• No results found

Vastgesteld wijzigingsplan 'Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20'pdf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vastgesteld wijzigingsplan 'Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20'pdf"

Copied!
193
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20

(2)

wijzigingsplan Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20

Inhoudsopgave

Toelichting 3

2 wijzigingsplan "Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20"

(vastgesteld)

(3)

wijzigingsplan Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20

Toelichting

wijzigingsplan "Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20" (vastgesteld) 3

(4)

Toelichting Wijzigingsplan

‘Buitengebied, Liesbosweg 380 &

Teerlingstraat 20’

Gemeente Etten-Leur

(5)

1

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Projectlocatie: Teerlingstraat 20 en Liesbosweg 380 Etten-Leur

Projectnummer: 06211.021

Datum: 31 mei 2021

Opgesteld door: Marjolijn Raymakers

Status: Vastgesteld

IMRO-code: NL.IMRO.0777.0160WPLB380TL20-3001

Van Dun Ontwerp en Planologie is een handelsnaam van Van Dun Advies BV.

(6)

2

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Inhoudsopgave

1. INLEIDING ... 3

1.1 Aanleiding en doel ... 3

1.2 Vigerend planologisch regime ... 3

1.3 Procedure ... 4

1.4 Leeswijzer ... 5

2. PROJECTBESCHRIJVING ... 6

2.1 Huidige situatie ... 6

2.2 Beoogde situatie ... 7

3. BELEIDSKADER ... 10

3.1 Rijksbeleid ...10

3.2 Provinciaal beleid ...10

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant ...10

3.2.2 Structuurvisie 2010 – partiële herziening 2014 (Sv 2014) ...10

3.2.3 Interim omgevingsverordening (Iov) ...11

3.3 Gemeentelijk beleid ...15

4. MILIEUHYGIËNISCHE EN PLANOLOGISCHE ASPECTEN... 21

4.1 Milieueffectrapportage en vormvrije m.e.r.-beoordeling...21

4.2 Waterhuishouding ...21

4.2.1 Waterrelevant beleid ...21

4.2.2 Bestaande waterhuishoudkundige situatie ...23

4.2.3 Beoogde waterhuishoudkundige situatie ...24

4.3 Natuur ...25

4.3.1 Natuurnetwerk Nederland (NNN) ...25

4.3.2 Wet natuurbescherming ...26

4.4 Cultuurhistorie, aardkunde en archeologie ...30

4.4.1 Cultuurhistorie en aardkunde ...30

4.4.2 Archeologie ...30

4.5 Bedrijven en milieuzonering ...31

4.6 Geluid ...32

4.7 Luchtkwaliteit ...33

4.8 Bodemkwaliteit ...35

4.9 Externe veiligheid ...35

4.9.1 Regelgeving ...35

4.9.2 Toetsing aan beleid ...36

4.10 Verkeer en parkeren ...38

4.11 Technische infrastructuur ...40

5. JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING ... 41

5.1 Juridische achtergrond ...41

5.2 Toelichting verbeelding ...41

5.3 Toelichting regels ...42

6. UITVOERBAARHEID ... 43

6.1 Financiële uitvoerbaarheid ...43

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ...43

6.2.1 Vooroverleg ...43

6.2.2 Zienswijzen en beroep ...43

7. BIJLAGEN... 44

(7)

3

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

1. Inleiding

In dit hoofdstuk komen de aanleiding en het doel, het vigerend planologisch regime en de procedure aan bod.

1.1 Aanleiding en doel

Initiatiefnemer is voornemens om het huidige agrarische bouwvlak op de adressen Teerlingstraat 20/20a/20b en Liesbosweg 380/380a/380b te Etten-Leur te vergroten.

De initiatiefnemer exploiteert aan de oostzijde van Etten-Leur reeds meer dan 50 jaar een grootschalig agrarisch bedrijf wat zich in de loop der jaren heeft gespecialiseerd in de teelt van zacht fruit (aardbeien, frambozen en bramen) in de vollegrond, op stellingen en in kassen. Hierdoor wordt de arbeidspiek op het bedrijf zoveel mogelijk gespreid. Vanwege deze intensieve teelten –met name tijdens de oogst van het fruit- dient er veel werk verzet te worden. De initiatiefnemer maakt hiervoor veelvuldig gebruik van buitenlandse arbeidsmigranten van verschillende nationaliteiten. Wegens de toenemende groei van het bedrijf is er dringend ruimte nodig om de arbeidsmigranten een goede woonplek te bieden, gedurende hun verblijf in Nederland. Tevens is het wenselijk om, gelet op de recente Covid-afstandsnormen, de bezetting in huisvestingsruimte te verlagen. Hiervoor is een uitbreiding van de huisvestingsruimte in het plangebied noodzakelijk. De huisvesting van arbeidsmigranten in de bebouwde kom geeft (te) veel druk op de lokale huizenmarkt. Dit is mede de reden dat de initiatiefnemer personeel op het eigen terrein wil kunnen huisvesten. Om dit te kunnen bewerkstelligen is voor beide locaties een vergroting van het huidige agrarische bouwvlak noodzakelijk. Om dit mogelijk te maken is onderliggend wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Vigerend planologisch regime

Het plangebied aan de Teerlingstraat 20 te Etten-Leur heeft in het vigerende bestemmingsplan

‘Buitengebied’, vastgesteld op 30 september 2013 de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen:

• Enkelbestemming ‘Agrarisch’

• Dubbelbestemming ‘Leiding’

• Dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’

• Aanduiding ‘Bouwvlak’ (2,5 ha)

• Functieaanduiding ‘glastuinbouw’

• Functieaanduiding ‘specifieke vorm van leiding – gas’

• Gebiedsaanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’

Afbeelding 1: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan, plangebied Teerlingstraat 20

(8)

4

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Conform artikel 3.6.5 van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat de mogelijkheid een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te vergroten, zodat alle voorzieningen ten behoeve van huisvesting binnen het bouwvlak kunnen worden gesitueerd.

Het plangebied aan de Liesbosweg 380 heeft in het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld op 30 september 2013 de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen:

• Enkelbestemming ‘Agrarisch’

• Dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’

• Aanduiding ‘Bouwvlak’ (1 ha)

• Gebiedsaanduiding ‘zone langs doorgaande weg’

Conform artikel 3.6.2 van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat de mogelijkheid om een bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te vergroten tot maximaal 2 hectare.

De wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in artikel 3.6.5 (t.b.v. Teerlingstraat 20) en artikel 3.6.2 (t.b.v. Liesbosweg 380) kennen een aantal voorwaarden waaraan voldaan dient te worden. Deze worden in hoofdstuk 3 van deze toelichting nader beschreven.

Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient een wijzigingsplan opgesteld te worden.

1.3 Procedure

Voor het gewenste initiatief dient een wijzigingsplan te worden vastgesteld, conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Blijkens artikel 3.8 Wro is op de voorbereiding van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit houdt in dat het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage wordt gelegd. Tijdens deze periode van 6 weken kunnen belanghebbenden hun zienswijzen kenbaar maken. Gedurende de inzagetermijn ligt het ontwerpwijzigingsplan (verbeelding, regels en toelichting, inclusief bijbehorende bijlagen) ter inzage.

Binnen 8 weken nadat het ontwerpwijzigingsplan ter inzage heeft gelegen, moet de gemeente beslissen over de vaststelling van het wijzigingsplan. Hierbij worden eventuele zienswijzen betrokken.

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan, plangebied Liesbosweg 380

(9)

5

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Nadat het wijzigingsplan is vastgesteld, wordt het opnieuw 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze 6 weken kunnen belanghebbenden die tijdig zienswijzen kenbaar hebben gemaakt bij het ontwerp of belanghebbenden die kunnen aantonen dat zij niet in de gelegenheid zijn geweest om tijdig zienswijzen kenbaar te maken, beroep indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als er geen beroep wordt ingesteld, dan is het wijzigingsplan daags na afloop van de beroepsperiode onherroepelijk. Zodra het wijzigingsplan in werking is getreden kunnen de benodigde omgevingsvergunningen voor het beoogde initiatief worden aangevraagd.

1.4 Leeswijzer

In voorliggende toelichting is in het eerste hoofdstuk een inleiding op het initiatief gegeven, waarin de aanleiding, het doel, het vigerend planologische regime en de te doorlopen procedure is beschreven.

Hierna is in het tweede hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de bestaande en beoogde situatie.

In hoofdstuk 3 van voorliggende toelichting wordt het van toepassing zijnde beleid uiteengezet, welke het provinciaal en gemeentelijk beleid betreft. Hierna worden in hoofdstuk 4 de milieuhygiënische en planologische aspecten beschreven.

De juridische planbeschrijving is vervat in hoofdstuk 5 van voorliggende toelichting waarin een beschrijving van de juridische achtergrond van onderhavig wijzigingsplan, een toelichting op de verbeelding en een toelichting op de regels wordt gegeven. De financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het initiatief wordt verantwoord in het hoofdstuk 6.

(10)

6

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

2. Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De plangebieden aan de Teerlingstraat 20 (20/20a/20b) en Liesbosweg 380 (380/380a/380b) liggen in het buitengebied van de gemeente Etten-Leur. In de directe omgeving van beide plangebied bevinden zich zowel agrarische bedrijven als burgerwoningen. Afbeelding 3 geeft de ligging van het plangebied in de omgeving weer.

Afbeelding 3: Ligging plangebieden, links Liesbosweg 380 en rechts Teerlingstraat 20

(11)

7

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Teerlingstraat 20/20a/20b

De initiatiefnemer beschikt op dit moment op voornoemd adres over een agrarisch bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf met een oppervlakte van 2,5 hectare.

Op deze locatie beschikt men thans over de huisvestingsruimte voor 60 personen. Daarnaast is er in verband met de Covid-maatregelen eerder dit jaar een extra ruimte gerealiseerd voor het huisvesten van 32 personen.

Liesbosweg 380/380a/380b

De initiatiefnemer beschikt op dit moment op voornoemd adres over een agrarisch bouwvlak voor een (grondgebonden) bedrijf met een oppervlakte van 1 hectare. Op deze locatie beschikt men thans over de huisvestingsruimte voor:

Liesbosweg 380a 84 personen Liesbosweg 380b 50 personen +

Totaal 134 personen

Daarnaast wordt het personeel gehuisvest op de locaties Liesbosweg 223 (45 personen) en Teerlingstraat 13 (86 personen). In totaal beschikt men derhalve thans over 265 huisvestingsplaatsen.

2.2 Beoogde situatie

In verband met de Covid-maatregelen, eerder dit jaar genomen, en de aanhoudende Covid- afstandsnormen is de initiatiefnemer voornemens het personeel in kwalitatief goede ruimten op het eigen bedrijf te huisvesten. Om dit te realiseren is op beide locaties een bouwvlakvergroting ten behoeve van de huisvestingsruimte noodzakelijk.

Teerlingstraat 20/20a/20b

Zoals hierboven staat beschreven is, in verband met de Covid-maatregelen, eerder dit jaar extra ruimte gerealiseerd voor het huisvesten van 32 personen. Gelet op de aanhoudende Covid-afstandsnormen, wenst de initiatiefnemer in het kader van goed werkgeverschap de huisvestingsruimte voor 32 personen een permanent karakter te geven.

In bijlage 1 is de arbeidsplanning van het bedrijf toegevoegd. Hieruit blijkt dat er gedurende een periode van 8 weken in het voorjaar en 6 weken in het najaar gemiddeld >100 personen werkzaam binnen het bedrijf.

Gelet op het feit dat de initiatiefnemer het personeel graag permanent in kwalitatieve goede ruimten op het eigen bedrijf wil huisvesten, is een bouwvlakvergroting t.b.v. de huisvestingsruimte noodzakelijk.

In onderstaande afbeelding 4 is de bestaande huisvestingsruimte weergegeven met hierbij tevens de gewenste uitbreidingsruimte. Men wenst het bouwvlak uit te breiden met een oppervlak van circa 1600 m2, zodat het met oranje gemarkeerde gebouw “20b” volledig binnen het bouwvlak kan worden gesitueerd. Deze beoogde uitbreidingsruimte is ten oosten van het huidige bouwvlak voorzien. Deze uitbreidingsruimte is gelegen binnen het ‘glastuinbouw doorgroeigebied’ en de naastgelegen strook tot aan de oostelijke perceelsgrens. Met de uitbreiding ontstaan een bouwvlak van circa 2,7 ha.

(12)

8

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Conform artikel 3.6.5 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat de mogelijkheid een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te vergroten, zodat alle voorzieningen voor het huisvesten van in totaal 60+32 = 92 personen binnen het bouwvlak worden gesitueerd.

Liesbosweg 380/380a/380b

Gelet op de recente Covid-afstandsnormen, wenst men de bezetting in de huisvestingsruimte aan de Liesbosweg 380a te verlagen tot maximaal 48 personen. Om dezelfde reden wenst men de bezetting aan de Liesbosweg 223 verlagen naar 20 personen.

In bijlage 2 is de arbeidsplanning van het bedrijf bijgevoegd. Hieruit blijkt dat er gedurende een periode van 18 weken >100 personen werkzaam binnen het bedrijf en gedurende een periode van 8 weken in de zomermaanden zelfs >300 personen.

Gelet op het feit dat de initiatiefnemer het personeel graag in kwalitatieve goede ruimten op het eigen bedrijf wil huisvesten, is een uitbreiding van de huisvestingsruimte noodzakelijk.

In afbeelding 5 is de bestaande huisvestingsruimte weergegeven met hierbij tevens de gewenste uitbreidingsruimte. Het voornemen is een viertal gebouwen te realiseren voor het huisvesten van circa 38 personen per gebouw. De exacte positionering en uitvoering van de gebouwen zal nog moeten worden ontworpen met de architect. De gebouwen zullen op ruim voldoende afstand van elkaar geplaatst worden, zodat er een soort park-achtige structuur ontstaat en er voldoende ruimte is voor het personeel om te kunnen ontspannen. Zo dient er ruimte te zijn voor een sportveldje en een tuin.

Voldoende onderlinge afstand tussen de gebouwen is bovendien gunstig voor de brandveiligheid.

Vanzelfsprekend zal de parkeergelegenheid voor werknemers voorzien worden op het eigen terrein.

Het beoogde bouwvlak omvat een oppervlakte van circa 1,875 hectare. Het bouwvlak zal worden omzoomd door een landschappelijke inpassing. Afbeelding 5 geeft de beoogde situatie weer. Deze is tevens in bijlage 8 bijgevoegd.

Afbeelding 4: Situering bebouwing en gewenste uitbreiding bouwvlak Teerlingstraat 20

(13)

9

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Afbeelding 5: Situering bebouwing en gewenste uitbreiding bouwvlak Liesbosweg 380

Met de gewenste nieuwbouw komt de totale huisvestingscapaciteit aan de Liesbosweg 223, 380 en de Teerlingstaat 13 neer op:

Liesbosweg 380a 48 personen Liesbosweg 380b 49 personen Liesbosweg 380c 38 personen Liesbosweg 380d 38 personen Liesbosweg 380e 38 personen Liesbosweg 380f 38 personen Liesbosweg 223 20 personen Teerlingstraat 13 86 personen +

Totaal 355 personen.

Conform artikel 3.6.2 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat de mogelijkheid een bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te vergroten (tot max. 2 hectare).

(14)

10

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

3. Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het voor onderhavige ontwikkeling relevante ruimtelijke rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid uiteengezet. Daarnaast wordt de beoogde ontwikkeling in dit hoofdstuk tevens aan dit beleid getoetst.

3.1 Rijksbeleid

Gezien onderhavig initiatief dermate kleinschalig van aard is heeft deze geen invloed op het rijksbeleid en wordt derhalve in dit hoofdstuk niet beschreven.

3.2 Provinciaal beleid

Het geldende ruimtelijke beleid van de provincie Noord-Brabant is omschreven in de Omgevingsvisie, Structuurvisie 2010 – partiële herziening 2014 en de Interim omgevingsverordening.

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant heeft op 14 december 2018 de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld.

De omgevingsvisie vindt zijn legitimatie in de Omgevingswet. Vanzelfsprekend staan de achterliggende doelen van de Omgevingswet dan ook centraal in de positiebepaling van de Brabantse Omgevingsvisie.

Onder het motto ‘eenvoudig beter’, doelt de Omgevingswet op meer inzichtelijkheid, en een grotere voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het Omgevingsrecht. Ook beoogt de wet meer bestuurlijke afwegingsruimte en een meer samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving. Het doel van de omgevingsvisie is om de kwaliteit van de leefomgeving voor alle Brabanders te verbeteren.

In de visie is voor verschillende programma’s de ambitie geformuleerd hoe de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit moet zien. Daarbij zijn mobiliserende tussendoelen gesteld voor 2030 om het einddoel te kunnen bereiken. De uitwerking in programma’s is een opgave die de visie volgt en die in opeenvolgende bestuursperiodes de opdracht en ruimte geeft om dat met eigen accenten in te vullen.

Het belangrijkste programma dat hier een rol speelt is ‘omgevingskwaliteit’. Het Brabantse doel voor 2050 in dit programma is: ‘Brabant heeft een goede leefomgevingskwaliteit doordat wij op alle aspecten beter presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald. Brabant staat met zijn TOP-landschap van oude en nieuwe landschappen in de top 5 van Europa. De biodiversiteit binnen en buiten de natuurgebieden is op orde, de lucht- en waterkwaliteit voldoet en de bodem is vitaal.’

Het tussendoel voor 2030 in dit programma is: ‘Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Natuurgebieden zijn ingericht, de afname van biodiversiteit is naar een positieve trend omgebogen, waardevolle cultuurhistorische landschappen zijn behouden en er is breed draagvlak voor de nieuwe energie- en klimaatadaptieve landschappen door de ontwerpende aanpak.’

Deze basisopgave is veelomvattend en gaat over milieuaspecten zoals een schone bodem, schoon water (ondergrond) en schone lucht. Maar ook om landschappelijke- en cultuurhistorische aantrekkelijkheid, een goede woon- en werkomgeving met een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen, stilte en een natuurrijke omgeving, waarin biodiversiteit en recreatie hand in hand gaan.

Het initiatief voldoet aan het tussendoel voor 2030 omdat aan alle milieu wet- en regelgeving wordt voldaan. Tevens wordt door een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het plangebied ook een positieve bijdrage geleverd aan de leefomgevingskwaliteit. Hiermee wordt een eerste stap gezet richting het einddoel van 2050. Het initiatief past dus binnen de Omgevingsvisie voor Noord-Brabant.

3.2.2 Structuurvisie 2010 – partiële herziening 2014 (Sv 2014)

De Structuurvisie 2010 – partiële herziening 2014 (Sv 2014) betreft een herziening van de op 1 oktober 2010 vastgestelde Structuurvisie ruimtelijke ordening. De partiële herziening is door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 2 juli 2014 vastgesteld.

(15)

11

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

De Structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 weer (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De genoemde visie in de partiële herziening is doorvertaald in de regels van de Interim omgevingsverordening. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

Volgens de structurenkaart, zie afbeelding 6, is onderhavig plangebied gelegen in het gemengd landelijk gebied. In het gemengd landelijk gebied vindt een vermenging van functies plaats. Naast het gebruik van de gronden ten behoeve van de land- en tuinbouw, is er ook plaats voor natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Omdat de locatie in het gemengd landelijk gebied ligt, hanteert de provincie het multifunctionele gebruik als uitgangspunt. De locatie is dus onderdeel van een multifunctioneel gebied. Het initiatief past daarom binnen de uitgangspunten van de Sv 2014.

3.2.3 Interim omgevingsverordening (Iov)

De Interim omgevingsverordening (Iov) betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Iov is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de op handen zijnde Omgevingswet moet worden vastgesteld en die verplicht is voor provincies. De laatste versie van de Iov is op 5 december 2020 in werking getreden.

De Iov is opgesteld vanuit een doelgroepenbenadering. Dit is ook het systeem dat de Omgevingswet, en de daaronder liggende wetgeving, hanteert. Dit betekent dat de regels in de Iov zijn gegroepeerd in hoofdstukken waarbij de doelgroep van de regel, de zogenaamde normadressaat, leidend is. Regels waar gemeenten bij vaststelling van een wijzigingsplan rekening mee moeten houden zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Deze regels zijn in de vorm van instructieregels opgenomen waarbij de verschillende niveau’s zijn opgedeeld in meerdere afdelingen.

Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat toepassing moet worden gegeven aan de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zoals deze zijn opgenomen in paragraaf 3.1.2. Voor het overige dient getoetst te worden aan de regels die van toepassing zijn op het werkingsgebied waar een plangebied in is gelegen. In dit geval is het plangebied aan de Teerlingstraat 20 gelegen binnen de aanduiding ‘Gemengd landelijk gebied’ en glastuinbouw – doorgroeigebied’, zie afbeelding 7. Het Afbeelding 6: Uitsnede structurenkaart Svro 2014

(16)

12

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

plangebied aan de Liesbosweg 380 is gelegen binnen de aanduiding ‘Gemengd landelijk gebied’, zie afbeelding 8.

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden (conform artikel 3.56 Iov) voor een glastuinbouwbedrijf (Teerlingstraat 20) in gemengd landelijk gebied en de voorwaarden zoals die gelden ten behoeve van de ligging binnen de aanduiding ‘glastuinbouw- doorgroeigebied’ (conform artikel 3.64 Iov) worden later toegelicht. Dit geldt ook voor de voorwaarden (artikel 3.54 Iov) waaraan voldaan moet worden in geval van een uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf (Liesbosweg 380). Hieronder worden eerst de basisprincipes beschreven voor een evenwichtige toedeling van de verschillende functies. Hiermee wordt bedoeld dat er invulling wordt gegeven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Hiervoor moet rekening gehouden worden met:

• Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6);

• De waarden in een gebied door toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7);

• Meerwaardecreatie (artikel 3.8);

Daarnaast geldt dat er in het landelijk gebied ook sprake moet zijn van kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 3.9).

Afbeelding 8: Uitsnede plangebied Liesbosweg 380 kaart Iov Afbeelding 7: Uitsnede plangebied Teerlingstraat 20 kaart Iov

(17)

13

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel. 3.6)

Conform artikel 3.6 houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat in beginsel gebruik wordt gemaakt van een bestaand ruimtebeslag. Een bestaand ruimtebeslag is gelegen binnen het werkingsgebied ‘Stedelijk gebied’ of een bestaand bouwperceel.

In de beoogde situatie is zeker sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Op beide locaties (zowel Teerlingstraat 20 als de Liesbosweg 380) vindt de beoogde uitbreiding plaats bij een bestaand bedrijf/bouwperceel.

Toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7)

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op verschillende lagen.

Hierbij dient onderzocht te worden wat de effecten zijn op:

- de ondergrond - de netwerklaag - de bovenste laag

Met het effect op de ondergrond worden o.a. de aspecten bodem, grondwater en archeologische waarden bedoeld. De netwerklaag omvat aspecten zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer. In de beschouwing van de bovenste laag dienen aspecten zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu aan bod te komen.

Hierbij dient te worden gekeken naar het verleden, heden en toekomst. De beoogde ontwikkeling aan de Teerlingstraat 20 en de Liesbosweg 380 mag geen negatieve effecten hebben op de waarden in de omgeving en dient ook in de toekomst geen beperkingen op te leveren voor de omgeving.

De toetsing van de gevolgen van het initiatief op bovengenoemde aspecten worden in hoofdstuk 4 van deze toelichting nader uiteengezet.

Meerwaardecreatie (artikel 3.8)

Het aspect meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken. Het biedt de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren, waardoor er meerwaarde ontstaat. Daarnaast ontstaat een bijdrage aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

In de beoogde situatie wordt meerwaarde gecreëerd doordat het huisvestingsprobleem van arbeidsmigranten in de bebouwde kom wordt opgelost (geeft te veel druk op lokale huizenmarkt), de huisvesting op de bedrijfslocaties aan de Teerlingstraat 20en Liesbosweg 380 zorgt voor geen/beperkt woon-werkverkeer en de initiatiefnemer is in staat om invulling te geven aan de personeelsvraag. Ten slotte draagt de uitbreiding bij aan een kwalitatief hoogwaardige huisvesting waarbij rekening kan worden gehouden met de gelden Covid-maatregelen en afstandsnormen. Ten slotte zal het plangebied landschappelijk worden ingepast.

Kwaliteitsverbetering landschap (artikel 3.9)

Een bestemmingsplan in landelijk gebied moet gepaard gaan met een fysieke verbetering van het landschap. Daarnaast moet worden aangetoond hoe deze fysieke verbetering financieel, juridisch en feitelijk wordt verzekerd. Een verbetering kan o.a. bestaan uit een landschappelijke inpassing, behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen, het slopen van bebouwing of aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden. Deze vormen van kwaliteitsverbetering moeten worden geborgd in het bestemmingsplan. Eind 2014 is het ‘Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant’ vastgesteld. Daarbij zijn afspraken gemaakt tussen de provincie en de regio West-Brabant met betrekking tot de toepassing van het principe kwaliteitsverbetering van het landschap.

Voor beide locaties is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants Landschap. Deze landschappelijke inpassingen zijn opgenomen in bijlage 3 horende bij dit wijzigingsplan. De ontwikkeling aan Teerlingstraat 20 betreft een categorie 2- ontwikkeling volgens het regionaal afsprakenkader. Hierbij kan worden volstaan met een landschappelijke inpassing. Bouwvlakvergrotingen tot 2 hectare betreffen volgens het regionaal

(18)

14

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

afsprakenkader een categorie 3-ontwikkeling. Aangezien de uitbreiding aan de Liesbosweg 380 leidt tot een nieuw bouwvlak van 1,875 hectare betreft dit een categorie 3- ontwikkeling en dient hiervoor een berekening kwaliteitsverbetering van het landschap opgesteld te worden. Deze berekening is opgenomen in bijlage 12.

Zoals uit afbeelding 7 en 8 duidelijk wordt ligt het plangebied binnen een gebied aangeduid als

‘Gemengd landelijk gebied’.

Artikel 3.54 Grondgebonden teeltbedrijf in gemengd landelijk gebied (Liesbosweg 380)

Een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied kan voorzien in een uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar een grondgebonden teeltbedrijf als:

a. dit vanuit een goede agrarische bedrijfsvoering nodig is;

Bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) is door de gemeente Etten-Leur advies ingewonnen omtrent de noodzakelijkheid voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en – ontwikkeling ter plaatse waarbij de uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de huisvesting van arbeidsmigranten te laten plaatsvinden. De AAB heeft vervolgens bij brief van 18 december 2020 positief gereageerd: De gehanteerde inschatting van de arbeidsbehoefte, zoals door de initiatiefnemer naar voren is gebracht, is op reële grondslagen gebaseerd. In die zin kan de inschatting van de toekomstige arbeidsbehoefte van de bedrijfsvoering worden gevolgd. De inschakeling van tijdelijke arbeidskrachten op het bedrijf komt voort uit de aard van de agrarische bedrijfsvoering. Samenvattend is de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van oordeel dat, op basis van de arbeidsbehoefte van het bedrijf als geheel en rekening houdend met enige bedrijfsontwikkeling in de nabije toekomst, de tijdelijke huisvesting van het gevraagde aantal medewerkers noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf. Om deze uitbreiding van de huisvestingscapaciteit te kunnen verwezenlijken is de vergroting van de bouwvlakken aan de Teerlingstraat 20 en aan de Liesbosweg 380 noodzakelijk.

b. de bouw of uitbreiding van een kas is beperkt tot ten hoogste 5.000 m².

Er is geen sprake van uitbreiding van een kas.

Artikel 3.56 glastuinbouwbedrijven in gemengd landelijk gebied (Teerlingstraat 20) Een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied:

a. bepaalt dat vestiging van en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf niet zijn toegestaan;

Er is reeds een glastuinbouwbedrijf aanwezig in het plangebied dus vestiging van en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is in deze situatie niet aan de orde.

b. kan bepalen dat uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf is toegestaan tot ten hoogste 3 hectare netto glas als is aangetoond dat de uitbreiding noodzakelijk is om de continuïteit van het glastuinbouwbedrijf voor langere termijn te waarborgen.

Er is in de beoogde situatie geen sprake van uitbreiding in netto glas maar het betreft een vergroting van het bouwvlak teneinde hier huisvesting van arbeidsmigranten te laten plaatsvinden. Wat betreft de noodzakelijkheid van deze uitbreiding is door de gemeente Etten- Leur advies ingewonnen bij de AAB. De AAB heeft vervolgens bij brief van 18 december 2020 positief gereageerd: De gehanteerde inschatting van de arbeidsbehoefte, zoals door de initiatiefnemer naar voren is gebracht, is op reële grondslagen gebaseerd. In die zin kan de inschatting van de toekomstige arbeidsbehoefte van de bedrijfsvoering worden gevolgd. De inschakeling van tijdelijke arbeidskrachten op het bedrijf komt voort uit de aard van de agrarische bedrijfsvoering. Samenvattend is de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van oordeel dat, op basis van de arbeidsbehoefte van het bedrijf als geheel en rekening houdend met enige bedrijfsontwikkeling in de nabije toekomst, de tijdelijke huisvesting van het gevraagde aantal medewerkers noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf. Om deze uitbreiding van de huisvestingscapaciteit te kunnen verwezenlijken is de vergroting van de bouwvlakken aan de Teerlingstraat 20 en aan de Liesbosweg 380 noodzakelijk.

Artikel 3.64 Glastuinbouw-doorgroeigebied (Teerlingstraat 20) Lid 1

(19)

15

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Een bestemmingsplan van toepassing op Glastuinbouw-doorgroeigebied bepaalt:

a. dat vestiging en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is uitgesloten;

Er is geen sprake van vestiging van of omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf. Het bedrijf is reeds in het plangebied gevestigd en het betreft in dit geval een uitbreiding van het bouwvlak teneinde hier huisvesting van arbeidsmigranten te laten plaatsvinden.

b. tot welke omvang uitbreiding van glastuinbouwbedrijven is toegestaan.

In de beoogde situatie leidt de bouwvlakvergroting tot een nieuw bouwvlak van maximaal 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen geheel conform artikel 3.6.5 sub b van het vigerende bestemmingsplan.

Lid 2

In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan bepalen dat vestiging en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is toegestaan als het plan onderbouwt dat:

a. dit noodzakelijk is vanwege de sanering van een glastuinbouwbedrijf elders waarbij verzekerd is dat het glastuinbouwbedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven; of

Er is geen sprake van vestiging van of omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf ter plaatse.

Het bedrijf is hier reeds jaren gevestigd.

b. dit voortvloeit uit een herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen het doorgroeigebied die bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in het gebied.

Niet van toepassing.

Lid 3

Als het voor een bestaand glastuinbouwbedrijf in het doorgroeigebied niet mogelijk is om aansluitend op het bestaande bouwperceel uit te breiden, kan voor die uitbreiding binnen het gebied een nieuw bouwperceel worden aangewezen.

In de beoogde situatie is ten oosten van het huidige bouwvlak de uitbreidingsruimte voorzien. Deze uitbreidingsruimte is gelegen binnen het ‘glastuinbouw doorgroeigebied’ en de naastgelegen strook tot aan de oostelijke perceelsgrens. De uitbreiding sluit dus direct aan bij het huidige bouwvlak. (Met de uitbreiding ontstaat een bouwvlak van circa 2,7 ha.)

Conclusie provinciaal beleid

Zoals in deze paragraaf is beschreven is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de regels zoals gesteld in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Zoals blijkt uit deze toelichting kan worden voldaan aan de voorwaarden die gelden voor een bestemmingplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is vervat in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld op 30 september 2013. In deze paragraaf zullen achtereenvolgens de beoogde ontwikkelingen aan de Teerlingstraat 20 en de Liesbosweg 380 worden getoetst aan het gemeentelijke beleid.

Teerlingstraat 20

Het plangebied aan de Teerlingstraat 20 te Etten-Leur heeft in het vigerende bestemmingsplan

‘Buitengebied’, vastgesteld op 30 september 2013 de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen:

• Enkelbestemming ‘Agrarisch’

• Dubbelbestemming ‘Leiding’

• Dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’

• Aanduiding ‘Bouwvlak’

• Functieaanduiding ‘glastuinbouw’

• Functieaanduiding ‘specifieke vorm van leiding – gas’

• Gebiedsaanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’

(20)

16

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Conform artikel 3.6.5 van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat de mogelijkheid een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te vergroten, zodat alle voorzieningen ten behoeve van huisvesting binnen het bouwvlak kunnen worden gesitueerd.

Artikel 3.6.5 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding

‘glastuinbouw’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Vergroting van het bouwvlak ten behoeve van kassen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.

Deze aanduiding is ter plaatse van het plangebied niet opgenomen en dus niet van toepassing.

b. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen.

De vergroting van het bouwvlak leidt tot een nieuw bouwvlak van circa 2,7 ha. De oppervlakte aan kassen verandert niet en blijft in de beoogde situatie gelijk.

c. In uitzondering op het bepaalde in lid a geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 9 ha, waarvan maximaal 8 ha kassen.

De vergroting van het bouwvlak leidt tot een nieuw bouwvlak van circa 2,7 ha. De oppervlakte aan kassen verandert niet en blijft in de beoogde situatie gelijk.

d. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en / of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

Er is door de gemeente Etten-Leur advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB). De Adviescommissie heeft bij brief van 18 december 2020 een positief advies uitgebracht: De gehanteerde inschatting van de arbeidsbehoefte, zoals door de initiatiefnemer naar voren is gebracht, is op reële grondslagen gebaseerd. In die zin kan de inschatting van de toekomstige arbeidsbehoefte van de bedrijfsvoering worden gevolgd. De inschakeling van tijdelijke arbeidskrachten op het bedrijf komt voort uit de aard van de agrarische bedrijfsvoering. Samenvattend is de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van oordeel dat, op basis van de arbeidsbehoefte van het bedrijf als geheel en rekening houdend met enige bedrijfsontwikkeling in de nabije toekomst, de tijdelijke huisvesting van het gevraagde aantal medewerkers noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het Afbeelding 9: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan, plangebied Teerlingstraat 20

(21)

17

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf. Om deze uitbreiding van de huisvestingscapaciteit te kunnen verwezenlijken is de vergroting van de bouwvlakken aan de Teerlingstraat 20 en aan de Liesbosweg 380 noodzakelijk.

e. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

De vergroting sluit direct aan op de oostzijde van het bestaande bouwvlak.

f. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Dit wordt in hoofdstuk 4 van deze toelichting nader omschreven.

g. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van:

1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;

2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;

3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;

4. een vereveningseffect

Dit wordt in paragraaf 4.3 van deze toelichting nader beschreven.

h. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i. Indien door de vergroting een bouwvlak ontstaat met de mogelijkheid voor meer dan 5 ha kassen, dient bovendien anderszins te worden voldaan aan het gestelde onder i.

Er is sprake van een categorie 2-ontwikkeling waarbij volstaan kan worden met een goede landschappelijke inpassing. Door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants Landschap is een landschappelijke inpassing opgesteld welke is bijgevoegd in bijlage 3 horende bij deze toelichting. Op de verbeelding van voorliggend wijzigingsplan worden de gronden waar de landschappelijke inpassing is voorzien, bestemd als ‘Groen-Houtsingel’. Hiervoor wordt de wijzigingsbevoegdheid van artikel 38.1 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ toegepast.

Tevens is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van de landschappelijke inpassing.

i. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Dit lid is voorliggend geval niet van toepassing.

j. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en / of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding

‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast.

Ter plaatse van het plangebied is deze aanduiding niet van toepassing.

Liesbosweg 380

Het plangebied aan de Liesbosweg 380 heeft in het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld op 30 september 2013 de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduiding:

• Enkelbestemming ‘Agrarisch’

• Dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’

• Aanduiding ‘Bouwvlak’

• Gebiedsaanduiding ‘zone langs doorgaande weg’

(22)

18

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Conform artikel 3.6.2 van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat de mogelijkheid om een bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te vergroten tot maximaal 2 hectare.

Artikel 3.6.2 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak van een grondgebonden en niet-

grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een grondgebonden veehouderij, intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf en van een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een grondgebonden en niet- grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een grondgebonden veehouderij, intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf en van een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een grondgebonden veehouderij en tot een maximum van 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.

De vergroting van het bouwvlak zal in de beoogde situatie leiden tot een nieuwe bouwvlak van maximaal 2 ha ten behoeve van het grondgebonden agrarische bedrijf.

b. Voor een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

Niet van toepassing.

c. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf dan wel de paardenhouderij. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

Er is door de gemeente Etten-Leur advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB). Het advies is positief: De gehanteerde inschatting van de arbeidsbehoefte, zoals door de initiatiefnemer naar voren is gebracht, is op reële grondslagen gebaseerd. In die zin kan de inschatting van de toekomstige arbeidsbehoefte van de bedrijfsvoering worden gevolgd. De inschakeling van tijdelijke arbeidskrachten op het bedrijf komt voort uit de aard van de agrarische bedrijfsvoering. Samenvattend is de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van oordeel dat, op basis van de arbeidsbehoefte van het bedrijf als geheel en rekening houdend met enige bedrijfsontwikkeling in de nabije toekomst, de tijdelijke huisvesting van het gevraagde aantal medewerkers noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf. Om deze uitbreiding van de Afbeelding 10: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan, plangebied Liesbosweg 380

(23)

19

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

huisvestingscapaciteit te kunnen verwezenlijken is de vergroting van de bouwvlakken aan de Teerlingstraat 20 en aan de Liesbosweg 380 noodzakelijk.

d. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

De vergroting van het bouwvlak vindt in zuidelijke richting plaats, direct aansluitend aan het reeds bestaande bouwvlak aan de Liesbosweg 380.

e. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Dit wordt in hoofdstuk 4 van deze toelichting nader omschreven.

f. Vergroting van het bouwvlak van een paardenhouderij is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van:

1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;

2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;

3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;

4. een vereveningseffect.

Er is geen sprake van de aanwezigheid van een paardenhouderij ter plaatse van het plangebied.

g. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Er is sprake van een categorie 3- ontwikkeling op basis van het regionaal afsprakenkader met betrekking tot kwaliteitsverbetering van het landschap. Er is een berekening voor kwaliteitsverbetering van het landschap gemaakt. Deze berekening is als bijlage 12 bij deze toelichting gevoegd. Op de verbeelding van voorliggend wijzigingsplan worden de gronden waar de landschappelijke inpassing is voorzien, bestemd als ‘Groen-Houtsingel’. Hiervoor wordt de wijzigingsbevoegdheid van artikel 38.1 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ toegepast. Tevens is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van de landschappelijke inpassing.

h. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en / of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding

‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast.

Ter plaatse van het plangebied is deze aanduiding niet van toepassing.

Artikel 38.1 Wijzigen naar ‘Bos’, ‘Groen’, ‘Groen-Houtsingel’, ‘Natuur’ en ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het kader van natuur- en landschapsbeleid dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de bestemmingen ‘Agrarisch’ en / of ‘Agrarisch met waarden’ worden gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, ‘Groen’, ‘Groen-Houtsingel’, ‘Natuur’ en / of

‘Water’ ten behoeve van behoud en / of ontwikkeling van bos, ecologische verbindingszones, landschapselementen, natuur en / of water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

De gronden voor de landschappelijke inpassing krijgen de passende bestemming ‘Groen- Houtsingel’. Deze wijziging leidt er niet toe dat degebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen onevenredig worden aangetast. Het bestaande gebruik van die percelen kan onverminderd worden voortgezet.

b. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.

Initiatiefnemer is eigenaar van het totale plangebied. De realisering, het onderhoud en de instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt publiekrechtelijk geborgd door in de planregels een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Daarnaast is met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten met afspraken over de realisering, het onderhoud en de instandhouding van de landschappelijke inpassing.

Conclusie gemeentelijk beleid

Op basis van een toets aan de wijzigingsbevoegdheden conform artikel 3.6.2, artikel 3.6.5 en artikel 38.1 uit het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld op 30 september 2013, wordt

(24)

20

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling in hoofdzaak passend is binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente Etten-Leur. Tevens zal door de landschappelijke inpassing, zoals opgesteld door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants Landschap, sprake zijn van een goede inpassing en verbetering van de omgevingskwaliteit ter plaatse.

(25)

21

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

4. Milieuhygiënische en planologische aspecten

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht om inzicht te bieden in de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten. In dit hoofdstuk worden deze aspecten beschreven.

4.1 Milieueffectrapportage en vormvrije m.e.r.-beoordeling

Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvorming omtrent plannen en projecten.

Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen, waaronder partiële herzieningen, onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:

- Plannen die kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.- (beoordelings)plichtige besluiten;

- Plannen waarvoor een passende beoordeling nodig is in verband met een mogelijk significant negatief effect op Natura 2000 gebieden.

Een plan is kaderstellend voor een toekomstig m.e.r.- (beoordelings)plichtig besluit indien er sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. Onderhavig initiatief is niet opgenomen in de C- of D-lijst, er is geen sprake van een toekomstige m.e.r. plichtige activiteit. Dus is er geen plicht tot een milieueffectrapportage of tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Ten aanzien van het tweede criteria inzake een mogelijke MER-plicht, geldt dat er bij onderhavige situatie geen sprake is van een plan waarvoor een passende beoordeling nodig is in verband met een mogelijk significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Zoals paragraaf 4.3 beschrijft heeft onderhavige ontwikkeling met zekerheid geen mogelijk significant negatief effect op de Natura 2000- gebieden.

4.2 Waterhuishouding

Per 1 november 2003 is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets toe te passen. Deze verplichting is wettelijk geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In deze watertoets moet inzicht worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente voorafgaand aan de procedure het voornemen van de ruimtelijke ingreep aan het waterschap te verzenden. De gemeente en het waterschap kunnen afspraken maken over de wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan is opgenomen. In deze waterparagraaf komen de volgende onderdelen aan bod:

▪ Beschrijving waterrelevant beleid;

▪ Bestaande waterhuishoudkundige situatie;

▪ Beoogde waterhuishoudkundige situatie.

4.2.1 Waterrelevant beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is vanaf 22 december 2000 van kracht. De KRW heeft als doel om te komen tot schone, ecologisch gezonde stroomgebieden, waarin water op een duurzame manier wordt gebruikt. Om dit doel te bereiken is een systematiek opgesteld die alle Europese lidstaten in de nationale wetgeving moeten implementeren en uitvoeren. De Nederlandse regering heeft invulling aan de KRW gegeven middels de Waterwet, die in werking is getreden op 22 december 2009. De Waterwet regelt het beheer van het oppervlakte- en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening. De visies met betrekking tot het waterbeleid worden door de verschillende bestuurslagen in diverse plannen beschreven.

Het beleid van de provincie Noord-Brabant richt zich op het bereiken en in stand houden van watersystemen die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde. Dit beleid is vertaald in de Structuurvisie 2010 en de Interim omgevingsverordening. In de structuurvisie komen over het onderwerp water de volgende aspecten aan bod:

(26)

22

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

• Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;

• Een betere waterveiligheid door preventie;

• Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;

Zoals weergegeven in afbeelding 11 heeft het plangebied op kaart 5 (Instructieregels gemeenten:

grondwaterbescherming, waterveiligheid en –berging) van de Iov geen specifieke aanduidingen toegekend gekregen.

De watertoets en de wijze waarop de provincie daar mee omgaat is beschreven in het Provinciaal Milieu en Waterplan (PMWP). Provinciale Staten hebben op 18 december 2015 het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 – 2021 ‘Samen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant vastgesteld (PMWP). Hiermee zijn twee aparte provinciale plannen samengevoegd, te weten het voormalige ‘PWP 2010-2015’ en het ‘Provinciale Milieuplan 2012-2015’. Het doel van dit plan is het creëren van een gezonde leefomgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Het aspect water maakt hier onderdeel van uit. Kort gezegd gaat het PMWP voor:

• voldoende water voor mens, plan en dier;

• schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);

• bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico’s;

• verduurzaming van de grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.

Gemeenten en waterschappen dienen hun waterbeleid te baseren op de uitgangspunten die de provincie in hun PMWP stelt. De PMWP is enkel voor de provincie Noord-Brabant zelf bindend.

Afbeelding 11: Uitsnede kaart 5 Iov

(27)

23

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Zoals weergegeven is in afbeelding 12 heeft het plangebied in het PMWP de waterhuishoudkundige functie ‘Water voor het gemengd landelijk gebied’ toegekend gekregen.

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen:

zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.

Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema’s gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het Waterbeheerplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.

In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de

‘beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’.

4.2.2 Bestaande waterhuishoudkundige situatie

In de bestaande waterhuishoudkundige situatie wordt het bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard geloosd op het gemeentelijk riool. Voor het overige wordt er uit de inrichting enkel niet-verontreinigd hemelwater geloosd. Dit hemelwater is afkomstig van regenwater dat op de daken en erfverharding valt. Gemiddeld valt er jaarlijks 0,8 m3 niet-verontreinigd hemelwater per m2 verhard oppervlak. Dit Afbeelding 12: Uitsnede kaart PMWP

(28)

24

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

hemelwater wordt door middel van afschot van daken en erfverharding geloosd op omliggende perceelsloten. Op beide bedrijven (zowel aan de Teerlingstraat 20 als de Liesbosweg 380) wordt aandacht besteed aan het schoonhouden van het verhard oppervlak. Er is sprake van good-house- keeping management. De erfverharding en de daken worden zo vaak als voor de goede orde noodzakelijk is schoon gehouden. Op beide bedrijven vinden geen bijzondere activiteiten plaats die ertoe kunnen leiden dat er stoffen in aanraking kunnen komen met het hemelwater. Het niet- verontreinigde hemelwater kan dus zonder problemen worden geloosd op de omliggende perceelsloten.

4.2.3 Beoogde waterhuishoudkundige situatie

Zoals aangegeven is waterschap Brabantse Delta de beheerder van de kwaliteit en kwantiteit van het grond- en oppervlaktewater binnen het plangebied. Door middel van de Keur van Waterschap Brabantse Delta, die in werking is getreden op 1 maart 2015, kan worden bepaald bij welke ontwikkelingen mitigerende maatregen getroffen moeten worden. Deze mitigerende maatregelen kunnen onder andere bestaan uit het treffen van een retentievoorziening. De Keur van Waterschap Brabantse Delta schrijft voor dat voor een toename van minder dan 2.000 m² verhard oppervlak geen mitigerende maatregelen nodig zijn.

In de beoogde situatie is er voor de locatie Teerlingstraat 20 een toename van circa 414 m2 verhard oppervlak (zie afbeelding 13). Omdat er een toename verharding is van minder dan 2.000 m² dient er geen compenserende maatregel getroffen te worden om het hemelwater op te vangen.

Voor de locatie aan de Liesbosweg 380 is er sprake van een toename van circa 5459 m2 verhard oppervlak (2794 m2 ten behoeve van nieuwe bedrijfsgebouwen en 2665 m2 ten behoeve van nieuwe erfverharding). Omdat er een toename verharding is van meer dan 2.000 m² dient er een compenserende maatregel getroffen te worden om het hemelwater op te vangen.

De berekening voor de bepaling van de inhoud van de retentievoorziening is gemaakt conform art. 15 van de Algemene Regels Waterschap Brabantse Delta. In overleg met Waterschap Brabantse Delta zal de compenserende maatregel als volgt worden gerealiseerd:

Het water dat op de erfverharding valt (2665 m2) zal worden geïnfiltreerd in de groene landschappelijke inpassing of er zal een retentievoorziening worden aangelegd, in de vorm van een vijver of sloot, met een inhoud van ten minste 80 m3 (2665 x ½ x 0,06). Indien gekozen wordt voor infiltratie in de landschappelijke inpassing dan is het van belang dat er middels een berekening wordt aangetoond dat die groenstrook een bui van 60 mm ook daadwerkelijk kan opnemen (infiltreren).

Het dakwater wat op de 4 nieuwe bedrijfsgebouwen terechtkomt, is kwalitatief goed water, wat de ondernemer graag wenst te hergebruiken als gietwater bij diens aardbeien-kwekerij. Het is immers zonde om dit water eerst te laten infiltreren en het later weer met een pomp-installatie op te zuigen.

Daarom wordt het dakwater verpompt naar het bassin aan de Lage Bremberg 26 te Etten-Leur, gelegen circa 200 meter ten zuiden van het plangebied. Het gaat hierbij om circa 84 m3 (2794 x ½ x 0,06).

Afbeelding 13: Verhard oppervlak Teerlingstraat 20 in beoogde situatie

(29)

25

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

Het bestaande bassin aan de Lage Bremberg 26 heeft voldoende capaciteit om de 84 m3 op te nemen.

Daarom zal de bovenste 84 m3 van het bassin aan de Lage Bremberg middels een knijpvoorziening worden aangelegd, zodat deze vertraagd kan leeglopen. Het bassin aan de Lage Bremberg is echter circa 52 x 75 meter. Dus dat betekent dat de leegloopvoorziening maar 2 centimeter onder de bovenkant hoeft te zitten.

In de beoogde situatie is er sprake van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater welke net als in de huidige situatie worden geloosd op het gemeentelijk riool. Gelijktijdig met de bouwaanvraag zal worden bekeken of de reeds aanwezige put met pompgemaal voldoende is (voor het vertraagd weglopen) van het afvalwater.

4.3 Natuur

Voorafgaand aan de gewenste wijziging dient onderzocht te worden of er sprake is van een aantasting van wettelijk beschermde natuurwaarden op basis van de groene wet- en regelgeving zoals de Wet Natuurbescherming. Onderstaand zijn de diverse aspecten ten aanzien van natuurwaarden beschreven.

4.3.1 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

In de twintigste eeuw is veel Nederlandse natuur verdwenen. De overgebleven gebieden zijn vaak klein en liggen veelal ver uit elkaar. Hierdoor hebben bepaalde organismen moeite om gebieden te bereiken en zich er te handhaven, waardoor de diversiteit van planten, dieren en micro-organismen (de Afbeelding 14: Verhard oppervlak Liesbosweg 380 in beoogde situatie

(30)

26

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

biodiversiteit) ook sterk achteruit gaat. Om de biodiversiteit te behouden en te versterken is het Natuurnetwerk Nederland opgericht.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Het Natuurnetwerk Nederland is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. In het NNN liggen:

- Bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;

- Gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt;

- Landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;

- Ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;

- Alle Natura 2000-gebieden.

Het Rijk heeft het algemene NNN-beleid in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd. Op grond van artikel 2.10.2 van het Barro moeten provincies bij provinciale verordening de NNN-gebieden aanwijzen en nauwkeurig begrenzen. Op grond van artikel 2.10.3 Barro moeten zij ook de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden vastleggen. Daarnaast wijzen de provincies de natuurdoelen in het NNN aan. Elk NNN-gebied heeft een zogenaamd natuurdoel. Een natuurdoel beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurgebied.

Natuur Netwerk Brabant (NNB)

Vanaf 2014 zijn de provincies verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van het NNN. De provincie Noord-Brabant heeft in zijn Verordening de gebieden opgenomen als Natuur Netwerk Brabant.

Men wil in 2027 alle gaten in het netwerk hebben gedicht met nieuwe natuur. Ongeveer 90% van het Natuur Netwerk Brabant wordt gevormd door bestaande natuurgebieden. Tussen deze gebieden is men voornemens om verbindingen te leggen in de vorm van Ecologische verbindingszones. Door deze verbindingen tussen natuurgebieden kunnen dieren van het ene gebied naar het andere foerageren.

De concrete ambities van de provincie Noord-Brabant staan in het Natuurbeheerplan Noord-Brabant 2016. De begrenzing van het netwerk is daarnaast ook opgenomen in de Interim omgevingsverordening.

Het NNB kent geen specifiek beschermingsregime, anders dan via het ruimtelijke spoor. Conform kaart 4 van de Iov gelden voor het plangebied geen specifieke aanduidingen.

4.3.2 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

Afbeelding 15: Uitsnede kaart 4 Iov

(31)

27

Wijzigingsplan ‘Buitengebied, Liesbosweg 380 & Teerlingstraat 20’

1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;

2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;

3. vereenvoudiging van regels.

In deze paragraaf wordt getoetst of de ontwikkeling invloed heeft op de beschermde gebieden en soorten die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming is beperkt tot de Natura 2000-gebieden en eventueel buiten het Natuur Netwerk gelegen bijzondere provinciale natuurgebieden. De bescherming van het Natuur Netwerk Nederland is reeds beschermd in het Barro en provinciale verordening.

In Nederland zijn 164 Natura 2000-gebieden aangewezen. Voorbeelden van de Natura 2000-gebieden zijn Kempenland-West, Kampina en Oisterwijkse Vennen en Regte Heide en Riels laag. De provincie Noord-Brabant heeft geen bijzondere provinciale natuurgebieden vastgesteld.

Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied betreft Ulvenhoutse Bos. Dit Natura-2000 gebied is gelegen op een afstand van circa 10 kilometer van het plangebied. Gelet op deze grote afstand zijn geen negatieve effecten te verwachten ten aanzien van het beschermde gebied. Een nadere uiteenzetting hierover wordt hieronder beschreven.

Verzuring en vermesting door stikstof uit de lucht

Middels het rekenprogramma AERIUS kan de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden worden berekend. Hiermee wordt het effect op verzuring en vermesting in beeld gebracht. Wanneer met het rekenprogramma AERIUS kan worden aangetoond dat een initiatief geen toename in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft, kan de ontwikkeling doorgang vinden.

Indien er wel sprake is van een toename in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden moet onderbouwd worden hoe deze toename in depositie ongedaan wordt gemaakt (door het treffen van maatregelen of extern salderen). Er dient dan ook een passende beoordeling te worden opgesteld.

Om aan te tonen dat er als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen toename in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden plaatsvindt is middels het rekenprogramma AERIUS een berekening gemaakt voor het initiatief op beide locaties. In Bijlage 5 en 6 zijn de rekenresultaten van deze berekening opgenomen. Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie als gevolg van de initiatieven op beide locaties niet groter is dan 0,00 mol/ha/jaar. Het aspect stikstofdepositie vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling en uitvoering van het plan.

Bescherming van soorten

De soortenbeschermende werking is rechtstreeks opgenomen in de Wnb. In hoofdstuk 3 van de Wnb zijn de beschermingsregimes in drie aparte paragrafen neergelegd. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Hieronder zijn de drie beschermingsregimes weergegeven:

1. Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn; Dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels (zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn).

2. Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn; Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn. In de bijlagen van de Verdragen van Bern en Bonn worden ook vogels genoemd.

3. Beschermingsregime andere soorten. Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage onderdeel A en B van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

In Nederland komen ongeveer 30.000 soorten dieren en planten voor. De Wnb regelt de bescherming van circa 300 in het wild voorkomende soorten inheemse planten en dieren.

In de Wnb is onder meer bepaald dat beschermde diersoorten niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en plantensoorten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten. Daarnaast

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedurende de periode van ter inzage legging kan tegen het wijzigingsbesluit beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500

Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een grondgebonden veehouderij en tot een maximum van 1,5 ha

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en/of van een glastuinbouwbedrijf, dan wel

Geen exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen voor het plangebied ‘Liesbosweg 380 en Teerlingstraat 20’. Etten-Leur, 15

verwijderd, de agrarische bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van 2500 m 2 worden gesloopt en 250 m 2 de uiterste maximum is voor bijgebouwen bij burgerwoningen conform

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van

In het onderzochte gebied zijn geen beschermde overige soorten aangetroffen, deze worden op basis van het aanwezige biotooptype en bekende verspreiding hier ook niet

Omdat er sprake is van een agrarisch bouwvlak van 1 ha dat wordt verwijderd, op de locatie veel bebouwing wordt gesloopt (ongeveer 1.100 m2) en 250 m2 de uiterste maximum is