Bijlage 1:
Concept Bestuurlijke Opdracht
Samenwerkingsafspraken Veilig Thuis – gemeenten
Regio Rijk van Nijmegen
Opdrachtgever: Portefeuillehouders Zorg en Welzijn Regio Rijk van Nijmegen
Opdrachtnemers: Veilig Thuis: G. Cazemier
Gemeente Berg en Dal: M. van Kampen Gemeente Beuningen: T. Flemminks
Gemeente Druten: A. Ernst
Gemeente Heumen: M. de Ruiter
Gemeente Mook en Middelaar: E. van Dorst Gemeente Nijmegen:
Sociale Wijkteams: A. de Vries
Regieteams: T. Ariaans
Gemeente Wijchen: L. van Horck
W. Rommens
Aanleiding opdracht
Feitelijke aanleiding voor deze bestuurlijke opdracht is dat de Inspectie Jeugdzorg in juni 2016 Veilig Thuis gaat onderwerpen aan Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis. In dit deel van de toetsing staat de samenwerking tussen lokaal veld en Veilig Thuis centraal.
In hoofdstuk 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 zijn de verantwoordelijkheden van de gemeenten ten aanzien van het Advies- en
Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (in dit stuk verder aangeduid als:
Veilig Thuis) beschreven. Veilig Thuis heeft als taken:
a. adviseren/ ondersteunen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling.
b. meldpunt voor (gevallen of vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling;
c. uitvoeren van onderzoek;
d. beoordelen van de vraag welke verdere vervolgstappen nodig zijn;
e. inschakelen van instanties en zorgorganisaties;
f. informeren politie of raad voor de kinderbescherming;
g. in kennis stellen College, indien de raad voor de kinderbescherming wordt ingeschakeld;
h. informeren van de melder.
In artikel 4.2 van de Wmo 2015 is beschreven aan welke kwaliteitseisen Veilig Thuis moet voldoen. Het toetsingskader stap 2 is gebaseerd op dit wettelijke kader.
Doel opdracht
De opdracht sluit aan bij Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis. De opdracht is als volgt:
I. Realiseer per gemeente1 dusdanige samenwerkingsafspraken tussen Veilig Thuis Gelderland-Zuid en het lokale veld in de desbetreffende gemeente dat meldingen vanuit Veilig Thuis conform de geldende wettelijke kaders2 kunnen worden overgedragen aan het lokale veld en leg deze afspraken bestuurlijk vast.
II. Zorg ervoor dat het lokale veld voldoende is toegerust om de minimaal
noodzakelijke hulp en/of ondersteuning aan gezinnen3 ook te kunnen bieden.
III. Beschrijf de procesafspraken van Veilig Thuis dusdanig dat voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld in Toetsingskader 2.
IV. Leg de op te leveren stukken (Regionaal Triageprotocol, lokale
overdrachtsprotocollen, lokale Kennis- en kwaliteitsplannen, regionale werkprocessen Veilig Thuis en regionaal Activiteitenplan Veilig Thuis) zo
spoedig mogelijk voor aan het Algemeen Bestuur van de GGD ter vaststelling.
1Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen.
2 Hieronder worden ook verstaan de veldnormen zoals het Kwaliteitskader Veilig Thuis, Onderdeel: Zicht op Veiligheid en professionele standaarden uit het protocol van handelen zoals het VNG-Model Handelingsprotocol voor het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Veilig Thuis.
3 Waar in deze opdracht wordt gerefereerd aan gezinnen, gaat het formeel gesproken om het cliëntsysteem.
Kwaliteitseisen/op te leveren producten
Zorg ervoor dat tenminste vier producten worden opgeleverd:
- Triageprotocol;
- Overdrachtsprotocol;
- Kennis- en kwaliteitsplan;
- (Bijgestelde) procesbeschrijvingen Veilig Thuis;
- Activiteitenplan Veilig Thuis.
Aan de op te leveren producten stellen we de volgende kwaliteitseisen:
1. Veilig Thuis stelt (in samenwerking met politie, Veiligheidshuis en alle partijen waarnaar Veilig Thuis kan overdragen) een Triageprotocol op waarin voldaan wordt aan de eisen van het Handelingsprotocol4 waarin tenminste afspraken staan.
1.1 hoe het triageproces verloopt (verrijking, agendering, verslaglegging, triagebeslissing);
1.2 welke casussen op basis van welke criteria worden overgedragen aan wie (onder andere de rechtstreekse overdracht aan het lokale veld) en in welke situaties Veilig Thuis verantwoordelijk blijft (bijvoorbeeld voor het doen van onderzoek en/of het opstellen van een
veiligheidsplan);
1.3 welke procedureafspraken zijn gemaakt met het
Veiligheidshuis ten aanzien van zorgmeldingen vanuit de politie (18-/18+);
1.4 welke eisen gesteld worden aan alle betrokken organisaties ten aanzien van beschikbaarheid,
bereikbaarheid en het aanleveren van informatie ten behoeve van het triageproces.
2. In een gezamenlijk op te stellen Overdrachtsprotocol afspraken
gemaakt tussen alle partijen waarnaar Veilig Thuis kan overdragen over in ieder geval
2.1 hoe het overdrachtsproces plaats vindt tussen Veilig Thuis en alle partijen naar wie kan worden overgedragen;
2.2 welke systemen5 worden gebruikt om informatie uit te wisselen;
2.3 wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van de diverse partijen naar wie kan worden overgedragen 2.4 wie verantwoordelijk is voor het opstellen en actueel
houden van actuele contactgegevens op medewerkersniveau.
4 VNG-MODEL HANDELINGSPROTOCOL VOOR HET ADVIES EN MELDPUNT HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING ‘Veilig Thuis’.
5 Indien er systemen worden gebruikt.
2.5 wie verantwoordelijk is voor de veiligheid in het gezin van het moment dat een triagebeslissing is genomen tot het moment dat de casus door het lokaal veld in
behandeling is genomen;
2.6 welke informatie het lokale veld minimaal ontvangt op het moment dat een casus
(na triage in het routeeroverleg of bij Veilig Thuis) rechtstreeks wordt overgedragen van Veilig Thuis naar het lokaal veld;
wordt overgedragen van Veilig Thuis naar het lokaal veld nadat Veilig Thuis aanvullend onderzoek heeft uitgevoerd;
2.7 hoe en binnen welke termijn door Veilig Thuis benodigde en in het lokale veld beschikbare informatie (zowel binnen als buiten kantoortijden) kan worden ontsloten (o.a.
Verwijsindex Zorg voor Jeugd);
2.8 binnen welke termijn en hoe het lokale veld bevestigt aan Veilig Thuis dat overdracht van een zaak is ontvangen en de casus in behandeling wordt genomen;
2.9 welke afspraken er zijn gemaakt ten aanzien van behandeltermijnen;
2.10 hoe in door Veilig Thuis overgedragen casussen wordt omgegaan met eventueel bestaande wachtlijsten bij de sociale teams;
2.11 wie verantwoordelijk is voor het monitoren van meldingen die zijn overgedragen aan het lokale veld en hoe de monitoring plaats zal vinden;
2.12 hoe Veilig Thuis zal bewaken of de stappen die naar aanleiding van een melding in gang zijn gezet
daadwerkelijk worden uitgevoerd en welke informatie het lokale veld hierover (binnen welke termijn) aan Veilig Thuis dient te verstrekken;
2.13 hoe Veilig Thuis (als onderdeel van het monitoren) evalueert of de stappen leiden tot het stoppen van het geweld en tot herstel van de veiligheid in het gezin en welke informatie het lokale veld hierover (binnen welke termijn) aan Veilig Thuis dient te verstrekken.
3. Door het lokale veld wordt (in overleg met Veilig Thuis) een Kennis- en kwaliteitsplan gemaakt waarin tenminste is beschreven
4.1 aan welke professionele eisen medewerkers in het lokale veld dienen te voldoen die na overdracht van de casus aan het lokale veld hulp en/of ondersteuning bieden aan het gezin;
4.2 of er in het lokale veld wel of geen
aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld en kindermishandeling worden aangewezen;
4.3 op welke wijze bij capaciteitsproblemen escalatie
plaatsvindt om te borgen dat bestuurders op tijd worden geïnformeerd;
4.4 hoe medewerkers in het lokale veld dusdanig worden opgeleid en getraind dat zij voldoende toegerust zijn om
hulp en/of ondersteuning te bieden aan het gezin;
de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te volgen;
een melding te bespreken met het gezin en een lichte mate van vraagverheldering te doen (niet- vraaggericht werken);
een veiligheidsplan c.q. een hulpverlenings- en herstelplan op te stellen en uit te voeren;
uitvoering te geven in de noodzakelijke
vervolgstappen (zoals bijvoorbeeld het organiseren van de toegang tot hulpverlening) die in de
overdracht vanuit Veilig Thuis zijn beschreven.
4. Veilig Thuis beschrijft in de eigen Werkprocessen
4.1 hoe in de werkprocessen is geborgd dat voldaan wordt aan de wettelijke termijnen ten aanzien van triage en onderzoek;
4.2 dat bij uitvoering van onderzoeken een intercollegiaal of multidisciplinair opgesteld Plan van Aanpak wordt
opgesteld dat voldoet aan het Handelingsprotocol;
4.3 hoe onderzoeken zorgvuldig worden uitgevoerd, zodat
individuele gesprekken worden gevoerd met alle direct betrokkenen;
kinderen altijd worden gezien (en in ieder geval vanaf zes jaar altijd worden gesproken);
voldoende informatie wordt ingewonnen bij het professionele netwerk;
het informele netwerk wordt betrokken.
4.4 hoe Veilig Thuis kan komen tot een dusdanige beoordeling dat
beoordeeld kan worden of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling
de uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd;
bij aantoonbaar huiselijk geweld of mishandeling een vervolgtraject wordt ingezet;
4.5 welke kwaliteitseisen worden gesteld aan (het opstellen van) een veiligheidsplan en wat minimaal in een
veiligheidsplan moet worden beschreven c.q. vastgelegd;
4.6 in welke situaties en op welke wijze de politie of de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling worden gesteld;
4.7 in welke situaties een multidisciplinaire aanpak (MDA++) moet worden ingezet;
4.8 hoe geborgd is dat leden van gezinnen die ontevreden zijn over de kwaliteit van Veilig Thuis een klachten kunnen indienen bij een onafhankelijke klachtencommissie en welke acties worden ondernomen naar aanleiding van een klacht;
4.9 hoe Veilig Thuis ervoor zorgt dat personen die bij een melding zijn betrokken gebruik kunnen maken van een onafhankelijk vertrouwenspersoon.
Veilig Thuis geeft jaarlijks in een Plan aan met welke organisaties, op welke wijze en met welke contactpersonen contacten worden onderhouden met ketenpartners op het gebied van ouderen, (licht) verstandelijk beperkte mensen, lichamelijk
gehandicapten of anderszins kwetsbare mensen met als doel informatieoverdracht en kennisuitwisseling ten aanzien van het (duurzaam) stoppen van geweld en het toeleiden naar passende zorg.
Checklist samenwerkingsafspraken
Nr
Trek ker
Relevante bestaande documenten
Act.
Ver sie- nr.
Status Vast gesteld door
Vastge- steld datum 1 Triageprotocol (regionaal)
1.1 Verloop triageproces VT 1.2 Triagecriteria VT 1.3 Procedureafspraken
zorgmeldingen politie VT 1.4 Eisen beschikbaarheid,
bereikbaarheid en informatie
VT
2 Overdrachtsprotocol (regionaal) 2.1 Procesbeschrijving
overdracht VT
2.2 Beschrijving informatie- overdrachts-kanalen VT 2.3 Taken en
verantwoordelijk- heden partijen
VT
2.4 Afspraken
contactgegevens VT 2.5 Procesafspraken zicht
op veiligheid tijdens overdracht
VT
2.6 Kwaliteitseisen
overdrachts-informatie VT 2.7 Ontsluiten lokale
informatie
LV 2.8 Ontvangstbevestiging
lokaal veld LV
2.9 Afspraken
behandeltermijnen LV 2.10 Procesafspraken
wachtlijsten LV
2.11 Afspraken monitoring overdrachtscasussen
VT 2.12 Afspraken trajectregie VT 2.13 Afspraken
trajectevaluatie
VT 3 Kennis- en Kwaliteitsplan (lokaal) 3.1 Professionaliteits-eisen
medewerkers LV
3.2 Aanwijzen aandachts- functionarissen LV 3.3 Afspraken escalatie
capaciteitsvraagstukk en
LV
3.4 Opleidings en LV
Nr Trek
ker Relevante bestaande documenten
Act.
Ver sie- nr.
Status Vast gesteld door
Vastge- steld datum trainingseisen
3.5 Deskundigheids- bevordering ondersteuning casussen
LV
3.6 Deskundigheids- bevordering meldcode
LV
3.7 Deskundigheids- bevordering vraagverheldering
LV
3.8 Deskundigheids- bevordering opstellen veiligheids-,
hulpverlenings- en herstelplan
LV
3.9 Deskundigheids- bevordering vervolgaanpak
LV
4 Werkprocessen Veilig Thuis (regionaal) 4.1 Borging wettelijke
termijnen
(onderzoek/triage)
VT
4.2 PvA bij onderzoeken VT 4.3 Zorgvuldigheids-eisen
onderzoek VT
4.4 Beoordelingseisen onderzoek
VT 4.5 Kwaliteitseisen
veiligheidsplan VT 4.6 In kennisstelling RvdK
en politie VT
4.7 Inzet MDA++ VT
4.8 Klachten-procedure VT 4.9 Vertrouwens-persoon VT 5 Activiteitenplan VT (regionaal) 5.1 Betrekken
ketenpartners VT