• No results found

Carbon Footprint Analyse 2014 H1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Carbon Footprint Analyse 2014 H1"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

19 DEC 2014

JAARGANG 6, NR. 1

Carbon Footprint Analyse 2014 H1

Inhoudsopgave

(2)

Directieverklaring

Binnen Alfen is Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen altijd de basis ge- weest voor het beleid.

Al vele jaren wordt getracht om de commerciële of economische motieven in ba- lans te houden met de mensen en het milieu. In het verleden is dat misschien min- der expliciet geweest, maar de laatste jaren is dat zeer bewust gebeurd. Door de markt waarin Alfen opereert, is duurzaamheid al geruime tijd een essentieel criteri- um in de bedrijfsvoering. Alfen ziet het als een eigen verantwoordelijkheid om haar organisatie, capaciteiten en competenties in te zetten voor het bereiken van duurzame oplossingen.

Het is de missie van Alfen om toonaangevend en vernieuwend te zijn met pro- jecten, producten en diensten voor de distributie van elektrische energie in Neder- land en in een aantal omringende landen. Alfen werkt hierbij vanuit een sterke elektrotechnische basis en als producent van transformatorstations, waarbij bij alle facetten de wensen van de klant centraal staan. Er wordt continue gezocht naar de balans tussen economische vooruitgang, persoonlijke ontwikkeling van de me- dewerkers en de belasting van het milieu.

Sinds haar oprichting staan bij Alfen de medewerkers centraal; zij vertegenwoordi- gen onze competenties en maken dagelijks het verschil. Daarom wordt veel tijd en energie gestoken in het verder opleiden van de medewerkers en is er invulling ge- geven aan een eigen bedrijfsschool. Daarnaast ervaren de medewerkers een steeds grotere verantwoordelijkheid voor het milieu en de aarde. Hun motivatie en het gezamenlijk werken aan het bewustwordingsproces vormen de noodzakelijke elementen om als bedrijf in de toekomst succesvol te kunnen blijven.

Al jaren zijn er binnen Alfen initiatieven geweest om tot energiebesparingen te ko- men. Daarbij is steeds meer de behoefte ontstaan deze initiatieven te structureren en expliciet onderdeel van het beleid te laten worden. Er is uiteindelijk gekozen om het proces tot certificering op basis van de nationale CO2-prestatieladder op te starten. De CO2-prestatieladder sluit goed aan bij de werkwijze en de cultuur van Alfen. Met de Carbon Footprint Analyse krijgen we inzicht in ons huidige energie- verbruik en CO2-emissie en kunnen realistische reductie doelstellingen vastge- steld worden.

De ambitie van Alfen tot energiebesparing en CO2-reductie vloeit voort uit het voortschrijdende bewustwordingsproces inzake de verantwoordelijkheden die je als organisatie hebt voor het milieu. Door transparantie en controle wordt ieder zich meer bewust van alle aspecten die tot energiebesparing en CO2-reductie kun- nen leiden, waardoor het reductiebeleid intrinsiek onderdeel wordt van de werk- zaamheden van alle dag.

Marco Roeleveld Directeur Alfen B.V.

(3)

Alfen is specialist op het gebied van transformatorstations, behuizingen en schakelappara- tuur voor middenspannings- netwerkaansluitingen en alle bijbehorende activiteiten.

Alfen levert compleet geassembleerde behuizingen en schakelapparatuur. Alfen ontwikkelt, produceert en test alle mogelijke prefab oplossingen in eigen beheer. Voorts worden ook projectmatige producten en stations geleverd. In samenwerking met haar partners kan Alfen ook de complete elektrische infrastructuur leveren.

Alfen levert aan opdrachtgevers uit diverse branches. Van energie-, telecom-, water-, gas- en railbedrijven tot en met de industrie en installateurs in binnen- en buitenland.

Het leveringsprogramma van Alfen is verdeeld over vijf productgroepen. Binnen iedere pro- ductgroep worden diverse producten en productoplossingen aangeboden. Hiermee biedt Al- fen op iedere middenspanningsvraag een passend antwoord. Deze productgroepen zijn:

• Compact stations;

• Betreedbare stations;

• Stationsautomatisering;

• Specials;

• Middenspanning services.

Organisatie

De statutair verantwoordelijk persoon voor de rapporterende organisatie is de heer M.Roeleveld.

De organisatiegrenzen van Alfen B.V. zijn in het kader van CO2 (kooldioxide)-bewustzijn be- paald volgens het principe van de operationele invloedsfeer van het te certificeren bedrijf.

Binnen het GHG protocol wordt dit omschreven als ‘operational boundary’. In de praktijk be- tekent dit dat waar activiteiten onder regie van Alfen B.V. vallen, de verantwoording voor de CO2-productie wordt genomen: de sturing ligt duidelijk bij de eigen organisatie.

De organisatiegrenzen voor deze inventarisatie bevat Alfen B.V. met de twee vestigingen in Almere en de vestiging in België.

Vanuit de AC-analyse zijn TBI Holdings B.V., Voorbij Prefab Beton B.V., Croon Elektrotech- niek B.V. en Fri-Jado B.V. geïdentificeerd als C-aanbieder. Geen van deze C-aanbieders wordt meegenomen in de boundary. Dit omdat TBI Holdings geen leverancier is, maar een financiële relatie en omdat de overige concernaanbieders een eigen Carbon Footprint rap- portage hebben en onafhankelijk zijn gecertificeerd.

Op 1 juli 2013 is Alfen BV een 100% dochteronderneming geworden van Wolter & Dros. Ge- zamenlijk is in de eerste helft van 2014 succesvol de certificering afgerond op nivo 4 van de CO2-Prestatieladder. Alfen publiceert nog wel een eigen Carbon Footprint.

(4)

JAARGANG 6, NR. 1

Carbon Footprint Analyse

Op basis van de vastgestelde operationele grenzen zijn de CO2-emissies en -absorpties door de activiteiten van de organisatie geïdentificeerd. Bij de identificatie van emissies wordt, conform het Greenhouse Gas (GHG) Protocol, onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van emissie (bekend als scopes) in twee categorieën: directe emissies en indirec- te emissies.

• Scope 1 omvat de directe emissies die onder het beheer vallen en worden gecon- troleerd door de organisatie. Voorbeelden hiervan zijn de verbranding van brand- stoffen in vaste machines, het zakelijk vervoer in voertuigen die eigendom zijn van de rapporterende organisatie en de emissies van koelapparatuur en klimaatinstalla- ties;

• Scope 2 omvat de indirecte emissies door opwekking van gekochte elektriciteit, stoom of warmte;

• Scope 3 omvat de andere indirecte emissies van bronnen als woon-werkverkeer, productie van aangekochte materialen en uitbestede werkzaamheden zoals goede- renvervoer.

Deze Carbon Footprint Analyse omvat de CO2-emissie (één van de zes broeikasgassen) van Alfen B.V., betreffende scope 1 en 2 van de eerste helft van 2014. De CO2-emissie is geanalyseerd overeenkomstig de CO2–prestatieladder handboek 2.2.

Meetresultaten en toelichting

Alfen B.V. rapporteert synchroon aan haar boekjaar over haar Carbon Footprint. Het boek- jaar voor Alfen B.V. loopt van 1 januari tot en met 31 december. De gerapporteerde perio- de is de eerste helft van 2014.

(5)

JAARGANG 6, NR. 1

Scope 1: Directe CO

2

-emissie

DE DIRECTE EMISSIE VAN CO2 IS GEMETEN EN BEREKEND ALS 319,9 TON CO2

Brandstofgebruik van het eigen wagenpark

Het overgrote deel van de directe emissie, te weten 277,4 ton CO2 (87%), is toe te wijzen aan het brandstofgebruik van het eigen wagenpark. Het wagenpark van Alfen B.V. be- stond in de eerste helft van 2014 uit 46 personen– en bedrijfswagens. In totaal is er 12.563 liter benzine en 77.333 liter diesel gebruikt.

Brandstoffen

42,5 ton CO2 (13%) van de directe emissie wordt veroorzaakt door het gebruik van brand- stoffen. Hiervan is 37,2 ton CO2 toe te schrijven aan aardgas voor de verwarming van de bedrijfspanden. Voor het gebruik van de heftrucks is in de eerste helft van 2014 1.037 liter dieselolie verbruikt wat 3,3 ton CO2 veroorzaakt. Geregeld worden er vanuit Alfen auto’s gehuurd bij Avis. Dit heeft een CO2-emissie van 2,1 ton CO2 veroorzaakt.

Lekkage van koelgassen

In de eerste helft van 2014 is geen lekkage van koelgassen uit de airco vastgesteld

De verbranding van biomassa heeft binnen Alfen B.V. niet plaatsgevonden.

Alle geïdentificeerde bronnen en putten van CO2 zijn verantwoord in de rapportage. Bin- ding van CO2 vindt niet plaats, waardoor geen sprake is van putten.

(6)

JAARGANG 6, NR. 1

Scope 2: Indirecte CO

2

-emissie

DE INDIRECTE CO2-EMISSIE IS GEMETEN EN BEREKEND ALS 21,3 TON CO2

Elektriciteitsgebruik

3,5 ton CO2 (16%) kan worden toegeschreven aan ingekochte elektriciteit (165.459 kWh).

99% van deze elektriciteit wordt opgewekt door windkracht, de overige 1% valt onder het label grijze elektriciteit, verbruikt in de Belgische vestiging.

Vliegreizen voor zakelijke doeleinden

6,5 ton CO2 (31%) komt voor rekening van vliegverkeer voor zakendoeleinden. Veruit de meeste kilometers (20.408) zijn gevlogen op de lange routes (>2.500 km vluchtafstand).

Privéauto’s voor zakelijk verkeer

In de eerste helft van 2014 komt 11,3 ton CO2 (53%) voor rekening van het gebruik van privéauto’s voor zakelijk verkeer.

Er vindt geen compensatie plaats van CO2-emissies. Beschikbare middelen worden aan- gewend om verbetering te bewerkstelligen binnen het eigen kantoor en het machinepark om hiermee de bedrijfsmiddelen optimaal te laten presteren in het kader van de CO2- emissie.

(7)

JAARGANG 6, NR. 1

SCOPE 1:

De meetgegevens van het brandstofgebruik van het eigen wagenpark zijn aangeleverd door de leasemaatschappijen. De gegevens zijn op basis van een brandstofpas, die aan het betreffende voertuig is gekoppeld, opgegeven. De kilometerregistratie is minder nauw- keurig aangezien niet elke werknemer zorgvuldig de gereden kilometers bijhoudt middels invoer van de kilometerstand bij het tanken. Hierom is gekozen om op basis van de brand- stofgegevens de CO2-emissie te bepalen.

De meetgegevens van het brandstofgebruik van stationaire verbrandingsapparatuur ten behoeve van verwarming komen van gasmeters van de leverancier. Deze worden vol- doende betrouwbaar geacht.

De liters verbruikte brandstof door de huurauto’s zijn afkomstig uit de administratie van het verhuurbedrijf Avis.

Uit het voorgaande blijkt dat het overgrote deel van de CO2-emissie wordt veroorzaakt door directe emissie als gevolg van het gebruik van het eigen wagenpark (277,4 ton CO2) en brandstofverbruik (42,5 ton CO2). Het is dan ook van belang om deze emissie nauw- keurig vast te leggen

SCOPE 2:

De meetgegevens van het elektriciteitsverbruik zijn verzameld van eigen meteropnamen.

Deze worden voldoende betrouwbaar geacht.

De meetgegevens van zakelijke kilometers met privé-voertuigen zijn verzameld op basis van door werknemers gedeclareerde kilometers.

De meetgegevens van het vliegverkeer zijn op basis van de betalingsgegevens, boekings- bevestigingen of online overzichten van de betreffende reisbureaus en vliegmaatschappij- en verzameld.

Berekeningsmodellen

De kwantificering van grondstoffen naar CO2-emissiewaarden is telkens gedaan door ge- registreerde volume-eenheden van de gebruikte brandstoffen te benutten. De omrekening van volume naar emissiewaarden is eenduidig en geeft de meest betrouwbare ver- gelijking.

In die situaties waar geen volume-eenheden van brandstof beschikbaar waren, is gebruik- gemaakt van de meest betrouwbare informatie die beschikbaar was. In het geval van voer- tuigkilometers is gebruikgemaakt van kilometers of tonkilometers in de betreffende ge- wichtsklasse van de voertuigen.

Elektriciteitsgebruik is genomen aan de hand van geijkte meters en/of aan de hand van de facturen van het energiebedrijf. Vanwege de geldende wetgeving is dit de meest betrouw- bare informatiebron die beschikbaar is.

Ten opzichte van het referentiejaar 2013 zijn er geen veranderingen in de kwantificerings- methodes.

(8)

JAARGANG 6, NR. 1

Voortgang ten opzichte van het referentiejaar

Het jaar 2013 geldt als referentiejaar op basis waarvan de toe- of afname van de CO2- emissie wordt vastgesteld.

De omvang van de CO2-emissie heeft een duidelijke correlatie met de omvang van de activiteiten welke door Alfen B.V. worden ontplooid. Ten behoeve van vergelijking van de emissie in het referentiejaar en die tijdens de gerapporteerde periode, is daarom een maatstaf bepaald op basis waarvan de meetresultaten kunnen worden genormaliseerd.

Voor Alfen B.V. is de omvang van bedrijfsactiviteiten te meten aan de hand van de omzet en het aantal FTE. Op basis van de omzet en FTE zijn de gerapporteerde meetresultaten genormaliseerd. In de eerste helft van 2014 zijn voor Alfen B.V. gemiddeld 146 FTE werk- zaam geweest en is 20 miljoen euro omzet gemaakt.

CO2-emissie per FTE

In de eerste helft van 2014 is de totale emissie binnen scope 1 lager uitgekomen dan in de vergelijkbare eerste helft van 2013. Dit wordt veroorzaakt door minder aardgasverbruik vanwege de zachte winter in 2014. Per FTE is de emissie in de eerste helft van 2014 ech- ter hoger. Dit komt door het afgenomen aantal FTE.

CO2-emissie per ton euro omzet

Voor scope 1 geldt dat de emissie per ton euro omzet in de eerste helft van 2014 lager ligt dan in dan in de vergelijkbare eerste helft van 2013. Dit wordt veroorzaakt door de lagere emissie bij een hogere omzet in de eerste helft van 2014.

Voor scope 2 is de emissie per ton euro omzet in de eerste helft van 2014 beduidend lager dan in de eerste helft van 2013. Groene stroom, minder vliegreizen in combinatie met een gestegen omzet zijn hier van positieve invloed geweest. De stijging van de zakelijke reizen met privéauto's heeft de afname van de emissie wat afgezwakt.

(9)

JAARGANG 6, NR. 1

Reductiedoelstellingen

Op basis van de Carbon Footprint over het referentiejaar 2013 heeft Alfen een aantal maat- regelen benoemd om te zorgen dat de CO2-emissie in 2014 wordt gereduceerd. Deze maat- regelen zijn vertaald in kwantitatieve doelen. Doelstelling voor 2014 is om de CO2-emissie over 2014 ten opzichte van 2013 te verminderen met 7 procent.

In de reductie van CO2 wordt onderscheid gemaakt in CO2-emissie die vast en variabel is.

Vaste CO2-emissie is niet afhankelijk van het aantal FTE wat in dienst is. Vaste emissie om- vat het energieverbruik door brandstoffen, koeling en elektra. Naar verwachting zal de vaste CO2-emissie in 2014 ten opzichte van 2013 gelijk blijven.

Variabele CO2-emissie is wel sterk afhankelijk van het aantal FTE wat in dienst is. Variabele emissie omvat het energieverbruik door het eigen wagenpark, het zakelijk gebruik van de privé auto en zakelijke vliegreizen. Naar verwachting zal de variabele CO2-emissie in 2014 ten opzichte van 2013 met 8 procent dalen.

Scope 1

Binnen scope 1 wordt in 2014 reductie op de CO2-emissie behaald op het verbruik van brandstoffen door het wagenpark en een verminderde vraag naar aardgas voor verwarming.

De scope 1 CO2-emissie zal daardoor naar verwachting eind 2014 4 procent lager liggen dan in 2013.

Het beleid van Alfen is er op gericht om te beschikken over een zo zuinig mogelijk eigen wa- genpark. Daartoe wordt bij vervanging alleen een auto aangeschaft die beschikt over een A, B of C-label. In 2012 is daarnaast begonnen met de aanschaf van (half) elektrische auto’s.

Dit beleid zal in 2014 worden voortgezet waarbij een vijftal diesel auto’s zal worden vervan- gen (zuiniger) en er naar verwachting 5 wagens zullen verdwijnen. Dit moet leiden tot een zuiniger brandstofverbruik

Op basis van de zachte winter begin 2014 kan worden verwacht dat het aardgasverbruik over 2014 ten opzichte van 2013 beduidend lager zal liggen. Daarnaast zijn binnen Alfen een aantal maatregelen genomen die het warmteklimaat positief moeten beïnvloeden, en daardoor de vraag naar aardgas voor verwarming zullen verminderen. Het gaat daarbij om een aanpassing aan de CV ketel, isolatie van het fabrieksdak en het ‘neerdrukken’ van warmte van boven naar beneden via ventilatoren.

Scope 2

Binnen scope 2 wordt in 2014 ten opzichte van 2013 geen reductie op de CO2-emissie be- haald. De trends in het verbruik zijn stijgend door ontwikkelingen aan klantzijde (meer en verder reizen) en de groei van het elektriciteitsverbruik door de overstap op hybride / elektrische auto’s. Verdere mogelijke reductiemaatregelen zijn vooralsnog niet haalbaar.

Wel zal het algemene beleid op het gebied van het bewust gebruik van elektriciteit, zakelijke (vlieg)reizen worden voortgezet.

Voor de komende jaren zullen nieuwe reductiemaatregelen worden bepaald en doelstellin- gen worden geformuleerd. Daarbij zal ook de CO2-emissie van Scope 3 emissiebronnen worden meegenomen.

(10)

Annex 1: CO

2

-emissie 2014 H1 scope 1 en 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De emissies uit scope 3 zijn niet meegenomen binnen de kaders van dit rapport.. SKAO rekent Business Travel tot scope

Hoewel er conversiefactoren opgenomen zijn in bijlage A van de prestatieladder voor diverse oliën, worden deze niet in onze berekeningen van de CO 2 -footprint meegenomen. Oliën

Hoewel er conversiefactoren opgenomen zijn in bijlage A van de prestatieladder voor diverse oliën, worden deze niet in onze berekeningen van de CO 2 - footprint meegenomen. Oliën

Enig verbruik van benzine voor een zitmaaier is geschat meegenomen in deze footprint. (zie

Het nieuwe Handboek CO 2 - Prestatieladder 3.0, geldig met ingang van 10 juni 2015, kan gevolgen hebben voor de eerder gebruikte emissiefactoren.. Indien herberekening

Door de structurele wijziging van de organisatorische grens in 2018, is het jaar 2017 als basisjaar aangehouden.. De argumentatie hiervan is opgenomen in

De directe (scope 1) en indirecte (scope 2) emissies zijn in de footprint gekwantificeerd.. De emissiefactoren zijn gebruikt zoals aangegeven in het SKAO Handboek CO

Ten behoeve van vergelijking van de emissie in het referentiejaar en die tijdens de gerapporteerde periode, zijn daarom voor beide organisaties maatstaven bepaald op basis waarvan