• No results found

Het op eigen initiatief en zonder overleg afwijken van het programma van Toetsing en Afsluiting kan de belangen van de leerlingen en de school schaden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het op eigen initiatief en zonder overleg afwijken van het programma van Toetsing en Afsluiting kan de belangen van de leerlingen en de school schaden"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

108987 - Beroep tegen berisping ongegrond. Het op eigen initiatief en zonder overleg afwijken van het programma van Toetsing en Afsluiting kan de belangen van de leerlingen en de school schaden.

UITSPRAAK in het geding tussen:

de heer [appellant], wonende te [plaatsnaam], appellant, hierna te noemen [appellant]

en

het College van Bestuur van [verweerder], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de werkgever

gemachtigde: de heer mr. M.G. Hofman

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij beroepschrift van 7 oktober 2019, ingekomen op 10 oktober 2019, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 30 augustus 2019 om hem een schriftelijke berisping op te leggen wegens plichtsverzuim.

De werkgever heeft op 12 december 2019 een verweerschrift ingediend, aangevuld op 22 januari 2020.

De hoorzitting ter behandeling van het beroep vond plaats op 29 januari 2020 te Utrecht.

[appellant] is, vergezeld van een vriendin, ter zitting verschenen.

Namens de werkgever is de heer [directeur] van [de vestiging], ter zitting verschenen, daartoe bijgestaan door de gemachtigde.

De werkgever heeft een pleitnotitie overgelegd.

2. DE FEITEN

[appellant], geboren op [geboortedatum] 1956, is sinds 1 augustus 2011 in dienst van [verweerder]. [appellant] is werkzaam als docent wiskunde op [de vestiging] in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang.

Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo.

Bij brief van 10 juli 2019 heeft de werkgever aan [appellant] een voornemen tot schriftelijke berisping wegens plichtsverzuim medegedeeld, vanwege het zonder overleg afwijken van het programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) van klas 3 als gevolg waarvan er twee cijfers ontbreken in de berekening van het eindcijfer voor het vak wiskunde.

[appellant] heeft bij brief van 28 augustus 2019 verweer gevoerd tegen dit voornemen.

De werkgever heeft [appellant] bij besluit van 30 augustus 2019 meegedeeld hem een schriftelijke berisping op te leggen wegens plichtsverzuim.

Tegen dit besluit is het beroep gericht.

(2)

3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN [appellant]

Een disciplinaire maatregel is een te zware straf voor hetgeen is voorgevallen.

[appellant] ontkent de hem verweten feiten niet. Hij is echter wel van mening dat de door hem in zijn verweer naar voren gebrachte verzachtende omstandigheden door de werkgever onvoldoende zijn belicht en meegewogen.

[appellant] geeft aan dat de werkdruk erg hoog is. Dit heeft, in combinatie met tijdgebrek door het wijzigen van het rooster van 4 naar 3 lesuren per week en omdat sprake was van lastige klassen, geleid tot zijn beslissing in juni 2019 om twee toetsen over de hoofdstukken 8 en 10 niet af te nemen. [appellant] heeft daarbij de afweging gemaakt dat het beter is om zich te richten op het geven van kwalitatief hoogstaande lessen in plaats van gehaast en kwalitatief onwaardig onderwijs. Ook heeft hij ervoor gezorgd dat de stof waarover geen toets is afgenomen wel in de les is behandeld en dat alle derde klassen dezelfde stof hebben

behandeld. Bovendien werd de stof deels in de andere toetsen, zoals de reken- en eindtoets, getoetst. Dit alles levert geen plichtsverzuim op.

Omdat [appellant] de enige docent wiskunde is die les geeft aan de derde klassen vond hij het niet zinvol en noodzakelijk om dit met zijn collega’s te bespreken. Hij zal dat in de toekomst wel doen. Omdat de toetsen geen deel uitmaken van het schoolexamen was het ook niet nodig om dit aan de examencommissie te melden. [appellant] was niet bekend met de passage over het PTA in het personeelshandboek van de school, waarin is vermeld dat je niet zonder toestemming van de examencommissie mag afwijken van het PTA. Pas in een vergadering van mei 2019 heeft de werkgever aangeven dat het PTA vanaf dat moment strikt gevolgd moest worden. Desgevraagd verklaart [appellant] dat hij deze mededeling zo heeft uitgelegd dat hij zich vanaf het volgend studiejaar strikt aan het PTA diende te houden. Ook werd geadviseerd het PTA zo aan te passen dat het haalbaar was. Dit bevestigt dat de tijdsdruk te hoog was om volledig aan het PTA te voldoen.

[appellant] heeft vorig jaar dezelfde beslissing genomen en zich ook toen niet aan het PTA gehouden. Er is hem toen nooit verteld, ook niet in het kader van het verbetertraject waarin [appellant] zit, dat dit onjuist was. [appellant] was zich dan ook van geen kwaad bewust toen hij opnieuw deze keuze maakte. De keuze heeft overigens ook geen gevolgen gehad; er hebben geen leerlingen geklaagd.

De werkgever handelt niet als een goed werkgever door hem een berisping op te leggen in plaats van hem te ondersteunen om hem naar het door de werkgever gewenste niveau te brengen. Het opleggen van een berisping, en de aankondiging van het voornemen daartoe op de eerste dag van de zomervakantie, heeft een verhogend effect op de werkdruk en stress die hij al enige tijd ervaart.

De werkgever

[appellant] is op eigen initiatief, en zonder enig overleg afgeweken van het PTA. Gelet op het sluitende karakter van het PTA behoren er geen afwijkingen plaats te vinden. Indien

[appellant] daadwerkelijk van mening was dat van hem niet kon worden gevergd om het PTA te volgen, had hij daarover overleg moeten voeren met andere betrokkenen en zijn

leidinggevende. Hoge werkdruk, lastige klassen en stress legitimeren niet dat [appellant] dit heeft nagelaten.

(3)

Het is onaanvaardbaar dat een docent met meer dan 37 jaar ervaring in het onderwijs die bovendien sectievoorzitter is, stelt dat hem niet verteld was dat hij zich aan het PTA diende te houden. Hij kan zich niet op onwetendheid beroepen. Ook in het personeelshandboek staat dat de docent beslist niet mag afwijken van het PTA. Daarnaast is mei 2019 een vergadering met het personeel belegd, waarin de werkgever het belang van het PTA extra heeft benadrukt, ook vanwege de landelijke ontwikkelingen rondom bepaalde scholen die het PTA niet hadden nageleefd.

De handelwijze van [appellant] levert wel degelijk plichtsverzuim op, op grond waarvan de werkgever in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van een schriftelijke berisping. [appellant] was al eerder, te weten op 3 en 8 juni 2019, gewaarschuwd betreffende zijn functioneren en zijn houding en gedrag, in het bijzonder ten aanzien van het niet nakomen van gemaakte afspraken. Daarbij is hij erop gewezen dat bij herhaling een disciplinaire

maatregel zou volgen. Ook recent, op 17 november 2019, heeft [appellant] een waarschuwing gekregen omdat hij een toets heeft gepland buiten het PTA om, hetgeen tot klachten van leerlingen heeft geleid.

In het PTA zijn de afsluitende toetsen per vak beschreven; de input daarvoor is afkomstig uit de sectie. [appellant] is dus zelf als sectievoorzitter daarbij betrokken geweest.

De toetsen die geen onderdeel zijn van het schoolexamen zijn niettemin van belang omdat deze meewegen bij de beslissing over de bevordering van de leerlingen naar het volgende schooljaar. Als wordt afgeweken van het PTA wordt de overgangsbeslissing genomen op basis van minder toetsmomenten. De leerlingen kunnen hierdoor ernstig benadeeld worden. Dat er geen concrete klachten zijn gekomen, doet daar niet aan af.

Omdat [appellant] ernstig in gebreke is gebleven, is het opleggen van een berisping, als lichtste disciplinaire maatregel, een passende reactie op het plichtsverzuim.

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid

Aangezien het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 19 lid 1 cao vo, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk.

De berisping

De Commissie stelt vast dat de werkgever de voor het treffen van een disciplinaire maatregel in artikel 10.a.9 cao vo voorgeschreven verweerprocedure correct heeft gevolgd.

De Commissie toetst of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om [appellant] een disciplinaire maatregel op te leggen. De Commissie toetst dat als volgt:

- Staan de feiten waarop de beslissing is gebaseerd vast?

- Zo ja, kan het handelen of nalaten van de werknemer worden aangemerkt als plichtsverzuim als bedoeld in artikel 10.a.8 lid 2 cao vo?

- Als dat het geval is, is het opleggen van een disciplinaire maatregel daarop een passende reactie?

- Is de opgelegde maatregel in juiste verhouding tot het vastgestelde plichtsverzuim?

(4)

De werkgever heeft aan het opleggen van de schriftelijke berisping ten grondslag gelegd dat [appellant] zonder overleg is afgeweken van het PTA van klas 3 als gevolg waarvan er twee cijfers ontbreken in de berekening van het eindcijfer voor het vak wiskunde. [appellant] erkent dat hij twee toetsen niet heeft afgenomen en dat hij daarover geen overleg heeft gevoerd met zijn leidinggevende noch met de examencommissie.

Daarmee staan de feiten die ten grondslag liggen aan de opgelegde maatregel vast.

Onder plichtsverzuim als bedoeld in artikel 10.a.8 lid 2 cao vo wordt verstaan het overtreden van de voor de werknemer geldende voorschriften, het niet nakomen van hem opgelegde verplichtingen, alsmede het doen of nalaten van datgene dat de werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie behoort na te laten of te doen.

Het PTA bevat onder meer een nauwkeurige weergave van de wijze waarop de school het schoolexamen afneemt en is daarmee een voor de leerlingen, de docenten en de school belangrijk document. Het op eigen initiatief en zonder enig overleg afwijken van het PTA, zoals in casu is gebeurd, kan de belangen van de leerlingen en de school schaden. Van [appellant]

mocht als zeer ervaren docent en sectievoorzitter, verwacht worden dat hij zich dat zou realiseren. Dat het niet afnemen van de twee toetsen, zoals [appellant] stelt, geen concrete gevolgen voor de leerlingen heeft gehad, is dan ook in dit kader niet relevant.

[appellant] heeft zich beroepen op de door hem ervaren hoge werkdruk, de tijdnood en de lastige leerlingen. Wat daar ook van zij, dit ontslaat [appellant] niet van de verplichting zorg te dragen voor een deugdelijke examinering van zijn leerlingen. Bij een goede uitoefening van zijn functie zou [appellant] het PTA hebben gevolgd en daar in ieder geval niet zonder de

instemming van leidinggevenden van zijn afgeweken. Het staat daarom vast dat [appellant]

heeft nagelaten wat hij bij een goede uitoefening van zijn functie behoorde te doen. De Commissie merkt dit aan als plichtsverzuim.

De vraag of het opleggen van een disciplinaire maatregel gelet op het plichtsverzuim een passende maatregel is, wordt beoordeeld naar de omstandigheden van het geval.

De Commissie constateert dat [appellant] een gewaarschuwd man was doordat de werkgever hem eerder schriftelijk heeft gewezen op het belang van het nakomen van gemaakte

afspraken. Bovendien vermeldt het personeelshandboek van de school dat een docent niet mag afwijken van het PTA zonder raadpleging van de examencommissie.

Daar komt nog bij dat de werkgever in mei 2019, derhalve kort voordat [appellant] in juni 2019 de afweging heeft gemaakt om twee toetsen niet af te nemen, de werkgever in een

vergadering naar aanleiding van de landelijke ophef rondom de examinering het belang van het naleven van het PTA heeft benadrukt. Desondanks heeft [appellant] zonder overleg

besloten om zich niet te houden aan het PTA. [appellant] heeft nog aangevoerd dat hij zich ook het jaar daarvoor niet aan het PTA zou hebben gehouden. De Commissie heeft op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting geen indicatie dat in het verleden een ander beleid zou zijn gevoerd dan wel dat het beleid in het verleden niet zou zijn nageleefd.

Naar het oordeel van de Commissie is het opleggen van een schriftelijke berisping onder voornoemde omstandigheden een passende reactie.

Gelet op de ernst van het plichtsverzuim acht de Commissie de opgelegde maatregel proportioneel.

(5)

Alles overziende is de Commissie van oordeel dat de werkgever [appellant] in redelijkheid de disciplinaire maatregel van een berisping heeft kunnen opleggen.

5. OORDEEL

Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond.

Vastgesteld te Utrecht op 20 februari 2020 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris.

mr. L.C.J. Sprengers mr. R.M. de Bekker

voorzitter secretaris

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Soos ook in die literatuur aangedui is daar in dié studie bevind dat studente steeds deur middel van afstandsleer ʼn kwalifikasie kan verwerf ongeag uitdagings om tyd in te ruim

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk