XI
De puberteit
In het
vorige hoofdstuk hebbenwe iets
gezien vande
verande-ringen, die zich
voordoenin
de puberteitbij
onze kinderen.In dit
hoofdstukwillen we wat
ze5genover de houding van vader
en moeder ten opzichte van de puberin
verband met de moeilijkheden,die zich
kunnen voordoenin
dezeleeftijd.
Tenslottewillen we
een enkele opmerking plaatsenover de
invloedvan
leeftijdgenoten op de puber.De functie van vader
en moedertijdens
depuberteit
We
letten eerstop de
situatie thuis gedurende de puberteit van hetkind.
Van het grootste belangis,
hoe de verhouding tussen va-der
en moederis,
alshet kind in
de puberteit verkeert. Nogmaals halenwe aan: "Het kind in
de puberteit ervaarthet
doorgaans als eengroot
geschenk, als vader en moederin
liefde met elkaar om- gaan." Op
het menselijkevlak is dit
waarschijnlijkwel
het grootste dat vader en moeder hunkind
kunnen schenken. Vader en moeder die elkaar lieftrebben. Kohnstamm zegt ervan:"Er
is nauwelijks een ander geschenkte
noemen vanzo
overheersende waardevoor
kin-deren, als de erkenning van de ganse adel der liefde tussen man
ott
De ganse adelvrouw
aan het voorbeeld der ouders.En er is
bijna geending, dat
der liefdede kinderziel zo schokt, als
dit
ideaalte
zien vergaan.Wel
hem,of
haar, die gedurende het ganse leven het lichtend voorbeeld van die ouderlijke liefdeblijft
begeleiden."
Ouders die nietaltijd
met elkaartwisten of
tussenwie niet
voortdurendeen
gespannen zwijgen heerst. Nogmaals. de onenigheid tussen vader en moederwordt
uit-Ritualisering
Uithuizigheid
Dn punenratr
gevochten op de rug van het
kind;
vooral ook op derug
van de pu- ber. Daar moeten we eerst aan denken.We kijken even naar vader. Hoe is het vaak met hem gesteld, als het
kind in
deze periode verkeert.In
de omgang met moeder dreigter
gemakkelijk een ritualiseringin
de liefde zoals we eerder zagen.En
moederzal
zich ten opzichte van vader, daaraan ook niet geheel hebben onttrokken.Er
kan dus sprakezijn
van een bepaalde ritualisering in de liefde tussen vader en moeder.En
deze ritualiseringwordt
door de puber nujuist
niet begrepen. Want de puberkomt in
eefl nieuwe wereld.En die nieuwe wereld kent geen compromis. De puber leert de din- gen kennen in hun absoluutheid.
Door die ritualisering, komt de liefde tussen vader en moeder, in
het
gunstigste geval,op het kind
waarschijnlijkover als
een 'met elkaar omgaan', een 'elkaar verdragen'. Mede daarom kan de puberzich
verzetten tegenzijn
ouders.Wat is er
overgeblevenvan
de spontaneïteitin hun
liefdesleven.Is het
geen sleur geworden. De puber zaldit
zeker ervaren als een groottekort. En
als danin
zÍjn leven de verliefdheid ende
liefdezich zal
gaan openbaren, zalhij
zich zeker voornemenal
deze dingen later anders te doen.Hij
weet nog niet dat ookin
de gewoonte liefde zit.Het kan zijn, als
onskind de leeftijd van de
puberteit bereikt heeft, dat vaderzich
ingewerkt heeftin
vele zaken buitenshuis. Als vaderwat
capaciteiten heeft op het sociale vlak enwat
carrière ge- maaktheeft,
zalhij zo
langzamerhandwel
vele vergaderingen heb-ben, in veel
besturenzitten en 's
avondsweinig thuis zijn.
Dat daarbijtot
op zekere hoogteook
sprakeis
van een ontvluchten van het eigen thuis, moet niet uitgesloten worden.Vaak komt het voor dat als vader nog een avond thuis
is, hij
alshet ware
looptte
denken aanwat hij
eventueel nogkan
doen om zich nuttigte
maken.Welk werk
kanhij er
nogbij
nemen.Het
is misschienniet
alleen een zekere uithuizigheiddie
hemdrijft,
maar ook een wat beangstigend plichtsgevoel dat hemtot
werken dwingt.Maar door
deze dingenis zijn
positie als vader tochwel in
deer-lijke
mate verzwakt.Hij
kan uitgebreid bezig zijn met kerkelijke za-ken,
waartoehij al of niet
een roeping gevoelt, maarom zijn
op-voedingsplichten bekommert
hij zich
nauwelijks.Als hij zich
nog 376Dr
pustnTEffals opvoeder gedraagt, dan
is dit
meestal bezet met een grote haast."Vlug,
wantik
heb nu geentijd,
het werk wacht. "Het laat zich
aanzien, datde
vaderdie op
een dergelijke wijze bezigis, weinig tijd
heeftom tot
zichzelfin te keren,
zichte
be- zinnenop
de taak, diehij
heeftin het
gezin. Doorgaanszal
vader danook in zijn
doen en laten iets haastigs krijgen.En
alshij
al niet een zekere nonchalance aan de dag legt ten opzichte vanzijn
gezin,juist
dan zalhij
vaak als een autoritairefiguur voor
de dag komen.De huiselijke beslissingen moeten dan snel genomen worden. Wei-
nig tijd ook om
metde
kinderente
overleggen.'s
Zondags moet vader uitrustenen in
de vakantie moethij op
krachten komen. En de puber heeft waarschijnlijkjuist
een vader nodig die ook eenstijd voor
hem heeft.De
puber heeftniet
iemand nodigdie zich
overal mee bemoeit. maar tochook niet
iemanddie altijd
onbereikbaar is omdathij
afwezig is endie,
alshij
aanwezigis,
toch psychisch af- wezigis.
Niet alleen mist vader daardoor een groot gedeelte van de opvoeding vanzijn
kinderen, maarhij mist
daardoorook de
kans datzijn
kind hem deelgenoot maakt van zijn problemen. En nu weetik wel,
de puberkomt
doorgaansniet
metzijn
problemenbij
zijnouders,
of
vaakjuist
niet eerder dan wanneerhij
denkt ze opgelostte
hebben: maar toch wensthij wel
datde
interesseer is bij
zijn oudersen in dit
gevalbij zijn vader. In
dezeleeftijd
hebben de kinderen vader vaakniet
gekend.Zou het
niet goedzijn voor
hetkind,
als vaderjuist in
deze leeftijd niet overal meer naar toe hoeft en niet overal zo nodig aan mee moet doen en niet elke vergadering hoeftbij
te wonen. Zou het niet ook een zegenzijn
als vader,al of niet
gedwongen, geen permanente slaafis
vanzijn werk,
maar dathij ziet.
dater ook
nog andere dingenin het
levenzijn. En
dathij
ook ziet, dathij
kinderen heeft en een taak in het gezin heeft.Nu
weetik wel,
datdit
alleswat uit
hetlid
getrokkenis,
maar latenwe er
eens aan denken.Het is
ookwel
eens gemakkelijk om, als men wat moeis,
het huis te verlaten om op een vergadering die echt niet zo noodzakelijkis,
watuit
te rusten. Maar vader verwaar- loost danwel zijn
opvoedkundige taak.Zijn
nuwerkelijk
al die ver- gaderingenzo nodig. Zou het voor
vaderzelf ook niet
een goede zaakzijn,
alshij
de plaatsin zijn
gezin weer inneemt en niet langer mee doet aandie
vergadercultuur van tegenwoordig,die
eigenlijkniet
anders doet, dan de taak van vaderin
de opvoeding uithollen.Psychisch afwezig
Vergader- cultuur
De
runnnretr
Naast
zijn werk is
vaders plaats thuis.Bij zijn vrouw. Bij zijn
kin- deren. Ja maar...
Jazeker.Als
vaderdit
zou doen,wordt
moeders taakook weer
anders.Tegenwoordig heeft
ze
vaakvoor
vader en moeder tegelijkte
han- delen.Dat
is geen doen. Hetis ook in strijd
met de opvoedkundige mogelijkheden van moeder.Iemand heeft eens terecht gezegd:
"Als
vader weer vader wordt,kan
moeder weer moeder worden." Als
vaderniet altijd
elders is, dan kan moeder weer zinvol bezigzijn in
haarhuis.
En'dan bedoelik
niet bezig zijn met nog meer stofzuigen enzovoort, maar dan be- doelik:
bezigzijn in
de wezenlijk vrouwelijke functies. Dan kan zehaar huis
charme geven, gezelligheid.Dan kan ze
maken, zoalsLuther
zegt. dar. vader het huis nadert met een glimlach opzijn
ge-zicht,
omdathij
thuískomt. En
datis
niet romantisch, datis
nood-zakelijk. Nu is
hetmogelijk,
dat iemandopmerkt: "De vrouw
nog meer thuis?Nog
meer haar taak vindenin
huis?In
dezetijd, juist
Emancipatie
nu. in
dezetijd
van emancipatie?" Laten we eerstdit
mogen opmer- ken.Als ik
vrouwen tegenwoordig zie, zich haastend naar hun werk buitenshuis, danzie ik
zetoch ook niet
getooid met een glimlach van geloof, hoopen
liefde ophun
gezicht. Vaaktreft
de harde uit- drukking van het gelaat. Zou de vrouw het beter naar haarzin
heb- bennu ze in
zeker opzicht geëmancipeerdis. Is
zewel
geëmanci- peerd. Eens had een hoogleraar het over de nivellering van de ver- schillen tussen de jongen en het meisjein
de puberteit.Hij
bedoelde daar mee, dat het meisje, hoewel zein
psychisch opzicht ouder is,zich
tegenwoordigin
haar psychische ontwikkeling vaakricht
naar dejongen.
Daarmee verlaagtze zich. Daalt in
psychischezin
af naar dejongen, in
plaats van dat de jongen zich psychisch aan het meisjeoptrekt. Die
hoogleraarvond dat
geen gunstige ontwikke-ling. Is het nu
misschienook niet zo,
datde vrouw zich in
haar emancipatiestrevenjuist richt
naarde
man.Ze wil
hetzelfde doen, hetzelfde bereiken.Ze heeft
rechtop
hetzelfdeals de
manen
zeheeft er niet in het minst erg in.
datze zo haar
eigen persoon-lijkheid
geweld aandoet.Dat ze zich verwijdert
vanzichzelf.
Van haar wezenlijkvrouw-zijn.
Ze heeft zich begeven op het terrein van de man, de verte,terwijl
ze, en datis
het erge, haar eigen terrein, de nabijheid, daarvoor verlaten heeft.Ze is door
deze emancipatiejuist niet
gekomentot
eenvolledig vrouw-zijn.
Integendeel,ze
iseen nabootser geworden.
Ze
heeft haar eigen, wezenlijke persoon- 378Dn
punmtztr
lijkheid
geweld aangedaan.Is
hetniet vaak zo,
datze,
doordat zezich tekort
gedaanvoelt,
buitenshuisis
gaanwerken.
Misschienwordt
hetwel
hoogtijd,
dat ze weer naar huis terugkeert en haar thuis inhoud geeft, dat ze derijkdom
daarvan gevoelen mag.En
nu bedoelik
daar niet mee, dat ze niet eens mag uitgaan enaltijd
aanhuis gebonden moet
zijn. Ik
bedoel daarmee, dat ze door de identi- ficatie met de man niettot
zichzelf gekomen is en daardoor de din- gen binnenshuis met tegenzin doet.De vrouw
moet de mogelijkhe- denweer
lerenzien,
de mogelijkhedendie
ze thuis heeft-
samen met vader-
enjuist ook in
het bijzonder tegenover haar kinderen, alsde
Heere die haar geschonken heeft. Misschienis
het dan welzo, datjuist door de
opvoedingin de
puberteit, vaderen
moeder zichzelfweer
mogen leren kennen,weer wat op
zichzelf terugge- worpen worden; weerwat tijd krijgen voor
elkaar envoor
de kin-deren. Dan geeft moeder weer veiligheid
in
de nabijheid. Dangeeft
veitlgheid invader weer
de
leiding en veiligheidin
de verte. Dan doethij weêr
de verte enmee.
Dan
heeftook hij
een beslissende stem.Dan durft hij wêêr
veiligheidJa' en 'nee' te
zeggen.Niets is
misschien opvoedkundig slechter nauijdan een
'vage'
vader en moederte
hebben.Dan is
een autoritaire vader nog veel beter. Een vader, die beslist. Dan kan de puber daar misschienwel
enigszins onder lijden; alhoewel niet zo spoedig. Dan zal de puber niet zo spoedig tot die besluiteloosheid komen waar hij anders toegebrachtwordt,
omdater
nooit een wezenlijke beslissing genomen wordt.Daar komt
bij,
dat de puber deze dingen vaak helder gaat waar- nemen, dathij
de verhoudingen tussen vader en moeder en tussen ouders en kinderen gaat aanvoelen, dathij zich niet
laat afschepen met een praade. maar de dingen gaat doorzien. Het spelis
voorbij.Het
is voor
de puber geen spel.Hij
vraagt om wezenlijkheid, wer-kelijkheid in elk
opzicht.Hij is
geen toeschouwer,hij is er bij
be-trokken.
Vaak betrokkenop
een zeeÍ gevoelige manier.De
puberwordt juist in
dezeleeftijd
vaak psychisch gekneusd.Het is
vaaktoch al moeilijk
genoegvoor hem. Niet
datwe
de puberdoor
diken dun willen
verdedigen.Daar
gaathet in het
geheelniet
om.Maar
ik
zov zo graag op verschillende dingen willen wijzen.Zo
kan hetzijn,
zoals eens iemand opmerkte, dat de sterk over- heersende vader teweinig
ruimte laatvoor vrouw
en kinderen; dathij
weinig mogelijkheden voor hen doet overblijven. En dat zal ookRuimte
De
punmlttr
zo zijn.
Vader moetook
niette
sterk overheersendzijn. Maar
ookin
geen gevalte
slap. Dat overheersen kanook
voortkomenuit
het besef dat, alshij
zo niet optreedt, er dingen gaan ontsporen.Het
is somsook wel
nodigdat
vaderzo
optreedt.Maar toch is het
ook noodzakelijk, dathij
in de opvoeding enige ruimte over laat.Waar
ruimte is -
en men kan dat vaak zienin het
natuurlijke - waar ruimteis in
een huis,of
op een boerderij, daaris
het conflictniet zo direct. Uiterlijke ruimte geeft tot op
zekere hoogte ook psychischeruimte. Men
staatniet direct op
elkaars tenen. Mede daardoor kan het wonenin
eenflat
vooralin
deleeftijd
van de pu- berteit. problemen geven. Waar ruimteis,
hoeft hetconflict
niet zo directte
zijn.Dat is in
materieel opzicht zo, in psychisch opzicht is dat evenzeer het geval.Het is soms ook niet gewenst dat vader door
zijn
puber van allesop de
hoogte gehoudenwordt. Dat wil de
bemoeizuchtige vaderwel,
maar de puberwil
dat niet meer. De puber vecht ook om zijnruimte.
Ruimte, diehij
toch ook nodig heeft om zichzelf te worden.Moge het
zijn in
aÍhankelijkheid. Vader hoeftook
nietaltijd
goede raadte
geven.want
latenwe eerlijk zijn, wat
weethij zelf
door- gaans van het leven.Hij
schijnt het dan alléén te weten, en vaak isdat ook wel zo,
maar daardoor onderschathij zijn vrouw en
zijn kinderen toch ook weer en maakthij
ze steeds, om dat woord eenste
gebruiken, onmondiger. Daardoorzal bij de
puber gemakkelijk een verzetshouding ontstaan.Vader
moetook niet willen
demon- streren,dat hij in elk opzicht zo'n
geslaagdeuitvoering van
het mens-zijnis.
Hoe iszijn
leven.Zijn
ware leven. Wat van zíjn werk zalblijvend zijn.
Wat vanzijn
persoon.Is
het niet vaakzo,
dathij juist
zo doet vanwege zijn verregaande onzekerheid. Maar daar zietde puber doorgaans weer niet doorheen.
Het
kanook zo zijn,
dat vaderin
psychischezin het huis
wat ontvlucht, bijvoorbeeldin zijn werk in
de vergadering, omdat moe-der alle
ruimtein
het gezin aan zich getrokken heeft. Vader speelt dan geenrol
meerin de
opvoeding.Hij zorgt voor het
inkomen.Moeder zorgt
voor
de opvoeding. Een treurige situatie.Zo blijft
ervoor
de moderne vader weinig ruimteover. Hij
verveelt zichin
hetgezin, met alle kwalijke gevolgen van dien.
380
DE PUBERTEIT
Stoornissen
in
depuberteit
Professor Riimke heeft
in
verband met de puberteit geschrevenover
stoornissenin
de puberteit.En
hoewel men verwonderd kanzijn
dat veel, ondanks alles, doorgaans toch nog weer terecht komtbij
de puber, toch kunnener wel
stoornissen optreden die vanblij-
vende aard kunnen
zijn. We
letten evenop
enkele psychische pro- blemen die tochwel
om eenjuiste
behandeling vragen. Een drietal stoornissenwijst
Rtimke aan. Ze liggenophet
terrein van de indivi- duatie, van de regulatie en van de integratie.Stoornissen
in de
individuatie.Wat
betekentdat.
Individuatie,wat
bedoelenwe
daar mee. Individuatieis
het komentot
een eigenzelf
,
een eigen persoonlijkheid. Vergelijkenwe
hetkind
eens even met de volwassene.Het kind
neemt deel aan dewereld,
staater
middenin,
leeft erin, is er
als het ware een deelvan. Het
kent eigenlijk het verschilniet
tussen zichzelfen het
omringende.Het
vereenzelvigtzich
er mee.Is er
één mee. Daaromis
hetvoor
hetkind
somsmoeilijk
te onderkennen.waar de werkelijkheid
overgaatin de
fantasie. De volwassene daarentegen staat tegenover dewereld. Hij
staat apart.Is zelf
iemand. Weet zichzelf onderscheiden van dewereld,
van de ander.De puber
staat tussenhet kind en de
volwassenein. Dat
geeft moeilijkheden.Hij moet zich
losmakenvan het kind-zijn en
hij moet ingroeienin
het volwassen-zijn.Zo
zalhij ook in
zekere zin moeten loskomenvan de
ouders, een zelfstandigindividu
moetenworden, in
zekerezin
moeten komentot
een eigen persoonlijkheid.Langzamerhand zal
hij
moeten lerenzijn
weg alleen te gaan.Nu
ishet wel zo,
dat iederdie
nog enigszins harmonischis
opgegroeid, de mogelijkheid heeft zich ergens van los te maken, zich ergens van los te woelen.Zijn
er grote fouten gemaaktin
de opvoeding van hetkind -
misschienis
de binding aan de ouders te sterk gecultiveerd - dan kanhet zijn
dathet zich
losmaken sterk bemoeilijktwordt of
dat het zich losmaken voor het kind zelfs onmogelijk wordt.
Het
kanook zijn
datde
oudersdit
losmakingsproces verhinde-ren. Het is begrijpelijk.
maar dan bestaatwel
de mogelijkheid, dat de individuatie gestoord wordt.Individuatie
Het los- makings- proces
Dg
punnnrnrcHet kan natuurlijk ook zo zijn,
datde
individuatie bemoeilijktwordt
omdat hetkind
bepaalde afwijkingen heeft.Ook
kan het zijn dat traumatische belevingenin
de kinderjaren-
datzijn
belevingendie
hetkind
gevoelsmatigniet
verwerken kan- de
individuatie on-mogelijk
maken. Daardoor kanhet
bijvoorbeeld gebeuren,dat
het kind bang is voor het verlies van liefde en genegenheid.Het
is voor
de ouders ookmoeilijk, om
aan de enekant
een ze- kereruimte
en een zekere mogelijkheidte
schenkentot
ontwikke-ling voor
hetkind
enom
aan de andere kant tegelijkertijd het kindblijvend te
doen gevoelen,dat
onzeliefde niet wijkt. Het is
toch heelwat
andersom ruimte,
mogelijkheden, te gevenuit
liefde, danuit
onverschilligheidof
gemakzucht.De
individuatieblijft
eenmoeilijk
proces. Gewetensconflicten,uiterlijke
en innerlijkestrijd,
maar ook te sterke traditionele banden kunnenin
dat proces zeer belemmerend werken.Zo
kan een puber de werkelijkheid ontvluchtendoor te
vluchtenin
een zekere ironieof
een zeker cynisme.Toch
zal de puber deweg van
individuatie niet kÍnnen ontlopenwil hij
komentot
volwassenheid.Nu klinkt dit alles wel krachtig,
maarhet blijft zo moeilijk. Moeilijk voor
de ouders enmoeilijk voor
de puber.De
opvoederhoeft
zich daaromook nooit te
beroemen. Doorgaans geschiedenal
deze dingen 'on- dankshem'. En nog
eens- we
schrevenhet
reedsin het
vorige hoofdstuk- :
daar waar geen bindingis,
daar geeft het loslaten ende
losmakingweinig
moeilijkheden.Maar
andersblijft er
enerzijdsde
afgrondvan het niet
kunnen loslatenen
anderzijdsde
afgrondvan de
losmaking.De
individuatieblijft
een heelmoeilijk
proces.Men
kanzijn kind er
door verliezen. Somsblijvend,
somstijdelijk.
Dan maar liever
geen loslating,zou men
kunnen zeggen.En
datkomt ook voor. Dat komt
vooralvoor bij
het heel zoetekind.
En daardoorwordt het
heel zoetekind
één dermoeilijkst
opvoedbare kinderen.Het
vraagt nietom
losmaking en de ouders worden niet gedwongen het loste
laten. En tochis
dat verkeerd. Hetkind
moettoch
eens alleen verder,in
vele opzichten. Zonder de ouders. Hetkan niet altijd op
henblijven
steunen.Dat
geen behoefte hebben aan loslating, kan behalvevoor het kind, ook voor de
ouders eengroot probleem worden, vooral als ze ouder worden. Vaak ook een grote vermoeienis.
Niet voor
niets staater in
de Heilige Schrift dat schone beeld van de arenddie
zich verheft bovenzijn
nest en zijn jongen dwingtuit
te gaan. Men kan nietaltijd
blijven steunen.382 Deut.32:ll
Do
puannrur
Waar
ligt
nu veelal de oorzaak vandie
stoornisin
de integratie.Zou het niet zo
kunnenzijn,
datwij
onze kinderen geen verant- woordelijkheid durven laten dragen. Datwij
alles regelen voor hen, alles bedisselen.Alles zelf
doen. Te vaak brengenwij er
onze kin- derentoe, dat ze zélf
enige verantwoordelijkheid aan ons moeten ontwringen. We durven ze het niet opdragen. Hetis
ook een waag-stuk die
verantwoordelijkheidte
schenken,het kind
eigen verant- woordelijkheidte
geven.Het is zo moeilijk
dejuiste
dosering tegeven. Niet te veel
ineens.En een geleidelijk ernaar toe
laten groeien.Wie
kenthier
dejuiste wijze en
maat.Toch zal het
wel een grote blijdschap geven indien het gelukken mag.Die loslating voltrekt zich op elk terrein. Ook wanneer onze kin- deren een vriend
of
vriendinkrijgen. Dan komt
met de blijdschapook
dezorg.
Hetblijft
tochaltijd zo:
de zonden der jeugd worden met een leven geboet. Watde
individuatie verder betreft:we
moe-ten
onze kinderenniet al te
zeeÍen niet altijd
maar tegemoet ko- men.Het kind
moet tochook
lerenzijn
weg alleen te gaan op denduur. Maar willen we
ons kunnen terugtrekken, dan moet de ver- houding tussen ouders en kinderenwel
een goede verhouding zijn.Het kind moet
ondanksde
noodzakelijkelosmaking, de
liefdeblijven
ervaren.Dan blijft het
contact, maarwel
anders dan tevo-ren.
Het kan en mag ook niet hetzelfdeblijven.
Danblijft
de puberhet bij zijn
ouders zoekenen
doet het de toekomstige partner een groot onrecht.En
sommige ouders zijner
nogblij
meeook,
als hetkind
maar tegen hen aanblijft
leunen. Het kan mede daardoor zijn, dat de puber niettot
individuatiekomt.
Dathet
de oudersin
allesblijft
volgenen dat het
precies doetals de
ouders.Als het
altijdblijft
zeggen:"Mijn
moederzei",
en'."Mijn
moeder deed dat altijd zo." Als het kind de
oudersin
allesblijft volgen, is er wel
veelwijsheid
nodigom
hetkind
van ons loste
maken en onskind
van zichzelf .Behalve stoornissen in de individuatie, kunnen ook stoornissen
in
Regulatiede regulatie zich voordoen. Regulatie, wat betekent
dat.
Het woord regulatie gebruikenwe
bijvoorbeeld als het gaat over het reguleren van eenklok. Het
gaater
danom er voor Íe
zor5en, dat deze dejuiste tijd weer
aangeeft. Daaraan moetenwe
denken alswe
het hebben over de regulatie.Het is
eenin
evenwicht brengen van wat verstoord was. Weerin
evenwicht brengen. Het evenwicht herstel-lntegratie
Eenzijdige uitgroei
Integratie van het sexuele leven
Do
pumnwr
len. Iedere ouder die pubers heeft, weet dat
dit
nodigis. Hij
kandit
wetenuit
bijvoorbeeldde driftbuien van de puber. De puber
kanzijn
gevoelensnog niet
beheersen. Primitieve gevoelsuitbarstingen kunnen zich dan voor doen.Er
is geen beheersing van de gevoelens en daarom ook geen zelfbeheersing. lneens kan de puber de contro- leover
zichzelf verliezen. En dat volkomen. Danwordt
alleser uit
gesmeten.Hij
vergeet zichzelfen ieder
anderen alles. En
soms denkthij
dan nogflink te zijn ook, terwijl
het vaakjuist
niets an- dersis
dan een stoornisin
de regulatie.Niet
dat men nooit veront- waardigd magzijn. Men
mag datwel zijn -
en soms moet men datzijn -
maar dan moet die verontwaardigingwel eerlijk zijn.
Wordt na een hevige gevoelsuitbarsting,dit
psychisch evenwicht niet her- vonden door de puber. dan spreken we van een stoornisin
de regu-latie. Het is
van groot belangvoor
de volwassenheid, dat ook deze stoornisin
de puberteit overwonnen wordt.Tenslotte
zijn er in
de puberteitook
nog de stoornissenin
de in- tegratie. Over het begrip integratie hebben we het al gehad. Integra-tie
is het vermogen de verschillende psychische vermogensof
func-ties
met elkaarin
harmoniete
doen verkeren, zodat geenvan
die functies het onderlinge evenwicht verstoort.Zo
kaner
sprake zijn van een stoornisin
de integratie, als gevolg van een eenzijdige uit-groei
van één bepaalde functie, bijvoorbeeld vande
verstandelijke vermogens.Alles wordt
dan alleen verstandelijk bekeken.En
daarzijn we
dan vaak nog trotsop ook.
Ons zeer begaafdekind.
Maarhet
kanook zijn.
dat ons zeer begaafdekind
verkommertwat
be-treft het
gevoelsleven.En zo
vergeet mendat
zonderde liefde
er geen wezenlijk kennen is.Er
kunnenook
stoornissenzijn in de
integratie vanhet
sexueleleven. Het
sexueleblijft dan op
zichzelf staan.En toch
moet devooral
op
het lichamelijke gerichte sexualiteit,uiteindelijk
versmel- ten met de psychische erotiek. Versmelten,ook
met ons religieuze leven.We
hebben geprobeerder
iets vante
zeggenin het
vorige hoofdstuk, toen we het hadden over de ontwikkeling van de sexuali- teit en de liefde.Het is
begrijpelijk dat ookop dit
gebied, het gebied van de inte-gratie, zich
stoornissen kunnen voordoen. Stoornissendie zich
totin
de ouderdom kunnen voortzetten. Integratieis
van groot belang.384
Dn punentntr
Letten we weer even op de overgang van kind naar volwassene. We
hebben gezien dat het
kind-zijn
afgebrokenwordt. Dat
tenietgedaan vergelijk moet worden "hetgeen eens kindsis".
We hebben stilgestaanbij de l
Kor. 13:11verandering
in de functies. We
hebbentoen
geziendat er
eerst sprake was van een desintegratie, van een uiteenvallen, en dat daar- na langzamerhand, als alles goed verliep, een nieuweverrijkte
inte- gratie ontstond.Die
nieuwe integratiekan vooral bij het
ontstaaner van
noggemakkelijk
uiteenvallen,bijvoorbeeld als er
sprakeis van
ver- moeidheid,als we ziek zijn,
enzovoort.Dan valt de puber
vaak weer terug in een kinderlijker patroon.Veelvuldig kunnen de stoornissen
in
de integratiezijn. We
noe- mener
slechts een enkele. We kunnen spreken van een stoornis inde
integratie alsde
sexualiteit de liefde vermoordt.En
dat gebeurt nogal
eens. Van een stoornisin
de integratie isook
sprake, als al- leen het verstand eenrol
speeltin
ons leven, zodat het mysterie, hetwonder. de
verwonderingen de
bewonderinguit ons leven
ver-dwijnt. Of
als we onze fantasie zo haar gang laten gaan, dat er geen redelijke remmingen meerzijn. Of
alswe zo rechtlijnig
gaan den- ken, dat we liegen met onze rechtlijnigheid.Zo
kan een stoornis in de integratie op verschillende manieren leidentot
ontbinding en ver- starring.De
integratie vande
mensin de
verbandenwaarin hij leeft,
is eveneens uiterst belangrijk.We
denken aan gezin, school en kerk.Integratie
is voor het innerlijk
evenwicht vanhet individu
van het uiterste belang, maar dat is ook zo voor dekring
waarinwe
verke-ren.
Wordtdie
integratie niet meer gevonden, danis
ook de veilig- heid die dezekring
bood voorbrj. De integratieis
voor het individu en voor de maatschappij van fundamenteel belang.In
de puberteit wordt aan het integrerend vermogen van de puber hoge eisen gesteld.Maar het is wel
eengrote rijkdom als
steedsnieuwe ervaringen, indrukken en inzichten integreren
tot
een nieu-we,
geschonken eenheid.Met
namede
integratie tussen denken en gevoelen is belangrijk. Tussen deze twee vermogens moet een zeke-re
harmonie bereikt worden.Bij
het niet bereiken daarvan ontstaan de moeilijkheden.En
die harmonie ontstaat slechts langzamerhand.Het is
alsbij
het leren schaatsen. Eerst strekt men het ene beenuit en als
menniet
opletzou dit
ene been doorschieten, metalle
ge-Ontbinding en verstarring
Integratie van denken en gevoelen
Erfelijkheid
Gen. 5:3
Dn puaenrur
volgen van dien.
Zo
is het ookbij
de ontwikkeling van een nieuwefunctie.
Bijvoorbeeldhet
ontdekkenvan de
verstandelijke functie.We zagen het reeds. De puber
-
vooral de jongen-
denkt dan alles metzijn
verstandte
kunnen begrijpen en verklaren.Btj het
meisje maaktvooral het
gevoelsleveneen
sterkeontwikkeling door.
Bij beiden-
jongen en meisje- is er
een gaantot
het uiterste.En
zo leert de puber langzamerhand hoeverhij
gaankan. Maar dat
gaantot
het uiterste kanwel
veel moeilijkheden en ook gevaren met zich meebrengen. Veel hangtook
af van hoe de buitenwerelder
op rea- geert. Een brederug
is vaak wel gewenst.In
het algemeen kan men zeggendat.
wanneer een levenstijdperkniet op de
normale wijzewordt
doorlopen,dit
zich dan wreekt in de volgende levensfase.De identifïcatie
Ouders en kinderen, ze lijken toch op elkaar.
Uiterlijk
en ook in-nerlijk.
Hoekomt dat. Dat
heeftte
maken meterfelijkheid
zeggenwe dan. Met
bloedverwantschap.De Heilige Schrift
zegthet
ook:"En Adam
(...)
gewon een zoon naarzijn
gelijkenis, naarzijn
even- beeld...". AIs
men dus zegt dat de erfelijkheid een belangrijke rol speelt, dan heeft men daaringelijk.
Toch laat de Heilige Schrift ook andere dingen zien. De Schriftwijst
ook met nadruk op de omgang, het gebed, het voorbeeld, dewolk
der getuigen. We zouden kunnen zeggen: op het milieu dat het kind omringt, op de omgeving van hetkind. Als
mendus
zegt dat de omgeving vanhet kind, het
milieu waarin het opgroeit, van even zo groot belang is als de erfelijkheid, dan heeft menin
zekerezin
ookgelijk.
Maar dan moeter
toch wel iets heel bijzonders plaatsgevonden hebben. Dan moet de puber zichtoch wel
vereenzelvigd hebbenmet die
oudersof met die
mede-mens.
In
zekere zin één gewordenzijn
met hen. Dan moeter
tochwel
ietszijn
waardoor meninnerlijk
getroffen gewordenis;
waar- door er de behoefte gekomen is om zich te vereenzelvigen met hen.Misschien
is
men getroffen gewordendoor hun
ideaal.Vaak
gaat het om een onbewust proces, een proces dat men zich nooit gereali- seerd heeft.
Deze vereenzelviging noemt men meestal: identificatie.Vereenzelviging, identificatie,
zal wel
verband houden met eenideaal, dat de persoon met
wie wij
ons vereenzelvigentoont.
Die- geneof
datgene metwie of wat we
ons vereenzelvigen, moet iets!.:t,:
it.t1 i.4;
f.:
386
De
runnnrur
hebben dat ons bewust
of
onbewust aanspreekt. Identificatie wordtzo
veÍeenzelviging met een ideaal. Datwijst
erop dat het van groot belangis dat er in de
opvoedingnog
mogelijkhedenzijn om
zich meete
vereenzelvigen.Dan
moetener nog
ideaalbelevingen zijn.Vanzelfsprekend
zal het zijn, dat het
zeerjonge kind zich
ver- eenzelvigt met de moeder, met de vader, kortom met de ouders.Zij zijn voor het kind alles. Zij
kunnenalles, zij weten alles.
Vaak noemt mendit
dan de primaire identificatie, de voornaamste identi-ficatie. Identificatie,
vereenzelvigingmet het ideaal. Daarna
en daarnaast komt dan de secundaire identificatie ('secundaire'wil
zeg- gen: tweede, ondergeschikte, bijkomende):het zich
vereenzelvigen met een andere volwassene dan de ouders.En
alswe
dan naar de puberkijken,
dan kan dat van groot belang zijn. Een grote zegenof
een grote vloek.
We
kunnen zeggen'.de
identificatie-mogelijkhedenzijn
geringer geworden.in
het bijzonderin
onze eigenkring. Er zijn
nauwelijks voorbeeldenmeer.
Nauwelijks voorbeelden meer van een Godver- heerlijkend leven. En het is niette
zeggen hoe groot de invloed vanzo'n
voorbeeld op onze kinderen kanzijn.
Een voorbeeld, dat ze te- genwoordig doorgaans moeten missen.Dat dit
een verschrikkelijke zaakis
spreektvoor
zichzelf.Blijft er
dan nietsover. Het
\Voord desHEEREN blijft.
Daarinwordt ons
getoondwie de
Heere is,wie wij zijn
en watwij
nodig hebbentot
zaligheid.Wie wij
moeten kennen,wil
het ons welgaan.Maar nu
komtook
de grote waarde van het boek naar voren. Door het boekblijven er
nog mogelijkhe- dentot
identificatieover. Nooit
zullenwe
ons kunnen verontschul- digen.We
kunnen zeggen'. deze mensen kennenwij
niet meer. Enzo
kunnenwe
doorgaan. Ons steeds verontschuldigend. We kennen ze niet meer. Onze jeugd heeft ze niet meer gekend. Zoudenwe
ze nogwillen
kennen. We hebben hetwel
eensover 'eerlijk
behandeldworden'. Ja, eerlijk
behandeldworden. Toch kennelijk
alleen dan alswij
maarwel
mogen blijven leven.Eens
zei
iemand:"In de Heilige Schrift
staat:'Ik
doornat mijn bedstede metmijn tranen."' "Zo'n
mens hebik
nog nooit gezien", zeihij
toen.En ik
geloof. dathij
de waarheid sprak. Daar hebbenwe
overigensook
meteen de zwakte van de identificatie. Vaak ver- eenzelvigenwij
ons met een ideaalbeeld, maar daarmee zijnwij
nogniet
dezelfde als degenedie wij
onstot
voorbeeld stellen. MeestalPrimaire en secundaire identificatie
Het wegvallen van identifica- tiefiguren
Ps. 6:7
Woord- en objectiden- tificatie
Da puntntwr
weet men dat
ook wel,
maar somsis die
vèreenzelvigingzo
sterk, datdit
wetenweg valt. Het
kanzijn
dat iemandin die leeftijd
ge- boeidwordt door
een persoon.Het kan ook zijn dat hij
geraaktwordt
door de stof diehij
leest. Misschien zelfs door de levenswan-del
van een medemens.En
datis niet
zonder belang.Maar
ander- zijds kan het ook een groot gevaar betekenen.Als
de identificatiefi- guur wegvalt,wat
dan.De
identificatiefiguur stuwdein
een bepaal- derichting. Maar
de mens heeft een eigen wegte
gaan.Alleen
te gaan.En in
de diepte van het mens-zijn is er geen identificatie. Hoe vaak gebeurt het niet, dat als er een geacht leraar afreizen mag naar de Stad die fundamenten heeft,hij
dan de godsdienst van verschíl- lendenvan zijn
volgelingen-
ondanks zichzelf- met zich
mee-neemt.
Identificatiefiguren. Misschien zijn ze nodig
voor
de vorming tot mens. Misschienis het
zelfs zo, dat daar waar geen contacten zun,de
ontwikkelende mens eentekort krijgt aan
identificatiefiguren.Dat kan allemaal waar
zijn
enin
zekerezin
is het ook waar: identi- ficatie is een mystieke deelname aan het leven van een ander.Er
kanzo'n
sterke neigingtot
vereenzelvigingzijn,
dater
zelfs eenwat men
noemtwoord- en
objectidentificatie plaatsvindt. Datwil
zeggen, dat hetwoord
geloofdwordt omwille
van de persoon.Dan
is
het niet meer zo belangrijkwát
men zegt, maaÍ dan gaat heter
alleen maarom, wie
het zegt. Dan ontstaater, vooral in
de pu- berteit, een soort 'Schwàrmerei', een dwepen.Het kan ook
zijn
dat de identificatie vanhet 'ik'
met de identifi- catiefiguurzo
sterkis,
dat het het tekenwordt voor
iets absoluuts.Men is
dan niet meervoor
andere redenen vatbaar. Zelfs niet meervoor
het spreken van de HeiligeSchrift. Dat is
een zeeÍ groot ge- vaar.Vooral
hysterische persoonlijkheden hebben vaak niets andersdan
vereenzelviging,identificatie. Ze
hebbenniets
eigens meer.Hun leven is een constant zich richten naar hun identificatiefiguren.
Het
kan leidentot
volkomen imitatie,zo
sterk kan de vereenzelvi-ging zijn. Vaak zal het ook zo zijn dat als de
identificatiefiguur wegvalt,er
een leegte ontstaat. Maar het kanook zijn
datdoor
de eigenontwikkeling, de
persoonmet wie
menzich
geïdentificeerd heeft, vanzelfuit
het oogverdwijnt. Zo
kan men verschillende iden- tificatiefiguren gehad hebben die vaak iets zeggen over de persoons- ontwikkeling gedurende een lange tijd.388
b
DE PUBERTEIT
Zich
identificeren met de anderwijst
ookop
een bepaalde vorm van aÍhankelijkheid.Er is
nog geen sprake van een sterke vorming van de persoonlijkheid. Het heeft ook een zekere gespannenheid inzich. Het duidt op
eenniet ter linker- of ter
rechterzijde durven gaan.Tenslotte.
De
identificatieis
vangroot
belang, maar heeft haar'voors'en,'tegens'. Het is ook niet verwonderlijk dat
sommigen daarom zeggen:uit de
verschillende identificatiesvormt zich
ten- slotte als een som- en de
somis
meer dan de delen samen-
de eigen identiteit van de puber. Toch isdit
nietjuist. Er zijn
meer za- ken diehier
van belangzijn. We
noemen niet alleen de erfelijkheid en hetmilieu. Er zijn
andere dingen. We noemener
slechts enkele.De
algemene genade des Heeren. De gemene genade, die wonderenin
het leven van een mens kan vertonen. We herinneren slechts aan de Heilige Schrift.Boven alles
en wezenlijk
verschillend,is het de
bijzondere ge- nade die de mensvormt.
Juist de rechtvaardigmaking als een Won- der tussen God en deziel
vraagt niet meer om de opvatting en de goedkeuring vande
medemens. Kentook
niet de behoefte aan een identificatiefiguur.Vraagt ook niet om het menselijk
zegel, maarkent de
Goddelijke verzegeling:"Ik
hebhet zelf uit Zijnen
mond gehoord." Daarligt
de wezenlijkevorming
van de persoonlijkheid.Daar ligt ook de
wezenlijke onaflrankelijkheidvan de
medemens.Maar dan weer als het Wonder, zoals eens iemand
zei:
"Maar daar kunje
nietuit
leven."
Leven. alleen Levenis:
Levenin
een Drie- enig God.Intrapersonale en interpersonale puberteit
Tot
dusver hebbenwe
ons hoofdzakelijk beziggehouden met de intrapersonale puberteit.Met
de veranderingendie in
de puber zelf plaatsvinden,als gevolg van de
bewustwordingvan zichzelf.
We hebbenvooral
stilgestaanbij
het innerlijke proces,bij
de ontwikke-ling
van de puber alsindividu.
als persoonlijkheid. We hebben wat nagegaanhoe de
veranderingenin de puber zich voltrekken.
We hebbenwat
geletop de
psychische veranderingenin
bijvoorbeeld het waarnemen. We hebben zo hetkind
zien veranderenin
eenjon- gere. We
hebbendit
procesvan de
bewustwordingvan
zíchzelf,Ps. 56:5 ber.
Wezenlijke onaftranke- lijldreid
Het innerlijke Proces
"Ik heb niemand"
Asociaal en antisociaal
Dn punmtwr
hoofdzakelijk beschouwd als een proces dat zich van binnenuit vol-
trekt.
Echter, de betekenis van de puberteit, als de periode van deinnerlijke,
psychischevorming
vanhet individu tot
een volwassen perSoonlijkheid,verdwijnt. Is
misschienal
verdwenen. De gemeen- schap en de maatschappijzijn in
de puberteitsleeftijd het belangrijk- ste geworden, de relatie met de medemens. De relatie met de mede- mens, daar gaat hetom. Niet
diegeneis
psychisch gezonddie
met zichzelf bezigis,
die met zichzelftot
een oplossing tracht te komen,maar die is
psychisch gezond,die
aangepast aande
samenleving reageert,zo
redeneert mendan. Lukt dat niet,
danwordt
de psy- chiater te hulp geroepen, dan moet deze voor een oplossing zorgen.Deze
gaatdan met de
betrokkeneen
aande
betrokkene werken.Totdat men past. Totdat men weer mee kan doen
in
het maatschap- pelijke en sociale leven.En vaak ook is
dit
van groot belang. Maar het is niet het wezen-lijke.
Een mens moet alleen gestaan hebben.Hij
zal moeten kunnen zeggen"lk
heb niemand."Hij
zal moeten weten, dat de mens voorzijn
medemens niets, maar danook
totaal niets kan doenen
nietskan zijn
alshet
gaatover de
wezenlijke dingen.De
menszal
op zichzelf teruggeworpen moeten worden. Hoe kanhij
andersooit uit
zichzelf geleidworden. Hij zal
zichzelf moeten leren kennen,wil hij ooit uit
zichzelf mogen gaan.In
wezen zalhij
tégen alles ge- weest moetenzijn. Hij zal 'nee'
gezegd moeten hebben tegen alle godsdienst zonder wezen.'Nee'
tegenelk
voorthollen,in welk
op-zicht dan ook. 'Nee'
tegen alleswat van de
mensis. En als
deHeere hem bearbeidt
door Zijn Woord en
Geest,dán zal hij
dat zeggen.Niet uit
hovaardigheid, omdathij
hetzo
goed weet, maar omdathet
niet overeenstemt met de ere Gods. Daarom.En
daarnazal hij
steeds weertot
een compromis komen,zijn
eerste scherpte en helderheid verliezen. totdathij
opnieuw verwaardigdwordt
'nee'te
zeggen tegen alleswat
hemzo
langzamerhandweer
ingepalmdheeft. 'Nee'
tegenhet al
maarvoortjagen. 'Nee'
tegenhet
geenogenblik hebben om
tot
zichzelf te komen en tewillen
komen. Men spreekt tegenwoordigwel
van een post-christelijke, post-maatschap-pelijke,
post-kerkelijketijd.
En het is waar. Wat zal dán de Christe-lijke
opvoederzich
daar tegente
verzetten hebben.Wie in de
sa-menleving opgaat,
hij moge
stralenvan
psychisch welbevinden, maarhij is dodelijk ziek. De
psychisch gezondezal
vaak asociaalen zelfs
antisociaalzijn en
desondanksjuist met innerlijke
barm- 390I
I
DE PUBERTEIT
hartigheid
over zijn
naaste bewogenzijn.
Gods Woorddwingt
hem daartoe.De puber zal
zich moetenblijven
bezinnenop het doel
van het leven.Op zijn doel. Op zijn
leven.Op grond van
Gods Woord.Omdat
hij niet van
zichzelfis. Hij
zaler toch
achter moeten ko- men, dat het doel van het leven nooit in het levenzelf ligt.
Ook nietin
het leven met de anderen, maarin God.
Laten we toch niet den-ken, dat
alswij het
eersteen grote
gebod níetdoor
genade voor onszelf enigszins hebben mogen leren kennen, datwij er
dan ooitaan toe komen de naaste
lief
te hebben als onszelf.De
Heere moet maar eens onze buurman bekeren en ons en onze kinderen voorbij- gaan. Wezenlijke naastenliefdeis
alleen daar waar wezenlijke God- delijke liefde in het hart verheerlijkt is geworden.Wij
hebben onstot
dusver hoofdzakelijk bezig gehouden met de intrapersonale puberteit. Voorheen lag daar ook de nadrukop.
Te- genwoordig legt men de nadruk op de interpersonale puberteit. Niet meer de ontwikkeling van het eigeninnerlijk,
als voorwaarde voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid, staat centraal, maar het in- groeien van de persoonlijkheidin
de samenleving en de aanpassing daaraan. Het is de samenleving die hetkind
in de hoogste mate aan- grUpt,die het zo
sterk doet veranderen endie
haar buitengewone invloed doet gelden.Die
samenleving heeft een veel grotere invloed dantot
nu toe aangenomenwerd.
Hoe komt dat.Hierdoor.
Het ge- zin heeft aan betekenis verloren als opvoedingsfactor.En
dat veelaldoor
eigen schuld.Zou
dat niet één vande
voornaamste oorzakenzijn.
tn veel opzichten zijn we het verloren. Soms proberenwe
nog krampachtig vast te houden watwe
denken te hebben. Soms gevenwe het
maarop.
Daarom drukkenwe
onze kleine kinderenin
het gunstigste geval maar te dichter aan ons hart. En zo proberen we de jonge kinderen te sterker aan ons te binden. En datis
goed.En
dat gaat meestalook
nogwel zo
lang onze kinderenklein zijn.
Maar dan daarna.Het kind komt in
de puberteitsleeftijd.Het
ontmoet de wereld.Het
kind
begint aan onsvoorbij
te gaan. Vooralin
de volgende pe-riode,
de periode van de adolescent. Soms noemt men als oorzaak daarvoor het verschilin
opleiding tussen ouders enkind. Het
kindheeft wat
meer opleiding genotendan de
ouders,zegt
men dan.Maar zou dat nu echt de oorzaak
zijn. Als
dat zois,
dan hebbenwij
Innerlijke barmhartig- heid
Het doel van het leven
Matth.22:38
Interpersonale puberteit
Materiële welvaart
Ontmytho- logisering
Tradities
Dn punenrntr
wel weinig wezenl|ks te
tonen gehad.En als
datzo is
vanuit hetkind,
dan heeft het kind nog wel heel weinig begrip van waar het in deze wereld wezenluk om gaat. Laten we hetop
deze'oorzaak' niet te snel schuiven.Zou het ook niet zo zijn, dat het kind
onsontglipt
omdat ook onze samenleving ons ontgliptis. Als
ouderen hebben we gezien dat hetkwam. We
gavener
geen achtop. De
welvaart kreegzijn
be- slag. De materiële welvaart werd gemeengoed. We hadden en heb- ben hetzo
goed.En
het leven gingzo voort. We
gingen naar een samenleving waarin vader verdween als opvoeder, waarinhet
gezag weg raakte en we gavener
geen achtop.
Hetging
langzamerhand.Maar het ging
wel door.
De vroegere vaste aanknopingspunten ver- dwenen.We
zagen het vaakwel,
maarwe
vonden het nieterg.
De ontmythologisering kwam. We zagen hetwel.
Eerst nam het onsaf
het geheim datom
de dingen was, daarna ontnam het ons de eer-bied voor het heilige.
Latenwe niet
zeggen, dathet niet in
onzekring
voorkwam.Ook
daar vond het plaats.Maar we
zagen niet,dat het
eenzeeÍ kwalijke
zaakwas. Zo werd er
een ontzettende ravage aangericht. Niets bleefer
staan.Voor
onszelfniet.
Haddenwe wel
iets waarvoorwe
ons zouden inzetten.Voor
onze kinderen niet. Misschien sprak die ontmythologisering henjuist wel
aan. Het was toch alles maar buitenkant. Maarwe
bedachtenniet,
dat altijd eerst de buitenkant aangevallenwordt
en dat daarna de inhoud ab- soluut aan de beurtis.
Eerst gaat devorm weg.
En dan denken wedat we
straffelooshet
wezenzullen
behouden.Maar als dan
devorm weg is, dan zien we
-
misschien tot onze ontsteltenis-
dat ook de inhoud verdwenen is.Er bleef niets vast staan. Achter allerlei tradities werd
een vraagteken gezet. Wat hinderde datnu.
Het waren toch slechts tra-dities.
Maar tradities houden devorm
nog vast.De
inhoud kan er danaltijd
nogin
komen. Maar de traditieszijn weg.
Gedachten van eeuwen werden opgerold alsof het nietswas. En
de volwassene en hetkind
denken dat hetnÍ
geziene het wezenlijkeis.
Beiden, vol- wassene enkind,
denken daï zenu tot
het wezen van de zaak na- deren kunnen.Nu al
die overbodige 'rompslomp'weg is. De
vast- heiduit
ons leven verdween.We
vondenhet
nieterg.
We kondenons wel
afvragen,of het
een wezenlijke vastheidwas. Dat
wel.Maar daar dachten we meestal niet te lang over na.
392
De
pusznTEffAlles
kwamin
beweging. Afgewezenwerd, wat
voorgaande ge- neraties samenbond. Alles werd tegen een 'bewegende achtergrond' geplaatst. Het toekomstbeeld stond ons ookin
het maatschappelijke, niet helder meervoor
ogen. Vaak werdook in
maatschappelijk op- zicht de toekomst leeg. Het idealisme verdween.Voor
onbereikbare idealenwas er
geen plaatsmeer. Het
praktisch uitvoerbare, het realiseerbare en haalbare kreeg de overhand. Grote woorden deden het niet meer. Geen idealisme, maar een soepele aanpassing.Terecht
heeft men wel
gezegd: "Onzejeugd kan niet
zonder idealen." Ze wil zich
ergensvoor
inzetten, ergens allesvoor
over hebben.Maar
dan moethet wel de
moeite waardzijn. De
pubermoet iets
hebben,waar hij warm voor kan lopen, waar hij
zichvoor
inzettenkan.
Waarhij over
kan denken, waarhij voor
levenkan. Is
dater
niet meer, watblijft er
dan over dan één grote luste- loosheid, dan enkel verveling en tenslotte walging.Is er
niets meer de moeite waard, dan gaat men andere dingen zoeken, die het levenop
een kunstmatigewijze
leefbaar houden. Schijnbaar leefbaar hou-den. Als het
pogentot het
bereikenvan
een ideaalwegvalt,
dan moeter
een kunstmatige spanning opgewekt worden.En
onze hui- digetijd
biedt daartoe veelvuldig gelegenheid.Onze
jeugd kan niet
leven zonder idealen. Geen enkele jeugdkon dat.
Zonder idealenen
zonder toekomstbeeldwordt het
leven ondraaglijk. Dan sluit de wereld. Dan komt er een gesloten wereld.Als
er geen idealisme meeris,
als er geen utopie meer is.En toch. Die
idealen,die
utopie endat
toekomstbeeld,zijn
dat geen schijnoplossingen,zijn
dat niet slechts afschaduwingen. Zou er nog iets meer zijn dan een ideaal, dan een toekomstperspectief.Zou er
meerkÍnnen zijn dan
"hetblij vooruitzicht". Mist
mendit in
wezenlijkezin,
mist men dan niet alles. Daarom, alser
geenwezenlijke
godsdienstmeer beleefd wordt, geen vragen
meer gevondenwordt,
alser
geen zoeken meeris,
geen smekenof
Gods Aangezicht met ons opwil
trekken, waarovervalt
dan nog te spre- ken. Daaruit ontstond de typische 'geslotenheid' -juister:
het 'grotezwijgen' -
van de moderne jeugd.Er
werd niet meer gesproken metde
ouders.Ook niet
met anderen. Waser
nogwel wat te
bespre- ken.Losse
contacten kregende
overhand.Vrijblijvendheid op
elk gebied.Ook
vrijblijvendheid op het gebiedder
meest intieme men-selijke
verhoudingen.Men zoekt
gezelligheid,vermijdt
gebonden-Ps. 17:8 ber.
8x.33:15 Het 'grote zwijgen'
'Alle hens aan dek'
Realiseerbare religie
De punrntur
heid. Wat blijft er zo nog van de
toekomstverwachtingover.
De toekomstwordt leeg. Het
hedenwordt gevuld met tot niets
ver- plichtende zaken.Er wordt
geen wezenlijk beroep meer gedaan op de jeugd. De mens wordt een der velen. Precies als de anderen.Enkele decennia geleden verscheen een
boek.
Geschreven door een hoogleraarin
de pedagogiek. Daar stondin:
"Wat de opvoedingbetreft, nu is
detijd
aangebrokendat we
moeten uitroepen:'Alle
hens aan dek."' Zo
groot achtte deze hoogleraarde
problematiekdie op de
opvoedingafkwam,
reedsin
diejaren. Maar we
letten daar nietop.
We hadden toch alles. Een genoeglijk leven. Zekerhe- den. Het ging ons maatschappelijk goed.Er
waren weinig moeilijk- heden. We waren aan alle kanten verzekerd. Alleen ons leven kon- den we niet verzekeren. Dat niet. Maar dat was dan ook alles.Soms
lijkt
hetof er de
laatstejaren
weer een versnellingis. Al-
thans,in
ieder geval een verandering. Onze jeugd keert zichaf.
Dejeugd van
onze gezindte.Niet
zozeervan de religie in het
alge- meen, maarin
het bijzonder van onzewijze
van godsdienst bedrij-ven. Van
onze vormen. maarook
vande
inhoud. Haddenwe
noginhoud. Zat er nog
levenin
onze godsdienst.Dat was
misschiennog niet
eensde
zaakwaar het om ging. De
godsdienstin
onzekring
was te onbereikbaar.En
die onbereikbaarheid pastniet in
on- zetijd.
We kunnen zeggen'. "Wezenlijke godsdienst past nooitin
detijd.
" Dat is ook zo. Maar ook in dit
opzichtwordt
tegenwoordig gekeken naar het praktischenut. Wij
vragenom
een beloning. We werken nietvoor
niets.Ook
nietin
dereligie.
Religie moet bereik- baar, realiseerbaar gemaakt worden.En we
hebben haar veelal be- reikbaar gemaakt. De wezenlijke dienst des Heeren-
veelal subtiel - bereikbaar gemaakt.We
hanteerden somsnog wel
enige termen, maar we gavenze
een andere inhoud. We mixten principe en prag- matisme.En dat is
het gevaarlijkstewat er is. Dat
wisten de taal- psychologen reeds. Geef de woorden een andere inhoud, een inhouddie er niet zo ver
vanaf lijkt te
staan, maardie in
wezener
evenver
van verwijderd is als het west verwijderd is van het oosten. Dat dedenwij.
Vaak met onzevolle
kerken. Wantwe
zien geen leven meer in genade.De
typische geslotenheid,het
typische'grote zwijgen' van
de moderne jeugd ontstond,ook bij
ons.Er wordt
niet gesproken met394
DE PUBERTEIT
de ouders over wezenlijke dingen, over onbereikbare dingen. Veel- al
ook
niet met anderen.Is er
dan nogwel
een basisvoor
gesprek.Is
er
nog wat te bespreken.Een lege toekomst. Iemand schreef: "Een
toekomstbeeld is 'mens-geschapen', maaris tegelijkertijd
'mens-scheppend"'.Zo
ishet
ook.
Geen toekomst, dan iser
geen sprake meer van mens-zijn.Dan heeft het leven geen enkele
zin
meer.Er
is geen mens die kan leven zonder toekomst, het mens-zijn is een verleden, een heden en een toekomst. De toekomst houdt de mensin
zekerezin in het
le-ven. De
hoopvolle toekomst.Is
dieer
niet meer, danverdwijnt
demens. Dat geldt voor het
absolute.voor het wezenlijke. Is
Goddood,
zoals reeds Nietzsche durfdete
beweren, dankan
men ook de mens begraven.Was
het
alleendie
goddeloze Nietzschedie dit
durfdete
bewe-ren. Zijn wij
hetook niet,
diehet in
onshart
denken. Zeggenwij
ook niet vaak: "De Heere heeft ons verlaten." En hebben we anders verdiend. En geldt het daarom ook niet
voor
onsin
afschaduwendezin geen toekomst, geen vooruitzicht, geen
levensmogelijkheid meer.De
mensis niet los te
makenvan de
toekomst.Doet
men dattoch,
dan ontneemt men de menszijn
mens-zijn. Dan kan de mens niet meer leven.En
nuzijn we
gekomenin
een cultuur, waarin af- stand gedaanis van
iederevorm van geloof in
eenhoopvol
toe- komstbeeld.Of we
zien die toekomst uitsluitend negatief. En dan iser
geenblijvende
toekomst.Dan gaat binnen
afzienbaretijd
de mensheid haar einde tegemoet.Er is
geen levenmogelijk
zonder toekomst. Dat geldtvoor
de wereld.Voor
de wereld alleen?Is
datzo. Geldt dat ook niet voor
onsen voor
onzejeugd.
Iemand zei eens:"Wij zijn
niet meer de verloren zoon. maarwij zijn
de zonenvan de
verlorenzoon. Wij zijn
gebórenin
een vergelegen land. "Wij
wetenniet
meer van het Vaderland derhoop. Van
het Vader- landder
ruste.En
onze kinderen?Wij
verloren alles.In
deze we-reld
levenwij,
leven onze kinderen.Dat is de
maatschappij. Een wereld diewij
niet aankunnen. Waarwij
geen uitweg meerin
zien.Die
ons geen oplossingbiedt. Die dat nooit
gedaanheeft. En
dat ook nooit zal doen. En toch.Gods
Woord blijft
staan.Blijft
staantot in der
eeuwigheid. En datWoord
zegtmij: "Zoekt
denHEERE, terwijl Hij te
vinden is;roept Hem aan, terwUl
Hij
nabijis." En
dat doet geen mens. HeeftEen lege toekomst
Vergelijk les. 49:L4
Gods Woord
blijft staan Jes. 55:6
Jes. ó5:1
De invloed van de inter- menselijke wereld
Ons isolement
Dr punnntzn
ook
nooit een mens gedaan.En toch:
"Zoekt denHEERE, terwijl Hij
te vindenis;
roept Hem aan,terwijl Hij
nabijis."
En daartegen-over: "Ik
ben gevonden van hen, die naarMij
niet vraagden,Ik
ben gevonden van degenen. dieMij
niet zochten."
Onverenigbaar? Daarligt het grote Goddelijk
geheimenis tussen.De
Borggerechtigheid van Christus.Wij en
onzejeugd willen het
bereikbare.En dat is
een totale ontzetting.Hiervoor
staathet
totaal onbereikbarevoor
een mens.En dat is de
enige mogelijkheid.En
nergensheeft de
mens een grotere haat tegen, als tegen deze enige mogelijkheid.Tegenwoordig
legt
mende
nadrukop de
interpersonale puber-teit. Het is de
samenlevingdie het kind doet
veranderen,die
in zeker opzicht hetkind vormt. De
samenleving heeft een veel gro-tere
invloed dan mentot nu
toe aangenomenhad. En
metdie
sa- menleving bedoelenwe dan niet
alleende invloed der
ouderen, maarjuist
ook de invloed die men ondergaat van de leeftijdgenoten.De
clubleden,de
verenigingsleden,de
medescholieren, enzovoort.We zouden het kunnen noemen, de intermenselijke
of
tussenmense-lijke wereld. Het is de wereld van het
'onder elkaarzijn' en
het 'met elkaarzijn'.
Het begin van de verandering vankind
naar vol- wassene, het begin van de puberteit dus, wordt dan veroorzaakt nietin
de eerste plaats door hetinnerlijk
gebeuren,door innerlijke
ver- anderingen, maar door het contact met anderen, met de medemens, metde
leeftijdgenoten.Door
het deelgenootzijn in
en aan een ge- zamenlijkewereld.
Het bestaan van de mens, van de puber,is
dan een bestaandat primair
gedeeldwordt
metde
medemens.Als
weom ons
heenkijken
kunnenwe daar niet aan voorbij
gaan. De groepsvorming, het doen als de ander. het meedoen, het niet buiten geslotenwillen zijn, krijgt
steeds meer invloed in de opvoeding.En
hoeis
datnu bij
ons.Zou er bij ons, in ons
gezin,in
onze scholen,in
onze instellingen,in
onze inrichtingen.in
ons isolement, nog plaatszijn
voor eenkind,
een puber, die verwaardigd wordt totGod te
schreien.Of
zouhet zo zijn,
zoals Alexander Peden, een Schotse leraarzei: "Er zal
eentijd
komen, dat eenkind in wie
de Heerewerkt, zal
gaan van oost naar west om iemand te vinden, aanwie het zijn hart mag verklaren en die niet zal vinden."
We
begaven onsin het
isolement. Eens wasdat
isolement nog enigszins gevuld.Maar is het nu
nietzó
leeg,zo
ontzettend leeg,396