• No results found

Verzorging, leef en woonomgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verzorging, leef en woonomgeving"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Leerdoel

De student is op de hoogte van verschillen (in de voedingswaardes) tussen diverse soorten ruwvoer en of en wanneer ze geschikt zijn voor een bepaald paard. De student moet de balans gaan vinden tussen de (kauw)behoefte van het paard, de gezondheidstoestand, de arbeidsomstandigheden (w.o. training, prestatie, dracht, lactatie, groei) en de voedingswaardes en droge stofgehaltes van de verschillende voersoorten (voedermiddelen) in het aangeboden rantsoen.

Voeding algemeen

Om te leven moet er gegeten worden. Al wat leeft heeft voeding nodig. Voeding bestaat voor een heel groot gedeelte uit de componenten: eiwitten, koolhydraten en vetten. Eiwitten zijn de bouwstenen van het lichaam. Met eiwitten maken we (paarden en mensen) bijvoorbeeld spieren.

Koolhydraten en vetten leveren vooral energie. Daarnaast hebben we behoefte aan vitamines, mineralen en sporenelementen. Een gezond rantsoen bevat voldoende bouwstoffen en energie.

Een ‘slecht’ rantsoen levert of een tekort of een overdosis van het een of het ander. Het gevolg is dat een paard vermagert, minder energie krijgt, slechter door de wintervacht komt of juist te veel aankomt, te dik wordt. Een overdosis voedingsstof (ook suikers) wordt opgeslagen in het lichaam als vet. Het vet is de reserve voorraad energie van het lichaam, als er een poosje minder te eten is (voor paarden in de natuur is dat de winter) dan spreekt het dier zijn reserves aan om in leven te blijven. Maar wij voeren op stal ook de winter door. Er zijn meestal geen ‘schrale tijden’ meer voor onze paarden. Meer en voedzamer eten in combinatie met vaak toch minder bewegen dan in de natuurlijke omgeving brengt risico’s met zich mee. Zaken als insuline resistentie (kans op diabetes) en obesitas liggen ook voor paarden op de loer.

Maar een rantsoen wordt pas ‘slecht’ als het niet in balans is met de voedingsbehoefte van het individu. De behoefte aan voeding wordt bepaald door de mate waarin we energie verbruiken voor arbeid. Ook opgroeien, een veulen dragen, aansterken na een ziekte en herstellen van een trauma vallen in dit hoofdstuk onder het kopje ‘arbeid’. Eet het paard minder voedingsstoffen dan het met bewegen (of een andere vorm van arbeid) verbrand dan valt het paard af. In een vermageringsdieet passen we deze kennis toe door het paard minder energie op te laten nemen in combinatie met een gezond beweegpatroon. Als er meer gebruikt wordt dan je er in stopt dan valt het paard af.

Voedingsnormen en waarden

In deze en de volgende kaarten VLW 05.*.* gaat de student verschillende ruwvoeders, maar ook aanvullende voersoorten leren kennen. Het is in het belang van het paard dat het rantsoen (de hoeveelheid en de voedingswaarde van deze voeding) aangepast is aan de individuele behoefte van dit paard. In deze kaart VLW 05.00 vindt je algemene kennis rondom ruwvoer en worden verschillende ruwvoeders (en de conserveringsmethode) nader bekeken.

CVB Tabellenboek

Om uit te vinden wat een paard minimaal (voedernorm) nodig heeft gebruik je het tabellenboek

(2)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Wetenschappelijk onderzoek

De gegevens in de tabellen in het CVB boek zijn afkomstig uit wetenschappelijk onderzoek. Dat wat we weten is verwerkt in ingewikkelde formules om te kunnen omrekenen wat een paard onder verschillende omstandigheden nodig heeft. Niet alles is onderzocht er zijn best nog veel onduidelijkheden. De tabellen in het CVB boek houden daarom ruime veiligheidsmarges aan.

Wanneer je uitgaat van deze tabellen is het niet nodig zelf ook nog eens de gehaltes en waardes een beetje op te hogen, te veel geven kan namelijk schadelijk zijn. Wat we ook makkelijk doen is de arbeid van een paard zwaarder inschatten dan deze in werkelijkheid is. Werk je echt elke dag 1 tot 1.5 uur met je paard. Of geef je je paard één of twee keer per week toch een ‘rustdag’. Dan zal je deze dagen moeten verrekenen in het totaal. We berekenen dan ook geen dagrantsoen maar een gemiddeld rantsoen. Wanneer een paard de ene dag harder werkt dan de andere is er niets aan de hand zolang het paard over langere tijd krijgt wat hij gemiddeld nodig heeft kunnen deze pieken en dalen prima worden opgevangen. Wanneer het paard bijvoorbeeld geblesseerd raakt en een aantal weken ‘op rust’ gaat is het wel nodig het rantsoen aan te passen. Ook buitentemperatuur kan meespelen, wanneer het paard bijvoorbeeld veel meer gaat zweten dan normaal verliest hij meer mineralen.

Voor wie meer wil weten over de herkomst van de Nederlandse waarderingssystemen, de voedernormen en energiewaarden leest VLW 00 Bijlage ewpa_en_vrep_systeem-groen_

kennisnet_332424.

Een ruwvoer analyse: over droge stof, energiewaarde, eiwitgehaltes en meer…

Door het uitvoeren van een ruwvoeranalyse bij een daarin gespecialiseerd bedrijf of laboratorium kom je te weten wat de voedingswaardes zijn van een partij ruwvoer. In deze analyse wordt de voedingswaarde bepaald van het droge stof (DS) gehalte. Het water in een product bevat geen voedingsstoffen dus dat telt niet mee. De voedingsstoffen zitten in dat wat er over blijft, de droge stof.

Droge stof (DS) = dat wat overblijft wanneer al het water uit een product onttrokken is.

Belangrijk is het dan wel dat je vraagt om de analyse voor een paard. Vaak worden ruwvoeranalyses bij grotere partijen gras gemaakt voor de rantsoen berekening van koeien (VEM = Voeder Eenheid Melkvee) en daar heb je als paardeneigenaar minder aan.

Er zijn verschillende soorten analyses. Meer en minder uitgebreid. Een Quickscan is zeer betaalbaar maar geeft je niet alle gegevens die je nodig hebt om een volledige en correcte berekening te kunnen maken. Zonder alle gegevens maak je een ‘schatting’. Zolang de paarden gezond zijn en fijn glanzen is daar echt niet zoveel mis mee. Een goede schatting is altijd nog veel beter dan ‘zomaar wat doen’ en hopen dat dat goed blijft gaan. Een ‘quickscan’ geeft bijvoorbeeld duidelijkheid over de energiewaarde (EWpa) van het ruwvoer, het gehalte aan suikers (SUI) en het RE (= Ruw Eiwit gehalte). Maar sommige quickscans zeggen dan weer niets over het VREp gehalte = het verteerbaar

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(3)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

geeft die je nodig hebt. Kom je met een quickscan niet uit de voeten dan moet er toch een bredere analyse gedaan worden. Daarvan zijn de kosten iets hoger.

Alleen als je precies weet wat het paard opneemt uit het ruwvoer dat je geeft kun je zelf uitrekenen of je naast het ruwvoer ook een aanvullend voer nodig hebt. De variatie in partijen, de verschillen in voedingswaardes en/of droge stofgehaltes maken een geschikte keuze lastig. Hooi wat al langer ligt verliest gehaltes aan vitamine A en E. Dus ook de versheid van een product speelt een rol.

Helaas worden de vitaminen niet bij een analyse bepaald.

Deze haal je uit de CVB voedermiddelen-tabellen en corrigeer je wanneer het product ouder is.

In een ideale wereld zou een verkoper of voerhandelaar standaard een kopie van de analyse (voor paard) per partij (digitaal) moeten kunnen overleggen maar dat is nog lang niet altijd gebruikelijk.

Maar ook een analyse zegt niet alles, zelfs binnen een partij kan een deel van het ruwvoer andere zowel hogere als lagere waardes laten zien. Dus zelfs na een volledige rantsoen analyse, een

optelsom van alles wat het paard binnen krijgt, moet een eigenaar het individuele paard regelmatig (eens per 6 weken) een Body Condition Score; BCS (zie Ethologie 03.01 en LG 00 LTP pagina 4) afnemen.

Energie Waarde paard (EWpa), Ruw Eiwit (RE) en Verteerbaar Ruw Eiwit (VREp).

Op een ruwvoer analyse worden veel waardes gegeven. De belangrijkste voor het schatten van een passend rantsoen zijn; het droge stof (DS) gehalte van een product, de afkortingen EWpa, RE en de VREp. De behoefte van een paard aan energie en eiwit wordt in Nederland uitgedrukt in Energie Waarde paard (EWpa) en Verteerbaar Ruw Eiwit paard (VREp).

EWPa wordt gebruikt om de hoeveelheid energie uit te drukken die het paard nodig heeft en/of om aan te geven hoeveel energie er in een kilo product zit. VREp wordt gebruikt om de hoeveelheid verteerbaar eiwit in een product aan te geven en/of de eiwitbehoefte van het paard uit te drukken.

RE geeft aan hoeveel Ruw Eiwit een product bevat (zie verder).

EWpa is een Nederlandse eenheid voor energie (gebaseerd op de netto energie in Joules) die in het buitenland niet wordt erkend. In andere landen worden weer andere systemen gebruikt bijvoorbeeld: Verteerbare energie (Digestible Energy (DE)) uitgedrukt in MegaJoules (MJ).

1 EWpa staat gelijk aan 1 kg haver van een goede kwaliteit. De EWpa behoefte van een paard wordt berekend op basis van zijn lichaamsgewicht en de arbeid die het paard levert. Veulens zogen valt als je het zo bekijkt ook onder ‘arbeid’. Ook van moedermelk kun je berekenen wat de EWpa is.

Wanneer de EWpa behoefte van een paard 6,19 is betekent dat, dat er in 6,19 kg haver van goede kwaliteit voldoende energie zit, voor dit paard, om van te kunnen leven. Maar alleen op haver doen paarden het niet. De vergelijking is alleen van waarde om de energie behoefte van een paard of de energiewaarde van een rantsoen te kunnen uitrekenen/ weergeven.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(4)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Ruw - en Verteerbaar ruw eiwit (RE en VREp).

Over eiwit gaan verschillende verhalen de ronde, eerst dacht met dat de paarden het eiwit goed als energiebron konden gebruiken maar koolhydraten en vetten blijken dat beter (efficiënter) te kunnen.

Ook is lange tijd gedacht dat een hoog eiwitgehalte de veroorzaker van hoefbevangenheid en andere problemen (nier- en huid-) zou zijn. Inmiddels weten we dat eiwitten daaraan geen schuld hebben.

Eiwitten zijn eigenlijk de bouwstenen van het lichaam. Botten, spieren en andere weefsels zijn gemaakt met eiwitten. Eiwitten zijn onmisbaar voor de groei van jonge dieren en het herstellen van beschadigingen in en aan het lichaam. Te weinig eiwit geven is dus niet goed. Een overdosis eiwit wordt met de urine uitgeplast door het paard. Bij een teveel aan eiwit drinkt het paard meer en zal de stal dus eerder vies zijn. Te veel eiwit voeren is dus ook belastend voor het milieu omdat het paard meer ammoniak in de omgeving brengt. Pas wanneer je meer dan 300% van de dagelijkse behoefte aan eiwit aan een paard verstrekt komt het paard in de problemen, in de praktijk komt dat nauwelijks voor.

Het bepalen van de precieze behoefte aan eiwit van een paard is nog niet zo eenvoudig. Er is te weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan om een en ander over de efficiëntie van de opname met volledige zekerheid te kunnen zeggen. Wat wel duidelijk is, is dat niet alle eiwit die je met een rantsoen aanbied ook voor het paard beschikbaar komt. In de dunne darm wordt eiwit afgebroken in aminozuren en opgenomen (zie verder) maar ook de bacteriën in de blinde en dikke darm die helpen de voermassa te verteren gebruiken een deel van het beschikbare eiwit. Een deel van het aangeboden eiwit komt er aan de achterkant van het paard weer uit.

De VREp waarde van voer drukt dus uit welk deel van het ruw eiwit (uit het voer) in het hele maagdarmkanaal verteerd is, van “kop-tot-kont”. Wat er in ging minus wat er uit komt is het verteerbaar deel. Bevat het rantsoen voldoende VREp dan krijgt het paard hoogstwaarschijnlijk voldoende aminozuren. Voor sportpaarden kan het nuttig zijn extra aminozuren of goede kwaliteit eiwit (soja) toe te voegen. De ruwvoer kwaliteit kan eiwitarm zijn, dat komt tegenwoordig vrij veel voor (vooral uit natuurgebieden of arme gronden).

Verhoogde eiwit behoefte

Er zijn paarden met een (tijdelijk) verhoogde eiwit behoefte. Paarden die heel hoog in training staan, jonge dieren (moeten er nog van groeien) en drachtige of zogende merries hebben absoluut een hogere eiwitbehoefte. Deze dieren kunnen snel een echt tekort hebben, volwassen gezonde paarden (met een normale werklast) komen niet zo snel in de problemen bij tijdelijke tekorten.

Aminozuren uit eiwitten, essentieel of niet -

Eiwitten (= proteïnes) zijn opgebouwd (als een ketting met schakels) uit 22 verschillende soorten aminozuren. Wanneer het paard het eiwit met de voeding opneemt wordt deze ketting van eiwitten

‘in stukjes gebroken’ door verschillende enzymen en zuren in het spijsverteringsstelsel. Zo kan het paard ze als aminozuren (in de dunne darm) opnemen en transporteren via de bloedbaan. Sommige aminozuren zijn essentieel, andere aminozuren zijn niet- essentieel. De essentiële aminozuren moeten we aan het paard verstrekken via de voeding in de vorm van ‘verteerbaar eiwit’. Paarden, maar ook mensen, kunnen zelf in hun lever de niet- essentiële aminozuren ‘creëren’ ofwel

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(5)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

voedingsstoffen, weer via de bloedbaan, naar de plaats waar ze nodig zijn. Voor herstel na arbeid, aanmaak van spierweefsel, groei van het veulen… Aminozuren zijn betrokken bij alle vitale functies van het lichaam. Hoofdzakelijk gaat dat om het vormen en herstellen van zachte weefsels maar ook zaken als eetlust, bloeddruk, slaapritme, hormoonaanmaak en afgifte hebben belang bij een voeding die voldoende verteerbaar eiwit bevat.

Te veel of te weinig eiwit, wat doet dat met een paard?

Volwassen paarden zijn niet zo gevoelig voor een eiwit tekort of een slechte kwaliteit eiwit. Jonge dieren en dragende of lacterende merries zijn hier veel gevoeliger voor. Maar uiteindelijk kan elk paard bij een tekort dat langere tijd duurt in de problemen komen.

Wat ga je zien aan een paard dat te weinig eiwit opneemt?

> Jonge paarden groeien minder goed.

> Sommige paarden hebben minder eetlust, lijken wat depressief en hebben weinig energie.

> De spieren vallen weg (atrofie)

> Hoeven groeien slechter, het paard wisselt slechter van vacht (komt niet door de haren heen).

> Soms gaan paarden bij tekorten van de mest eten.

Vul je het dieet van de paarden weer aan dan zullen de problemen relatief snel verdwijnen, de achterstand die een jonger dier heeft opgelopen werk je echter niet zo maar meer weg.

De gemiddelde behoefte van een volwassen gezond paard aan verteerbaar eiwit is 0.62 gram per kg lichaamsgewicht/ per dag. Maar dat is een heel algemene regel, zoals al eerder gezegd bepaalde activiteiten vragen om een hogere eiwit gift. Soms wel 2 tot 3 keer meer dan de normaalwaarde (zie de tabellen in het CVB boek). Ook oudere paarden, hengsten in het dekseizoen en dieren die zware sportprestaties leveren hebben een verhoogde behoefte aan de aanvoer van voldoende RE zodat aan de VREp behoefte voldaan kan worden.

Gevoelig voor eiwit

Soms is een paard overgevoelig voor een bepaalde soort eiwit en krijgt daarvan bultjes op de huid.

Alleen een deskundige kan vast stellen dat het gaat om een eiwit intolerantie van een specifiek product. Eiwitten volledig vermijden is ronduit gevaarlijk.

De Kauwbehoefte

Ruwvoer vervult een aantal belangrijke functies, die onmisbaar zijn om het paard gezond te houden.

Zo levert ruwvoer niet alleen het leeuwendeel aan voedingsstoffen voor het paard het stimuleert ook het kauwen. Kauwen prikkelt de productie van speeksel. Het kauwen maalt het voer in kleinere stukjes en mengt het met het speeksel en zorgt voor een betere vertering.

Het speeksel, waarvan c.a. 5 liter per uur geproduceerd wordt tijdens het kauwen, is noodzakelijk om als buffer tegen maagsappen te dienen. Uit onderzoek blijkt dat paarden bij het eten van 1 kg hooi (40 minuten) 3.5 liter speeksel aanmaken, maar bij het eten van 1 kg brok maar 1 liter. Paarden produceren continu (als in 24/7 doorlopend) maagzuur, maar maken alleen speeksel aan tijdens het

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(6)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Een paard heeft dus de natuurlijke fysieke behoefte doorlopend of zeer regelmatig structuurrijk voer op te nemen om aan de nodige speekselproductie te kunnen voldoen.

Dit noemen we de kauwbehoefte van het paard. Lange tijd vasten, elke dag/nacht meer dan 5-6 uur, vergroot het risico op het ontstaan van maagzweren. Richt de voermomenten dan ook zo in dat de paarden nooit langer dan 6 uur zonder iets te eten staan. Dat betekent vaak dat de paarden voor de nacht de grootste portie moeten krijgen.

Ruwvoer prikkelt ook de darmwand en stimuleert daarmee de darmbewegingen. Dit is noodzakelijk voor een goede menging van de darmsappen met het voedsel, waardoor de verteerbaarheid verbetert.

Daarnaast zorgen deze darmbewegingen (peristaltiek) voor de passage van het voer door de darmen.

Ook is het proces in de dikke darm onderdeel van de ‘kachel’ van het paard. Wanneer de darmen minder ruwvoer afbreken, produceert het minder warmte en gaat rillen en beven, om warm te blijven, dit kost energie en daardoor kan het paard in de winter vermageren.

Darmflora

De vezels van het ruwvoer zijn niet afbreekbaar in de dunne darm maar dienen als voedselbron voor de darmflora: het geheel van micro-organismen dat zich bevindt in voornamelijk de blinde- en dikke darm. In dit gedeelte van het darmstelsel leven miljarden (gezonde) bacteriën en andere micro- organismen. Een gezonde darmflora en een gevulde blinde en dikke darm geven minder kans op verteringsstoornissen en leiden tot een betere weerstand van het paard. De enorme inhoud (capaciteit) van de blinde - en dikke darm van het paard stelt het paard in staat om veel energie uit vezelrijk ruwvoer op te nemen. Een rantsoen met te veel aanvullend krachtvoer en minder ruwvoer kan leiden tot verteringsstoornissen, diarree en mogelijk zelfs hoefbevangenheid.

Rekening houden met kauwbehoefte en voedingswaarde

In het Lesboek Ethologie leerden we dat dat een paard zo’n 40.000 kauwslagen per etmaal moet maken om ‘natuurlijk gedrag’ te vertonen en daarmee aan zijn fysieke behoeften tegemoet te komen. In het lesboek GP 04.03 Maag en darmen leren we dat dit ‘natuurlijk gedrag’ noodzakelijk is voor een goede spijsvertering en het voorkomen van maagzweren.

> Wanneer het rantsoen ruwvoer wel de kauwbehoefte (en de speekselgift) dekt maar het te rijk is aan voedingsstoffen dan zal het paard daar problemen van gaan ondervinden.

Zaken als obesitas en insuline resistentie liggen op de loer.

> Wanneer het rantsoen ruwvoer wel de nodige voedingswaarde dekt maar het paard kan niet voldoen aan zijn kauwbehoefte ontstaan er problemen in het spijsverteringssysteem.

> Wanneer ruwvoer armer is aan voedingsstoffen kunnen paarden daar niet te dik van worden maar wel tekorten oplopen, zeker als er ook nog gewerkt gaat worden.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(7)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Ruwvoer moet afhankelijk van de omstandigheden zo aangeboden worden dat het paard voldoende opneemt om op conditie te blijven maar ook tegelijkertijd zo veel mogelijk toe kan geven aan zijn soorteigen normale eetpatroon (kauwbehoefte). Mensen eten in porties, paarden foerageren bijna doorlopend! Een paard is geen mens, als je een paard voert zoals je een mens voert kom je vaker voor voedings- en/ of gedrag gerelateerde problemen te staan. Wanneer we dus een gezond paard willen, niet te dik, niet te dun en tegelijkertijd zo veel als mogelijk aan de natuurlijke kauwbehoefte tegemoet willen komen (omdat dat spijsverteringsproblemen voorkomt, stress verminderd en normaal gedrag in de hand werkt) dan moeten we ‘slim’ voeren. ‘Zo veel als mogelijk’ want het volledig nabootsen van een natuurlijk voerpatroon lukt niet in een niet- natuurlijke omgeving. In de kaart VLW 5.10 zal je berekeningen maken waaruit gaat blijken dat je enorme hoeveelheden hooi moet geven wil je het paard met hooi 40.000 kauwslagen laten maken. Het gebruik van opname vertragende middelen kan een bijdrage leveren. Norm is wel: een paard mag niet langer dan 6 uur achtereen geen eten opnemen.

Natuurlijk eten, dan ook natuurlijk bewegen… natuurlijk.

Veel paardeneigenaren stappen over op een ‘onbeperkte ruwvoer gift’ om de natuurlijke situatie zo goed mogelijk na te bootsen. Dat kan goed gaan maar we moeten er wel rekening mee houden dat ons hooi en het gras rijker is dan het voedsel dat het paard in de natuur bij elkaar zou scharrelen.

Met andere woorden; wanneer je onbeperkt ruwvoer wilt geven zal je het paard ook de beweging (in km) moeten geven die bij die ‘natuurlijke situatie’ hoort.

Wisselende voedingswaardes

Het is verstandig ruwvoer regelmatig (bij elke nieuwe partij) op voedingswaarde te controleren, de eerste snede in een seizoen is heel anders dan voer dat later in het seizoen is geoogst. Als we het hele jaar door altijd voeren wat we ‘gewoon zijn’ kan het heel goed zijn dat we bij vlagen (seizoenen) zwaar overvoeren in voedingswaarde. Zeker als er dan ook nog krachtvoer in fikse porties wordt gegeven kunnen we nog wel eens een dief blijken te zijn van onze eigen portemonnee.

Obesitas en vermageringsdieet.

Het grote probleem van nu waar veel paarden en pony’s last van hebben is obesitas. Dit komt voort uit het niet goed op de hoogte zijn van de voedingswaarde van een product in vergelijking tot de fysieke behoefte en de daadwerkelijke dagelijkse beweging van het paard dat voor ons staat. Te vaak hebben we eerlijk gezegd geen idee wat we een paard precies (SMART) geven inclusief het

‘snoepgoed’ en wat dit paard in deze omstandigheden met deze werkdruk zou moeten eten.

De moeilijkheid zit vooral in de wisselende voedingswaardes en suikerwaardes van ruwvoer, te rijk ruwvoer moet je minder van geven anders wordt het paard te dik, te weinig ruwvoer in kg zorgt voor een gestrest maag- darmsysteem. Dat laat direct zien dat het laten vermageren van een paard met beleid moet gaan. Je kunt niet ineens heel veel minder ruwvoer geven. Wanneer je paard moet vermageren neem je een voedingsspecialist in de arm. Er is speciaal dieet voer op de markt voor paarden met over gewicht.

Van partij of ruwvoersoort wisselen

Indien er gewisseld wordt van soort ruwvoer, van hooi naar voordroog gras en/of weer terug, VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis

Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(8)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

wenselijk zijn als er een overgang is van ruwvoer van de ene naar de andere oogst (1e en 2e snede) omdat de samenstelling, de voedingswaarde, (drastisch) anders kan zijn.

Niet bemest grasland

Dit geeft een product met een lagere voedingswaarde dan een wel bemest grasland. Niet bemest gras staat bijvoorbeeld in natuurgebieden, maar van ‘natuurgras’ moet een paard dus wel meer (volume) eten om aan dezelfde hoeveelheid benodigde voedingsstoffen te komen. (NB een

ruwvoeranalyse is noodzakelijk, omdat naast een lage energiewaarde (EWpa) natuurgras soms hele hoge suikerwaarden heeft!)

De enige manier om achter de voedingswaarde van partij ruwvoer te komen is door het (laten) uitvoeren van een ruwvoeranalyse door een daarin gespecialiseerd bedrijf. Vraag dan om een analyse van o.a. de EWpa en VREp voor paarden.

Ook kan het analyseren van de voedingswaarde behulpzaam zijn om te bepalen of het nodig is/

lijkt (controle van advies door voerspecialist) om het paard een bepaald supplement te bij te voeren (VLW 05.05.02 Supplementen).

Om uit te vinden wat een paard minimaal (voedernorm) nodig heeft gebruik je het tabellenboek van CVB. Download steeds de laatste versie van dit document via http://www.cvbdiervoeding.nl/

pagina/10081/downloads.aspx.

Stichting CVB

Sinds juni 2020 valt de CVB activiteit onder de eindverantwoordelijkheid van de Stichting CVB.

Werkzaamheden voor het CVB programma worden vanaf 2019 uitgevoerd door Wageningen Livestock Research (WLR) in Nederland en het Vlaamse Instituut voor Landbouw-, Visserij, en Voedingsonderzoek (ILVO) in België.

In dit tabellenboek vind je tevens de gemiddelde voedingswaardes van alle soorten voer dat aan paarden verstrekt wordt. Waarbij met klem moet worden benadrukt dat een gemiddeld soort ruwvoer NIET bestaat. Je kunt geen exacte analyse van een voersituatie beoordelen op basis van gemiddelde cijfers.

Het tabellenboek van CVB gaan er van uit dat een paard minimaal 1 kg (1 %) droge stof per 100 kg lichaamsgewicht moet opnemen uit ruwvoer. Deze 1% is een richtlijn die een minimum aangeeft.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(9)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Geven we 1% in de vorm van ruwvoer moet het rantsoen nog aangevuld worden met 1 % uit andere bronnen zoals krachtvoer, muesli e.d., dat komt letterlijk neer op de helft. Dat is teveel krachvoer.

Zou je deze richtlijn aanhouden dan krijgt het paard wel voldoende voedingsstoffen binnen maar kom je stevig in de problemen met het voldoen aan de kauwbehoefte. Deze minimum

voedernorm van de CVB is inmiddels in de praktijk alweer bijgesteld naar 1.25 %. Let wel, dit is een minimumnorm, meer ruwvoer is de voorkeur, zolang het paard geen overgewicht krijgt. Een paard dat geen of lichte arbeid verricht kan prima uit de voeten met een rantsoen van enkel ruwvoer.

Brokken of ander aanvullend voer zijn niet altijd noodzakelijk. Eventuele tekorten kunnen ook aangevuld worden met een vitamine/mineralen voer = “vitaminekorrels” bevatten geen energie maar kunnen wel de behoefte aan mineralen, sporenelementen en vitamines aanvullen. Zie ook VLW 05.05.02 Supplementen en VLW 05.10 voor het berekenen en controleren van rantsoenen.

Rantsoen bepalen naar het individuele paard

Als het hooi een lage voederwaarde heeft, zal een paard dat meer doet dan op rust staan, wellicht toch extra krachtvoer nodig hebben. Arbeid kan in verschillende intensiteiten gedaan worden en kost extra energie. Een paard heeft ook extra energie nodig voor groei, dracht en melkproductie.

Een paard van 500 kg dat meer dan 12 kg hooi van een hoge kwaliteit eet, heeft minder of geen extra energie uit aanvullend voer nodig. Extra beweging helpt om overgewicht te voorkomen! De intensiteit van de arbeid is soms lastig goed in te schatten. Een getraind paard kan makkelijker een les volhouden dan een jong of ongetraind paard en heeft waarschijnlijk minder extra energie nodig.

Ook de gezondheid speelt, bij het bepalen van het individuele rantsoen, een rol. Blijf altijd goed naar de paarden kijken, zijn ze mooi op kleur, check de vetbedekking op het lichaam, is het meer of minder geworden? Heeft hij vandaag deelgenomen aan een samengestelde wedstrijd of endurance gelopen of heeft hij op de wei gestaan, alles is van invloed op het dagelijks te verstrekken ‘portie voedingswaarde’.

Met de Body Condition Score

Zie ook Lesboek Ethologie E 03.01 Lichaamsgewicht, of LG 00 Les Trajectplanner LTP (4e pagina) kan je inschatten of dit paard in balans gevoerd wordt. De essentie van het doen van een BCS is niet zozeer de exacte hoeveelheid vetreserve te schatten, maar om een indruk te krijgen of het paard wel of niet in energiebalans is. De energieopname moet gelijk zijn aan het energieverbruik. Zo niet dan verandert de lichamelijke conditie en komt er ofwel vetweefsel bij of er is afbraak van vet- en spierweefsel. Een BCS vertelt je of het rantsoen voor het paard de afgelopen tijd in orde was.

Maar voor je naar stal rent om je rantsoen aan te passen is het verstandig de kaarten over voeren VLW 5. *.* geheel door te nemen. Fouten zijn eerder gemaakt dan je denkt.

Wanneer we in VLW 05.10 rantsoenen voor verschillende paarden in verschillende situaties gaan berekenen leer je meer over op verschillende manieren waarop je een uitgebalanceerd rantsoen van ruwvoer/aanvullend krachtvoer/ en supplementen zou moeten kunnen samenstellen. Maar dat kan dus alleen wanneer je over ALLE nodige gegevens beschikt.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(10)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Overzicht

Afkortingen die gebruikt worden bij het analyseren of samenstellen van een rantsoen, bijlage uit het CVB tabellenboek Paarden en Pony’s.

Afkorting Eenheid Omschrijving

CVB Centraal Veevoederbureau

Ca Calcium

Cl Chloor

Co Cobalt

Cu Koper

DS g Droge stof

EWpa Energiewaarde paard

Fe IJzer

g Gram

I Jodium

K Kalium

kg Kilogram

LG kg Lichaamsgewicht

LG0,75 kg Metabolisch lichaamsgewicht

Mg Magnesium

Mn Mangaan

MJ Megajoule

Na Natrium

NE kj Netto Energie

P Fosfor

PR Productbasis

RAS g Ruw as

RC g Ruwe celstof

RE g Ruw eiwit

RVET g Ruw vet (zonder voorafgaande zure hydrolyse)

RVETh g Ruw vet (na voorafgaande zure hydrolyse)

Se Selenium

SUI g Suiker

VEP Voedereenheid paard

VREp g Verteerbaar ruw eiwit paarden

ZETam Zetmeel, bepaald m.b.v. de amyloglucosidase methode

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(11)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Gras, verschillende soorten en kwaliteiten

Vers gras is (niet altijd) geschikt als paardenvoer. Wanneer er voldoende beschikbaar is van goede kwaliteit, is er meestal geen extra (ruw)voer meer nodig.

Verschillende soorten (rassen) gras

De grasrassen in meeste weilanden zijn vooral ontwikkeld voor koeien. In een koeienweide komen we veel Engels raaigras tegen. Paarden hebben, anders dan koeien, behoefte aan zeer structuurrijk, en relatief eiwit- en suikerarm ruwvoer. Te eiwitrijk gras met hoge suikerwaardes kan gevaren opleveren voor de gezondheid van paarden, zoals overgewicht en koliek. Bij het inrichten (of onderhouden door doorzaaien) van een weiland voor paarden, maak je gebruik van graszaadmengsel voor paarden, eventueel aangevuld met kruiden. Deze kruiden zijn goed voor de paarden en zijn goed voor bijen en andere insecten. Zo kan een paardenweide een bijdrage leveren aan natuur beheer.

Nog een reden om een passende grassoort te kiezen voor het paard: paarden grazen het gras zeer kort af (in tegenstelling tot koeien die het met hun tong afrukken, - plukken en daardoor meer laten staan). De paarden trappen de grasmat makkelijker kapot. Waar de grasmat kapot gaat heeft onkruid meer kans. Voor paardenweides zijn er grasmengsels ontwikkeld die beter bestand zijn tegen het eetgedrag van paarden, deze grassen hebben een lager groeipunt (groeit ook door als je het dicht aan de grond afsnijdt) en (als het wat langer doorgroeit) een relatief hoog gehalte aan vezels.

Grassoorten voor paarden (vezelrijk en laag in fructaan (SUI = suiker) gehalten): grote vossenstaart, timothee, roodzwenkgras, kropaar, kamgras, veldbeemd- en honinggras.

Verwerkingsvraag: Van welke soort gras zal het paard het meeste moeten eten in gewicht om genoeg voedingsstoffen binnen te krijgen?

A) Gras van een bemest weiland.

B) Gras van een onbemest weiland.

C) Gras uit Engeland.

D) Gras uit een natuurgebied.

E) Daar kun je zo geen antwoord op geven, alleen een analyse kan je iets vertellen over de voedingswaarde. De conditie van het grassland, de situatie waaronder er gemaaid is en meer factoren bepalen samen wat de voedingswaarde van het gras gaat zijn.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(12)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Weidegang

Weidegang is goed voor een paard, omdat het paard ook nog beweegt terwijl hij eet. De beweging stimuleert de darmwerking. Het paard kan heel snel gras eten. De opname aan droge stof kan erg hoog zijn. Als het gras langer is doorgegroeid en dus erg stengelig is, dan daalt de voeropname snelheid. Het paard moet dan meer kauwbewegingen maken.

Korter (in tijd) eten betekent minder kauwslagen, minder speeksel aanmaak, slechtere vertering en grotere kans op maagzweren en verveling.

‘Gemiddeld’ gras, waar niets raars mee is gebeurd, bevat in principe voldoende energie en eiwit die een paard in rust (zonder arbeid, dracht, lactatie of groei) nodig heeft. Sterker nog, voor veel paarden zal gelden dat een aantal uren (ca 7 uur) weidegang meer dan genoeg is. Bij een lagere voedingswaarde van het ruwvoer moet het paard dus wel meer eten om aan dezelfde waarden te komen. Dat betekent meer kauwen en langere tijd speekselvorming. Een paard kan per dag maximaal 2% kg droge stof (DS) opnemen als het alleen ruwvoer eet. Bij een combinatie met krachtvoer is het totaal een droge stof die het paard op kan iets hoger, namelijk 2,5%. Bij weidegang is de droge stofopname ook 2,5% en het kan nog hoger zijn (bij pony’s is een droge stof opname van 5% gemeten, dit is wel een uitzondering, maar toch!). Neemt het paard zijn maximale portie per dag op en krijgt hij daarmee niet voldoende voedingsstoffen binnen dan is aanvullend voer noodzakelijk.

Omgekeerd, een paard dat zelfs van gras of ruwvoer alleen al te vet wordt, moet misschien gras (en/

of hooi) krijgen met een lagere voedingswaarde. Of een deel van de dagelijkse portie ruwvoer moet vervangen worden door b.v. stro, graszaadhooi en/of bijvoorbeeld (knot)wilgentakken.

Voorjaarsgras

Het eerste gras dat groeit in het voorjaar is vezelarm en eiwitrijk. Groen mals vet voorjaarsgras heeft een relatief hoog suikergehalte. Als na een zonnige dag een koude nacht volgt, is het gras in de ochtend erg suikerrijk. Geef paarden die voor het eerst dit jaar op de weide komen krijgen zeker niet gelijk de hele dag toegang tot het verse gras. Beter is om te wachten tot het gras lengte en meer vezels heeft gekregen (geduld!) en om het paard heel geleidelijk aan gras te laten wennen. Voor ze altijd voor ze de weide ingaan hooi te eten. Dat is goed voor de darmflora en voorkomt dat het paard gaat “schrokken”. Zie ook GP 04.03.05 Koliek (van o.a. voorjaarsgras) voorkomen.

Grassuikers stijgen en dalen op het weiland, dus per dag!!!

De groei van het gras is afhankelijk de weersomstandigheden zoals temperatuur, zon, water en voedingsstoffen in de bodem. Overdag maakt het gras met behulp van zonlicht suikers aan om van te groeien. Het gras groeit in het voorjaar hard, de aangemaakte suikers worden snel opgebruikt. Maar als het een nacht koud is (soms is er tot in mei sprake van nachtvorst) dan kan het gras de overdag opgebouwde voorraad suikers niet verbruiken en bevat het gras in de ochtend juist veel suikers.

Het is echt niet verstandig paarden na een koude voorjaarsnacht al vroeg op de wei te zetten.

Gevoelige paarden misschien wel de hele dag niet.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(13)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Stress in gras

Ook gras waar stress op staat, dat heel kort afgevreten is of dreigt te verdrogen in de zomer bevat meer suikers dan dat het doet op een gemiddelde dag.

Dus als je suikeropname wilt beperken: bij gematigde temperaturen: geef weidegang juist vroeg in de ochtend.

Bij warme dagen en koude nachten: geef géén weidegang in de ochtend, het gras is mogelijk suikerrijk!

En laat het gras niet tekort afgrazen (op tijd verweiden) en onderhoud het weiland zodat het gras niet gestresst raakt.

Verweiden (naar een volle wei verplaatsen)

Ook op een zeer volle verse nieuwe grasweide kan je de paarden beter een beetje tegen zichzelf beschermen (zelfs als ze alweer gewend waren aan vers gras in plaats van hooi of voordrooggras) door ze na een uur of 4 van de wei te halen.

Stripbegrazing

Wanneer je elke dag een strook gras afzet met lint en prikpaaltjes in de wei heet dat stripbegrazing.

Stripbegrazing vertraagt de opname van het gras. Het voorkomt dat het paard alleen maar de lekkere malse topjes eet over de hele weide. Je dwingt ze nu om ook de stengels op te eten. Wel op tijd het lint verzetten, anders wordt het gras te kort. En om het gras daarna te laten hergroeien, aan de achterzijde ook lint zetten. Je geeft dus een weide strook, die je telkens verplaatst.

Droge stof (= dat wat van het product overblijft als al het water er uit is)

Gras bevat 15-20% droge stof. Dit betekent dat de rest, dus 80-85%, uit gewoon water bestaat. Een gemiddeld paard kan 2% van zijn lichaamsgewicht (LG) aan droge stof (DS) opnemen (verwerken) per 24 uur. Als voorbeeld nemen we een paard van 500 kg x 2% DS per kg LG = 10 kg droge stof. Dit betekent dat dit paard op de wei 55 tot 60 kg vers gras per 24 uur moet eten om voldoende droge stof binnen te krijgen. Of deze 10 kg DS voldoende voedingswaarde bevat leer je alleen door het uitvoeren van een ruwvoeranalyse.

Onbeperkt ruwvoer, betekent dat dan ook dat het paard onbeperkt blijft eten? Veel paarden stoppen met eten als ze hun ‘portie per dag’ hebben opgenomen. Maar niet allemaal!!! Daarin speelt het instinct van het paard een rol. In de natuur moet je als paard in tijden van overvloed een reserve aanleggen voor de meer magere dagen, wanneer het koud wordt en het gras niet meer groeit. Je kunt deze paarden niet uitleggen dat er altijd genoeg zal zijn. Worden paarden te dik van een onbeperkte toegang tot ruwvoer dan moet de eerste actie zijn, geef het paard meer beweging.

Eventueel moet je dit paard (deze paarden) dagelijks periodes (nooit langer dan 6 uur) apart zetten zodat de opname beter gecontroleerd wordt.

Hoeveel gras neemt een gemiddeld paard per uur op?

Gemiddeld eet een paard van 500 kg op de weide circa 4-5 kg vers gras per uur (0,16 kg ds/100 kg LG/uur). Om 10 kg ds gras te eten, heeft het paard 12,5 uur nodig. Is de voeropname trager, doordat het gras lang en stengelig is (of doordat het weitje is kaalgegeten, wat niet de juiste methode is), dan

(14)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

stof gras (12,5 kg ds in 15-16 uur), dus ook al staat hij langer op de wei, meer gaat er niet in. Dit heeft te maken met de verteringssnelheid en passage van het voer door de darmen.

Hoe lang staat het paard op de wei?

Als er veel of juist weinig gras beschikbaar is pas je het dieet van het paard daarop aan. Bij veel gras per paard per dag (hele dag op weide) geef je (afhankelijk van het paard en de arbeid) minder of geen krachtvoer en net zoveel minder voeding rijk ruwvoer als dat het paard met het gras (aan droge stof) heeft kunnen opnemen. Het blijft lastig de juiste schatting te maken van de droge stofopname uit gras. De BCS én de verdeling van voeropnametijd gedurende de dag zijn bepalende factoren voor de juiste afstemming van het totale rantsoen.

Voorbeeld: een paard van 500 kg (x 2% van het lichaamsgewicht) heeft 10 kg droge stof per dag nodig. Het paard staat van 9.00 tot 17.00 op de weide daar eet hij in 8 uur tijd (x 4.5 kg gras =) 36 kg gras. Gras heeft een gemiddelde DS waarde van afgerond 15% = het paard heeft dus op de wei ca 5.4 kg DS opgenomen. De rest van de DS die het paard nodig heeft moet dus uit hooi of voordroog gras komen (zie verder). Wanneer de droge stof waarde van het voordroog gras 65 % bedraagt moet het paard dus nog ongeveer 7.7 kg voordroog gras krijgen.

Rekentechnisch klopt het. Nu de voederwaarde van het gras meenemen en uitrekenen wat het paard opneemt met 36 kg gras: ruim 5 EWpa en 936 g VREp. De behoefte voor rust is 4,4 EWpa en 317 g VREp en voor licht werk 5,6 EWpa en 410 g VREp.

Daar kan geen 7,7 kg voordroog meer bij! Het voerplan moet aangepast worden op de behoefte van het paard.

Wanneer paarden maar een ‘uurtje’ op een niet echt overvolle weide staan blijft het ruwvoer (portie hooi of voordroog gras per dag) waarschijnlijk gewoon hetzelfde = 14 kg voor een paard van 500 kg.

Een en ander wel afhankelijk van de Body Condition Score. Zie ook VLW 05.05*.* en VLW 05.10 voor meer over aanvullend voer (krachtvoer), rantsoenen en berekeningen.

(15)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

VOORBEELD gemiddelde voedingswaarde (analyse) vers gras paarden PER UUR op de weide. (ter vergelijking: krachtvoer bevat gemiddeld 0,9 EWPa en 100 g VREp per kilogram droge stof!)

Per kg

product Per kg

droge stof Gem. opname paard/uur

(4,5 kg product/uur) Gem. opname pony/uur (3 kg product/uur)

Droge stof 16,1% 1000 0,72 kg 0,483 kg

EWPa 0,15 0,9 0,675 0,45

VREp 30 185 135 gr 90 gr

Ruw eiwit 3,6% 22,1% 162 gr 108 gr

Ruw vet 0,7% 4,1% 31,5 gr 21 gr

Ruwe celstof 3,7% 23,2% 166,5 gr 111 gr

Ruw as 1,6% 10,2% 72 gr 48 gr

Suiker 1,5% 9,5% 67,5 gr 45 gr

Calcium 0,9 gr 5,8 gr 4,05 gr 2,7 gr

Fosfor 0,7 gr 4,1 gr 3,15 gr 2,1 gr

Magnesium 0,4 gr 2,5 gr 1,8 gr 1,2 gr

Kalium 4,9 gr 30,4 gr 136,8 gr 91,2 gr

Natrium 0,4 gr 2,5 gr 1,8 gr 1,2 gr

Koper 1,4 mg 8,7 mg 6,3 mg 4,2 gr

IJzer 20 mg 124 mg 90 mg 60 mg

Zink 12,6 mg 78 mg 56,7 mg 37,8 mg

Mangaan 18 mg 112 mg 81 mg 54 mg

Selenium 0,02 mg 0,12 mg 0,09 mg 0,06 mg

Vitamine A 25600 IE 159006 IE 115200 IE 76800 IE

Vitamine D 480 IE 2981 IE 2160 IE 1440 IE

(16)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Hooi, fijn, middel en grof (= zongedroogd gras)

Vers gras is er niet het hele jaar rond. We hebben ook ruwvoer nodig om onze dieren in de winter gezond te houden. Vers gras van het land kunnen we niet ‘zomaar’ op een stapel gooien en lang bewaren. Daarom hebben we verschillende manieren verzonnen om het gras te conserveren, het voor langere tijd houdbaar te maken. Een van die manieren is het drogen van het gras, we laten het gesneden gras in de zon door en door drogen. Na het drogen kan het droge hooi in balen geperst opgeslagen worden voor de winter.

Bij een hoog droge stofgehalte (> 80-85%) is er onvoldoende vocht voor bacteriën of andere micro- organismen om te groeien. Is het gras echter onvoldoende droog (niet in de kern, het binnenste, van de grasstengels) dan ontstaat er schimmel in de baal. Te nat opgeslagen hooi gaat vaak eerst broeien. Broei betekent dat de oxidatie (afbraak) in de plantencellen nog steeds doorgaat. Energie en vooral eiwitten gaan verloren en er ontstaat warmte. Weinig broei kan niet veel kwaad, maar de voederwaarde daalt wel. Het risico van deze broei is dus dat er daarna vaak schimmels in een baal groeien. Komt er vocht (damp of regen) op de baal dan schimmelt de buitenzijde. Schimmel ruikt muf en zurig en kan zwart, grijs, wit of kleurloos zijn. Schimmelstof komt vrij bij schudden van het hooi, dit kan luchtwegklachten geven bij het paard. Schimmel kan ook leiden tot diarree of koliek. Voordat hooi van het land gehaald wordt moet het dus tot in de kern kurkdroog zijn. Bij het produceren van goed geconserveerd ruwvoer draait het dan ook om het vakmanschap van de boer.

Hooi is in een droge donkere opslag lang houdbaar. Tijdens de opslag van het hooi gaan er wel wat voedingsstoffen, maar vooral vitamines verloren. Vooral vitamine A en E gaan verloren naarmate het hooi langer is opgeslagen. Uit metingen blijkt dat het gehalte aan vitamine A en E per maand met zo’n 5% afneemt. Hooi dat langer dan 24 maanden opgeslagen is bevat vrijwel geen van deze vitamines meer. Mineralen blijven tijdens de opslag wel redelijk goed geconserveerd in het ruwvoer.

Grof hooi heeft een lagere voedingswaarde dan fijn, zacht, groen hooi. Zongedroogd hooi bevat veel vitamine D. Goed hooi voor paarden is licht groengeel van kleur, ruikt fris, kruidig en naar de zomer!

Wanneer het hooi muf ruikt (of grijs kijkt) kan het beschimmeld zijn (geweest). Dat is slecht hooi en geeft kans op koliek.

Serieuze broei in hooi heeft al menig brand veroorzaakt. Bij het binnenkrijgen van een nieuwe partij controleer je de temperatuur in en tussen de balen tot je ZEKER weet dat de balen echt niet warm worden. En zorg voor een goede ventilatie!

Stoffig hooi kun je natmaken door het hooi kort (tot 15 min) in water onder te dompelen. De voedingswaarde van hooi kan je verlagen door het tot 12 uur in het water te laten liggen (UIT DE ZON in de schaduw, anders begint het al heel snel te rotten (al in het water). Steeds vers water pakken voor elke nieuw te weken portie. Langer laten weken dan 3 uur is eigenlijk ‘not-done’, vanwege de hoge bacteriële groei, die ongezond kan zijn.

(17)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Verwerkingsvraag: Hoe weet je of stoffig hooi alleen stoffig is of dat er sprake is van schimmel?

A) Dat zie je door het in het water te doen.

B) Dat kun je ruiken, een muffige geur duidt op schimmel. Oud hooi ruikt minder sterk maar mag nog steeds niet muf ruiken..

C) Schimmel kun je alleen zien, het is zwart of wit.

Droge stof (DS) gehalte van hooi

Goed hooi bevat een gemiddelde waarde van een 80% droge stofgehalte, dit gehalte zal echter in de praktijk meestal ergens tussen de 75 en 90 % droge stof bevatten. Wanneer een paard van 500 kg dus 10 kg droge stof (DS) nodig heeft dan heeft hij met 12 kg hooi voldoende droge stof (DS).

Hetzelfde paard moest 50 tot 60 kg vers gras eten voor eenzelfde DS opname! Des te meer water in een product des te lager het DS aandeel per kg product.

Verdeel het hooi in zoveel mogelijk porties over de dag heen en/of gebruik een voeropname vertragend systeem; slowfeeders, hooinetten en zo voort.

Verwerkingsvraag: Waarom kijk je naar een paard bij iedere voerbeurt?

A) Het paard krijgt last van de kiezen door teveel of te weinig eten.

B) Wanneer je elke dag kijkt en er is vandaag ineens iets anders te zien weet je dat je dit paard even in de gaten moet houden of overleggen met je leidinggevende.

C) Het paard krijgt koliek als je teveel eten geeft.

(18)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

VOORBEELD analyse Hooi, zie ook CVB Tabellenboek, tabel 12.2 voor minimum en maximum waardes.

De gemiddelde waarden zijn per kg product en kunnen per partij afwijken

Hooi, fijn,

groen Hooi,

gemiddeld Hooi, grof, bruin

Droge stof 84% 84% 84%

EWPa 0,62 0,53 0,46

VREp 67 gr 37 gr 26 gr

Ruw eiwit 11,5% 7,9 % 6,5%

Ruw vet 2,4% 2,3% 2,3%

Ruwe celstof 21,6% 25,7% 30,1%

Ruw as 6,8% 6,3% 8,8%

Suiker 13,5% 10% 7,5%

Calcium 4,2 gr 4,2 gr 4,2 gr

Fosfor 2,4 gr 2,3 gr 1,9 gr

Magnesium 1,5 gr 1,5 gr 1,5 gr

Natrium 2,0 gr 2,0 gr 2,0 gr

Kalium 16,5 gr 15,4 gr 14,4 gr

Koper 6,6 mg 6,6 mg 6,6 mg

IJzer 86 mg 86 mg 86 mg

Zink 41,5 mg 41,5 mg 41,5 mg

Mangaan 131 mg 131 mg 131 mg

Selenium 0,05 mg 0,05 mg 0,05 mg

Vitamine A 3320 IE 3320 IE 3320 IE

(19)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Kuilen, ook een manier om een ruwvoer product te bewaren

Kuilvoer, graskuil en voordroog kuil zijn benamingen die door elkaar heen gebruikt worden voor verschillende grasproducten die op dezelfde wijze wordt geconserveerd. ‘Kuilen’ is gras conserveren (houdbaar maken) door ‘licht drogen en verzuren’. We zijn deze manier van conserveren gaan gebruiken om het risico op slecht weer tijdens het oogsten van het product te verminderen.

Het gras blijft namelijk, in tegenstelling tot wanneer we hooien, na het snijden een behoorlijke tijd korter op het land liggen. Waar we hooi door en door droog willen (70 tot 90% droge stof), mag kuilvoer nog vocht bevatten. Kuilvoer bevat tussen de 30-60% droge stof dus tussen de 40 en 70% water. Na een korte droogtijd wordt door het samenpersen de lucht uit het gras gedrukt.

Het samengeperste gras wordt strak gewikkeld in verschillende lagen dun plasticfolie. Op het gras leven verschillende bacteriën. Door het gras niet volledig laten drogen en het wel zuurstofarm te verpakken, krijgen precies de goede bacteriën een kans hun werk te doen. We scheppen precies het ideale klimaat in het pak om melkzuurbacteriën te laten groeien. Tegelijk (door het wegnemen van zuurstof) voorkomen we dat boterzuurbacteriën of de rottingsbacteriën het product kunnen bederven. De verzuring die ontstaat door de melkzuurproductie conserveert het gras, maakt het ongeopend langer houdbaar. Dit conserveringsproces heet ‘kuilen’. Of dat nou om lang droog gras voor paarden of kort sappig gesneden gras (of mais) voor koeien gaat.

Het maken van goed geconserveerde kuil vraagt om veel vakdeskundigheid van de boer.

> Indien zuurstof het pak binnenkomt, van gaatjes gemaakt door vogels of beschadigingen door het verplaatsen van de pakken, is de kans groot dat schimmels gaan groeien.

> Is het gras te nat bij het inpakken ook dan kunnen (slechte) boterzuurbacteriën of rottingsbacteriën groeien en het product bederven.

> Is het gras te droog, dan groeien de (goede) melkzuurbacteriën minder goed.

> Zijn het lange harde droge grasstengels dan kan het moeilijker zuurstofvrij gemaakt worden vanwege de veerkracht van de grove stengels bij het samenpersen. De kans op broei en schimmelgroei is dan groter.

Ruwvoer analyse bij aankoop gekuild gras

Vraag om een “ruwvoer analyse voor paarden” bij aankoop van een partij. Op de ruwvoer analyse staat iig het droge stof (DS) gehalte, de zuurtegraad, de ruwe celstof (RC) en het suikergehalte (SUI), maar ook het ammoniakgehalte. Ammoniak is een bijproduct van eiwitafbraak dat ontstaat tijdens bederf. Een hoog ammoniakgehalte in kuilgras geeft aan dat de conservering niet goed gelukt is.

Maar let op, nadat de analyse is gedaan kan het product veranderen of het monster voor analyse is op een verkeerde plek genomen en niet representatief voor de hele partij. Blijf dus (ook bij aankoop en gebruik) alert op wat je met je eigen ogen ziet en met je neus ruikt. De geur van voordroog gras is fris-licht zurig. Zodra de frisheid ontbreekt is het een ouder product of kan het minder goed zijn.

Het wil niet direct zeggen dat je paard daar meteen problemen mee krijgt. Maar stinkt het voer

(20)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Fijn, middel en grof kuilgras of graskuil

Het korte sappige (gras)groene fijne kuil voor koeien heeft voor paarden een veel te voedingsrijke samenstelling. Tegelijk ontbreekt het in dit product aan ruwe stof. Ruwe stof is het belangrijkste deel van het ruwvoer voor het paard. Zonder ruwe stof geen goede spijsvertering en darmwerking.

‘Koeienkuil’-gas wordt eerder gemaaid, de boer laat het gras niet te lang worden. Voor de koe wil de boer meer blad, minder steel. Dit gras is dan ook korter en fijner van draad en wordt ook nog sneller en dus natter van het land gehaald dan gras dat geschikt is voor paarden. Voor paarden willen we graag meer steel, minder blad. De voedingswaarde van fijn kuilgras verschilt erg ten opzichte van grof hooi. Koeienkuil bevat relatief heel veel suikers en eiwitten, let op met insuline resistente paarden, of paarden die hoef- of spierbevangen zijn geweest. Het advies is niet doen!

Het gehalte vocht in fijn kuilgras ligt hoger dan in fijn, middel of grof hooi. Hooi bevat gemiddeld ca. 85% droge stof en 15 % water. Fijn kuilgras bevat gemiddeld 56% droge stof en 44% water.

Grof kuilgras bevat gemiddeld 70% DS en 30% water. Analyses van ruwvoer gaan altijd over de voedingswaarde in de droge stof, het water in een product telt niet mee.

Opdracht: In het CVB Tabellenboek vergelijk je de voedingswaardes van de grasproducten in tabel 12.2 pag. 44 en 45. Wat valt je op? Welk ruwvoer is het voedzaamst (kijk naar EWpa en VREp)?

Voordroog gras of grof graskuil (zie onderstaand kolom 3)

Droge graskuil van redelijk lang gras is geschikt als paardenvoer, de voedingswaarde is niet altijd hoger dan dat van hooi, het droge stof gehalte is wel lager.

Het risico van relatief droge graskuilen is dat het conserveringsproces niet helemaal gelukt is.

Daardoor is graskuil of voordroog voor paarden gevoelig voor bederf, broei en schimmel. Controleer altijd het voer voordat je het geeft.

Een paard van 600 kg kan van een rantsoen van enkel ruwvoer maximaal 2% droge stof opnemen, dus 12 kilogram. Het droge stofgehalte van goed voordroog gras ligt tussen 60 en 70%. De

hoeveelheid vers kuilvoer ligt dan tussen de 17 en 20 kg per dag. Het DS gehalte moet echt minimaal 60% zijn als je het aan paarden wil voeren. Voordroog gras bevat veel minder stof dan hooi. Prettig voor paarden met gevoelige luchtwegen. Voordroog gras is veel droger dan koeien kuilvoer.

Verwerkingsvraag: Hoeveel procent verschil zit er in droge stof tussen gemiddeld voordrooggras voor paarden en hooi (grofstengelig)?

A) Hooi bevat ongeveer 20% meer droge stof als voordroog gras.

B) Hooi bevat ongeveer 40% meer droge stof als voordroog gras.

C) Hooi bevat ongeveer 20% minder droge stof als voordroog gras.

(21)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Om een idee te krijgen van de voedingswaardes in de verschillende soorten kuilgras (graskuil), onderstaand een tabel met de gemiddelde voedingswaardes.

De gemiddelde waarden zijn per kg product en kunnen per partij afwijken

Kuilgras, groen

fijn, zacht Kuilgras

gemiddeld Voordroog droog, grof

Droge stof 57% 61% 65% tot max 75%

EWPa 0,42 0,41 0,37

VREp 65 gr 55 gr 35 gr

Ruw eiwit 8,9% 8,1% 6,3%

Ruw vet 2,3% 2,4 % 2,6%

Ruwe celstof 13,9% 17,2% 21,5%

Ruw as 7,4% 6,4% 5,7%

Suiker 5,7% 5,7% 5,4%

Calcium 2,8 gr 3,0 gr 3,2 gr

Fosfor 2,3 gr 2,2 gr 2,0 gr

Magnesium 0,9 gr 1,0 gr 1,1 gr

Natrium 1,1 gr 1,2 gr 1,3 gr

Kalium 18,5 gr 17,4 gr 14,6 gr

Koper 3,8 mg 4,2 mg 4,6 mg

IJzer 44 mg 48 mg 53 mg

Zink 28 mg 31 mg 34 mg

Mangaan 36 mg 40 mg 44 mg

Selenium 0,02 mg 0,02 mg 0,02 mg

Vitamine A 12600 IE 13860 IE 15120 IE

Vitamine D3

(22)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Haylage

Nu je weet hoe de conservering werkt in hooi en graskuil, wekt het waarschijnlijk geen verbazing dat het zo genaamde ‘Haylage’, een veel gebruikte term voor zeer droog voordroog gras, een redelijk risicovol product is. Want gras droger dan 65-70% verzuurd minder (pH 5,5-6,5). Hoe goed geconserveerd is het dan eigenlijk? Broei en schimmel liggen op de loer.

Bestaat het product voor meer dan 85% uit droge stof dan is het geen Haylage meer maar gewoon echt hooi. Om daar plastic omheen te wikkelen lijkt weinig zinvol, behalve wellicht om het buiten op te slaan. Het risico van schimmel duikt dan wel weer de kop op, omdat condens (door de buitentemperatuur wisselingen) de binnenzijden van het plastic nat maakt. Toch zijn er volop goed geslaagde voordroog kuilen voor paarden, vaak relatief droog (60-65%) en licht verzuurd (pH rond 5,5-6).

Luzerne

Luzerne is ook een soort ruwvoer. Het is familie van de klavers. Luzerne is een struikachtige plant met stevige stengels, veel kleine blaadjes en paars/blauwe bloemen. Luzerne wordt in Nederland, niet in de zon maar lucht gedroogd, in de fabriek.

Wij eten zelf ook luzerne, de jonge scheuten (kiemen) kennen we als Alfalfa. In andere landen, waaronder Amerika noemt men de luzerne voor de paarden, dat daar vaker als (aanvullend) ruwvoer wordt gegeven, ook Alfalfa. Luzerne is rijk aan vezels en hoge kwaliteit eiwitten. Deze hoogwaardige eiwitten bevatten essentiële aminozuren. Eiwitten zijn de bouwstenen van het lichaam, voor de aanmaak en het onderhoud van botten en gewrichten, voor spierontwikkeling of paarden die nog in

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(23)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Nadeel van luzerne is de scheve calcium-fosfor verhouding. De verhouding is 5,6 : 1 terwijl de verhouding, zeker voor jonge groeiende paarden, tussen de 1,5 en 2 : 1 zou moet liggen. Het zeer rijk aan kalk zijnde luzerne is daarom niet zonder meer geschikt om uitsluitend te voeren als ruwvoer (dus zonder hooi) of zonder een aanvullend supplement. De verhouding tussen calcium en fosfor moet vooral voor jonge groeiende paarden tussen de 1:1 en 2:1 blijven. Voor volwassen paarden mag het ruimer zijn, tot maximaal 5:1. Bij het enkel voeren van zuivere Luzerne als ruwvoer moet er fosfor bijgevoerd worden in de vorm van granen of supplement. Toch zijn er landen waar Luzerne als enig ruwvoer gegeven wordt.

Door veel voedingsproducenten wordt een Luzerne mix aangeboden, daaraan is dus al een ander ruwvoer toegevoegd. Op de verpakking van de producten staat de verhouding van de mix aangegeven.

Het advies is om per dag, afhankelijk van het paard en de situatie dus en de andere onderdelen van het rantsoen, tussen 0,5 kg en maximaal ca.3 kg per paard per dag te voeren.

Een voedingsdeskundige kan van deze advieswaardes afwijken in het voorschrijven van een rantsoen voor een individueel paard. Gemiddeld advies pony: 0,5 kg tot ca. max 2 kg per dag. Verdeel dit over meerdere porties per dag. Een volle emmer van 10 liter gevuld met luzerne weegt ongeveer 1,5 kg.

Waarom

Als een paard te mager is kan er luzerne naast de al bestaande hoeveelheid voer aangeboden worden.

Ook wanneer een partij voordroog gras of hooi matig voedzaam blijkt uit de analyse kan het dieet van de paarden (evt. tijdelijk) met luzerne verrijkt worden, om het eiwit te verhogen.

Ook oudere paarden en paarden met een maagzweer kunnen baat hebben bij een dagelijkse portie luzerne. Doordat het product uitnodigt goed te kauwen maakt het paard meer speeksel aan.

Speeksel neutraliseert de maagsappen en helpt bij een goede spijsvertering. Let op dat je geen product kiest waar alleen luzernestengels in zitten. Dit kan juist maagzweren veroorzaken (in grote hoeveelheden).

Voor paarden die meer calcium nodig hebben, zoals groeiende paarden en melkgevende merries kan luzerne een waardevolle bijdrage leveren aan het rantsoen (let dus wel op de verhouding met fosfor).

Door luzerne door het krachtvoer te mengen zal een gulzig paard het krachtvoer langzamer opnemen. Luzerne kan een dieet vezelrijker te maken en de paarden zijn er wel gek op!

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(24)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Verwerkingsvraag: waarom eet een paard langzamer wanneer je luzerne geeft bij het krachtvoer?

A) In totaal moet het paard meer volume opnemen en is alleen daarom langer bezig.

B) De luzerne maakt dat het paard langer moet kauwen.

C) Het paard eet langzamer want hij vindt het voedsel nu minder smakelijk.

Verwerkingsvraag: wat kan je nog meer doen om de opnamesnelheid van een portie krachtvoer te vertragen?

A) Het voer vanaf de grond aanbieden.

B) Grote ronde stenen in de voerbak leggen.

C) Het rantsoen over meer porties per dag verdelen.

Graszaad stro ook wel graszaad hooi genoemd

Graszaad stro is het rest product van de graszaad teelt. Dat wil zeggen dat het gras op het land blijft staan tot de zaden rijp zijn, zoals dat gebeurt bij granen (tarwe, rogge etc.). Na de oogst van het zaad uit het gras wordt dat wat overblijft, de stengels en het blad, op het land (zon)gedroogd en in balen geperst. Engels Raai, Roodzwenk en Rietzwenk zijn de meest voorkomende soorten graszaad stro.

Graszaad stro bevat verhoudingsgewijs veel matig verteerbare ruwe celstof wat een negatief effect heeft op de voedingswaarde van dit product. Graszaadhooi kan daarom gebruikt worden als energiearme component in een rantsoen. Het vult de buik, houdt het paard aan het kauwen maar levert weinig voedingswaarde. Op een rantsoen van uitsluitend graszaad stro kan een paard niet gezond blijven. De trage verteerbaarheid kan leiden tot een verstopping.

Zie voor een analyse het CVB Tabellenboek voor Paarden en pony’s.

Stro

Stro heeft het hoogste droge stof gehalte van de ruwvoeders. Het bevat ook veel los stof. Niet opstrooien waar de paarden bij zijn, dat is slecht voor de luchtwegen. Stro kan een goede aanvulling op een voedingsarm(er) dieet zijn.

Stro heeft helemaal geen voedingswaarde (het bevat per kg 0,25 EWpa, dus wel iets), het vult wel, de buik wordt dik, de darmen werken, in de winter blijft het paard daardoor beter warm. Stro maakt misschien de buik dik maar het paard wordt niet vet. Te weinig werk en te veel of te rijk eten doen

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

(25)

Verzorging, leef en woonomgeving

Lesboeken Paard 3 20

21

Paarden eten stro (op stal) vaker als er niets anders is, omdat ze van nature bijna doorlopend willen kauwen. Kauwen maakt speeksel aan en dat beschermt de maag (zie ook GP 04.03 Maag en Darmen). Sommige paarden kunnen echter nauwelijks kiezen; hapje hooi, hapje stro… zeker als het stro net vers in de stal ligt.

Op stro alleen kan een paard dus niet leven. Bij stro als stalbedekking of als aanvulling op het dieet moet je dus altijd nog elke dag het benodigde portie voedingsrijke ruwvoer en/ krachtvoer uitrekenen/ verstrekken.

Let op! Paarden met maagzweren liever geen stro geven als ze het eten. Het stro irriteert de toch al beschadigde maagwand. Paarden met maagzweren hebben baat bij een doorlopende aanvoer van passend ruwvoer.

Zie voor een analyse van stro het CVB Tabellenboek voor Paarden en pony’s.

Aanvullend voer geven (krachtvoer)

Het krachtvoer moet altijd serieus afgestemd worden op de arbeid (ook dracht, lactatie, groei) van het paard, als het paard niet werkt krijgt het ook met bijvoorbeeld voordroog gras over het algemeen voldoende voeding en droge stof binnen. Meer daarover lees je meer in de kaarten VLW 05.01 t/m 05.10.

Hoe goed bedoeld ook…

Je kunt een paard heel eenvoudig ergens te veel of te weinig van geven. Werk steeds samen met een ervaringsdeskundige (je leiding gevende) en/of een voedingsdeskundige. Voer een paard, zo veel mogelijk zoals het door moeder natuur gevoerd zou worden, altijd sober (veel droge stof) in de basis; gras (of een grasproduct), wilgentakken, stro… Zoals het tegenwoordig normaal is dat de tandarts minstens één keer per jaar komt, de zadelmaker regelmatig de ligging van de zadels controleert, zo zou het ook moeten zijn met de voedingsdeskundige, minsten één bezoek per jaar kan veel kosten en ellende besparen.

Voerschema’s (rantsoenen per paard) leer je samenstellen onder het oog van iemand met veel ervaring. Op een stal zal er middels een lijst in de voerkar of op een bordje op de boxdeur duidelijk zijn hoeveel welk paard eet. Op die lijst breng je, alleen in overleg met je leidinggevende, wijzigingen aan. Meer over het precies berekenen van rantsoenen volgt in kaart VLW 05.10.

Tenslotte moet het paard gewend zijn aan een bepaald ruwvoer, oftewel moet de darmflora geleidelijk zijn aangepast om het voer te kunnen afbreken. Overgang naar ander ruwvoer met andere eigenschappen kan altijd weer leiden tot een verteringsstoornis gewoon omdat de bacterieflora in de darmen van het paard tijd moet krijgen zich aan te passen.

VLW 05.00 Ruwvoer, voedingswaarde en algemene kennis Kenniskaart, onderdeel van voedingsleer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Specificatiegegevens gebaseerd op standaard vorkenbord, lastbeschermrek en 1000 mm (GDP40 VX5)/1200 mm (GDP 40VX6 – GDP 55VX) vorken.. (1)

Leidt het tillen van bouwmaterialen (glas, kozijn en betonnen latei) van maximaal 100 kg door vier personen tot meer (rug) belasting per persoon dan het tillen van 50 kg door twee

We quantified the amounts of fine overbank sediment trapped in different compartments of the delta over different time slices since 6000 BP.. 0

- Niet op andere wijze gespecificeerd; NO(A)EC - Geen waarneembaar (negatief) effect op concentratie; NO(A)EL - Geen waarneembaar (negatief) effect op Level;

Voor een duurzaam behoud van de vloer na de afwerking, dienen alle gemorste verontreinigingen zo spoedig mogelijk te worden verwijderd en moet regelmatig worden schoongemaakt

Bauprodukten) wordt door milieu- en gezondheidsinstanties voor het toepassen van bouwmaterialen in sensibele (gevoelige) ruimten zoals bijv.. (kinder)dagverblijven als

Behandelde honden mogen onder geen enkele omstandigheid toegelaten worden tot om het even welke vorm van oppervlaktewater gedurende tenminste 48 uur na behandeling, omdat het product

Hoeveel kg en g draagt ze, als haar mand 560