• No results found

Reactie op 'Kroniek Overheidsaansprakelijkheid', NTB 2016/10

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reactie op 'Kroniek Overheidsaansprakelijkheid', NTB 2016/10"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

G.M. van den Broek

&

M.K.G. Tjepkema

Bijdrage Reactie op 'I<roniel< Overheidsaanspral<elijl<heid', NTB 2016/10

NTB 2016/18

In de Kroniek Overheidsaansprakelijkheid (NTB 2016, nr. 3, p. 90) staan Franssen, Roozendaal en Van de Sande stil bij het preadvies

De reikwijdte en rechtsgrondslag van nadeel- compensatie

in

het omgevingsrecht

dat wij schreven voor de Vereniging voor Bouwrecht Het doet ons deugd dat zij een aantal van onze aanbevelingen steunen en wij juichen het ook toe dat zij op een ander punt, namelijk de wijze waarop het normaal maatschappelijk risico moet worden verdis- conteerd, het debat met ons aangaan. Onze opvattingen over dit laatste punt worden echter summier weergegeven en in het bijzonder de stelling dat wij voor een van onze aanbevelingen geen 'draagkrachtige motivering' zouden aandragen willen wij niet onweersproken laten.

In ons preadvies hebben wij een uitvoerige analyse gemaakt van de rechtspraak over het normaal maatschappelijk risico en bespreken wij vervolgens wat onze bevindingen zouden kunnen betekenen voor de afweging die de

wetgever

moet maken ten aanzien van de wijze waarop hij het normaal maatschappelijk risico bij indirecte planschade moet vorm- geven. Onze 'voorkeursvariant' is dat de wetgever het mi- nimumforfait van 2% naar 3% zou moeten verhogen en dat een standaarddrempel van 5% in de wet zou moeten worden opgenomen. Daarbij zou het aan de benadeelde zijn om te beargumenteren dat een lager percentage dan 5% geboden is- welk percentage dan tussen 3 en 5% zou schommelen - maar zou een percentage van 3% van de waarde van de onroerende zaak dus sowieso voor rekening van de bena- deelde zijn.

Het is jammer dat in de kroniek niet een belangrijke doel- stelling wordt vermeld van dit deel van ons preadvies, na- melijk het verhogen van de voorspelbaarheid, consistentie en rechtszekerheid van tegemoetkomingen in planschade.

Die is nu, zoals wij hopen te hebben aangetoond, ver te zoe- ken. Bestuursorganen blijken, daartoe vaak aangespoord door deskundigen, het minimumforfait als een uitputtende toets aan het normaal maatschappelijk risico te zien, wat niet in overeenstemming is met de wil van de wetgever. Ook is het de vraag of deze wat zuinige invulling van het nor- maal maatschappelijk risico in lijn is met de hoge drempel voor nadeelcompensatie, die naar ons idee voortvloeit uit het beginsel van de égalité devant les charges publiques.

Franssen, Roozendaal en Van de Sande zijn kritisch over ons voorstel ten aanzien van zowel de boven- als de ondergrens.

De ophoging van het forfait naar 3% zou een 'draagkrachtige motivering' ontberen. Deze kritiek komt ons bekend voor, nu zij op de jaarvergadering van de VBR ook al had geklon- ken uit de mond van Bruno van Ravels, naar wiens interven- tie de auteurs overigens niet verwijzen.1 Hun bezwaar tegen

Zie voor de tel<st van diens interventie het verslag van de jaarvergadering door D. Sietses. Tijdschrift voor Bouwrecht 2016.3. p. 213.

een standaarddrempel van 5% is 'dat de Afdeling nog onvol- doende gelegenheid heeft gehad om de daadwerkelijke con- touren van het normaal maatschappelijk risico in beeld te brengen'. Om op dit laatste punt in te gaan: het is de vraag of het voor de keuze die de

wetgeverten

aanzien van het forfait zou moeten maken - en dat is de vraag die in hoofdstuk 4 van ons preadvies centraal staat- van belang is om de ont- wikkelingen in de jurisprudentie afte wachten. De bepaling van de hoogte van het forfait is immers vooral een politiek vraagstuk. Van belang is onzes inziens wel dat de wetge- ver aan de rechter de ruimte laat om tot genuanceerde re- sultaten te komen, maar die ruimte blijft er in ons voorstel ook. juist om die reden zijn wij tegen een ander alternatief, namelijk de standaarddrempel op 5% vaststellen

zonder

de mogelijkheid om deze in bijzondere gevallen bij te stellen.

Wij wijzen op de pagina's 107 en verder van ons preadvies, waar wij de voor- en nadelen van de belangrijkste varianten op een rij zetten. Vermoedelijk doelen de auteurs op deze passage wanneer zij stellen van de noodzaak tot codificatie van een 5%-standaarddrempel niet overtuigd te zijn 'hoewel Van den Broek en Tjepkema hierbij in hun preadvies wel uit- gebreid hebben stilgestaan'.

Tot slot nog over de ophoging van het minimumforfait van 2% naar 3%. Ook hier gaat het uiteindelijk om een politieke keuze, zodat de vraag of de uitspraak

H

eiloo van 28 maart 2013 (ECLI:N:RVS:2013:875) daar nu wel of geen steun voor biedt niet doorslaggevend is.2 Wij hebben deze keuze gemo- tiveerd in het licht van het streven naar meer voorspelbaar- heid, rechtszekerheid en consistentie. Vanuit dit perspectief kan met een ophoging van het minimumforfait van 2% naar 3% winst worden geboekt. Onze redenering is dat zo de bandbreedte waarbinnen het forfait kan worden toegepast wordt verkleind en dat in beginsel alleen nog percentages van 3, 4 of 5% kunnen gelden-behoudens uitzonderlijke si- tuaties waarin het forfait hoger dan 5% zou kunnen zijn. Op pagina 96/97 stellen wij in dit verband dat gevalsvergelij- king aanmerkelijk wordt vergemakkelijkt wanneer het nor- maal maatschappelijk risico wordt verdisconteerd aan de hand van de

binnen beperkte procentuele grenzen toepasbare

drempelmethode. Ons pleidooi om het minimumforfait met één procent te verhogen moet in dat licht worden gezien, nu dit de bandbreedte van het normaal maatschappelijk ri- sico verder verkleint. Dat vergemakkelijkt het voor de rech- ter om tot categorisering te komen: min of meer omlijnde situaties waaraan bepaalde standaardpercentages kunnen worden gekoppeld. Zover zijn we nog niet, maar het is in elk geval hoopgevend dat de Afdeling in een recente uitspraak stelt dat 'een waardevermindering tot vijf procent van de

2 Ten overvloede: andere jurisprudentie illustreert dat de Afdeling ook percentages van ruim 3% als "relatief gering" beschouwt. Zie AB RvS 16 juli 2014. ECLI:NL:RVS:2014:2614 en ABRvS 29 oktober 2014.

ECLI:NL:RVS:2014:3870. op well<e uitspral<en we op de jaarvergadering ook hebben gewezen.

152 afl. 5 ·juni 2016 NTB 2016/18

(2)

Bijdrage

waarde van de onroerende zaak in deze categorie gevallen in beginsel tot het normale maatschappelijke risico van de aanvrager behoort'.3 De koppeling van bepaalde categorie- en van gevallen aan een bepaald forfait: zo zijn we -in onze visie althans -precies waar we wezen moeten. Wij wachten de nadere jurisprudentie op dit punt, zorgvuldig becom- mentarieerd in mooie Kronieken Overheidsaansprakelijk- heid, geduldig af.

3 ABRvS 2 maart 2 016, ECLI:Nl: RVS:2 016:53 0 (onze cursivering).

REACTIE OP 'KRONIEK OVERHEIDSAANSPRAKELIJKHEID', NTB 2016/10

NTB 2016/18 afl. 5-juni 2016 153

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij het bepalen van de reikwijdte van fundamentele rechten in het strafrecht zou ik me wellicht hebben georiënteerd op het rechtsbeschermende en het instrumentele aspect van het

¾ Herijking van ons buitenlands beleid naar vernieuwde waarden en normen is niet eens nodig.. We hoeven niet op zoek naar een nieuwe

Zo overweegt de Afdeling dat de bestuursrechter bij de afwijzing van een verzoek om een projectplan vast te stellen, zich moet beperken tot de vraag of de beheerder dit in

Het College heeft in januari 2016 de evaluatie van het handhavingsuitvoeringsprogramma 2015 en het toezicht- en handhavingsuitvoeringsprogramma 2016 vastgesteld en ter kennis

 Op [datum] wordt door ons [naam KO] het deel van uw eigen bijdrage wat bestaat uit het bedrag dat u aan ons betaalt boven het maximum uurtarief, terugbetaald!.  Het deel van

Strafrechtketenmonitor en de onderzoeken nieuwe kwantitatieve doelstellingen zullen worden geformuleerd.. U constateert dat er op het gebied van het formuleren van doelstellingen

Met de maatregelen in de Defensiebegroting 2016 wordt de basisgereedheid van de krijgsmacht versterkt en worden ambities en middelen gaandeweg beter in balans gebracht.. Het

34 Over de rechterlijke toetsing van het belang van het kind in het kader van de belangenafweging onder artikel 8 EVRM moet op basis van deze uitspraken van de Afdeling