers, met wie hij inmiddels een warme vriendschappelijke band had opgebouwd. In 2006 verscheen Frankrijk in oorlog, 1870-1962 en twee jaar later onder de titel Zoon en vader – Vader en zoon het resultaat van zijn onderzoek naar de levensgeschiedenis van zijn vader. Wesselings vol-gende boek werd vooral in zijn studeerkamer in Oegstgeest geschreven. Het onderwerp was hem aangereikt door zijn uitgever. ‘Ik rol altijd van het een in het ander’, zo herinnerde hij zich. ‘Ik was met mijn uitgever, Mai Spijkers, in Parijs, voor een afscheidssymposium van de Frans-Nederlandse samen-werkingsraad waarvan ik voorzitter was. Na een mooie lunch liepen we door Parijs en toen zei Mai: weet je wat jij moet doen? Jij moet een boek over De Gaulle schrijven. Dan doe ik dat. Ik heb er twee jaar lang met enorm veel plezier aan gewerkt.’8

Wesseling biografie van De Gaulle, die uiteindelijk onder de titel De man

die nee zei. Charles de Gaulle, 1890-1970 in 2012 bij Bert Bakker verscheen,

concentreerde zich op de periode vanaf 1940, was geschreven met oog voor detail en in een volstrekt heldere stijl. Het was vanzelfsprekend een boek waarin de politieke geschiedenis van Frankrijk vanaf het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de rol daarin van De Gaulle centraal stonden. Er waren natuurlijk critici die het allemaal maar een ouderwetse manier van geschiedschrijving vonden, maar Wesseling bereikte er wel een groot publiek mee. De man die nee zei kende uiteindelijk maar liefst tien drukken.

(14)

steeds verder verzwakken. Hij bleef daarbij echter even scherpzinnig als in jongere jaren. Schrijven hield hem verder op de been. Hij begon aan een nieuw boek dat hij in drie jaar zou afronden. Het ging over zijn favoriete onderwerp, de ‘lange’ Franse negentiende eeuw. In Scheffer - Renan - Psichari.

Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis 1815-1914 beschreef hij aan de

hand van de geschiedenis van drie verschillende, maar met elkaar verwante personen hoe Frankrijk van een agrarisch land in een moderne natiestaat veranderde. Daarbij was er ook sprake van een cirkel die werd gesloten. De laatste hoofdpersoon van het boek, de militaristische schrijver Ernest Psi-chari, een kleinzoon van Renan, was ook een van de personen geweest over wie Soldaat en krijger handelde.

Ook na de publicatie van Scheffer – Renan – Psichari bleef Wesseling actief. ‘Want als ik niet kan schrijven, verveel ik me’, zo verklaarde hij.9 Veel van zijn

werk verscheen in Hollands Maandblad. In het voorjaar van 2018 werden zijn nieuwste essays gebundeld onder de titel Daverende dingen dezer dagen. Ze handelden over de thematiek die Wesseling zijn gehele leven heeft bezig-gehouden: het koloniale verleden, de ontwikkelingen in het onderwijs en de Franse geschiedenis en cultuur. Het laatste artikel van de bundel handelde over de opkomst van president Macron, die Wesseling op de voor hem type-rende wijze verklaarde door te wijzen op zowel structurele als incidentele factoren. Tot de eerste behoorde het feit dat de Fransen waren uitgekeken op de tegenstelling rechts-links, tot de laatste de gebeurtenis waarin president Hollande zich achter op een scooter liet betrappen toen hij op weg was naar een geliefde, terwijl zijn officiële vriendin Valérie Trierweiler in het presiden-tiële paleis verbleef. Het ingewikkelde en soms ook onvoorspelbare samen-spel tussen structuren en evenementen maakte voor Wesseling de geschie-denis boeiend en waard om over te schrijven. Hij overleed in Oegstgeest op zaterdag 18 augustus 2018.

(15)

171 levensberichten en herdenkingen 2019

opvattingen, ook de koloniale geschiedenis, zoals Wesseling zelf in 1988 hel-der verwoordde: ‘De vraag, de kernvraag hel-der koloniale geschiedenis lijkt het, winst of verlies, goed of kwaad, laat zich dus niet in simpele termen beant-woorden. Evenmin laat het kolonialisme zich in één enkel oordeel samen-vatten. Er bestaan valse en juiste ideeën over de koloniale geschiedenis. Op een aantal punten kunnen wij deze met enige zekerheid onderscheiden, op een aantal andere niet. Veel hangt af van oordeel, interpretatie en appreci-atie. Veel weten wij gewoon niet. Sommige dingen zullen wij misschien ooit, andere zullen wij nooit weten.’10 Wesseling had daarbij een scherp oog voor

structurele historische ontwikkelingen. Maar daarnaast waren er de toeval-lige of van het optreden van personen afhankelijke gebeurtenissen, die even-zeer richting aan de geschiedenis gaven. Over deze gebeurtenissen schreef Wesseling, maar altijd tegen de achtergrond van structurele historische ontwikkelingen. Daarbij waakte hij ervoor morele oordelen over het verleden te vellen. Het bieden van inzicht aan zijn lezers was belangrijker.

Henk Wesseling was gedurende zijn gehele carrière ongelofelijk loyaal tegen-over zijn collega’s, die hij verdedigde daar waar dat nodig was, ook al had hijzelf inhoudelijk wellicht een andere opvatting of was zijn collega wellicht minder getalenteerd dan hijzelf. Hij hielp ze waar mogelijk, zodat ze zich kon-den ontwikkelen en konkon-den uitblinken. Daarnaast was hij voor zijn vrienkon-den en collega’s genereus, groothartig en goedgeefs en onderhield trouw contac-ten met degenen die hem dierbaar waren. Wesseling nodigde ze bij hem thuis uit voor goede gesprekken, maar ook voor goed eten en goed drinken. Want Henk Wesseling was niet alleen een echtgenoot, vader, historicus en hard-werkende schrijver, maar ook een levensgenieter.

Een vrijwel volledige bibliografie van de publicaties van Henk Wesseling is samengesteld door Leo Voogt en te vinden in: Een tachtiger. Een hommage

aan H.L. Wesseling (Amsterdam, 2017) 129-179.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The first step in designing an EXSPECT prototype for an information system consists of designing the control and data flow of the various processors of the

Burgemeester en wethouders van de ge- meente Velsen maken bekend dat zij in de periode van 28 juli 2018 tot en met 3 augustus 2018 de volgende aanvragen voor een

Behalve dat dit een indicator kan zijn voor de (erva- ren) aantrekkelijkheid van het raadslidmaatschap van de betreffende partij, geeft dit ook inzicht in de omvang van

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren

Van belang is evenwel dat een ontbinding wegens een wei- gering van de werknemer om zich in te spannen voor zijn re-integratie dient te worden gegrond op de ontslaggrond

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft