• No results found

Me OVO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Me OVO"

Copied!
128
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• •

MMETA 1040 SHELF NUMBER MICROFDRM:

A UU

Me OVO

Thisfilm is supplied by the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also he requiredfor sucll reproduction.

Application for permission to reproduce should he made in writing, giving details of the proposed reproduction.

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men

schriftelijk aan te vragen.

(2)

..' ,

EL

oeren

E

dielUfj .

o • • •

.

.

(3)
(4)

DE WERELD, DIE WIJ VEROVEREN MOETEN

(5)

DE WERELD

die uerOlJeren moefen

EMS I. H. U Q N SOEST

.1 ,

ALKMAAR. GEBR. K L U I T M A N

(6)

HOOFDSTUK I

i

!

I

I

HET BEGIN

Nog eenige oogenblikken probeert Nine doodstil te blijven liggen.

"Ga nu rusten," heeft Lot gezegd, toen ze van tafelop- stonden. "Anders Zle Je er vanavond uit als een leeren lap."

Nine heeft het beloofd. Ze is in deze dagen de inschik- kelijkheid zelf; ze ontgaat bijna angstvallig iedere kans op oneenigheid, op disharmonie. Het is of er binnen in haar iets waakt, opdat de betoovering van deze dagen niet verloren gaat in banaliteit. Ze knijpt haar oogen dicht, haar handen liggen stil op het koele laken. En meteen zie t ze zichzelf zoo liggen als een zoet, gehoor- zaam kind. Ze vliegt ineens heftig overeind, haar tanden blinken in een lach. Onzin, het is onmogelijk, onmoge- lijk, onmogelijk! om dezen middag te rusten. Het lijkt absurd, dat er ooit nog middagen zullen zijn, waarin je rusten kàn! Zachtjes aan, Lot mag niet wakker worden!

Ze is pijnlijk gesteld op een goede middagrust des Zater- dags. Ze slaapt nu zeker met een elastieken hand om haar kin, om de ramp te keeren, welke zich in beginstadium al heeft aangekondigd: een onderkin! Nine kijkt neer langs haar strak en stevig meisjeslichaam in de dunne pyjama en slaat de armen in een duizelige verrukking achter het hoofd. Jong te zijn en gelukkig en het nu

Do wereld die wij veroveron moeten 1

(7)

en onder den datum: Receptie van 7 - 9 In Hotel Villa Nuova.

3

J

a, dat is Marcels wensch geweest, receptie te houden in het groote, pompeuse eersterangs hotel van de stad.

Het i s wel zoo, Lotte's kleine paviljoenhuis is niet ge- schikt om er veel menschen te ontvangen en zeker niet de menschen, die Marcel kent en uit hoofde van zijn positie kennen moét. Het heeft iets van den glans ont- nomen aan haar feestelijk gevoel, maar natuurlijk heeft Marcel gelijk. Ze speelt met het kaartje in haar vingers, het eenige, dat er over is van den stapel, welke van de drukkerij gekomen is. Marcel weet niet, dat ze er één heeft achtergehouden, om te bewaren. Zot eigenlijk, nèt zoo'n bakvisch, die allerlei souvenirs opzamelt. Och nee, het is niet de trots van het meisje, dat "een man aan den haak heeft kunnen slaan," zooals ze tante Cornélie een- maal over iemand hoorde beweren. Ook niet de bête blijdschap van 't meisje, dat een kring van benijdende vriendinnen haar kaartje sturen kan. Het is de gave, sterke dankbaarheid, dat de liefde van Marcel en haar bekrachtigd is door een belofte en die belofte staat hier gedrukt. De namen van Marcel en haar staan hier bij- een, verbonden door een woordje van twee letters. En dat beteekent een Begin, een begin van nieuw leven.

Er zijn geen geluiden in deze zware middagstilte. Nine zit nu stil aan tafel en tracht het zich bewust te maken:

het Begin. Tracht zich in te leven in een wachtende toekomst vol nieuwe mogelijkheden. Maar de gedachten

1*

WIJ VEROVEREN MOETEN Verloofd:

M. eh. B. ten Korte en

Nine de Bree pas te beseffen in alle volheid! Ze kijkt naar de gesloten

blinden en weifelt: ze opengooien met een ruk? Maar het koele, donkere van de kamer geeft iets van besloten- heid, van alleen zijn met je geluk. Wat heeft "buiten"

daannee te maken! Even verstrakt haar gezicht. Van- avond. .. al die menschen . .. waarom moet dat eigen- lijk - waarom kunnen Marcel en zij niet samen... Maar ze verwerpt de gedachte al, nog voordat ze die bewust ten einde heeft gedacht. Het is goed zoo: het is heer- lijk, de menschen te doen deelen in je vreugde, zich aan hen te vertoonen in je nieuwen staat. Want het lijkt je toe, of je een andere Nine bent dan die van vroeger. Het lijkt, of je het leven slapende hebt ondergaan en of je nu pas wakker bent geworden. Het lijkt ook, of alle leed en alle bitterheid van een eenzaam kinderleven, van een traag verglijdenden meisjestijd, van je zijn afgegleden en voorgoed tot het verleden behooren. Ze kijkt de kamer rond. Veel van die kamers heeft ze gekend, maar ze lijken allemaal op elkaar. In Batavia had ze er zoo een en in Soerabaja ook. Het zijn oude, vertrouwde dingen uit een doodgewone meisjeskamer - ding'~n, waaraan ze niet gehecht is, omdat ze ze nooit anders beschouwd heeft dan als ding-an-sich en haar diepst-doorleefde be- staansmomenten er nooit mee verweven heeft. Nu heb- ben al die kleine, onpersoonlijke voorwerpen iets heel liefs, ze zijn de stille getuigen van haar geluk. Ze opent het deksel van een oude doos van

J

apansch lakwerk en neemt er iets uit. Ze steekt haar tong in haar wangholte, als een schoolkind dat feitelijk verlegen is over eigen ge- voel. Het is ook zoo ontzettend kinderachtig, dat ze zóó trotsch is op dat kleine, rechthoekige cartonnetje, waarop in strakke eenvoudige drukletters staat:

(8)

4 DE WERELD, DIE treden terug naar oude, oude paden, paden, die bekend zijn, al werden ze betreden door onwillige voeten. En Nine's oogen laten de beelden als filmflitsen voorbijtrek- ken. Een groot, ouderwetsch, Indisch huis, met veel pilaren en marmeren vloeren, hooge deuren; Nine zit met haar speelgoedbeesten op een rieten mat en verveelt zich.

Maar ze weet al, dat niemand luistert naar haar balsturig protest. Baboe zit een eind van haar af op het koude marmer en praat met den djongos, die bij het hooCTe, ge- beeldhouwde buffet reddert. Voor, op de breede galerij, wordt druk gepraat en gelachen, er zijn veel dames en heeren en Moeders stem klinkt boven alles uit. Een groot, stug meisje met een lange vlecht glipt langs Nine heen een kamer in. Dat is Lotte, die een andere Moeder heeft gehad, vóórdat Nine's mammie haar vader trouwde.

Vader is een groote, stille man, die nooit veel spreekt, alleen legt hij soms zijn groote, warme hand op Nine's hoofdje en zucht dan. De jaren verspringen in het film- beeld der herinnering en negenjarige Nine kijkt verbijs- terd in twee strakke gezichten. "Waar is Moeder, de vroolijke, luidruchtige Moeder, met haar mooie japonnen en haar hoogen lach? Minder dan ooit had ze tijd voor Nine, sedert "Oom Paul" aan huis kwam. Ja en dan hoort Nine het nieuws, dat een eind schijnt te maken aan haar onbezorgden kindertijd, het vreeselijke, onbe- grijpelijke nieuws, dat haar moeder, haar eigen moeder, is weggegaan met Oom Pau!. Zonder om Nine te denken, zonder aan Nine te vragen, of die het wel goed vond. Het is vreemd, dat ze niet is doodgegaan; dat ze gewoon is blijven leven, na dat ontzettende, heeft kleine Nine wel eens gedacht. Maar ze ging niet dood. Ze moest een ge- woon schoolmeisje zijn, al wist dan ook iedereen, dat ze een "scheidingskind" was."

"Ik had haar nooit naar Indië moeten laten komen.

WIJ VEROVEREN MOETEN 5

Ik wist, dat het leven hier haar knauwen zou." Dat heeft Nine, vroegwijs, opgevangen en ook het heftige antwoord van de tien jaar oudere Lotte:

"En mijn moeder dan? Heeft die het niet hier moeten uithouden? Is die soms weggeloopen? Als ze niet ge- storven was ..." En nog hoort ze het toomeloos schreien van Lotte. Weer springt een ander beeld naar voren:

Lotte kijkt haar aan met woedende oogen in een rood- gevlekt gezicht. Nine is weggevlucht voor de heftige woordenwisseling tusschen Lot en Vader (Vader, die Lots grootste kameraad, haar bewonderde held is) en Lots stem zegt hard en hijgend:

't Is alles de schuld van J'ouw moeder!" en meteen

"

geeft Lot haar een kletsenden slag op de wang. Die slag is blijven branden, de jaren door. Jouw moeder. Dat zijn twee woorden, die zich vol pijn hebben vastgebeten in een jong hart, twee woorden, die er in zijn blijven schrijnen. Naast het groote, het bittere van het weggaan der moeder, bleef de kleine, priemende schaamte. Dat het háár moeder was, die Vader en Lot dit had aangedaan en die haar bij hen had achtergelaten. Niets kon het meer goedmakeu. Lots betuiging van spijt aanvaardde zij als onverdiende grootmoedigheid. Je zou je klein, héél klein willen maken, om toch vooral niet teveel te zijn;

je zou je stem willen dempen en je voetstappen, opdat toch niemand hinder zal hebben van je ongewenschte tegenwoordigheid. Vader kijkt haar soms aan, onder- zoekend, maar langzamerhand worden de keeren zeld- zaam, dat zij iets anders ontvangt dan zijn stuggen groet.

Vader is zoo veel op reis... en als hij thuis is, brengt hij menschen mee, veel menschen, voor wie Lot een plicht- matige gastvrouw is, met wie ze zich onderhoudt zonder vroolijkheid.

Het is drukkend wann in de kamer, maar Nine rilt.

(9)

geopperde toekomstplannen, is er ook nu nog, als ze te- rugdenkt. .. Maar dan komt weer een van die momen- ten, waarin het leven scheen stil te staan voor een blin- den muur. Vaders plotselinge dood, vader, die bekend stond als roekeloos motorist, verongelukt met zijn wagen.

En het vreeselijke, dat daarna kwam: dat er nu alleen nog Lot was en dat je naar Lot toe moest gaan en klein- tjes zeggen: "Ik zal zelf werk zoeken, Lot; zoodra ik iets vind, ga ik verdienen."

"Neen, je blijft bij mij," heeft Lot resoluut geantwoord.

"Maar waarom? Het is niet prettig voor je en ..."

"Ik heb vader eens beloofd, dat ik altijd voor je zor- gen zou. Ik moet het doen om vader."

En dat Lot dit zei zonder bijzondere hartelijkheid, als- of het enkel gold een bindende plicht, heeft ~ine haar niet eens aangerekend. Ze was dankbaar, dat Lot dit wilde. Dankbaar ook, omdat er in weerwil van alles, toch iets beschermends en moederlijks uitging van deze zoo- veel oudere stiefzuster en de wereld zoo wijd en zoo vijandig leek, als je er in moest trekken met geen ander bezit dan je kleinmoedigheid en je jonge lichaam. En Lot heeft eenmaal iets .gezegd, waarvoor je haar dankbaar bent: "Jij maakt het niemand lastig, Nien. Het is geweest als een kleine troost, dat Lot nooit na dien klap gezegd heeft: "Jij lijkt op je moeder." Nine heeft een vriendin, Irma Zelden, die in alles op haar moeder poogt te lijken:

"Zooals mijn moeder is, wil ik worden." Maar Nine haalt onverschillig de schouders op en zegt hard: "Ik niet. Ik wil in geen enkel opzicht op de mijne lijken. En de vrien- din zwijgt een beetje geschrokken. Neen, dát weet Nine, zij zal ànders worden; nooit zal iemand haar kunnen ver- wijten, dat zij lijkt op die onverantwoordelijke, die haar kind vergat uit louter eigenbelang.

En nu heeft zij afgerekend met die jeugd. Nu is Mar-

6 DE WERELD, DIE 7

0, die koude, die kleurlooze jeugd... ze moet er mee afrekenen, volledig. Ze moet die nog éénmaal durven overzien om er dan mee af te rekenen, voorgoed.

Scheidingskind - was er dan heusch niets anders dan dat? Och ja, toch wel, er waren ook zonnige momenten in die dagen ... Er kwamen ook brieven van moeder uit Holland, waarin ze schreef, dat Nine maar goed moest leeren, dan kon ze in Holland op de H.B.S. en dan kon ze bij moeder komen wonen en bij oom Paul... en bij het kleine zusje, of broertje, dat ze krijgen ging. Maar veel brieven kreeg ze niet, want een jaar na moeders vlucht kwam er bericht, dat ze gestorven was, toen het zusje ter wereld kwam. Als Nine er aan terugdenkt, weet ze, dat Vader en Lotte heel lief voor haar waren in dien tijd, maar ze weet ook nog, hoe wreed ze zichzelf vond.

Want ze hoorde het aan met droge oogen, Nine van elf jaar en ze huiverde van haar eigen stem, die onbewogen zei: "Lekker, nu heeft dat wicht ook geen moeder meer."

En hiermee gaf ze aan Lotte en Vader bloot de smar- telijke jalouzie van al die maanden, waarin ze zich had ingedacht, hoe het nieuwe kind de liefde zou ontvangen, die haar onthouden was... Twee maanden lang is ze daarna ziek geweest, zóó erg, dan men voor haar leven vreesde. Pas daarna kon ze in een stroom van bevrijden- de tranen den weg terugvinden naar haar leven van schoolmeisje. De tweede klas H.B.S. moest ze doubleeren.

Maar de rest haalde ze in verbeten werkspurt, ze werd toch nooit afgeleid door pretjes, als de anderen. En het vergoedde iets van het wanhopige besef, overbodig te ZIJn.

Tot "Eind" heeft Nine het betrekkelijk prettig gehad;

onder de medescholieren had ze een enkele goede vrien- din of vriend, waarmee ze de ervaringen opdeed van ieder normaal meisjesleven. Weerklank van joligheid, van driest

(10)

8 DE WERELD, DIE WIJ VEROVEREN MOETEN cel in haar leven gekomen, nu staat ze aan den ingang van een nieuw leven. Soms heeft ze wel eens gedacht:

.,Heb ik al zóóveel meegemaakt? Dan ben ik toch eigen- lijk oud. Het is of ik al heel lang geleefd heb en of die een-en-twintig jaren er niets mee te maken hebben."

Maar nu beheerscht haar maar één gedachte: "Ik ben jong! Ik heb nog niets doorleefd; het leven begint nu pas. Mijn leven zal in dat van Marcel opgaan. 0, Marcel, wat hou ik van je ..."

Ze grijpt zijn portret. Gisteren pas heeft hij het haar gegeven. Ze laat haar oogen gaan langs iederen trek van het gezicht, dat ze zoo kort pas kent, maar dat zoo dwin- gend haar leven beheerscht. Hij heeft lieve oogen en een sterken mond. Nine gelooft, dat vóór haar geen meisje dit heeft kunnen denken van haar verloofde. Het leven lijkt gloednieuw te zijn geworden.

Ze schrikt op. Buiten, op het grind voor haar raam, klinken voetstappen, er rammelt een emmer. Met korte, rukkende halen begint de kebon te vegen; in de ren van het buurhuis kakelen de kippen. En in de kamer naast de hare piept het ledikant onder Lotte's gewicht. Nu is er geen tijd tot peinzen meer, nu ontwaakt het huis, en de voorbereidingen moeten een aanvang nemen ... want vanavond is er receptie!

"Ada boeket, nonnah," roept de baboe aan Lotte's deur en ze hoort Lot mopperen: "Hè, waarom brengen· ze nu niet alle bloemstukken regelrecht naar Hotel Nuova!

Wachten, baboe, toenggoe."

"Ik zal de bloemen wel ontvangen, Lot," roept Nine.

En dan drukt ze haastig een zoen op het portret van Marcel en haar wangen gloeien; want straks komt Mar- cel zèlf en dan is de wereld van goud!

HOOFDSTUK 11

RECEPTIE

"Maar dat je nu al klaar bent! Ik dacht, dat jij je tijd wel noodig zou hebben om je mooi te maken! Hè, hè,"

met een zucht laat Lot zich in een rottanstoe1 vallen, na eerst zorgvuldig haar japonrok te hebben afgetrokken. Ze wordt al wat zwaar in de heupen, Lot.

"Het leek me net, of het vandaag juist vlugger ging dan anders," lacht Nine. "Ben ik presentabel, Lot?" en het alledaagsche zinnetje wordt door den toon tot een vraag van wijder strekking.

"Keurig," prijst Lot en probeert het kaartje te lezen van het bloemstuk, dat in den hoek van de voorgalerij staat; maar ze geeft het op. Ze kijkt naar Nine, die aan de theetafel bezig is. Dat onhandige kind is in staat, de suiker te vergeten - maar neen, ze dénkt er aan van- daag! Lots oogen gaan over het smalle figuur van de jon- gere zuster; over het kleine gezicht, onder het dikke, roodachtig-blonde haar, dat nu naar haar wordt toege- keerd. Wat maakt geluk iemand mooi, alle hulpmiddelen lijken dan overbodig. Nooit is er zoo'n diepe glans ge- weest in Nine's ronde, bruine oogen.

"Je thee, Lot." Nine zet het kopje voor haar neer, ze lacht: "Ik heb de suiker niet vergeten, hoor. Verbeeld je, dat ik Marcel eens bittere thee schonk!"

"Dank je," zegt Lot. Het lepeltje wielt traag door het goudbruine, geurige vocht en Lots diamanten ring zendt

(11)

10 DE WERELD, DIE flitsen uit in het felle middaglicht. De kebon is aan het gieten, flikkerende stralen komen uit den sproeier. Non- sens, denkt Lot geërgerd, verknoeien van water. Ze neemt een langzamen slok. Het kleine tuintje ligt verschroeid in Oostmoesson-hitte, het gras piekt bruinig-vaal omhoog;

het grindpaadje wordt begrensd door zielig-verdorde stekjes. Troosteloos, denkt Lot, om hier voortaan alleen te zitten, zonder Nine. Niets laten merken ...

"Lot, je ziet er zoo leuk uit," klinkt ineens hartelijk Nine's stem. "Je moest je haar altijd zoo doen, zeg!" Ze kijkt naar Lot, zooals ze daar zit, groot en lichtblond, met gevulde armen uit de halflange mouwen; ze ziet Lots gezicht, dat een beetje breed begint te worden, maar dat nog altijd heel knap is. Ze weet zich ook heel goed op te maken, Lot, haast zou je niet merken, dat ze lip- penstift gebruikt, zóó goed kiest ze haar kleur. En plot- seling voelt Nine het als iets onbillijks, dat Lot nooit ...

"Lot," zegt ze ineens en vergeet, dat ze zelden vertrouwe- lijk zijn, "Lot, waarom ben je eigenlijk nooit getrouwd?"

Lot zet bedaard haar kopje neer. Ze schuift haar stoel wat weg en gaat een beetje krakend verzitten, ze slaat de goedgevormde beenen over elkaar. Ze glimlacht in Nine's verwachtend gezichtje: "Is de krant er nog niet?

Ik wil jullie advertentie nog es goed bekijken!"

"Lot?" dringt Nine aan. "Als ik weg ben ..."

"Kind, zeur niet," valt Lot ineens uit. "Lieve help, ver- loofde menschen denken, dat elk ander te beklagen is!

Waarom ik niet getrouwd ben, is niet moeilijk te raden;

ik heb langer in de wereld rondgekeken dan jij. Bekom- mer je nu maar niet om mij, ik zal wel weten, hoe ik mijn vrijheid gebruik."

Er trekt iets weg van Nine's gezicht, het verstrakt, de glans verdoft in haar tintelende oogen. Dat is het verleden weer, dat ze juist vergeten wilde. Lot is ge-

tuige geweest van het ongelukkige huwelijksleven van haar ouders. Lot is altijd heel gesloten geweest waar het dat onderwerp betrof, maar het heeft al die jaren als een muur tusschen hen in gestaan. Nine drinkt zwijgend haar thee leeg en er is nog maar één verlangen in haar:

dat Marcel nu gauw zal komen en met zijn lach en den warmen greep van zijn handen haar plotselingen twijfel op de vlucht zal jagen. Wat gaat haar Lots leven nu ook aan, ze heeft nu alleen te maken met haar eigen leven; maar ze wil toch nooit ondankbaar zijn. Ze kijkt haastig naar het bloemstuk; de feestelijke, porceleinig- rose kelken met de teere warreling van asperagusgroen daartusschen, roepen de vreugde weer wakker.

"Aardig van de Heikers, hè om zóó'n prachtige mand te sturen? En de bouquet van Tante Cornélie is ook mooi.

En dan jouw prachtige mand, Lot. Ik kom nu toch ook met mooie stukken voor den dag!"

Lot tuurt zwijgend op haar nagels. Ja, ze heeft er zelf ook aan gedacht: dat Marcel met zijn tallooze kennis- sen, méér bloemen zal krijgen dan Nine. Dat nu juist iemand als Marcel zijn oog op het kind heeft laten val- len - een eenvoudige, jonge kerel was beter geweest.

Het leven van Nine is heel eenvoudig verloopen, voor ge- zelschapsplichten heeft zij, Lot, haar niet kunnen groot- brengen. Zij verdient heel goed, zij is al meer dan twaalf jaar onafgebroken bij dezelfde groote firma in dienst en heeft een spaarduitje opzij kunnen leggen. Doch na de kantooruren bleef er geen ambitie voor allerlei sociale genoegens. Het kind Nine heeft daar ook nooit verlan- gen naar getoond, merkwaardig, zoo weinig als ze lijkt op haar moeder. In gedachten ziet Lot de jonge vrouw, wier gesprekken altijd draaiden om kleeding, de kennis- sen, futiliteiten, met een ernst als gold het een levens- kwestie. Ze hoort nog de verwijten: "Een meisje van jouw

(12)

12 DE WERELD, DIE leeftijd behoorde ..." Br, niet aan denken. Ze was zelf niet inschikkelijk als meisje, maar ze heeft veel gemist en vader te zien lijden ... Lot fronst het voorhoofd. Als Nine maar gelukkig wordt met Marcel, ze hoopt dat zoo.

Veel liefde moet Nine ontvangen, meer, dan zij het kind van de gehate vrouw ooit heeft kunnen geven. Als ze vergéét, wie de moeder was, houdt ze van Nine.

"Heb je nu aan iedereen kaartjes gezonden?" vraagt ze, om de stilte te breken. Lot ziet óók een beetje op tegen den avond, waarin ze al die vreemden zal ontmoeten; ge- lukkig, dat An Koning er ook zal zijn.

"Ja, Marcel heeft me een lange lijst gegeven van zijn kennissen en familie buiten de stad en in Holland," zegt Nine en haar oogen lachen.

"Hebben jullie dan niet samen de adressen geschreven?"

Latte vraagt het achteloos, ze staat op om de krant, versch ruikend naar drukinkt, aan te nemen van den be- steller. Zijn sarong ritselt, als hij het hellinkje afspringt om in den buurtuin te komen. Te lui om langs den hoofd- weg te gaan, denkt Lot.

"Neen, och, ik vond het een heerlijk werkje," hoort ze Nine met vlakke stem zeggen. Nine denkt aan haar blijdschap, toen de kaartjes van de drukkerij kwamen en bloost in herin- nering. Zoo mal was het, ze zat net bij Marcel op schoot en die kerel met het pakje stond ineens voor het open raam. Met hun bloote voeten slopen ze altijd zoo ge- ruischloos aan - Marcel had het niets erg gevonden.

Samen hadden ze de kaartjes bekeken en Marcel ... Ze drukt even haar vingers tegen haar lachenden mond. Wil- de lieverd, ze had geen adem meer onder zijn kussen.

Toen had ze gezegd: "Marcel, heerlijk, om samen de adressen te schrijven, hè ja, doen we dat?"

"Maar schat!" Marcel had een leelijk gezicht getrok- ken. "Wilde je me daarmee opschepen na kantoortijd?

WIJ VEROVEREN MOETEN 13

Met zoo'n machinaal werkje? Ik weet beter, geef de hee1e stapel mee, dan laat ik de adressen schrijven door een van de klerken of anders kan juffrouw Schot het doen."

"Neen. Ik doe het liever zelf," had ze toen gezegd.

Dapper slikte ze de teleurstelling in. Marcel had gelijk, na kantoortijd was hij moe. Maar een klerk de adressen laten schrijven? Hè neen ...

"Nu ja, het maakt ook weinig uit," zegt Lot, met haar oogen op de krant.

Uit Nederland: Er wordt dit jaar meer gereisd dan ooit tevoren. Lot zucht. Ja, reizen, de tropen ontvluchten, dat is iets, wat lokt. Maar ze moet nog enkele jaren wach- ten eer ze buitenlandsch verlof krijgt. Toekang van de Aniem gedood... hoogspanningskabel... de stad een uur zonder stroom. En dan blijven Lots oogen staren op de advertentie: M. eh. B. ten Korte en Nine de Bree. Ze zou eigenlijk even willen opstaan en Nine een kus geven, maar ze zijn niet zoenerig. Sentimentee1e oude-juffersinval, denkt Lot en geeuwt. Kijk me die Nine bezig zijn voor Marcels komst. Kussens opschudden ... ! Dat hij niet rookt, is in zooverre goed, dat het "dameshuishouden"

niet met asch wordt bestrooid. Maar het komieke is, dat Marcel het met een schuin oog aanziet, dat zij ... Lot lacht ineens hardop. "Zeg, Nientje, die "man" van jou vindt het toch niet schokkend, dat ik rook?"

"Neen, maar hij ziet het mij niet graag doen, zie je,"

zegt Nine verontschuldigend. Haar hand glijdt even lief- kozend over de leuning van een fauteuil, daar zit Marcel zoo vaak op en hier is al een kleine deuk in het leer ...

En straks zullen er dingen van Marcel slingeren op Lot- te's net opgeruimd bureautje. Ze haalt diep adem en kijkt op de klok. Marcel heeft natuurlijk wèl geslapen vanmid- dag, die heeft een kantoorochtend achter den rug. Wat duurt de middag lang, het is pas vijf uur. Zal haar japon

(13)

14 DE WERELD, DIE er vanavond nog wel netjes genoeg uitzien? Maar ze heeft zich vroeg gekleed, in de verwachting dat Marcel vandaag wel vroeg komen zou - en het is toch voor hèm alleen, als je het goed beschouwt, dat ze deze jurk heeft aangetrokken!

Om zes uur komt er een auto bet erf oprijden. Nine wijkt haastig terug in de deuropening. Komt Marcel niet alleen? Laat hij zich brèngen door Van Bosch van Uyt- waal? Vandaag?

Rare pisang, denkt Lot. Komt den eenen dag in een doodgewone taxi, den andere in een rammelende, puffen- de demmo; dàn weer chic met den eigen wagen. En op dezen middag laat hij zijn vriend voor chauffeur spelen.

Enfin, dat zijn de consequenties, denkt Lot berustend en staat op.

"Hallo meisjes, ik kom mijn biertje halen," klinkt Mar- cels vroolijke, krachtige stem. "Blijf zitten, Lotje, waar-

o~ zoo plechtig? Hoe zit het, Uytwaal, kom je er nog Ult, kerel? Je bent toch niet verlegen voor mijn meisje, hoop ik!" Marcels stem lawaait, Marcels hooge gestalte vult het popperige voorgalerijtje ; Marcel brengt een

st~oom.van le~en mee. Een fat is hij niet, denkt Lot, wier vmgers tmtelen van zijn handdruk. Zijn duur pak ziet er tóch doodeenvoudig uit en het zit goed, maar met nonchalance om zijn breedgeschouderd lichaam. Zijn krul- lende, blonde haren zijn kortgeknipt; zijn lichtblauwe oogen lachen, zijn witte tanden glinsteren in zijn door de zon gebruind gezicht. Marcel maakt een zeer jovialen indruk en toch is er iets in zijn uiterlijk, dat den man van verfijnde afkomst verraadt. Vulgair is Marcel nooit.

Nine voelt verlangen om pardoes in de armen te vliegen, die Marcel naar haar houdt uitgestrekt. - Ze is niet klein, Nine; maar in zijn armen lijkt ze klein en nietig! Zelfs boven Lot steekt hij een half hoofd uit! - Maar ze vindt

het zoo vervelend, dat die Van Bosch van Uytwaal mee- gekomen is ... Terwijl deze Lot begroet, fluistert ze haas- tig tot Marcel : "Niet doen, wacht tot hij weg is. Maar haar mond wordt al dichtgekust door twee warme lippen en als U ytwaal na een bescheiden moment van afgekeerd staan, haar de hand toesteekt en zegt:· "Mag ik je nu alvast gelukwenschen? Ik heb Ten Korte even gebracht op zijn verzoek," stamelt ze verward en kleurend, haar woorden zoekend:

"Dank u - dank je wel- u - je komt toch straks ook?"

"Natuurlijk," glimlacht Uytwaal. "Ik zou dat moment niet gaarne missen. "Ik zal je nu maar alleen laten, kerel," hij slaat Marcel even op den schouder. "Neen, dank u, juffrouw de Bree, ik zal niets gebruiken, hoe graag ik ook van uw gastvrijheid gebruik zou willen maken! Aardig woont u hier."

Hij laat beleefd even zijn blikken dwalen over het mieserige tuintje en verwerft zich in hetzelfde moment Lots antipathie!

"Dag dames, tot straks dan; bonjour Marcel !"

En Uytwaal, bleekblond en geaffecteerd, springt ach- ter het stuur van zijn prachtigen stroomlijnwagen. Het kost hem nog wat moeite om te keeren en Lot voelt haar wangen warm worden.

"Blijf zitten Nien, ik schenk Marcel een kopje thee.

Je wilt toch wel thee?" vraagt Lot, als ze Marcels ge- zicht ziet vertrekken tot een grimas.

"Nu Lotje, als je er niets op tegen hebt - mijn bier- tje asjeblieft," doet Marcel smeekend. ,,In deze hitte théé ..." Hij maakt een afwerend gebaar. Lot gaat zwijgend weg. Ze had gedacht, dat het vandaag een uit- zondering zou zijn. - "Onlogisch-vrouwelijk, die gedachte van je, Lotje!" -

"Vrouwtje," fluistert Marcel en hij lacht, als hij Nine

(14)

16. . DE WERELD, DIE dIep zIet.

kl.e~re~.

Soms is hij een beetje bang; is deze een-en-t\~mtIgja~lge,waar hij stonnachtig verliefd op ge-

:;.~r~en

IS, een

jo~ge

vrouw of een bakviseh? Marcel is . e dood

voo~

dat specimen van een opgroeiende vrouw:

s~ntl~~nteel,.gmnegapperig en onredelijk. Maar neen

:~~

meke IS, ?aarvoor te verstandig. Ze zal

trouwen~

gauw begrIJpen, hoe hij haar het liefste heeft H'·

~?lgt

den blik van haar oogen, ze kijkt naar zijn

ha~de~J

. Ie vu~rrood zien. "Ik ben compleet gebraden 0 die~

mspectIetocht," zegt hii lachend en d k"k P

Kl . 'J an IJ en ze elkaar

aan. eme, malle idioot, denkt Marcel. Ze is dol op mïn handen, ze zoent ze met haar oogen H" .. I lJ

h kd . IJ grIjpt P agend

ka~r ~ oek en verstopt er beide handen onder op haar me. ~ Lot, die binnenkomt met het bier, co~stateert

dat verhefde menschen niet tot d k · , , '

I ' en en In staat ZIJn In-

p aa~~ dat Nme nu practisch handelt, zit ze met Marcel~on-

oog~ke

handen. te. spelen en het geluk straalt van haar uit.

"h arcel, zal Ik lets op je handen smeren?" vraagt Lot nuc ter. "Ze zullen wel pijn doen van dien zonnebrandI"

"Welnee, zeg, het is niets," zegt Marcel. En Nine '"

?:'

Lot kent

gel~~kig

Nine's onlogische g:dachten

n·i~~!

he:~cels

h.anden zIJn de mooiste mannehanden, die ze ooit t geZIen, voornaam van vorm en toch zoo he I"k

~terk

en het is zoo lief, dat het hem toch niet

sc~:I~n

an, ~at ze er nu zóó uitzien... Marcel is een schat

"WIe komen er eigenlijk vanavond denk ' ' ; l ' '

ze d b ' je. vraagt

. an wat enepen, want ze beseft ineens dat het toch nIet duren kan, dit zitten naast Marcel· ove~ een half

moeten ze weg. , u u r

d "Och kindje, dat zal je wel zien. Het is niets bijzon ers, de. meesten zullen zoo weer weg gaan," zegt Mar~

cel luchtIg. "Alleen

zulle~

we drommels moe worden van

b h~t

staan.

~.up,

Lot, op Je gezondheid, jiJ' weet hoe koud

Ier moet ZI . . "E ' . '

Jn, meIsje. n hIJ neemt een flinke teug uit

WIJ VEROVEREN MOETEN 17

het speciaal door Lot aangeschafte bierglas. Hij zuigt even zijn lippen naar binnen om het schuim af te vegen.

Lot kijkt schuins naar Nine. Nine haat bier en de lucht van bier ... Maar niets daarvan blijkt op haar gezicht. Lot grijpt ostentatief naar haar sigarettenkoker en neemt er een sigaret uit. "Nien, jij?" vraagt ze met een beetje nadruk.

"Nee, Lotje, rook jij maar in je eentje," zegt Marcel,

"Nine weet wel, hoe ik het land heb aan een naar tabak ruikende vrouw - dat wil zeggen, ik bedoel daar niets kwaads mee ten opzichte van jou, hoor!"

"Hm," zegt Lot en inhaleert de rook. Zeer onhygiënisch, vindt Marcel.

Nu staat Nine naast Marcel in de groote ontvangzaal van het hotel; vóór, achter en naast hen geuren de bloem- stukken. Menschen komen en gaan en ze weet nu al, dat haar japonnetje eigenlijk een tikje te gewoon is voor de vrouwelijke hoofdpersoon van den avond. Nine voelt zich wonderlijk genoeg volstrekt geen hoofdpersoon. Ze kijkt in zooveel koele, zelfbewuste vrouwengezichten ! Die dames zijn niet alle smaakvol, maar de meesten harer wel "duur"

gekleed. Er klinken talrijke namen in haar ooren, vreem- de stemmen zeggen een gelukwensch tot haar en spreken dàn met hem. En ze staat daar en dankt en glimlacht - en ze luistert, naar wat ze zeggen tot Marcel.

"Marcel, we missen je bij het bridgen - je komt toch weer eens gauw? Zeg, we hadden het laatst nog over dien schitterenden wedstrijd, dien je in "Lux Vineet" ge- speeld hebt tegen Den Meestersen. Henri en ik rekenen er op, dat je in den volgenden wedstrijd met ons uitkomt hoor, dan ben ik jouw partner, doet je 't? Henri en ik vliegen elkaar bij 't bridgen in de haren, dat weet je, dan speelt hij wel in een andere groep. Jij als bestuurslid kan dat wel regelen, niet? Bridge't u ook, Juffrouw de Bree?

De wereld die wij veroveren moeten 2

(15)

Nine aarzelt een moment. Wat graag zou ze nu hart- 19 grondig zeggen: "Nee, het interesseert me heelemaal niet." Maar inplaats daarvan zegt ze kleurend: "Ik ben bezig het te leeren."

,,0000," is het langgerekte antwoord. "Dat is aardig.

Dan kunt u later met ons meedoen. Ah, pardon _ 0,

gunst, zijn jullie het? Ja hoor, ik maak al plaats voor jullie - we zien elkaar straks nog wel."

ftVergeet niet te bedanken voor het bloemstuk," fluis- tert Marcel. En het geroes van stemmen gaat verder, de reeks gezichten groeit aan, telkens zijn er weer andere en aan Marcels houding merk je, welke onder die per- sonen bijzondere functies bekleeden. Marcel lijkt de heele stad te kennen en de heele stad kent hem. En Nine is trotsch op hem, maar er knaagt een kleine onzekerheid aan haar geluksbesef. Is Marcel ook trotsch op háár? Het is zoo ellendig, dat er onder al die menschen geen ken- nissen zijn van haar, behalve dan die goedhartige Heikers, die een beetje uit den toon vallen hier met hun gedwon- gen houding, waarachter ontroering schuilt. Dat mevrouw haar op beide wangen zoende, vond Marcel raar en over- dreven, dat voelde ze. En meneer Heikers, de goeierd!

was bleek van zenuwachtigheid, drukte haar handen bij- na plat en zei schor tot den glimlachenden Marcel : "Heel veel geluk, meneer ten Korte." Haar oogen dwalen door de groote zaal met de stemmige betimmering, de palmen- groepen, de matglazen plafondlampen; djongossen in wit- te livrei met blauwe biezen gaan rond met de champagne en de sigaren. Ergens ontdekt ze het droogkomieke ge- zicht van An Koning, Lots kennis, die uit Malang, 'Naar ze leerares is, is overgekomen. En Lot zelf staat niet ver van haar af en praat met een gezette dame, die drukke gebaren heeft. Nine vangt ook wel eens een blik op van een der heeren, soms staat er glimlachende bewond ring

WIJ VEROVEREN MOETEN

in. Eenmaal nemen een paar oogen haar op met onver- holen brutaliteit, waarvoor ze kleurend het hoofd afwen?t.

Je moet niet zoo afgetrokken doen," zegt Marcel 10-

ee~s

fronsend. ,,]e moet bedenken dat die J oveniks een zakenrelatie van mij is. Waarom doe je zoo stijf? ~e~s een beetje vlot, dat vinden ze aardiger. Psst, d~ar heb ~~

dien" en hij zegt een grof woord, ,van een Verwmden. Die had wel weg mogen blijven voor mijn part." .

Nine slikt, ze dwingt haar strakke lippen tot een ghm- lach. Marcels woorden waren als een onverwach~~duw. : . Maar hij zal gelijk hebben, morgen is dit v?orbIJ, .dan IS hij weer voor haar alleen. Hemelsche goedheid, ze IS toch een volwassen vrouw, die weet, hoe het behoort? Dit alles wekt herinneringen aan de feesten thuis bij haa~ moeder ... daar kwamen ook altijd menschen van stand1Og.

Moet je Lot hooren over den staat, dien ze toen v?er- den! Maar als werkende vrouw heeft Lot. alle "soc~ale

plichten" laten schieten ... Die Verwinden IS een aardige, bescheiden, vriendelijke man. Waarom noemt Marcel h~~

zóó? Hoe komt hij er toe, dat woord te zeggen? ~,e weet het in het volgende moment; dan staat de man voorh~ar,

die haar daarstraks zoo vrijpostig heeft opge~o~~n. Akehg~

klamme handen heeft hij, denkt zij, werktulg~~IJk zegt ,ze,;

"En dank u vriendelijk voor de bloemen, ze ~IJn prachtl~.

"Ja juffrouwtje? Dat doet ~e enox:n p~ezler. Zeg en~, Ten Korte, wat doet die Verw10den hier, Ik dac~t,datd~e

al hoog en droog in den Oosthoek zat met zIJn ~oo~e pampieren? Die ligt er uit, eer je ~et weet: wat Ik Je brom; met acten in zes talen doe.. Je nog niet v.~el als boekhouder in den handel! PractiJk, man, pr.actljk,. er- varing en inzicht! Die wil zeker Italiaansch~ bneven dich- ten, ha, ha, ha! Puike sjempie hebben ze hier, zeg. Man, daar zou je voor mijn part nog wel eens verloof.d vo~r

mogen raken, ha, ha, ha, nu kijkt u boos, juffrouwtJe! StIl

2-

(16)

HOOFDSTUK III

WERKENDE VROUW EN WERKLOOZE

De zon beblakert de glimmende tegels van de kleine, geheel open voorgalerij van het paviljoen en flikkert schel in het nikkel van de naaimachine. Nine laat even haar arm rusten, die pijnlijk aanvoelt na het urenlang draaien aan het wiel. De machine is niet nieuw meer, Lot is er indertijd op een vendutie aan blijven hangen. Nine denkt even aan het mooie, glinsterende electrische machinetje, dat haar enkele dagen geleden door een Javaansch reiziger in huishoudelijke apparaten is getQond. Hij zette het kleine, groenverlakte ding verleidelijk voor haar neer en vroeg om hem de aansluiting van het lichtnet te wijzen.

"Boleh ambil boewat demonstratie, "njonja"," heeft hij overredend gezegd, u mag de machine veertien dagen op proef hebben. Als u dan niet van plan is ze te nemen, mag u ze teruggeven. En als was de zaak hiermee be- klonken, hield hij haar een gedrukte kaart voor, of ze die maar wilde onderteekenen?

Nine liet zich de werking uitleggen en met een oud lapje nam ze een proef. In razende vaart snorde de naald door het goed en geen andere beweging was noodig dan het indrukken van een voetsteunsel. "Boleh djoega afbe- taling," zei de man, voor wien het een uitgemaakte zaak was en hij grijnsde met veel gouden tanden, terwijl hij het leege koffertje opnam en er al gemoedelijk mee ver- dwijnen wilde. Maar Nine dacht plotseling: "Ik zal er 20 DE WERELD, DIE WIJ VEROVEREN MOETEN

maar, ik kom op jullie bruiloft den boel helpen opdrin- ken!" - Van dezen ruwen kerel neemt M areel dus woor- den over, denkt Nine verwonderd.

"Dat doe je, man! Maar zend nu dien djongos eens hier- heen, want wij versmachten al een poosje," roept iemand achter hem.

Marcel lacht, Marcel klinkt en drinkt en Nine klinkt en drinkt mee. Haar mond lacht, haar oogen schitteren, kom, ze wil vroolijk zijn en vlot; dat is toch waarachtig ook niet moeilijk als je gelukkig bent! Marcel zegt: "Hoe vind je FeItman? Hij is mijn compagnon."

"Och, - ik ken hem nog niet," ontwijkt Nine, "hij is vroolijk, hè?"

"Zij zal 't niet kunnen begrijpen, Nine. Dat ik veel met FeItman te maken heb - me vooral niet superieur moet toonen. We leven hier nu eenmaal in een heterogene maatschappij," denkt Marcel. 't Stemt hem wrevelig, maar hardop zegt hij:

"Een duivels geschikte baas!" Dan buigt hij zich naar haar over en neemt een slok uit haar glas. Zijn oogen nemen haar geheel in zich op.

Maar tot Nine's onuitsprekelijke opluchting, waarover ze zichzelf verbaast, wendt hij zich weer af en zegt iets tegen Lot, die weer alleen staat. An Koning heeft juist afscheid genomen. En Nine denkt: "Als Marcel me nu gekust had, nu . .. dan zou ik het niet hebben ver- dragen."

En ze ziet weer de zaal rond, warm, doorgeurd van sigaren en drank, van vele menschenlichamen - flarden van gesprekken, gelach, het knallen van kurken, het slif- fen van bloote djongos-voeten over het marmer - bloemen, bloemen, bloemen. Heeft ze heusch alle gevers bedankt?

En nu voelt Nine pas, hoe ellendig moe zij is.

(17)

22 DE WERELD, DIE toch niet op ingaan. Na die veertien dagen kan ik er wel eens aan blijven hangen en honderd-zestig gulden is toch geen bagatel. Het kostte nog heel wat uitleg, eer de

n:~ genegen was het ding terug te nemen. Blijkbaar zag hl] er tegen op om er verder mee te sjouwen in de warm- te ... En Nine bleef achter, tevreden over haar voorzich- tigheid, maar toch ook wel een tikje spijtig.

Het is geen kunst voor Nine om haar japonnen zelf te maken. Door veel oefening heeft ze er uitstekend den slag van beet gekregen. Lots kantoorjaponnen heeft ze gedurende vele jaren voor haar gemaakt. In de stille uren van de eenzame ochtenden kan ze veel werk verzetten en he.t heeft haar altijd gespeten, dat Lot voor de middag- tOIletten naar de modiste liep. Maar Lot is bang, dat haar figuur in thuisgenaaide japonnen "heelemaal ontoonbaar"

zal worden.

"Ik moest nu maar eens ophouden," denkt Nine en gooit klossen en scharen in de werkmand. "Feitelijk is het toch egoïst van me, dat ik allemaal japonnen voor mezelf naai. Maar ik kan nu tenminste tegenover Marcels kennissen goed voor den dag komen. Hij zelf ziet het kleedingvraagstuk natuurlijk heel anders in.,. alleen als je er moe of slordig uitziet, merkt een man het. Eenige oogenblikken is Nine druk in de weer met het opbergen van naaigerei. Dan komt er een koopvrouw het erf op met goudgele djeroeks, waarop geboden moet worden.

Want mocht Marcel blijven eten, wat wel eens gebeurt, dan is hij zeer gesteld op goed fruit. Het moeten vruch- ten zijn met dunne schil en veel sap.

"Bagoes sekali, njonja," zegt de koopvrouw in half protest. "Ze zijn heel mooL" Nine ontdoet een vrucht van de schil en proeft een schijfje.

"Nee, deze moet ik niet hebben," zegt ze rustl'g

, "

dl'e zijn te droog."

"Wah, nja, tida, bagoes," de verkoopster is diep ge- schokt. Nine denkt een beetje geamuseerd: "Du. die in- landers houden me nu al voor mevrouw." Hardop zegt ze: "Neen, geef me tien van deze soort, je krijgt voor deze eene, die ik geproefd heb, een cent extra. Hoeveel kosten de tien?"

"Doewa itji! Tida mahal, nja! Twintig cent, niet duur!"

"Dlapan cent," (acht cent) zegt Nine ijskoud en wacht een beetje gespannen af, of dit bod haar lukken zal. Ze vindt "bieden" een der ellendigste dingen, die er bestaan kunnen, ze is er altijd zeer onhandig in geweest en de enkele keeren, dát ze zelf iets kocht, heeft Lot haar vier- kant uitgelachen!

"Jij laat je toch ook altijd beetnemen! Ze merken zóó gauw, wie ze vóór hebben!"

Dat ze in dit opzicht ooit veranderen zou, heeft Nine nooit verwacht. Maar ze wil natuurlijk een goede huis- vrouw zijn, nu het zoo geloopen is, dat die taak haar wachten zal. Marcel zal later werken voor zijn gezin en dan moet zij toch weten, hoe je omspringt met geld. Die gedachte ontneemt aan het gehate "bieden" alle verschrik- king. Tempert ook het kriebelende ongeduld, dat haar bevangt bij de trage en omslachtige wijze, waarop in- landers te werk gaan. N a lang dralen worden de vruch- ten haar voor acht cent gelaten, een bewijs, dat ze niet te weinig heeft geboden, De ochtenduren vliegen om met allerhande boodschappen aan de deur. Lots kantoor- schoenen zijn in reparatie geweest en moeten betaald; de

"langganan" - Chineesche kruidenier - komt zijn bestel- ling opnemen; er komt een koopman met ingemaakte vruch- ten, flesschen gelei en dengdeng - gedroogd vleesch, -.

die zich door geen "tida beli's" laat afschepen en eentomg blijft opsommen: "Bombay ui ... "brenne boonn"... kat- jang merah." Totdat Nine er zich toe bepaalt stom van

(18)

we moeten leven, ziet u en dan moet je het maar nemen, zooals het valt. Die meneer ergerde zich, hij had volstrekt geen tegenspraak verwacht. Maar hij zei met zoo'n flauw lachje: "Nu, ja, ik vind intelligentie in een vrouw wel goed. Maar waar het op aankomt, is, of ze een goede huis- vrouw is. Dat in de éérste plaats; een vrouw die goed kan koken, stel ik boven een gestudeerde vrouw."

Lot snoof minachtend. "Wil je wel gelooven, dat ik niet wist, dat er zulke mannen nog bestonden? De vrouw slóóf, met géén andere ambitie dan het te blijven, opdat meneer zich maar flink den meerdere zal kunnen voelen. Ik heb maar gezwegen, daar valt toch niet tegen te argumen- teeren. En Lot vouwde de krant open.

De vrouw een sloof. Neen, zóó hoeft het huwelijk toch niet te zijn, overpeinst Nine. Je moet het toch zóó kunnen inrichten, dat thuis alles goed marcheert en dat je toch nog voor andere belangen ruimte overhoudt. Zou bijvoor- beeld Marcel dat heusch willen, dat zij maar niets anders deed dan koken en ... Ze heeft zoo'n gave toekomstdroom:

het moet Marcel nergens aan ontbreken, hij werkt hard en heeft recht op een goed verzorgd huishouden. Maar nog voornamer is het toch, dat ze elkaar heel dicht na staan, dat ze belangstelling hebben voor elkaars leven. Zij wil alles weten van zijn werk, hoewel dat niet gemakkelijk is, want als Marcel thuiskomt, wil hij er niet over praten.

Toch weet ze, hoeveel er omgaat op kantoor en daar- buiten; dikwijls moet Marcel immers, ook al is hij bij haar, telefoneeren over zaken, beursberichten, telegrammen ...

En eenmaal in de maand moet hij een inspectiereis maken om den gang van zaken op de ondernemingen te contro- leeren, welke zijn firma in beheer heeft. Dan logeert hij bij de administrateursfamilies ; daar wordt hij kostelijk ont- vangen, zooals hij lachend vertelt, het is heusch geweldig genoeglijk op zoo'n onderneming, vooral als ze er een WIJ VEROVEREN MOETEN 25

24 DE WERELD, DIE

neen te schudden. Dan sjokt hij het erf af; om te worden gevolgd door een man met een groote, opgerolde "kree"

- zonneblind van gespleten bamboe - over den schouder.

"Kree, nja? Kree, non?" verbetert de man, die Nine toch blijkbaar meer op een meisje dan op een getrouwde dame vindt lijken.

"Nee. Onze kree is nog heel goed," zucht Nine. De vplgende menschen laten zich gemakkelijker wegzenden . en nu valt er op huishoudelijk gebied niet veel te doen . voor Lotte's thuiskomst. De baboe komt de tafel dekken . voor twee personen en de katjong gaat met de etens- dragers naar het hotel om de lunch te halen. Lotte vindt dat wél zoo practisch als het houden van een kokki. Ze hebben met zijn beiden aan één royale portie genoeg en dat komt hun te staan op vijftien gulden in de maand.

Zoo'n kokki moet dat alleen al aan salaris hebben, daar- bij komt dan nog minstens een gulden per dag aan passar-geld voor het inkoopen van levensmiddelen. Neen, zoo zijn we goedkoop uit en hebben geen rompslomp, zegt Lot. Nine is het tot heden altijd met haar eens ge- weest, maar nu betwijfelt ze, of het niet goed zou zijn, dat ze leerde koken.

"Maar kind, Marcel zal je toch een kokki geven?" heeft Lot schouderophalend gezegd. En geërgerd liet ze er op volgen: "Ik vind dat die huisvrouwen hier zich altijd wel een air van gewicht geven met hun keukengedoe. Meest- al is de kokki de volstrekte heerscheres in de keuken en doet mevrouw niet anders dan blandja-geld contr0- leeren en wat neuzen. Uitzonderingen zijn dan de vrouwen, die voor haar plezier zelf koken, maar goedkoper uit- komen zullen ze met die extra-schotels wel niet. Dat vergat ik je te vertellen, zeg. Op jullie receptie sprak die man met dat lorgnetje over werkende vrouwen. Dat vond hij eigenlijk geen vrouwen! Prettig voor ons, zei ik. Maar

(19)

26

zwembad hebben. Hij brengt kieken mee. - Nine ziet hem daarop in shorts met een open poloshirt en een helmhoed, op het punt een aanloop te nemen over een bruisende kali met kanjers van keien er in en Marcel's oogen lac~en h~ar schelmsch tegen, heel zijn krachtige lichaam vol JeugdIge energie - één bonk actief leven.

En dat is dezelfde Marcel die zich populair heeft ge- maakt als sociale figuur: Bestuurslid van de societeit "Lux Vineet", van de kegelclub, secretaris van dit en penning- meester van dat, gewaardeerd lid van het amateurtooneel- gezelschap. Dat is dezelfde Marcel, die een liefkoozing af- bedelt op onweerstaanbare jongensmanier. Dat is de man, die het meisje doet verlangen, eenmaal zijn vrouw te worden ... Er zijn vele Marcels vereenigd in dien eenen en het is een adembenemende ervaring, telkens weer een an- der in hem te ontdekken. Soms maakt het haar bang. Zal het haar ooit lukken, hem heelemaal te begrijpen? Zal hij háár leeren begrijpen? Dan bestraft ze zichzelf. Niet rede- neeren, niet vragen. Alléén gelukkig zijn!

Nu komt het eten warm van het hotel. Nine licht nieuwsgierig het deksel van den etensdraf;er: wat krijgen ze vandaag? Als het maar geen spinazie is, want daar houden ze geen van beiden van. Ze kijkt tevreden. Nee, roode biet met een lekker gebonden sausje. Rijsttafel eten ze zelden, dat is geen kost voor een kantoormensch, vindt Lot, voor rijsttafel moet je volop den tijd hebben. B,~ven­

dien word je er in de warme middaguren, de zwaarste werkuren van den heelen dag, loom en slaperig van. Nine overziet de tafel met het gezellige kleed van Chineesch appliquéwerk en de bijpassende servetjes; leuke glazen, die met dien zwarten voet, ze zien er uit, of ze uit een dure glasfabriek komen en toch zijn ze gekocht in een

J

apansche toko voor negen cent per stuk! Hoe zou Marcel nu eten, zal hij flink honger hebben na een heelen ochtend in-

WIJ VEROVEREN MOETEN 27

spectie in de buitenlucht? Dat moet wel. Hij zal wel zit- ten aan een groote, rijkgedekte tafel en keus hebben uit veel gangen. N ine herinnert zich het gastvrij onthaal, dat de gasten van haar ouders genoten in de ruime, ambtelijke woning. Lot kan het er vaak spottend over hebben. "Och heden, wat waren wij toe n in aanzien, notabelen van de stad! De dochters van zoo'n hooggeplaatst ambtenaar! Nu ja, jij was toen nog een peuter, jij hebt dien tijd niet meer gekend, dat ze voor den ambtenaarsstand bogen. Maar toen vader stierf, was het meteen uit met de glorie, toen werden we de doodgewone juffrouwen de Bree. En daar- ginder, in de Buitengewesten, weten ze nog wel de be- teekenis van vaders naam voor het Binnenlandsch Bestuur, maar hier, op Java, zal die hoogstens in ambtenaars- kringen bekend zijn. En in d e z e stad, waar het ambtelijk leven schuil gaat achter de handelsbeteekenis, nou," - Lot haalde de schouders op. - "De kantoorjuffrouw de Bree is hier alleen in tel als werkkracht. Mij best."

Ja, Lot hoeft niemand naar de oogen te zien, overpeinst Nine. Als ze toch eens niet zoo flink was geweest! Toch moet het Lot wel eens &estoken hebben, de behandeling op kantoor. Ze zegt daarover wel nooit iets tegen haar, Nine, maar uit de gesprekken met An Koning is haar ge- noeg bekend.

Het grind snerpt onder autowielen. Daar heb je Lot in de kantoortaxi, die ze met twee mannelijke en een vrouwe- lijke collega deelt. Daar ze het verst weg woont, heeft ze de beide anderen al bij hun huizen afgezet.

Lot komt de trap van het voorgalerijtje op, warm en moe. Ze veegt zich het gezicht af met haar zakdoek en gooit haar hoed op een stoel, bovenop de actetaseh. "Hallo Nien," zegt ze vluchtig in gewoontegroet en beent dan met groote passen naar haar slaapkamer, om zich te ver- frisschen. Als ze weer buiten komt in een geur van goed

(20)

28 DE WERELD, DIE parfum, haar dikke, blonde haar onberispelijk gekamd en haar gezicht lichtjes gepoederd, heeft Nine de soep al op- geschept. Lot is afgetrokken, dat is meestal zoo, ze heeft niet veel tijd tusschen den middag en de sfeer van het kantoor staat nog om haar heen. Vanmiddag den baas hel- pen herinneren aan dien brief, waarover hij eerst nog iets bespreken wilde - electriciteitsfirma opbellen om te vragen, of er nu eindelijk een toekang gezonden zou wor- den na drie dagen vergeefs wachten - er moet een schel worden aangelegd naast het bureau van de nieuwe typiste.

Lot fronst de wenkbrauwen. Zoo'n nieuweling instrueeren - of je het al niet druk genoeg hebt. Kind, dat haar nagels zit op te poetsen, terwijl je haar iets uitlegt, om de haverklap haar potlood kwijt is, als er dictée moet worden opgenomen. Ziet er niet sterk uit, ook al, volgt zeker de slanke-lijnmode van hongerlijden, nu ja, dat doet zij ook, maar zij kan er beter tegen! Zal ze overigens gauw moeten opgeven. Die zal mager worden van de kan- toordrukte, eer ze 't weet. Lot zucht even en reikt naar de saus.

"Lekkere risol1es, hè? vraagt Nine, opschrikkend uit eigen gedroom.

"Hmmm," beaamt Lot al etend, en kijkt op de klok.

"Goedenmiddag mefrau, goejemiddag," klinkt ineens een langgerekt, zeurig stemgeluid. Voetstappen houden stil bij de trap, iemand bukt zich onder de halfopgerolde kree.

Lot knijpt nijdig haar servet in elkaar, mompelt boos:

"Dat moet er bijkomen." Nine kijkt verschrikt, hè akelig, een werklooze met een valies bij zich. Dat zijn de las- tigen en vooral als er twee vrouwen alleen thuis zijn. Als je hun geen mapje papier afkoopt, beginnen ze soms te schelden en geef je hun een kleinigheid, dan is het ook niet .goed.

"Nee, meneer," klinkt Lots stem resoluut. "Niets noodig

WIJ VEROVEREN MOETEN 29

hoor, u ziet, we zijn aan het eten. Papier bij riemen in huis en scheerzeep niet noodigI Ze doet een kwasi-achte- loozen greep naar een dekschaal, gluurt opzij. Gaat hij weg? Met spanning kijkt ook Nine toe. Maar de man komt in de voorgalerij en schudt langdurig het hoofd. Hij is gekleed in een sjofel khakipak, gevlekt van trans- piratie en stof, een hoed heeft hij niet op. Zijn tanig, doorgroefd gezicht onder dun haar van onbepaalde kleur, is blijkbaar met moeite geschoren, vermoedelijk bij een in- landschen barbier op straat, zooals er op de aloon twee onder de waringin zitten. Misschien ook is dàt te veel luxe geweest.

"U dog dus, da'k u iets verkoopen wou, ja, ja, der ben der veul, die dat doen ... Ik wou maar, mefrau, asdat ze ons soort minsche erregens opborge."

Lot trekt de wenkbrauwen op. Feitelijk moest je eten met gesloten deur, maar daar is het paviljoen te klein voor, je zou er stikken.

"Ik zoek werk, mefrau, werk, ik kom niet bedelen en ook niet verkoopen."

"Ja, meneer, maar daar kan ik u niet aan helpen," zegt Lot, terwijl ze met korte rukken een pisang van de schil ontdoet. "Er zijn duizenden, die met u in dat schuitje zit- ten. Gaat u naar Armenzorg, daar kunnen ze u ..."

"Armenzorg, mefrau, ik zoek niet naar de bedeeling, ik ben een eerlijk werkman gewees, ik ben vakman, ik heb goeie papiere, maar datte ze de boel ginge sluite is mijn fout toch niet. Ze zegge teuge mij, Wijters, zegge ze ..."

"Ja, wat wil u nu eigenlijk?" Lots geduld is ten einde, ze kijkt gejaagd op de klok. Nine speelt nerveus met haar servetring. Deze man is geen van het soort, dat ze "be- roepswerkloozen" noemen, arbeidsschuwen, tenminste daar ziet hij niet naar uit, hij is niet brutaal. Ze kijkt naar Lot, die op heete kolen zit en het relaas, dat steeds verwarder

(21)

30 DE WERELD, DIE en langdradiger wordt, over zich heen laat gaan. Op het blad van de rood generfde kladium-plant voor het open raam zit een "biddende juffer", het schadelijke groene in- sect, dat de weinige planten, welke door de droogte ge- spaard zijn gebleven, kaalvreet met haar gulzige kaken.

Het dier zit roerloos in de houding, waaraan het zijn ironisch-bedoelden naam te danken heeft; de lange, dunne voorpooten gevouwen onder den ronden kop, met de glim- mende oogbollen ter weerszij. Het lange, groene lijf heeft dezelfde kleur als de malsche steel van den sierplant.

Nine besluit het dier straks door den katjong te laten dooden. En als ze haar aandacht er weer van afwendt, is nog de stroom der wanhopige woorden niet gestuit. Alle groeven in het vermagerde gezicht bewegen, soms grijn- zen de gele tanden in een zinneloos grimas. Hoe valt deze man te helpen? denkt Nine. Hij vraagt geen gift. Met enkele guldens is hij toch ook niet geholpen, werk is het, wat hij behoeft. En ze zeggen iederen dag weer, dat de tijden beter worden. Dat de werkloosheid afneemt ...

Lots stem, kort en krachtig van toon, slaat de dam.

Het betoog knapt af, de man staat wat verwezen.

"Welk vak?" vraagt Lot kort.

"Lasschen, monteur, och mefrau, u kan het zoo gek niet verzinne in het machinevak of ik ken der mee overweg, hier heb u mijn papiere, kijk u zelf, bekwaam vakman, vijf- tien jaar onafgebroken na mekaar ..."

"Ik kan u niet helpen, u moet naar de bedrijven, waar ze vaklui behoeven. U moet de particulieren niet lastig vallen," zegt Lot. Ze drinkt het kop koffie, dat Nine haar reikt, met groote slokken leeg. Vijf minuten nog maar, dan komt de auto. Die man zou je gek maken. Ze heeft het eten niet geproefd, als lood ligt het in haar maag.

"Tja, nou is de moeilijkheid, ik kan wel probeere bij een zaak, maar ik kan der niet verschijne."

Het is even stil. En dan wordt het Lot en N ine duide- lijk, waaróm deze inleiding zoo lang geduurd heeft; waar- om de woorden stroomden, terwijl de tong onwillig was de vraag te uiten, waar het op aankwam.

"U ziet, wat een stukkende schoenen ik heb, daar kan ik niet mee gaan solliciteere bij een behoorlijke baas, denkt ie, da'k een schooier ben, da'k kom bedeie, een vak- man loopt er zoo niet bij." De woorden komen rustiger, minder verward, nu de knauwende vernedering is geuit.

"Ze ware nog goed, toen ik ze thuis aantrok, in Soerabaja, maar ik heb der mee geloope hier naar toe, treingeld had ik niet meer. Als je twee jaar zonder werk bent geweest met vijf kindere. Nou ja, dat ..."

"Schoenen, dáár kwam u dus om!" Lot kijkt Nine half vertwijfeld aan. Als hij dat eerder had gezegd! Dan duizel- de haar hoofd nu niet! De hitte slaat bij haar uit; het gezicht van dien afgetobden, doornatten man is in staat je te benauwen. En toch is Lot misère gewend.

Nu grijpt ze vlug een stuk papier, een potlood, ze krab- belt in razende haast een adres' zegt onder het schrijven zonder opzien: "Schoenen hebben we hier niet; hier is geen man in huis."

"Zou Marcel ..." weifelt Nine. Maar Lot spreekt door:

"Maar hier heeft u een adres; deze dame zamelt ge- bruikte kleeren op. Vraag haar een paar bruikbare schoenen.

Goedendag meneer."

Lot overweegt, dat de in Indië gebruikelijke gewoonte om iederen Europeaan "meneer" te noemen en "u" te zeg- gen, in deze tijden wel ironisch aandoet.

"Dank u wel, dames, ziet u, nou heb u me toch geholpe, u heb me angehoord, dat doet een mensch goed, ja, dat is zoo, dan ken je weer tegen een stootje. Smakelijk ete verder, dames," komt er dan achter en Lot trekt een gri- mas achter haar servet. Stakker! Bedankt nog. Ja, je kan

(22)

"IN DE WERELD"

,.Je ziet er slecht uit, Lot."

An Konings lichtblauwe oogen nemen de vriendin vor- schend op. Er liggen twee diepe rimpels tusschen Lots wenkbrauwen, die er tevoren niet waren, en van neus naar mond loopen twee scherpe lijnen.

,.Och, het is de warmte," ontwijkt Lot. Die An kan je zoo overrompelen! Het is moeilijk om voor haar iets ver- borgen te houden en ze heeft een kwartier vóór haar komst aan de toilettafel gezeten om de moeheid met be- hulp van gezichtcrème en massage er van af te strijken.

Maar ze had van te voren kunnen weten, dat dit nutteloos zou zijn tegenover An.

,.De warmte?" An haalt hoog haar schouders op. "Kom, jij hebt er altijd goed tegen gekund. Maar goed, de warmte. En verder?"

Lot kijkt geërgerd naar An's spottend gezicht. Ze zit er zoo nonchalant in haar snit100ze japon, de beenen in katoenen kousen, de voeten in laaggehakte, vierkante schoenen. Om haar groot gezicht met de wat grove trek- ken hangt rechtafgeknipt het lichtblonde haar. Onder de korte, stompe neus hebben de volle lippen een ironischen lach. Gek, dat ik me zoo aan Ans erger, denkt Lot ver- baasd, ik heb me zoo op haar komst gespitst. Maar die eeuwig-durende spot! Heel amusant om te hooren, hoe Ans anderen afmaakt, maar als het je zelf betreft... Lot

De wereld die wij veroveren moeten a

HOOFDSTUK IV 32 DE WERELD, DIE WIJ VEROVEREN MOETEN

er zelf ook niets aan doen. Enkel nog dit zeggen: "Succès bij uw zoeken!"

"Ja, ja, as ik nette schoenen heb ... dag dames." De kree wordt opgetild. En dan schiet een gedaante met een sprong weg op het grind. Het blijkt de katjang te zijn, die met open mond heeft staan kijken naar den "toean blanda", die als een arme inlander aan de huizen moet

"vragen." Er zijn er veel zoo, met koffers, maar deze heeft niets te koop aangeboden. En hij ruikt niet naar drank!

Dan doe je beter, uit hun buurt te blijven. Wah! Een scherpe tongklak van ontzag besluit de overpeinzing. En twee tellen later zit de jongen linnen sandalen te witten, zonder dat er een spoor herinnering rest aan het pas gezIene.

"Dat was wel echt zielig. Het was een net mensch,"

zegt Nine binnen en ruimt het gebruikte zilver bijeen.

"Marcel heeft zooveel paren schoenen... ik geloof, dat zijn bediende de gebruikte eenvoudig aan de "rombeng"

verkoopt. (Rombeng is: opkoopster van oude lijfgoederen.)

"Wat doèt zoo'n man ook te trouwen," zegt Lot hard.

Ze zoekt hoed en actetasch, neemt nog een slok ijswater...

Dan zwaait de taxi het erf weer op, Lot stapt haastig in, rijdt weg.

Nine drukt op de tafelschel, voor het afruimen van de tafel. Wat is er veel ellende op de wereld. Waar je altijd aan voorbij gaat. En die je, zelfs al kom je er mee in aanraking, niet altijd verhelpen kan. Je zou het willen, omdat je zèlf gelukkig bent nu.

De schalen worden, nog half vol, naar de keuken ge- bracht. Op het blad van de kladium zit roerloos en ver- zadigd, met vroomgeheven pootjes, de "biddende juffer".

(23)

WIJ VEROVEREN MOETEN 35 deur, hè, hè, dat zit er weer op. En dan moet je terug, uren nablijven om iets af te handelen, dat net zoo goed den volgenden ochtend gedaan had kunnen worden. En de snauwen, die je ..." Lot laat plotseling het handwerk zakken in haar schoot. "Ik ben er beu van, beu. Jonge broekjes, uitgezonden uit Holland, met een air van "wie- doet-me-wat" in dat apenland, die je probeeren te com- mandeeren, nadat ze een blauwen Maandag op kantoor zijn geweest. Die je hun wijsheid trachten op te dringen, alsof je niet zestien jaar in de practijk bent geweest! Zes- tien jaar," herhaalt Lot en ze tuurt op het patroon, zonder iets te zien van de wollen draden. Ze ziet een meisje, een kind nog bijna, stug en stuurseh, maar vol energie, vast- besloten om zich een eigen weg door het leven te zoeken en niet te steunen op afkomst of stand, omdat dat wrakke steunsels zijn als het geld ontbreekt, Vervuld was ze toen van idealen. Werkende vrouw klonk zoo ferm, zoo onaf- hankelijk. Alle vreugden van een gewoon jonge meisjes- bestaan zijn er door in de knel gekomen. Het werk eischte veel, maar je hield er van, Je stortte je op het werk met vrouwelijke toewijding en plichtsbesef. In al die jaren heb je nooit een gemis gevoeld. Je werkte ook, om die belofte, die mooie belofte aan vader, gestand te kunnen doen. En nu, na zestien jaar, sta je te kijken naar wat er bereikt werd. Een onafhankelijk bestaan, goed, zoolang je het houdt. Een som op de bank. Maar is datgene, waar je koppige, jonge geest zich aan vastklampte als aan het grootsche doel, in vervulling gegaan? Heb je je tot iets van beteekenis kunnen opwerken, tot een werkkring, waar- in alle mogelijkheden, welke in je geest besloten lagen, zich konden ontplooien? Je weet, dat het antwoord luiden moet: neen. Het werk heeft je een bestaan gegeven, meer niet. Dat is iets om dankbaar voor te zijn. Maar het vult niet de leegte van je hart. Het geeft geen bevrijding aan

,

3 •

34

bukt zich naar haar schoen om zich een houding te geven.

Nu Lotje? Je doet het beste, met me alles te vertellen, w~t ik kom er toch achter. Zoo'n vies gezicht heb je nog nooit getrokken, je maakt mij niet wijs, dat e~, nie:~ aan schort. Ik geloof, dat je me liever weg zou kIJken. A~s lacht schallend. "Maar ik zit hier nou eenmaal, menschJe en ik laat me niet wegjagen!"

Plomp kan ze om den hoek komen, denkt Lot. Dan merk je toch ineens, wiens dochter ze is. Ze heeft een visioen van den luidruchtigen, altijd transpireerer..den, slor- dig gekleeden meneer Koning. En dan hoort ze haa~.eigen stem O"eprikkeld: "Wat wil je nu eigenlijk weten? JIJ hebt makkelijk praten, bij het onderwijs heb je je talrijke vacan- ties, je bent iederen dag prompt klaar om één uur. Jij wer~t in een verrukkelijk koel klimaat, geen wonder dat Je frisch blijft. Maar ik ..."

J a J.a ik heb 't makkeliJ'k. Zoo'n klas opgeschoten

"

,

,

.

lummels bezorgt je geen aasje last. Orde handhaven IS een kinders elletje." Ans zucht even, direct weer herstelt ze deze kleine zwakheid. "Och menseh, dat wat je niet hebt, lijkt altijd prachtig. Jij hebt je niet te bekommeren om rapportcijfers, collega's om op te schieten. en balsturige jeugd. Ik zal je nog wel eens vertellen, wat Ik deze m~~n~

weer allemaal heb meegemaakt. Maar dat heeft den tIJd.

Lot klept haar werkmand open, haalt er een.handwerk uit en wol. Het is gemakkelijker praten als Je handen

bezig zijn. . .

"Ik heb het moeilijk op kantoor. NIeuw personeel, Je weet hoe dat gaat. Ze loopen eerder in den weg, dan tot nut te zijn. En die oppassers kunnen je het bloed van ond~r de nagels halen met hun getreiter, als ze merken, dat Je zenuwachtig bent. De baas kan je ook tureluursch ~ake~

met dat eeuwig-durend bellen, als iedereen naar hUlS Wil gaan: "Juffrouw de Bree!" Je hebt je voet al buiten de

(24)

36 DE WERELD, DIE je naar ruimte snakkenden geest. De belofte is niet in- gelost en nu, na zestien jaar, komen jongeren zich in je werk dringen. Jongeren, die het beter weten, voordat ze nog één proef van bekwaamheid hebben afgelegd. Jonge- ren, die achteloos over je heenkijken of je krenkend-ge- meenzaam behandelen. En je moet vechten, iederen dag, om niet sentimenteel te worden in zelfbeklag. Om kalm te blijven, als je nerven gespannen staan. Ook dát beseffen ze niet, de frissche, brutale jonge menschen, die in Indië komen met de kleur van het Noorden nog op de wangen:

dat je krachten, voornamelijk die van je geest, een sterken druk hebben moeten verduren, al die lange, lange jaren in de brandende hitte. Ze hebben zoo'n vastgeworteld idee over het "vlotte, het oppervlakkige" van de tropenmen- schen, het is hun zoo dikwijls verteld, dat in Indië "niets diep gaat, dat alles er aan de oppervlakte ligt." Ze komen, aangetrokken door de zon en kleurenschelheid, achteloos, nonchalant - hun hoofd en hart vol van onrijpe wijsheden en met een vastomlijnd denkbeeld omtrent het leven en de wereld. Ze zullen nooit weten, wàt je hebt moeten doonnaken, voordat ze zelf zijn aangeland aan den mijl- paal van zestien jaren arbeid.

"Tja, jij bent nog vier jaar langer in dienst dan ik,"

zegt An. "Ik had het nóóit gekozen, een baantje in den handel, daar heb je nooit vooruitzichten, vooral niet als vrouw. Daar is de grens al voor je uitgestippeld en alle overige kennis is ballast."

Lot, wier gevoel strak gespannen is als een op breken staande snaar, hoort het zweempje leedvermaak in An's zelfgenoegzame, ironische stem. An heeft zich beter kun- nen ontplooien, prachtige examens heeft ze afgelegd, in onderwijskringen staat ze bekend als kundig leerares. Toch benijdt ze An niet. Ze kijkt naar An in haar nonchalante lompheid, die er van spreekt, dat het uiterlijk er voor An

WIJ VEROVEREN MOETEN 37

totaal niet meer op aankomt, dat alle verwachtingen in haar zijn stilgelegd. En Lot voelt zich plotseling vervuld van afkeer. Hier zitten ze nu, twee ongetrouwde vrouwen.

Babbelend over de kleine, daagsche dingen of elkaar uit- hoorend. En het te kort van de een schaft een heel klein beetje leedvermaak aan de ander. Ook waar het vriend- schap betreft, zijn de jeugd-idealen vervormd.

"Minta koentji, nonnah." De baboe staat met uitgestrek- te hand in de deuropening. Ze heeft een helblauw, glim- mend baatje aan met gouden spelden aan een kettinkje van voren vastgehecht. In de ooren draagt ze enorme, zware oorknoppen, zóó zwaar, dat de oorlellen er van zijn uitgerekt en bijna tot aan het begin van de kaak hangen.

De eene mouw draagt ze opgestroopt, haar arm en hand zijn heelemaal wit uitgebeten van het waschwater. Goed- koope, koperen ringen met valsche steenen prijken aan haar vingers. Het is een tamelijk oude meid, nog verslaafd aan sirih-pruimen, waardoor haar lippen zwart en rimpelig zijn. Een bobbeltje in de linkerwangholte duidt de plaats aan, waar de pruim zit.

"Sleutels? Waarvoor?" vraagt Lot en rommelt in haar werkmand.

Ik moet toch nieuw beddegoed uit de kast nemen, juf-

"

frouw!" klinkt het wat neerbuigend.

"Heeft juffrouw moedah dat gezegd?" wil Lot weten.

"Saja, nonnah. Juffrouw moedah is uit, nu moet baboe het doen."

Lot reikt den sleutel nog half onwillig over, ze heeft niet graag, dat iemand in haar keurige linnenkast rom- melt buiten Nine.

De baboe schuifelt weg in haar strakke, krakende sarong.

"Nine deelt hier de lakens uit, hè?' vraagt An, nippend uit het bewasemd glas kwast-met-ijs, dat voor haar op tafel staat.

(25)

DE WERELD, DIE

"Wie moet 't anders doen, als ik op kantoor ben?" Lot trekt ?en draad wat hardhandig door het linnen. "Nine heeft het Ultstekend gebolwerkt - tot nu toe," zegt ze na een korte pauze.

. An denkt bi~ zic~zelf: "Aha, daar zit hem de kneep, dat hl~dert.Lot mIsschien nog meer dan de kantoormisère : dat Nme zich niet meer voor honderd procent aan het huis-

~?uden hier kan wijden. Ze zwijgt, want het is overduidc- lIJ k, dat Lot er naar verlangt, haar opgekropte grieven te ~~chten.Ze heeft goed gezien, juist door het uitnoodigend zWijgen komt Lot er toe, haar in vertrouwen te nemen.

"Je weet, hoe meegaand Nine kan zijn. Sedert ze ver-

~oofd is, doet ze alles wat Marcel aangenaam kan zijn. Ze IS bego~nen met een kookcursus te volgen. Nu, om je de

~aarheld te zeggen, dat vind ik dwaasheid. Als ze nu nog

In Holland woonde, waar je alles zelf moet beredderen d~or gebrek aan personeel! Enfin, ik heb haar natuurlijk met tegengehouden. Verder gaat ze halve ochtenden thuis bij Marcel zitten, omdat hij alle mogelijke circulaires en andere dingen te tikken heeft. Terwijl hij clan in de stad op kantoor zit, werkt Nine aan die dinger- Ik heb voor- gesteld, dat ze rustig hier in eigen atmospheer die werkjes op~na~t, maar Mar:el is er op tegen, dat het werk zijn hUIs Ultgaa~. D.us sJou.wt ze op die dagen na het ontbijt dat heele el~d 10 de hitte en terug. Dan zie ik haar bezig met .het naaien van gordijnen, kussens en kleeden, nu soit, dat IS voor haar eigen huis later ook, alleen laat ze Mar- c~l er nu al van genieten en die accepteert maar. Ze heeft zich ongelooflijk vlug allerlei handigheden eigen gemaakt, waar ze vroeger geen benul van had.

"Ja, ~a, de liefde maakt vindingrijk," ironiseert All.

,,~aar IS ze nu dezen Zondagochtend naar toe? 0, ja, je zei zooeven, toen ik kwam, iets van bridgen. Bridget ze met Marcel en zijn club?"

"Dat dènk je maar. In zijn club komt Nine niet .?i~:

nen, hoor! Daarvoor bridget Marcel te wetenschappelIjkI Het klinkt erg sarcastisch, zooals Lot het zegt, maar ze heeft het "meneer" in plaats van zijn naam, toch kunnen binnenhouden. Het hindert haar eigenlijk geducht, dat ze zich zoo laat gaan tegenover An, maar het lucht op. En terug kan ze niet, nu ze eenmaal iets heeft losgelaten.

Bovendien, denkt Lot opstandig, waarom zou ik zoo ov~.r­

dreven gesloten doenI Ik moet toch ook wel eens mlJn hart luchten!

"Aha," zegt An. "Ja, ze maken enorm veel poespas met dat bridgen, het wordt zoo serieus genomen als een aca- demische studie. Ik lach me soms naar, als ik een brok opvang van een bridgecursus door de radio. Zoo'n man slaat een toon aan of hij Hoogere Wiskunde doceert.

V ooral niet denken, dat het maar een spel is, hoor! Waar- achtig niet, je intelligentie staat of valt met je vermogen om te kunnen bieden."

"Precies," beaamt Lot gretig. "Marce1 wil niet met Nine bridgen, omdat ze een kruk is volgens hem en haar iets er van uitleggen is beneden zijn waardigheid. Maar hij heeft wèl graag, dat ze met de dames uit zijn kennissenkring speelt. Denk je, dat ze Nine behoorlijk gevraagd hebben, of ze in hun kring wil komen? Niets daarvan. Ze bellen alleen op, als ze een vierde te kort komen, vandaag ook weer."

"En welke dames zijn dat?" vraagt An, de spot tinte- lend in haar oogen.

Vandaag twee ega's van Marcels zakenvrienden, een ju;'istenvrouw en Dita Pieters, de dochter van dien Pieters van Sepandong Selo."

"Employé zeker?"

Lot barst in lachen uit, het is geen vroolijk lachen, maar er klinkt hoon in door.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

Iedere gebruiker van het veld kan daaraan meewerken door zich te houden aan enkele eenvoudige regels:.. Het veld mag niet worden

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

Rom. Dat vonnis is ook in Gods Woord beschreven: "Ten dage als gij daarvan eet zult gij de dood sterven," Gen. De Schrift is het verslag van het hof des hemels,

"Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren", verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

"Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

De betrokkenheid van gemeenten bij de uitvoering van de Destructiewet beperkt zich tot de destructie van dode honden, dode katten en ander door de Minister van