• No results found

Overeenkomst verplaatsingentraject LOG Graspeel. Partijen, Overwegende, Concept 15 oktober 2008

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Overeenkomst verplaatsingentraject LOG Graspeel. Partijen, Overwegende, Concept 15 oktober 2008"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Concept 15 oktober 2008

Na december 2007 zijn, afgezien van de nieuwe onderdelen van art. 14

(milieuvergunningen) uitsluitend technische aanpassingen aangebracht (nummerverwijzing e.d.).

MvU, PNB

Overeenkomst verplaatsingentraject LOG Graspeel Partijen,

1. de gemeente Landerd, ter zake van deze overeenkomst ingevolge artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door burgemeester W.C. van Doorn – Van der Houwen,

2. de gemeente Mill en St. Hubert, ter zake van deze overeenkomst ingevolge artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door burgemeester mr. J.Th.C.M.

Verheijen,

3. de gemeente Grave, ter zake van deze overeenkomst ingevolge artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door burgemeester W.J.G. Delissen - van Tongerlo,

hierna te gezamenlijk te noemen: “de gemeenten”

en

4. De provincie Noord-Brabant, ter zake van deze overeenkomst rechtsgeldig

vertegenwoordigd door de heer drs. P.L.A. Rüpp, gedeputeerde voor onder meer de revitalisering van het landelijk gebied, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van …… 2008 tot het aangaan van deze overeenkomst,

hierna te noemen: “de provincie”;

Overwegende,

a. dat in het reconstructieplan Peel en Maas, op 22 april 2005 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant en op 7 juni 2005 van rechtswege goedgekeurd door de Minister van LNV en de Staatssecretaris van VROM, het landbouwontwikkelingsgebied Graspeel is begrensd en voorzien van uitgangspunten voor het in dit gebied te voeren beleid op het gebied van de ruimtelijke inrichting, milieu, water en bodem, natuur en landschap en landbouw, wonen en recreëren;

b. dat het voor het landbouwontwikkelingsgebied Graspeel, hierna ook aangeduid als “het LOG”, beoogde ruimtelijke beleid zal worden doorvertaald in de bestemmingsplannen buitengebied van de gemeenten Landerd en Mill en St. Hubert;

(2)

c. dat de gemeenten voornemens zijn om het LOG actief te ontwikkelen, om daarmee een duurzame ontwikkeling van de intensieve veehouderij op hun grondgebied te bevorderen;

d. dat de gemeenten dit voornemen hebben uitgewerkt in de op 10 mei 2007 door hen gesloten Samenwerkingsovereenkomst LOG Graspeel, hierna aan te duiden als “de SOK”, waarvan een kopie als bijlage 1 aan deze overeenkomst is gehecht;

e. dat de SOK voor de ontwikkeling van het LOG een onderscheid maakt tussen twee zogeheten trajecten, namelijk het traject infrastructuur en het traject verplaatsingen;

f. dat blijkens de SOK onder het traject infra valt de aanleg van wegen, het aanbrengen van het groen langs de wegen, het leggen van kabels en leidingen en het treffen van

voorzieningen voor afwatering;

g. dat de SOK onder het traject verplaatsingen verstaat het innemen van een actieve positie door de gemeenten ten opzichte van verplaatsingen van intensieve veehouderijen uit gebieden waar zij een knelpunt zijn naar het LOG, hetgeen in de SOK als volgt is uitgewerkt:

 “dit doen zij door in gezamenlijkheid een ontwikkelingsplan op te stellen waarin de optimale ontwikkelingsvariant voor de intensieve veehouderij wordt aangegeven.

 dit doen zij door de beleidsmatige knelpunten zo veel mogelijk op te heffen zodat de maximale ontwikkelingsvariant ook echt ingezet kan worden (denk aan handhaving, actief benaderen van ondernemers, toestaan van maximale

geurbelasting op geurgevoelige objecten conform de (nieuwe) Wet geurhinder en veehouderij etc.)

 dit doen zij door creatief mee te denken over oplossingen om mogelijke financieringstekorten te dichten

 dit doen zij door op een verantwoorde wijze sturing te geven ten aanzien van de inplaatsing van bedrijven, waarbij door de gemeenten wordt ingezet op

strategische verwerving van eigendommen. De provincie zal daaraan actief bijdragen door aankoop ten behoeve van de gemeenten. (Conform bijgevoegde nota “aankoopstrategie”)

 dit doen zij door alle drie dezelfde uitgangspunten te hanteren als het gaat om de prioritering en de waardebepaling van de verplaatsende bedrijven. (Conform bijgevoegde beleidslijnen “prioritering verplaatsende bedrijven” en “Beoordeling berekeningssystematieken”)”

h. dat de provincie ten aanzien van het voorlaatste punt, onder g, opmerkt dat zij geen partij is bij de SOK en dat haar bijdrage niet eerder wordt vastgelegd dan in de onderhavige overeenkomst;

i. dat de gemeenten de provincie hebben verzocht om steun bij het traject verplaatsingen en dat de provincie bereid is om aan dit verzoek tegemoet te komen zodanig dat zij het traject verplaatsingen samen met de gemeenten zal uitvoeren;

j. dat partijen in dit verband als uitgangspunt hebben vastgesteld dat de kosten en de eventuele opbrengsten van het traject verplaatsingen bij helfte (50% / 50%) zullen worden verdeeld tussen enerzijds de gemeenten en anderzijds de provincie;

(3)
(4)

Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:

Artikel 1. Doel van deze overeenkomst

1. Partijen stellen vast dat zij belang hechten aan de spoedige ontwikkeling van het LOG Graspeel, omdat hierdoor een bijdrage wordt geleverd aan een duurzame ontwikkeling van de intensieve veehouderij in drie gemeenten in een

reconstructiegebied van Noord-Brabant.

2. Partijen, en in het bijzonder de provincie, onderkennen hierbij dat het LOG Graspeel naar verwachting een van de eerste landbouwontwikkelingsgebieden op basis van een Noord-Brabants reconstructieplan voor het landelijke gebied is dat daadwerkelijk tot ontwikkeling wordt gebracht, waardoor het LOG Graspeel een voorbeeldfunctie kan vervullen;

3. Partijen beogen met deze overeenkomst hun samenwerking in het in de gemeentelijke samenwerkingsovereenkomst van 10 mei 2007 bedoelde traject verplaatsingen, onderdeel van de ontwikkeling van het LOG Graspeel, nader te regelen en hierbij met name hun financiële inspanningen te concretiseren.

4. De samenwerking in het traject verplaatsingen betreft de volgende terreinen:

 de verwerving van gronden en opstallen in het LOG;

 de uitgifte van gronden en opstallen in het LOG;

 het verlenen van planologische medewerking en milieuvergunningen aan intensieve veehouderijen die worden ingeplaatst in het LOG;

 het verlenen van financiële bijdragen aan intensieve veehouderijen die zich willen verplaatsen naar het LOG (verplaatsingsbijdragen en duurzaamheidsbijdragen);

 het ontwikkelen van zogeheten BiO-woningbouwkavels, met de financiële

opbrengst waarvan de verplaatsingsbijdragen en duurzaamheidsbijdragen kunnen worden terugverdiend.

Artikel 2. Verwerving van gronden en opstallen

1. Om ruimte te kunnen bieden voor de inplaatsing van intensieve veehouderijen die zich wensen te verplaatsen en te kunnen bepalen welke bedrijven worden ingeplaatst en invloed te hebben op de wijze waarop dat gebeurt, verwerven de gemeente Landerd namens de drie gemeenten en de provincie gronden en opstallen in het LOG.

2. Gronden en opstallen worden voor marktconforme prijzen verworven, op basis van de door de gemeenten gezamenlijk opgestelde nota Aankoopstrategie LOG Graspeel, die als bijlage .. bij deze overeenkomst is gevoegd.

3. Zodra de gemeente Landerd eigenaar is geworden van gronden of opstallen in het LOG, worden deze via een zogeheten A-B-C levering overgedragen aan de

provincie, waarbij de provincie de aankoop-, makelaars- en notariskosen, alsmede de kosten van bodemonderzoeken, hierna gezamenlijk aan te duiden als ‘de

verwervingskosten’, vergoedt aan de gemeente Landerd.

(5)

4. De verwervingskosten worden door de provincie ingebracht in de grondexploitatie, bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst.

5. Totdat de gronden en opstallen door haar worden vervreemd zorgt de provincie voor het beheer daarvan, door het (doen) maken van en (doen) toezien op de nakoming van afspraken over voortgezet gebruik door de bestaande gebruikers, of op andere wijze. De gemeenten verlenen de provincie hierbij desgevraagd bijstand in de vorm van feitelijke toezichts- en handhavingshandelingen.

6. De kosten en opbrengsten van het tijdelijke beheer als bedoeld in lid vijf worden buiten de grondexploitatie gelaten.

Artikel 3. Gronduitgifte

1. De door de provincie in het LOG verworven gronden en opstallen worden vóór 1 juli 2009 tegen marktconforme prijzen door de provincie verkocht aan door de

gemeenten voor te dragen verplaatsers, behorend tot de in artikel 6, eerste lid, aangeduide groeperingen, door het sluiten van een verkoopovereenkomst, al dan niet onder ontbindende voorwaarden.

2. Indien op 1 juli 2009 nog niet verkochte gronden voorhanden zijn voor de inplaatsing van een of meer intensieve veehouderijen, dan zal de provincie deze zo spoedig mogelijk tegen marktconforme prijzen verkopen aan een deelnemer aan de Beleidsregeling VIV.

3. Indien er naar het oordeel van de gemeenten klemmende redenen bestaan om de datum van 1 juli 2009 naar achteren te verplaatsen, dan kunnen partijen daartoe na overleg besluiten.

4. De opbrengst van de verkochte gronden en opstallen brengt de provincie in in de grondexploitatie, bedoeld in artikel 4.

Artikel 4. Grondexploitatie

Alle te verwachten uitgaven en inkomsten in het kader van de verwerving en uitgifte van gronden en opstallen in het LOG zijn opgenomen in de grondexploitatie die als bijlage .. is gevoegd bij deze overeenkomst.

Artikel 5. Sluiting van de grondexploitatie en verrekening

1. Nadat alle door de provincie verworven gronden en opstallen in het LOG zijn uitgegeven, doch uiterlijk op 31 december 2011, wordt de grondexploitatie gesloten door middel van het opmaken van de definitieve grondexploitatierekening door de gemeenten, in overleg met de provincie.

2. Het resultaat van de grondexploitatie komt voor de helft voor de rekening van de gemeenten en voor de helft voor de rekening van de provincie.

(6)

Artikel 6. Verplaatsingsbijdragen

1. Partijen wensen een aantal intensieve veehouderijen financieel te ondersteunen bij hun verplaatsing naar het LOG. Zij richten zich in dit verband op de volgende groepen:

 groene verplaatsers: intensieve veehouderijen afkomstig uit een extensiveringsgebied met het primaat natuur;

 rode verplaatsers: intensieve veehouderijen afkomstig uit een

extensiveringsgebied overig, niet gelegen binnen een afstand kleiner dan 250 meter tot een voor verzuring gevoelig gebied ingevolge de Wet ammoniak en veehouderij, of afkomstig van een niet duurzame locatie in een verwevingsgebied;

 groen-rode verplaatsers: intensieve veehouderijen afkomstig uit een

extensiveringsgebied overig en tevens gelegen binnen een afstand van 250 meter tot een voor verzuring gevoelig gebied ingevolge de Wet ammoniak en

veehouderij.

2. Tot de rode verplaatsers behoren in beginsel alleen de intensieve veehouderijen afkomstig uit een extensiveringsgebied overig, niet gelegen binnen een afstand kleiner dan 250 meter tot een voor verzuring gevoelig gebied ingevolge de Wet ammoniak en veehouderij. Een intensieve veehouderij afkomstig van een niet duurzame locatie in een verwevingsgebied wordt alleen tot de rode verplaatsers gerekend indien haar verplaatsing vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening en milieu tot een uitzonderlijk voordeel leidt.

3. Ten aanzien van de groene verplaatsers stellen partijen vast dat deze deelnemen aan de Beleidsregeling Verplaatsing Intensieve Veehouderijen 2005, hierna te noemen de Beleidsregeling VIV, en in aanmerking kunnen komen voor een subsidie op grond van de Subsidieregeling Verplaatsingskosten Intensieve Veehouderijen 2006, hierna te noemen de Subsidieregeling VIV, beide vastgesteld door

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en gezamenlijk aan te duiden als de VIV- regelingen.

4. Partijen merken de financiële voordelen die de groene verplaatsers aan de VIV- regelingen ontlenen als verplaatsingsbijdragen aan en zijn van oordeel dat deze bijdragen, behoudens het bepaalde in artikel 7, als maximum moeten worden beschouwd.

5. Aan de rode verplaatsers zullen de gemeenten, behoudens het bepaalde in artikel 7, in dezelfde mate financieel tegemoetkomen als de provincie zou doen op basis van de VIV-regelingen, indien deze verplaatsers voor de toepassing van deze regelingen in aanmerking zouden komen.

6. Ten aanzien van de groen-rode verplaatsers stellen partijen, behoudens het bepaalde in artikel 7, vast dat deze deelnemen aan de Beleidsregeling VIV en in aanmerking kunnen komen voor een subsidie op grond van de Subsidieregeling VIV, waarbij de door de provincie te betalen financiële tegemoetkomingen zijn gebonden aan de voorwaarde dat een derde partij, zoals een gemeente, een substantiële bijdrage wil leveren. In verband met deze voorwaarde komen partijen overeen dat de

(7)

gemeenten de helft van de door de provincie in het kader van deze regelingen te betalen financiële tegemoetkomingen voor hun rekening nemen.

Artikel 7. Duurzaamheidseisen en -subsidies

1. De gemeenten Landerd en Mill en St. Hubert zijn voornemens om aan alle intensieve veehouderijen die zijn gevestigd in het LOG of daar zullen worden ingeplaatst, en waar nodig en mogelijk ook aan de andere agrarische bedrijven in het LOG, verdergaande eisen te stellen wat betreft de duurzaamheid van de bedrijfsvoering dan wettelijk vereist, overeenkomstig het Ontwikkelingsplan De Graspeel, zoals dat in december 2007 is vastgesteld door de gemeenteraden.

2. Op verzoek van agrarische bedrijven die in het LOG zijn gevestigd of daar zullen worden ingeplaatst kunnen de gemeenten een duurzaamheidssubsidie verstrekken op de voet van de provinciale model - Subsidieverordening

duurzaamheidsinvesteringen agrarische bedrijven in het

landbouwontwikkelingsgebied, die als bijlage … bij deze overeenkomst is gevoegd.

3. Voor de beoordeling van de investeringsplannen op basis waarvan de

duurzaamheidssubsidies worden verstrekt kunnen de gemeenten een beroep doen op een deskundige van de provincie.

4. De gemeenten dragen zorg voor de nakoming van de administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de verstrekking van de duurzaamheidssubsidies, volgens het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van Verordening 1857/2006 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Europees Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die

landbouwproducten produceren, hierna te noemen Verordening 1857/2006.

5. De gemeenten verstrekken op verzoek van het Rijk alle informatie die in verband met de verstrekking van de duurzaamheidssubsidies nodig is ter voldoening aan een verzoek van de Europese commissie als bedoeld in de laatste volzin van artikel 20, tweede lid, van Verordening 1857/2006 en voor de opstelling van het verslag bedoeld in artikel 20, derde lid, van Verordening 1857/2006.

6. Indien een gemeente een duurzaamheidssubsidie verstrekt aan een groene

verplaatser als bedoeld in artikel 6, dan vergoedt de provincie het subsidiebedrag aan de gemeente, zodra het is uitbetaald.

Artikel 8. Terugverdienen door ontwikkeling BiO-woningbouwkavels

1. Voorzover er geen andere financieringsbron voorhanden is, zullen de gemeenten hun financiële tegemoetkomingen als bedoeld in het vijfde en zesde lid van artikel 6 (verplaatsingsbijdragen) en in het tweede lid van artikel 7 (duurzaamheidssubsidies), inclusief rente, terugverdienen door middel van de ontwikkeling van

woningbouwkavels op basis van en in overeenstemming met de nota Buitengebied in Ontwikkeling, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 20 juli 2004 en nader uitgewerkt in de Beleidsnota Verbrede inzet van de aanpak Ruimte

(8)

voor Ruimte, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 27 juni 2006; deze kavels worden hierna aangeduid als “BiO-woningbouwkavels”.

2. De gemeenten doen al hetgeen in hun vermogen ligt om de nodige opbrengsten uit de ontwikkeling van BiO-woningbouwkavels te verwezenlijken vóór 1 januari 2012.

Artikel 9. Risico niet terugverdienen

1. Zodra de gemeenten hun financiële tegemoetkomingen, inclusief rente, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, hebben terugverdiend, geven zij hiervan kennis aan de provincie.

2. Indien het de gemeenten niet lukt om alle financiële tegemoetkomingen, inclusief rente, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, vóór 1 januari 2012 terug te verdienen, dan treden partijen in overleg om te bezien of deze tegemoetkomingen met rente na deze datum alsnog geheel kunnen worden terugverdiend door de ontwikkeling van BiO- woningbouwkavels.

3. Indien de uitkomst van het in lid 2 bedoelde overleg is dat de financiële

tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, inclusief rente, niet binnen een door partijen als redelijk beschouwde termijn alsnog geheel kunnen worden

terugverdiend, dan komt het niet terug te verdienen gedeelte voor de helft voor de rekening van de gemeenten en voor de helft voor de rekening van de provincie, behoudens het bepaalde in het vierde lid van dit artikel.

4. Indien een gemeente aan een eigenaar van een BiO-woningbouwkavel op grond van een vordering uit onverschuldigde betaling de bijdrage moet terugbetalen die deze in het kader van het traject verplaatsingen heeft betaald voor de kwaliteitsverbetering van het buitengebied, dan treden partijen in overleg om de gevolgen hiervan te bezien. Uitgangspunt in dit overleg is dat de gemeenten enerzijds en de provincie anderzijds elk de helft van de terugbetaling voor hun rekening nemen.

Artikel 10. Financieel overzicht in verband met bijdragen en subsidies

Bij de grondexpoitatie, bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, is een overzicht gevoegd van alle te verwachten uitgaven in het kader van de verstrekking van verplaatsingsbijdragen als bedoeld in artikel 6 en duurzaamheidssubsidies als bedoeld in artikel 7 en alle te

verwachten inkomsten die daar tegenover staan.

Artikel 11. Actualisering grondexploitatie en financieel overzicht

De grondexploitatie als bedoeld in artikel 4 en het financieel overzicht als bedoeld in artikel 10, worden in overleg met de provincie elk kwartaal geactualiseerd door de gemeenten, of zoveel vaker als één van partijen dit noodzakelijk acht, om te beginnen op 1 januari 2008.

Artikel 12. Rente

Voor alle te financieren uitgaven wordt in de grondexploitatie en in het overzicht bedoeld in artikel 11 een rentelast opgenomen van 5% jaarlijks.

(9)

Artikel 13. Planologische medewerking

Partijen zullen zich, met inachtneming van hun publiekrechtelijke verantwoordelijkheden, inspannen om de in het kader van het traject verplaatsingen vereiste planologische medewerking vlot te verlenen; onder het traject verplaatsingen wordt in dit verband mede begrepen de ontwikkeling van de nodige BiO-woningbouwkavels.

Artikel 14. Milieuvergunningen

1. Partijen zullen zich, met inachtneming van hun publiekrechtelijke

verantwoordelijkheden, inspannen om de in het kader van het traject verplaatsingen vereiste milieuvergunningen vlot te verlenen.

2. De gemeenten zorgen ervoor dat zij uiterlijk op 1 juli 2009 alle milieuvergunningen voor agrarische bedrijven in de extensiverings- en verwevingsgebieden op hun grondgebied, voorzover daarvan gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar voorafgaande aan de datum van ondertekening van deze overeenkomst geen gebruik is gemaakt, hebben ingetrokken.

3. De gemeenten zorgen ervoor dat zij uiterlijk op 1 juli 2009 alle agrarische bedrijven in de extensiverings- en verwevingsgebieden op hun grondgebied die zijn gemeld op grond van het Besluit landbouw en milieubeheer of het Besluit glastuinbouw of enige andere op artikel 40 van de Wet milieubeheer gebaseerde algemene maatregel van bestuur, voorzover deze bedrijven ten tijde van de ondertekening van deze

overeenkomst feitelijk niet meer worden geëxploiteerd, schriftelijk op de hoogte hebben gesteld van de vaststelling van dit feit en van het gegeven dat voor een eventuele hernieuwde exploitatie een nieuwe melding vereist is.

Artikel 15. Duur van deze overeenkomst

1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de dag na die van de ondertekening door partijen.

2. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot het moment waarop de verrekening op grond van artikel 5, tweede lid heeft plaatsgevonden en de kennisgeving als bedoeld in artikel 10, eerste lid is gedaan. Indien deze kennisgeving niet vóór 1 januari 2012 wordt gedaan, dan eindigt deze overeenkomst op het

moment dat alle in artikel 10, tweede lid, bedoelde kosten alsnog zijn terugverdiend of, ingeval toepassing wordt gegeven aan artikel 10, derde lid, op het moment dat de verrekening als bedoeld in artikel 10, derde lid, heeft plaatsgevonden.

Artikel 16. Onvoorziene omstandigheden

1. Indien zich tijdens de uitvoering van deze overeenkomst omstandigheden voordoen die bij het aangaan van deze overeenkomst niet waren voorzien dan wel in

belangrijke mate afbreuk doen aan de uitgangspunten van partijen bij deze overeenkomst, en die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van deze overeenkomst door de partijen of één van hen, treden partijen hierover in overleg.

(10)

2. Het door partijen te voeren overleg zal zijn gericht op het treffen van een vervangende regeling van een zodanige inhoud dat de strekking van het te vervangen voorschrift of de te vervangen voorschriften van deze overeenkomst zoveel mogelijk in stand blijft.

Artikel 17. Aanvulling en/of wijziging van de overeenkomst

1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken deze overeenkomst te wijzigen. Partijen treden binnen twee weken na een dergelijk verzoek in overleg over wijziging van de overeenkomst.

2. Een wijziging van deze overeenkomst behoeft schriftelijke toestemming van alle partijen. De wijziging en de verklaring van toestemming wordt in afschrift als bijlage aan deze overeenkomst gehecht.

Artikel 18. Geschillen

1. Partijen kunnen geen beroep doen op de burgerlijke rechter in geval van niet of onvoldoende nakomen van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen door één of meer partijen.

2. Indien tussen partijen een verschil van inzicht ontstaat over de toepassing van deze overeenkomst, zullen partijen in overleg treden om dit verschil van inzicht tot een oplossing te brengen.

3. Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet leidt tot een voor alle partijen bevredigende oplossing, stellen partijen een commissie in die binnen twee maanden komt met een voor alle partijen bindend advies. De gezamenlijke gemeenten en de provincie benoemen elk één lid in deze commissie, waarbij geldt dat deze persoon op geen enkele wijze verbonden kan zijn aan een van de partijen. Gezamenlijk

benoemen de twee leden een derde lid dat tevens de rol van voorzitter vervult.

Artikel 19. Slotbepalingen

1. Waar in deze overeenkomst een beslissing of handeling van een gemeente wordt verlangd, moet deze worden genomen respectievelijk verricht door het college van burgemeester en wethouders, tenzij in deze overeenkomst of bij wettelijk voorschrift uitdrukkelijk anders bepaald.

2. Waar in deze overeenkomst enige beslissing of handeling van de provincie Noord- Brabant wordt verlangd, dient die te worden genomen respectievelijk verricht door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant, tenzij in deze overeenkomst of bij wettelijk voorschrift uitdrukkelijk anders is bepaald.

Aldus overeengekomen en in viervoud ondertekend te … op … december 2008

Gemeente Mill en St. Hubert, ………….. , Burgemeester

(11)

Gemeente Landerd, …………. , Burgemeester

Gemeente Grave, ………….. , Burgemeester

Provincie Noord-Brabant, ………….. , Gedeputeerde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens

Partijen baseren het verzoek tot ontheffing op de grond dat door het in acht nemen van de verplichte wachtperiode onherstelbare schade zal worden toegebracht aan de voorgenomen

ontheffinghouder. ACM merkt op dat indien een afnemer wenst over te stappen naar een andere leverancier, deze afnemer zelf de meetverantwoordelijkheid dient in te richten. Uit de

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de E-wet (voor zover relevant) is sprake van een net als er één of meerdere verbindingen voor het transport van elektriciteit

De Representatieve Organisaties nemen de verplichting op zich om in een eventueel bezwaar of beroep tegen de tarievenbesluiten geen grieven en beroepsgronden aan te voeren tegen

Hierin is medegedeeld dat Nimbus Investment Fund III Coöperatief U.A., onderdeel van de Nimbus groep, voornemens is uitsluitende zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel

Binnen de centrale is een productie-installatie gelegen die bestaat uit productie-eenheden die door middel van de geschikte afvalcomponenten elektriciteit opwekken (artikel 1 lid

d) Er worden niet meer dan 500 niet-huishoudelijke afnemers aangesloten, conform artikel 15, eerste lid, onderdelen d en e, van de E-wet. De ACM heeft deze criteria beoordeeld