• No results found

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd · dbnl"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A. Francken

bron

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd. Schalekamp, Van de Grampel en Bakker, Amsterdam 1842

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/fran161twee01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

i.s.m.

(2)

[Woord vooraf]

Tot voorberigt is dienende, dat de woorden dezer Zangstukjes zijn gekozen uit

FRANCIJNTJE DE BOER

gedichtjes en andere werkjes voor de jeugd vervaardigd.

Wij vleijen ons, dat dit twintigtal tweestemmige zangstukjes moge behagen en alzoo aan het doel der uitgave beantwoorden.

F.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(3)

Weldoen 1.

Vrolijk.

Wie slechts voor zich zelven leeft van zijn' over - vloed niet geeft, om de armen en hun lijden, door zijn' bijstand.

te verblijden, is het goede slechts on.

waard, dat hem God be deeld. op aard.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(4)

2.

Schoon zijn lot ook heerlijk schijn', Nooit zal hij tevreden zijn;

Nooit zal hij 't genoegen smaken, Dat het hart van hem doet blaken,

Wiens weldadigheid, zoo mild, Troost verleent en lijden stilt.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(5)

Morgengebed.

II.

Langzaam met gevoel.

Lieve God! ik wil U prijzen, Dank be - wijzen Voor de zachte, stille rust, Die ik van U

heb ge noten, Toen 'k mijn oog jes had ge - sloten, Zorgloos sliep, van niets be - wust.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(6)

2.

Niemand kon toen voor mij zorgen;

Schoon verborgen

Voor elks oog, - toch waaktet - Gij!

Ja, Gij schenkt me op nieuw het leven, Wilt mij kleedren, voedsel geven,

En verkwikkingen daarbij.

3.

Leer me als kind U vroeg beminnen, Nu beginnen

Al mijn werk met lust en vreugd;

Laat me in 't leeren vlijtig wezen, Kinderlijk mijne ouders vreezen,

En U dienen in mijn jeugd.

4.

Aan mijn bedje neêrgebogen, Voor Uwe oogen, Bid ik, dat Gij zelf mij leidt;

Lieve God! wil mij verhooren;

Laat geen stoutheid dit verstoren, Daar Gij zoo vol goedheid zijt.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(7)

Avondgebed.

III.

Zeer langzaam met gevoel.

Lieve Schepper! 'k buig mij neder, Eer de slaap mijn oogjes sluit, Stamel dankbaar mijn ge bedje

Nog in kinder - klanken uit. O! ver smaad heb Kind toch niet; Dat op uw ont ferming ziet.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(8)

2.

Ach! vergeef mij al het kwade, Dat ik dikwijls dacht of deed, Ook van daag weêr heb bedreven,

Schoon ook Gij alleen het weet!

Want Uw oog, dat alles ziet, Lieve God! ontwijkt men niet.

3.

Ja, hoe donker 't oog moog wezen, In het akligst van den nacht, Zijn Uwe oogen immers op ons, Houdt Ge ook nu bij mij de wacht.

Daar Uw oog mij dan zelfs ziet, Lieve Schepper! vrees ik niet.

4.

'k Leg mij daarom zorgloos neder, Sluit mijn oogjes spoedig digt, En wanneer Gij mij zult wekken,

Zie ik 't vrolijk morgenlicht;

'k Juich dan dankbaar, blij te moe, U mijne eerste klanken toe!

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(9)

De Jaargetyden.

IV.

Niet te langzaam.

O Lente! beeld van onze jeugd, uw komst stemt aller hart tot vreugd, Gij doet natuur ontwa - ken. Wij zien hoe alles weer herleeft, Hoe alles naar ontwikling streeft En zich zoekt te volma- ken, En zich zoekt te volma - ken.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(10)

't Is zomer. Ziet hoe alles bloeit!

De vogel zingt; hoor 't vee eens loeit, Zie hoe het vischje spartelt.

't Is alles leven, alles vreugd, Natuur viert feest, 't is al verheugd,

Elk zingt en speelt en dartelt.

De Herfst is daar. Hoe rijk. belaân, Ziet men den landman huiswaarts gaan,

Hij dankt den Hemelvader.

De lucht wordt graauw, het weder guur, De dagen kort, en ieder uur

Brengt ons den winter nader.

De winter heerscht; en struik en boom Staan dor; en meer, rivier en stroom

Zijn nu tot ijs gevroren.

De sneeuw bedekt en pad en land;

Men zwaait op 't ijs naar alle kant, Niets schijnt hun vaart te storen.

Zoo geeft de lente ruime vreugd, De zomer maakt op nieuw verheugd,

De herfst kan ook verblijden;

De winter geeft ons 't ijsvermaak.

Wie dus de jaargetijden laak', Ik zal ze blij verbeiden.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(11)

Morgenlied.

V.

Statig.

Wij zingen, wij juichen, o lief.

lijke morgen! tot eer van den Schepper, 't ge.

vogelt zingt mee De lagchende bloempjes ver spreiden haar geuren, Door spelende

windjes langs heuvel en dal.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(12)

2.

De kirrende tortel, 't klapwiekende duifje, Het kraaijende haantje, 't is alles verheugd, Elk zend zijn gezangen, op iederen morgen Tot roem van den Schepper dankschuldig omhoog.

3.

O, hemelsche Vader! Gij schenkt ons deez' morgen Wij juichen en zingen Uw goedheid ter eer;

Och, schenk onze zielen dat zalig genoegen Der eeuwige blijdschap in 't eindeloos licht!

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(13)

Men mag wel vrolyk zyn.

VI.

Schielijk.

Een kind mag altoos vrolijk zijn,

Als 't zijnen pligt be tracht, Als 't maar ge - hoorzaam is en lief, En zich voor 't kwade wacht. Als 't maar ge - hoorzaam is en lief, En zich voor 't kwade wacht.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(14)

2.

Zij, die zoo loom en vadzig zijn, Zijn vaak in 't leeren traag;

Maar 't kind, dat vlug en vrolijk is, Leert ook gewoonlijk graag.

3.

Smaakt, kindren, dan de blijde vreugd, Voor u op aard bereid,

Maar weest nooit woest of los van aard, Dat heet geen vrolijkheid.

4.

Geen ware blijdschap is hier ooit Nadeelig voor uw deugd;

Maar woeste losheid is 't bederf Der schuldelooze jeugd.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(15)

De Appeldief.

VII.

Met uitdrukking.

Hinklepink, daar kom ik aan!

Ach, hoe moeijlijk valt mijt gaan; Doch-wat zeg ik!

raakt ik niet, Door mij zelven, int verdriet?

ja, o! ja! mijn guitenstukjes Doen mij hinken op twee krukjes ja o ja.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(16)

2.

Lieve kindren! wat gij doet, Weest voorzigtig, braaf en goed;

Steelt geen appels, zoo als ik;

Ach! een enkel oogenblik Is genoeg, om u een leven,

Vol ellende en smart te geven. ja, o ja.

3.

Eens beklom ik, zonder schroom, Meester Hendriks appelboom:

Maar - terwijl ik zat en at,

Kwam baas Hendrik mij op 't mat;

Jongens! dacht ik, waar nu henen?

'k Sprong er uit, en brak de beenen.

4.

Altijd 't katje van de baan, Komt ons eindlijk duur te staan.

Kindren! ziet eens, wat ik lij;

Lieve kindren! denkt aan mij.

Die niet hinken wil op krukjes, Wacht zich voor mijn guitenstukjes.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(17)

De Kransen.

VIII.

Liefelijk.

Veelsoortig is der kransen tal, Dat menig - aen ver sier - de;

Drie zijn er zeker 't schoonst van al, Maar 't heerlijk is de vier - de,

Maar 't heerlijkst is de vier - de.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(18)

2.

Het hoofd des helds, die lijf en goed Voor 't vaderland dorst wagen,

Zal, tot vereering van zijn moed, Een' krans van lauw'ren dragen.

3.

De burgerkroon, van eikenloof, Zij d'eedlen man gegeven,

Die, voor de stem der zelfzucht doof, Voor 't heil des volks wil leven.

4.

De bruid, wie, meer dan parelglans, Het onschuldswaas mag sieren,

Behoort een schoone bloemenkrans Om 't blonde haar te zwieren.

5.

Maar hem, die leeft in hooger trans, Godvruchtig was en edel,

Hem siert dáár d'allerschoonste krans, Een sterrekroon den schedel.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(19)

De zon IX.

Matig.

Hoe schijnt de zon Bij beek en bron, bij beek en bron, Op heuv'len, veld en da - len! Zij koestert mij, Maakt alles blij, Door haar ver - kwik - bre stra - len, Door haar ver kwikbre stra den.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(20)

2.

O! als zij klimt, En schittrend glimt, Bij 't statig opwaarts rijzen,

Wie zou dan niet, In 't vrolijk lied,

Den grooten Schepper prijzen?

3.

Of als zij zinkt, En heerlijk blinkt, Bij 't zachtkens nederdalen,

Dan zien we ook daar Gods grootheid klaar, In rijk gekleurde stralen.

4.

Die lieve zon Is ons een bron, Van onbesefbre waarde,

Haar warmte en gloed, Die alles voedt,

Geeft vruchtbaarheid aan de aarde.

5.

Wat leert mij dan 't Beschouwen van Dat groot en heerlijk wezen?

Dat 't door Gods magt Werd voortgebragt, En ik dien God moet vreezen.

6.

O, goede God!

Ook 't kinderlot Is met genot doorweven,

Slechts dan is 't hart.

Vervuld met smart,

Als wij niet deugdzaam leven.

7.

Hem, die de zon, Eens scheppen kon, Hem wil ik eer bewijzen,

Met lust en vlijt, Hem, t' allen tijd, Door mijne daden prijzen.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(21)

Op den verjaardag van eenen Vader.

X.

Langzaam met gevoel.

Zie ons hier o lieve vader! Vol van eerbied voor u staan, Met een kinder lijk genoegen

Bieden w'u dit wenschje aan. Leef nog lang bij ons op aarde, Moeder bidt dit ook van God; Ach zoo wij u moesten missen, Treurig waar' ge - wis ons lot.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(22)

2.

Lieve vader! o, wij bidden 's Hemels zegen voor u af, En wij danken op de knietjens

Hem, die ons deez' vader gaf.

Leef dan vrolijk, leef gelukkig, Blijf de leidsman onzer jeugd, Altijd zullen we u beloonen,

Vaderlief! door liefde en deugd.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(23)

Het bidden.

XI.

Verheven vrolijk.

Uw handjes moet g'eer bredig vouwen, Uw oogjes wel ge - sloten houwen Mijn lieve kindren als gij bidt, Schoon gij niet altoos neer zult knielen, laat diep ontzag uw hart bezielen Op dat g'eerbiedig neder zit Op dat g'eerbiedig nederzit.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(24)

2.

Dan zal de Schepper van uw leven, Gewis u zijnen zegen geven,

Als gij Hem slechts demoedig smeekt;

O! denkt dus al uw levensdagen, Wanneer gij God om iets zult vragen,

Tot welk een wezen gij dan spreekt,

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(25)

Goede raad XII.

Liefelijk.

Mijn kindren, zoo gijbraaf wilt wezen, Be-hoeft gán.

't duister niet te vreezen, Gods liefde houdt voor u de wacht Gods liefde houdt voor u de wacht, Daar zij die hier on,

deugend leven, Voor 't minst geritsel angstig beven, En siddren voorden donkren nacht. En siddren voor den donkren nacht.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(26)

2.

O, teedre meisjes! lieve knapen!

Zoo ge op uw bed gerust wilt slapen, Het hart altoos in kalmen staat;

O! zoekt dan schuldeloos te spelen, Wilt nooit in slechte zeden deelen,

En houdt uw zieltjes rein van 't kwaad.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(27)

Het weltevreden meisje XIII.

Levendig.

'k Wil altijd zoo te - vreden leven, Als in dit vrolijk oogen - blik; Ik zal mij in mijn lot ver blij den. En andre kindren nooit be nijden, Om dat zij rijker zijn dan ik. Omdat zij rijker zyn dan ik.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(28)

2.

'k Heb zulke goede, dierbre ouders, Als 't rijkste kindje dat er leeft;

En moet ik somtijds iets ontberen, 'k Wil toch Gods wijze schikking eeren,

Die alles zoo verordend heeft.

3.

't Is waar, 'k ben niet, alsJETJEenLOTJE, Zoo fraai met lintjes opgestrikt, Die tooi zou aan mijn' stand niet voegen, Maar 'k smaak als zij toch ook genoegen,

Al ben ik minder opgeschikt.

4.

'k Kan niet, alsLOTJE, daaglijks rijden, Mijne ouders zijn slechts burgerliên;

Maar zou ik, als ik haar zie rijden, Haar morrend dat geluk benijden,

En daarom norsch of treurig zien.

5.

Neen, 'k wandel dikwerf, met mijn vader, Naar 't dorpje, dat daar ginder ligt, En wandlend pluk ik lieve bloemen, Die mij een' Schepper leeren roemen,

Aan wien wij alles zijn verpligt.

6.

Zou ik dan minder vreugd genieten En minder dankbaar zijn aan God?

Neen, hoe gering mijn stand moog' wezen, Ik wil mijn' Schepper dankend vreezen,

Dan heb ik ook een vrolijk lot.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(29)

Godsdienstige beginselen maken ons gerust en blijmoedig

XIV.

Niet te schielijk.

Steeds moedig te streven In 't jeugdige leven, Naar wijsheid en

deugd Naar wijsheid en deugd, Zijn God te be- minnen Met hart en met zinnen, Geeft

blijdschap en vreugd Geeft blijdschap en vreugd.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(30)

2.

Zijn oudren te eeren, Hun heil te vermeeren,

Door dankbaar te zijn, Voor zorgen en zwoegen, Geeft hartlijk genoegen,

In vreugd en in pijn.

3.

Zijn' evenmensch te achten, Diens lot te verzachten,

Als rampspoed hem treft;

Dat leed te vermindren, Is iets, 't welk ook kindren

Vereert en verheft.

4.

Geen armen te smaden, Maar altijd door daden,

Naar Jezus gebod, Hun liefdrijk te spijzen, En hulp te bewijzen,

Geeft vrolijk genot.

5.

Nooit kwaad doen te wreken, Maar liefde te kweeken,

Als 't edelste doel;

Vergeten, vergeven Wat andren misdreven,

Schenkt zalig gevoel.

6.

En schoon dan dit leven Ons ras moog' begeven,

Hem treft toch geen leed, Die hier zijne dagen, Naar 't Godlijk behagen,

Zoo wel heeft besteed.

7.

Wat zou ons dan hindren, Als waardige kindren,

In 't best onzer jeugd, Steeds blijken te geven, Van gaarne te streven

Naar 't toppunt van deugd.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(31)

Het zingen XV.

Vrolijk.

gevolgd.

Den zang zij thans een lied gewyd, Komt heffen w'allen

aan! Hij is 't die ons van zorghen[rijn],Van druk ons wil ont- slaan. De

zang geeft troost in tegenspoed Verhoogt 't genot geeft nieuwen moed, En maakt ons, en maakt ons, en maakt ons regt verheugd ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja,

ja, ja, ja, ja, ja, En maakt ons, en maakt ons en maakt ons regt verheugd.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(32)

2

‘Zing lieflijk, zacht en in de maat,’

Dat zij ons steeds een wet;

Want weet, dat 't zingen leelijk gaat, Als men daar niet op let.

Zing zuiver, let op mol en kruis, Ook op een punt, op rust incluis,

Dan gaat het zeker goed. ja, ja, enz.

3.

O, zanglust! blijf ons immer bij, Wijk uit ons midden niet!

Maak door uw invloed 't harte blij, Als 't oog soms onheil ziet.

Veredel gij ons jong gemoed, En deel in voor- en tegenspoed

Uw invloed aan ons uit. ja, enz.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(33)

God is goed XVI

Schielijk.

naar het Fransch.

Bij het schoone morgen licht, zing ik blij een

lof gedicht. U, o Schepper! wil ik eeren, Deugdzaam zijn en vlijtig leeren, En verheugd in mijn gemoed, juichen God is goed. God is goed zoo juich ik blij ja ja

God is goed zoo juichen wij God ja God is goed.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(34)

2.

Bij den heldren middaggloed Zing ik weêr: God is zoo goed!

Hij schenkt ons zijn milden zegen, 't Zij in zonneschijn of regen,

Hij toont altijd aan zijn kind, Dat hij het bemint.

God is goed enz.

3.

Als de stille avond daalt, En de zon in 't westen praalt;

Hef ik weêr het hart naar boven, Om den goeden God te loven;

'k Juich weêr met een blij gemoed:

God wat zijt gij goed!

God is goed enz.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(35)

Het schoolgaan.

XVII.

Vlug.

naar 't hoogduitsch.

alleen de primo.

'k Ga naar school, zei kleine Piet, 'k zal daar vlijtig leeren 'k Wil elk uur van onderwijs Altijd hoogwaarderen.

'k Zal daar als een leerzaam' kind, Steeds naar Rennis streven, Om, wan -

neer ik grooter ben, Braaf te kunnen leven. koor D.C.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(36)

2.

'k Zal, want 'k speel ook wel eens graag, Mijnen tijd verdeelen:

Eerst ga 'k vlijtig naar de school, Dan ga 'k vrolijk spelen.

'k Zal dan, naar mijn' oudren raad, Steeds naar kennis jagen,

Dan word 'k eens hun steun en troost In hun oude dagen.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(37)

Het twisten.

XVIII.

Niet te langzaam.

‘Het twisten is een leelijk ding; 'k Heb liever dat men lach' of zing';’ Zoo zegt altijd mijn moeder mij: Twist daarom nimmer, voegt z' er bij.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(38)

2.

'k Wil gaarne doen, wat zij gebiedt, 'k Laat even graag, wat zij verbiedt;

'k Twist dus met niemand, wie het zij, Dan is mijn moeder zeker blij.

3.

'k Zal daarom, als een vreedzaam kind, Dat twisten schuwt en vrede mint, Omtrent elkeen, wie hij ook zij, Toegevend zijn, dan leef ik blij.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(39)

Het vaderland en den koning.

XIX.

Langzaam en sierlijk.

Heft aan! heft aan! uit vrije borst, Een lied voor vader - land en vorst, Een lied voor Neerland en O ranje Dat land door een -

dragt groot en vrij, ver heft zich door zijn scheepvaar.

dij, In rang naast 't magti - ge Brit tan - je.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(40)

2.

Ja, Nederland! gij zijt ons lief;

Welk land zich ook naast u verhief, Gij blijft 't bemindste land op aarde;

En 't Neêrlands volk, hoe soms gedoemd, Wordt, om zijn deugden; hoog geroemd, Daar 't door zijn trouw elks achting gaarde.

3.

Ja, dierbre Vorst! gij zijt ons waard.

Welk volk of land, op heel deez' aard, Heeft zulk een' wijzen, goeden Koning?

Leef lang tot heil van volk en land!

Uw roem klink' langs het verste strand, En word' vermeld in ieders woning.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(41)

Vergenoegdheid.

XX.

Zeer vrolijk.

Verge - noegdheid! U ter eer,

Willen wij een loflied zingen. Niets be- hoeft de mensch zoo zeer, Dan uw rijke zege - ningen, Rijkdom, aanzien eer en magt Zijn bij U als niets ge- acht.

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

(42)

2.

Ziet dien man, in rijk gewaad, Hij heeft geld en goed en vrinden;

Ja, hij leeft in overdaad, Alles is bij hem te vinden.

Waarom heeft die man verdriet? - Hij kent vergenoegdheid niet.

3.

Ziet den held! - Door volk en vorst Wordt hem hulde en eer bewezen;

't Kruis van eer prijkt op zijn' borst;

Wat zal hij gelukkig wezen! - Ach! hij kent 't genoegen niet, Dat tevredenheid ons biedt.

4.

Ziet dien hooggeleerden heer!

Ieder schijnt hem hoog te roemen;

Allen twisten steeds om de eer Hem zijn vriend te mogen noemen;

Maar toch gaat hij suf daarheen, Want - ook hij is niet te vreên.

5.

Vergenoegdheid! hoogste goed!

Gij alleen doet ons genieten;

Gij alleen vertroost 't gemoed, Als soms droeve tranen vlieten;

Woon dan in ons jong gemoed, Want gij zijt het hoogste goed!

A. Francken, Tweestemmige zangstukjes voor de jeugd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mathieu Pater is een van de muziektherapeuten bij Papageno en doet promotieonderzoek naar de effecten van deze

De zorg voor de bomen is een halve eeuw lang naar de achtergrond verdreven door de bloembollen, maar sinds een aantal jaar krijgen de bomen weer alle zorg en aandacht die ze

heerlijk als Gij zijt alleen, Armste aller armen rijker dan de allerrijksten restloos gegeven. Liefdestroming eindeloos alleen

De Inspectie SZW verwacht dat iedere gemeente een plan opstelt met concrete maatregelen om Suwinet te beveiligen; maatregelen die ertoe leiden dat medewerkers louter

Het verhaal dateert niet van gisteren, maar werd onlangs wel bevestigd door de Duitse jezuïet Peter Gumpel, postulator van het lopende zalig- verklaringsproces van

Eerste communie en vorm- sel, aangeboden door de scholen, worden nog steeds massaal be- leefd, maar tegelijk zijn jongeren nauwelijks of niet geëngageerd in de

Milieubescherming en de strijd tegen tumoren zijn volgens hem ‘twee zijden van dezelfde medaille’, namelijk ‘elkaar. aanvullende aspecten van dezelfde strijd voor beschaving

Een religie kan in veel goden (hindoeïsme), één god (islam) of geen goden (atheïsme) geloven, maar ze hebben allemaal een gemeenschappelijk thema: ze verwerpen de Drie- enige God