IV
Zuigeling en kleuter (1)
Als de
Heere aande
ouders een kindekegenadiglijk
verleent, dan geeftHij wel
het liefelijkste geschenk van hetnatuurlijk
leven.Maar
wonderlijk
groot zou hetzijn,
als de Heere over onskind
zou zeggen, watHij
aan Zacharias door de engel mededeelde aangaandezijn
zoon Johannes:"Hij
zal grootzijn voor
den Heere; nochwijn noch
sterkendrank zal hij drinken, en hij zal met den
Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moederslijf
aan. "Ons
kind, het
liefste dat de Heere ons schenktin
het huwelijk.Het is wel
terechtwat
iemand eenszei: "Het
verlies van onze manof vrouw
is het grootste verlies, het verlies van ons kind het teerste verlies."
Want wat hebben we ze lief.Een
kindeke ontvangenen toch, tegelijkertijd begint
reeds deloslating.
Eerstbij
de moeder,lichamelijk,
met de verbreking van de navelstreng.En eigenlijk
gaat dat loslaten steeds maardoor. In
wezenis
de hele opvoeding ééngroot
losmakingsproces. Maar omiets los te
maken, ietslos te
laten, moeter wel
eerst een bindingzijn.
Daaromis het niet zo'n
slechtteken, als de
ouders moeite hebben metdit
proces.Liefde
staataltijd
naar vereniging.En
dan loslaten. Dat kunnen weniet. Nooit.
De band derliefde,
ookin
hetnatuurlijke, is
eenwonderlijke
band. Diegenen,die
een levenlooskindje
hebben ontvangen, weten dat.Er is
dantoch
maanden naar toe geleefd, mee geleefd, soms in hoop en vrees, waardoor de smartgroot is.
Diegenen,die kort na de
geboorte eenkindje
moeten verliezen, weten hetook.
Een niet te dragen smart. Een verlies, datniet
ingedacht kan worden, als het nietzelf
beleefdis.
Alleen door ondersteuning kan men dan nog verder. Misschien zouhet
nog teGenadiglijk verleend Gen. 33:5 Luk.1:15
De band der liefde
107
Ps. 35:1 ber-
Een los- makingsproces
Ps. 145:6 ber.
Ps. 89:7 ber.
Hebr. l2:2
Een Goddelijk genadewonder
Zwceut'tc
EN KLEUTERdragen
zijn, als er
geen eeuwigheidwas. Ook voor
onze kleine kinderen.Ik wil
daar verder niet over denken.Ik
kan datniet.
En zeker de ouders kunnen datniet,
als daar de Heere henniet
won-derlijk
ondersteunt en tot hunziel
zegt:"lk
benuw heil
alleen."Het proces van loslaten, mogen loslaten. Dat
wordt
niet mogelijk door het te doordenken. Het gaat veel dieper, het is veel hoger. Hetis
een losgemaakt wórden. Een gedragen worden. Een verootmoe- digd worden. Een goedkeuren.Eens
heb ik
een man gekend. Een eenvoudigeman. Maar
het waswel
eenkind
des Heeren.Hij verloor
eenjongske. Hij
had voor datkind
vele malen het aangezicht des Heeren gesmeekt, wanthij wist het: zijn
jongen was ongeneeslukziek. En de
Heere liet alles geslotenblijven
voor hem. De vaderwist
het en hetkind
wist hetook.
Ontzettend, zeg5en we dan. Toen stierf datkind.
En weer zeggenwe: "Niet
te dragen." En tochniet.
Tochniet. Het
zou eenvreselijkheid
zijn,
als de Heereer niet
geweestwas. Als
de Heere die man nietliefelijk
ondersteund had.Uit
genade ondersteund. Als de Heere de ogen van die manniet
naarZich
geleid had,zijn
hart niettot
Hem opgeleid had. Hem niet omringd had metZijn
goeder- tierenheid.la,
zeggenwe,
maardat kind, dat kind
dan.Dat
kind waser
niet meer. Daar was alleen de Heere."De
Heere was rechtin al Zijn weg en
werk." En
danvolgt er die wonderlijke
regel:"Zijn
goedheid,Zijn
góedheidkent in 't
gans heelal geen perk. "Dat zijn toch
zaken,die
soms doorleefd mogen worden.De
Kerk des Heeren wasbij
de begrafenis van datkind
verenigd. Toen het kindeke begravenwerd
zongde Kerk: "Hoe zalig is het volk
dat naarUw
klanken hoort."
Dat was niet om dat jongske; dat had men mogen leggenin
de handen van een Rechtvaardig God. Toch egois-tisch,
zegtu
misschien. Tochniet. Het
werd gezongen "ziende op den overstenIridsman en Voleinder
des geloofs, Jezus, Dewelke(...) het kruis
heeft verdragenen
schandeveracht." Het juk
was afgenomen, afgenomen alleendoor de Heere, als
een ontzagl{kGoddelijk
genadewonder.Zo
afgenomen,dat de
vader geen traanmocht
latenover het verlies van zijn jongen. Zo volkomen.
Zegniet,
dat dat niet kan. Zegniet,
dat dat hardis. Het is
zelfszo,
dat de Heere dan de droefenis wegneemt.Dat
men niemandziet,
dan Jezus alleen en menzich, als
eenskoning David,
mag sterken in den HEEREzijn
God. Juist toen alles verloren was.Vrouw,
kinde-ren, alles.
"DochDavid
sterkte zichin
den HEEREzijn
God."
Het1 Sam. 30:6
Zurcnul,Ic EN KLEUTER
is
nooitte
zeggen?wat
de Heere doen kan en ook nooitte
zeg5en, watHij
doenwil.
Wonderlijke genade.In
afgeleidezin is
hetook
zo methet
losmakingsproces.Het
iseigenlijk
geen mensenwerk.Het
is geenactiviteit
van de mens. De mens kent geen loslating. l,oslating als een handeling, die overdachtis. Als
een daad waar men bewust en weloverwogen toekomt. Er blijft altijd
iets heel wonderlijksin.
l,oslating, ook als eenkind
niet langer meer wenstte
wandelenin
de wegen des Heeren;die
tochvoor
ons de wegen des Heerenzijn,
omdat Gods Woordhet
zegt.Ook dan kan het
zijn:
"Spreek niet meertot Mij
van deze zaak"; en de zielwordt
stil.Daar was een Schotse leraar.
Hij
had een zoon, die niet wandel- dein
de wegen des Heeren.Die
leraar zei toen tegen een van zijn vrienden: "Een kind door de dood verliezenis
ontzettend, maar eenkind, dat men verliest,
omdathet niet wandelt in de
wegen des Heerenis
ontzettender." Dat
gelovenwe niet,
omdatwe
de Heere niet kennen.Als
ons een kindeke geschonkenwordt,
neemt de Heere ons alle onbezorgdheiduit het hart. Dan kan men nooit
meer onbezorgdzijn, want
danheeft
menlief. En die lieflreeft, is
kwetsbaar.Hij
heeftwat te
verliezen. John Bunyanschrijft in zijn
levensbeschrij-ving, dat hij er zich over
verwonderde,dat hij "belijders
(der waarheid) zo bedroefd en neerslachtig vond, wanneerzij
uitwendige verliezen hadden geleden, alsvan
man,vrouw, kind,
enzovoort. ""Heere",
zo
zegthij
dan, "wat een drukte is hier over zulke nietige dingen als deze." Hij
gaatverder:
"Hoe moet men dan geen mede-lijden
metmij
hebben.(...) Mrjn ziel sterft, mijn ziel is
vervloekt.Ware mijn ziel
slechtsin een
goede toestand(...) die
andere droeÍhedenzou ik
slechtskleine
droefenissen achten,en
zotJ zedragen
als een lichte
last." "Een
verslagen geest,wie zal
dien opheffen?" Een wonderlijke uitspraak. Weet John Bunyan dan niet,dat als
eenkind sterft
de eeuwigheid daaris. Maar
John Bunyanwist, wie
God was,wat
eeuwigevloek
was. Boven alleswist hij, wat het
was Godte
missen.Hij
had mogen leren kennenwat
het was, gescheiden tezijn
van God.Hij wist wat
zonde was: erger dan dehel.
Onbegrijpelijkheden voor ons. Vreemde dingen.Deut. 3:26
Nooit meer onbezorgd
Spr.18:14
109
Vergelijk Ps.2:11
De prenatale fase
ZWcnur,Ic EN KIET]TER
Toch
ook
alser
een kindeke geborenwordt: alle
onbezorgdheidverdwijnt. Is men er dan niet gelukkig mee. Zeker. Het is
degrootst mogelijke menseluke blijdschap.
De
concretiseringvan
de menselUkeliefde. Maar het is wel
eenzich
verheugenmet
vreze.Daar was een oude man. Wanneer
er
eenkleinkind
van hem gebo- ren werd, dan weendehrj.
HU dacht: eeuwigheid.De
zwangerschapWe willen een ogenblik letten op de periode van
zuigeling,peuter en kleuter. Deze drie
ontwikkelingsfasenomvatten zo'n
zevenjaar.In
de negen maandenvoor
de geboorte, de zogenoemde prenatale fase,is de
emotionele belevenisvan de
moedervan
in-vloed op het kindeke dat
geborenwordt. Door sterke
emotiesworden
bepaalde organen geactiveerd. Bepaaldestoffen
worden daardoor afgescheidenen die
stoffen kunnenuit het bloed
van de moederdoor de
placenta naarhet bloed van het kind
gaan. Diestoffen
kunnendan de ontrvikkeling van het
wordendekind
be- ïnvloeden.Het moederlijk bloed zelf
vermengtzich niet met
hetbloed van het kind. Maar zuurstof en
voedingsstoffen worden uitgewisseldvia de
placenta.Het is dus wel zo, dat een
sterk emotionele geladenheidbij
de moedervoor
de geboorte ongunstig kanzijn
voor hetkind.
Daarom, detijd
voor de geboorte is ook een leertijd voor de ouders.Hormonen en virussen worden ook uitgewisseld
via
de placenta.Als de
moeder aaneen
bepaaldeziekte
onderhevigis,
worden afiveerstoffen gevormd.Die
afweerstoffen kunnen door deze uinpis- seling ten gunste van hetkind zijn.
Ernstige, negatieve (lichamelij-ke)
gevolgen kunnenzich door die
uit'wisseling voordoen,als
de moeder tijdens de zwangerschap rodehond gehad heeft.We
zoudenook in
kunnen gaan op de gevolgen van overmatig alcoholgebruik,nicotine- en
drugsverslaving,aids,
enzovoort, maarwe
beperken ons eventot
de eventuele gevolgen van de ziekte rodehond. Rode-hond is voor
een aanstaande moederhet
gevaarlijkstin de
eerste acht weken, dat z\j haar kindje verwacht. Daarna worden mogelijke negatieve gevolgen van deze ziekte geringer. Hoe komt dat.Zarceuwc EN KLEUTER
In de
eerste acht wekenis er
sprakevan
eenontzaglijk
snellegroei.
Vanaf de bevruchtingtot
en met de achtste week neemt het embryo twee miljoen procentin
grootte toe. Juistin
deze periode iser
eveneens sprake van een sterkedifferentiatie. Uit
de nog onge- vormde klomp ontstaan verschillende organen en functies: het hart, deoren,
de ogen, de hersenen,de
ledematen.In
een periode van een zoontzaglijk
snelle groei en van een zo sterke differentiatie ishet
ongeborenkindeke, het embryo, zeer
kwetsbaar.Het is
dekwetsbaarste periode van de zwangerschap.
Na die
acht weken, is de differentiatie van de ongevormde vruchtin allerlei
organen sterk verminderd. Wanneernu
de moederin
de eerste acht weken rode- hond heeft, is hettijdstip
waarop ze die ziekte heeft, bepalend voor de lichamelijkeafwijking
diebij
het kind kan ontstaan.Het houdt verband met de asynchrone, niet
gelijktijdige
groei enontwikkeling
van het ongeborenkindje. De groei
van de verschil- lende organen en functiesvindt
nietgelijktijdig
plaats.Zo is
er een bepaaldetijd, waarin het oog zich
gaat ontwikkelen.Dat
gebeurt vanaf de 24stetot
en met de 40ste dag.Zo is er ook
een bepaaldetijd,
waarin het oor zichontwikkelt
en een bepaaldetijd,
waarin de hersenen zichonNikkelen. Het
laatste gebeurt vanaf de 15detot
en met de 25ste dag.Als
nu de moederin die
eerste acht weken met rodehond besmet raakt, bijvoorbeeldjuist in
detijd
dat het oog zichontwikkelt,
dan bestaatde mogelijkheid, dat het kindje blind
ter wereldkomt. Is
hetin
detijd
van de ontrvikkeling van het gehoor, dan kanhet kind
totaaldoof of
slechthorend geborenworden.
Zo bestaatook de
mogelijkheid dathet kindje
zwakzinnigter
wereldkomt.
Rodehondis
dus een gevaarlijke ziektevoor
eenvrouw.
Envoor
eenvrouw, die tijdens
haar zwangerschap deze ziekte heeft gehad, geeft het een buitengewone zorg en spanning.Die
asynchronegroei vindt u in
meer perioden vande
ontwik-keling. U vindt
hetook in het
begin van de puberteit.U kunt
hetzien
alsu let op
het gezicht van de puber. Eerst groeien bijvoor- beeldde kin en de
neus.Ze
worden vaak onevenrediggroot
ten opzichte van het overige gedeelte vanhet
gezicht. Daardoor ziet de puber er ookin
het begin van de puberteit zo vreemd uit.Een kwetsbare periode
Vergelijk Ps. 139:16
111
Erfelijkheid en opvoeding
1 Kor. 15:10
Job l4:4
ZwcnuNc
EN KLEUTERErfelijkheid,
opvoeding en deculturele antropologie
Vaak wordt beweerd dat de mens het resultaat is van erfelijkheid en opvoeding. Men spreekt dan van convergentie, het samenkomen,
van die beide factoren. Door
dezebeide
factorenwordt dan
de mens, wordt bijvoorbeeld ookzijn
karakter gevormd.Wij
gaan daar ook veel te vaak vanuit.
We leggen dan de nadruk op één van diebeide, naar dat het ons
goeddunkt,naar dat het ons het
besteuitkomt;
opdatwij
schuldeloos worden. Daar is een wat zuur grapjedat luidt: "Als
eenkind
knapis
enhet
goed doetop
school, dan zegt men,ja,
zijn vaderof zijn
moeder waren ook zo begaafd; maar als hetkind
op school niet mee kan, dan zegt men, de school deugtniet."
Daar hebbenwe
ze weer allebei:erfelijkheid
en opvoeding.En
bij
die opvoeding spelen dan de omstandigheden een belangrijkerol.
Vaak zegt menook:
de mogelijkheid van een bepaalde aanlegwordt
geërfd, maar het hangt van de opvoeding, de omgevingof
de omstandighedenaf, of
deze eigenschappentot
ontwikkeling komen.Op zichzelf
lijkt
daar niet veel tegen in te brengen. Maarzijn dit
nu alle factoren diein
de ontrvikkeling en de opvoeding eenrol
spelen.Dat
zou tochwel
een allerontzettendste zaakzijn.
Steldat er
niet meer was, nooit meer was, dan erfelijkheid en omstandigheden, danzou er nooit
genadein
een mensverheerlijkt
kunnenworden.
En zou de genadein
een mensenleven, de mensniet
veranderen. Zou eenzo groot
wonder, geen verandering vanhet
karakter met zich meebrengen. Zou de mens door Gods genade niet volkomenin
zijn totalezijn
veranderen. Maar genadeis
geen zaak van erfelijkheid.Het is ook niet iets dat door de omstandigheden waaronder het kind
leeft,
geschonkenwordt. Het blijft
een gavevan de
AllerhoogsteGod.
Genadeblijft
Goddelijke genade.En die
genade vernieuwt.De
apostel Pauluszegt:
"Doch door de genade Gods benik wat ik
ben. "
Er is in
het leven dus meer dan erfelijkheid en omstandigheden.Wel is de erfelijkheid van
belang.Niet voor niets
staater in
deHeilige Schrift: "Wie
zal een reine gevenuit
den onreine?" Maar iser niet
meer dan erfelijkheid en omstandigheden, danis er
"nevens satan, geen ongelukkiger schepsel, dan de mens."In
onzetijd wordt
niet meer gerekend met genade en ook niet zo zeeÍ meeÍ met deerfelijkheid. De
omstandigheden bepalenvrijwel
alles. De
maatschappij,die
onsniet gunstig
gezindis; het
gezinZUTNuT'Ic EN KLEUTER
waaruit het
kind
komt is onder de maat; de school waarop het kindzit is niet
goed.Het ligt altijd
bijzonderweinig
aanhet kind
zelf, alshet faalt in het
leven,of
als hettot
misdaadkomt.
Enhet
zijn ookwel
zaken van belang, maar het is toch niet het wezenlijke. Het is eigenlijk het afschuiven van de verantwoordelijkheid van het kind zelf. Het is
vaak ookhet
afschuiven van verantwoordelijkheid van onszelf.
Zeggen weer niet
mee:eigenlijk is
de mens tochniet
zo verdorven, de omstandigheden maken hem zo.De
mens verdorven,totaal
verdorven.Wij
geloven daar nietsvan.
GodsWoord
leert het ons anders. Hetzijn niet
de omstandig- heden die de mens het verkeerde pad op doen gaan.Hij
wàndelt op een verkeerdeweg. Het is zijn
ingewortelde verdorvenheid.Het
is een wonder als de Heere hem nog enigszins tegenhoudt.Dat
men tegenwoordigzo
sterk rekent met de omstandigheden, zalook
haar oorzaakten dele wel vinden in
psychologische onderzoeken, dieook
ons denken, misschien onbewust, hebben beihvloed.Dat
zijn dan vaak de onderzoeken die uitgaan van een culturele antropologie.Wat houdt dat in.
Het woord antropologie is
wel duidelijk.
Dat woord betekent: de leer van de mens.De
antropologie houdt zich bezig met de vraag, wat het wezenlijkeis
van de mens.Wij
trachtenuit
te gaan van deBijbelse
antropologie.Ons
mensbeeldwordt ons verstrekt in
deHeilige Schrift. Daarin
staatwie de
mensis. Wat het
wezenlijke van de mensis.
De culturele antropologie gaat daar niet vanuit. Zij
gaat
er
vanuit,
dat decultuur,
de beschaving,de
samenleving, de maatschappijwaarin wij leven, het
wezenvan de
mens bepaalt.Vandaar de naam culturele antropologie.
Wlj
hebben deze opvattingvoor
eendeel in
onze opvoeding aanvaard.Ja,
zeggenwe,
ieder mensis
eenkind
vanzijn tijd,
van detijd
waarinhij leeft,
van de omstandigheden waaronderhij
verkeert.En
alswij
zo denken, zijnwij niet
zo heelver
verwijderd vandie
culturele antropologie. We hebbener
geen ideevan
hoegevaarlijk we bezig zijn als we
zo denken. We moeten tochwel
oppassen dat we zulke uitspraken niet te gemakkelijk overnemen.De
beoefenaarsvan de
culturele antropologie deden onderzoekbij de primitieve volken. Ze
vonden daar merkwaardige dingen.Een bekende cultureel antropologe, Margaret
Mead,
vond daar (in de jarentwintig
van deze eeuw) merkwaardige dingen.Zo
bleekuit
Het afschuiven van verant- woordelijkheid
Culturele antropologie
113
Puberteits- verschijnselen cultuur- gebonden?
Patriarchaat en matriarchaat
Zwcnur'tc
EN KLEUTERhaar onderzoek bijvoorbeeld, dat
er
zichbij
de jeugd van bepaalde volken geen puberteitsverschijnselen voordoen, althans geen psychi-sche puberteit. De puberteit
veroorzaaktebij die volken
geen conflicten. Men ontdekteal
spoedig ook de oorzaak hiervan. Kwa- mener in die leeftijd
moeilijkheden methet
gezin, dan week zo'nkind uit naar de familie. Zo
bleven botsingenuit. De
culturele antropologen trokkenuit dit
onderzoek de conclusie, dat de moei- lijkheden van de psychische puberteitin
bijvoorbeeldAmerika
en West-Europa niet worden veroorzaakt door een innerlijke problema-tiek,
maar door de omstandigheden, door de omgeving, en dan met name door de ouders, door hun onjuist handelen.Zij
frustreren hun kinderen, door hen niet op te laten groeienin
vrijheid.In
deze gedachtezit
een levensgroot gevaar. Het gevaar van het afiverpenvan het
gezag.Het
gezagvan de
ouders.Dat
gezag is maarniet
een zaak van vaderof
moeder.Het is
eenBijbels
gege-ven,
eenGoddelijke ordinantie. Het
ont'wijkenvan dat
gezag is zonde. Dat afivijzen vanhet
gezag heeft ook te maken met wat men tegenwoordignoemt:
rollenpatronen.Een ellendig woord.
Men verstaat er onder het verwachtingspatroon. Dat verwachtingspatroon- wat
heeft bijvoorbeeldhet kind te
verwachten vanzijn
vaderof
moeder
- is
danin
deloop
dertijden
ontstaan.Het is
een kwestie van de omgeving, van de cultuur.Door
de cultuur is de functie van de vader bepaald en van de moeder, zegt men dan.Zo is
dan doorde cultuur het
patriarchaat ontstaanen in
sommige gebieden het matriarchaat.In het
patriarchaatis de
vader dande
dominerendefiguur, in het
matriarchaatde
moeder.Zo is dus in de
westerse cultuur het patriarchaat ontstaan. Maar de mogelijkheidis
dan niet uitgesloten, datbij
een verandering van de cultuur ook deze dingen veranderen. Dan kan men zich ook aÍkeren van dat patroon.Het
isniet
algemeengeldig,
als het een kwestie van de cultuuris. Het
is dan alleen geldig voor diegenen die onder dat cultuurpatroon leven.Het heeft geen algemeen geldig gez^g.
Er valt
over te praten.Het lijkt
allemaalzo
onschuldig, maarhet is het niet. Het
is ontzettend.Het
is een volkomen afwijzen vanwat
Gods Woord onszegt,
omtrent vaderen
moeder, omtrentde
ouders.Het
vaderlijk gezag,zowel als het moederlijk
gezagis geen
aardigheidjeof
bedenksel van de ouders. Het is ook niet iets dat
wij,
indien we dat wensenof
wanneerde tijd het
schijntte
eisen, kunnenof
mogenZurceUWC EN KLEUTER
veranderen.
Het is
een opgedragentaak. De
Heere handhaaft het gezag en daarom,in
afgeleidezin,
mag en moet vaderdit
doen. Alshij het
gezagniet
handhaaftin zrjn
gezin, dan zondigthij in
hoge mate. Dan handelthij in strijd
met GodsWoord. Dit in
de eerste plaats enin
de absoluut voornaamste plaats.Als
datzo is,
dan kan men zich daarna terecht afvragen,of
hetin
de opvoeding een voordeelis -
enwe
gaan even terug naar die puberteit zonder psychische moeilijkheden-
dat de conflictenin
depuberteit
uitblijven.
Iser
danwel ooit
sprake geweest van binding.En
kaner
danwel
sprakezijn
van losmaking.Van
loslating. Gaater zo niet
eengroot
deel van onze opvoeding verloren.Wordt
het hart van hetkind
nog geraakt. Wordt het hart van vader en moeder nog ten diepste bewogen.Zou
het probleem van hetkind
dan geen probleemzijn
van vader en moeder.De
nood van hetkind,
tevens de nood van de ouders. Waarblijft in die
opvoeding,het
zuchtentot
de Heere om ons kind;juist in
deze periode.De
Heere geeft inZijn Woord
de ouders een opdracht omtrent hun kinderen.En
die opdrachtheeft niets te
makenmet
zogenaamde tijdgebonden encultuurgebonden
rolpatronen. Gods opdracht aan de ouders
isabsoluut
en tijdloos. Het
rollenpatroon, dat men tegenwoordig de ouders toedicht, is dat niet. Men kan het immerswijzigen.
Naast dehuisvrouw
is er
tegenwoordig de huisman. Verschillen tussen man envrouw,
vader en moederzijn
nietwezenlijk, zijn
een kwestie van veranderbare, tijdgebondenrolpatronen. Zou men nu
werkelijk denken, dat al deze dingen straffeloos kunnen geschieden.Zou
mennu werkelijk
denken,dat
deze aangelegenheden slechts uiterlijke dingenzijn.
Kleinigheidjes. Uiterlijkheden. Bestaan er weluiterlijk-
heden. Is deuiting
en hetuiterlijke
nietvrijwel altijd
eenuiting
vanhet innerlijk. Is
vormveranderingniet het
gevolg van een wezens- verandering.Zo
is het met veel dingen. Is bijvoorbeeld taalverande-ring
niet eenuiting
van een wezensverandering.Zijn
dezewijzigin-
genniet
een symptoomvan
een wezenlijke verandering,van
een zich veranderende wereld, door de verandering van het mensbeeld.De
positie van de moederis ook gewijzigd. Ze is
niet meer de zogenaamde huissloof. Ze
gaatzich
maatschappelijk ontwikkelen.Waartoe toch
juist nÍ
al deze dingen. Emancipatie, zegt men. Maar danis
die emancipatie tochwel
een heel erge zaak.Het is niet
iets datop
zichzelf staat.Het is
geentoevallig,
voorbijgaand verschijn-Een opge- dragen taak
De nood van het kind, de nood van de ouders
Gods opdracht
115
Emancipatie
Continui'teit in de opvoeding
De vrije, zelfstandige, kritische mens
Vergelijk Gal. 5:1, 13 Rom. 8:1, 4
ZUIGEUNG EN KLEUTER
sel.
Het is
geen kwestie van maar wat gewoonten, vormen, buiten- kant. Achter emancipatiezit
een veel diepere gedachte. Een godde- loze gedachte.De
plaats van devrouw,
de taak van devrouw,
isdan in
wezenniet
absoluut.Die kan door
een andere vervangen worden.Door
een andere met een geheel andere inhoud.Men
kan dusbevrijd
worden van dierol.
Danis er
sprake van rolbevrUding.Dan
onstaater
behoefteaan
alternatieve gedragspatronen. Het vaststaande oude heeft afgedaan.Door
het gezagin
de opvoeding, waser
sprake van continuiïeitin de
opvoeding.Die continuiteit moet nu
doorbroken worden.Alles
moet nieuw worden.Dat licht
heeft men nu ontvangen. Maar methet
verdwijnen van deze schijnbaar zo gewone, onbetekenende dingen,die
menzo
gemakkelijk overneemt, heeft men veelal niethet
besefdat de
laatste houvastenvan de
opvoeding,die
gegrondzijn op het Woord
des Heeren, volkomen afgebrokenworden.
Enzo volgt de
ene ravageop de
andere.Het
denkenvanuit
vastebeginselen moet doorbroken
worden. In
wezenkomt het
nergens andersuit op,
danuit
vijandschap tegen God.Alles
moet afgebro- ken worden.Alles wat
nog enigszins gegrondis
op het Woord van God. Daarom moet de bestaande opvoeding ondermijnd worden. De zogenaamdevrije,
zelfstandige,kritische
mens,is het
ideaal. De mens, die oog heeftvoor
detraditie,
voor de bestaande toestand en die zich daarbij
aansluit,lijdt
aan bewustzijnsvernauwing. De stak-ker.
En daar moethij
dan van verlost worden. En men doetdit
dan opallerlei wijzen. Door
gesprekstrainingen, door groepstrainingen, door sensitivity trainingen en rollenspel, ook in onze instellingen eninrichtingen, ook op onze
scholen.Want de
mensmoet
verlostworden van dat
zwarepak,
waaronderhij door zijn
opvoedinggebukt gaat. Daar moet
hij
van bevrijd worden. Verlost worden vandit
valse bewustzijn.Vrij
worden.En wat voor
eenvrijheid.
Niet de gekochtevrijheid
der kinderen Gods, maar eenvrijheid
naar hetvlees.
Geen verlossingdoor het
dierbaarBloed des Lams,
maar verlossing van een mens door een mens. De mens maaktzijn
eigen leven.Hij
verandert steedsweer.
Deze wordende menswil
steedsopnieuw
beginnen,vrij van
vooroordelen, zoalsmen dat
noemt.Verlost van allerlei
vastenormen en
waarden.Vnj, ook in
dereligie.
Ookdie
zaken vanuit zichzelf bezien.Vrij
vooral ook in het sexuele leven, op sexueel gebied. Niet dat gebondene. Ook de zoge-Zwceur,tc EN KLEUTER
naamde sexuele taboes moeten
weg. Men laat zich leiden
door spontane impulsen, doorzijn driften.
Gruwelijk.De waarnemingswereld
enhet referentiekader
We gaan weer terug naar de baby en we bezien een ogenblik zijn waarnemingswereld. Over het algemeen is men het er over eens, dat de waarneming van het heel kleine
kind,
een heel vage waarnemingis. Een diffuse
waarneming.Die
waarnemingis globaal, dat wil
zeggen;
het kleine kind, de
pasgeboreneheeft
slechts een vage, diffuseindruk
van het geheel, van het totaal dathij
waarneemt. De verschillendedingen worden nog niet helder
onderscheiden. De baby neemt alles met gelijke scherpte waar; details kan het nog niet onderscheiden, evenalsvoorgrond,
achtergronden
diepte. Terechtkan men
aannemen,dat dit
onderscheidend waarnemen duidelijk begint te worden, als hetkind
'eenkennig'wordt.
Dan gaat het kind onderscheidzien,
tussen de bekende ouders en vreemden. Eenken- nigheidwijst
dus op een ontwikkelingin
hetkind.
Daarom kunnenwe er blij
meezijn. Het
ernstig geestelijk gehandicaptekind
kent gewoonlijk geen eenkennigheid, althans ze ontstaat veel later.Als we nu nog wat verder letten op de
waarnemingvan
het kleinekind,
danvalt
nog ietsop. Het kind
heeft nog geenverwij-
zingskader, nog geen referentiekader.Dat wil
zeggen: het waarge- nomeneverwijst nog niet
ergensnaar. Kan nog niet
terugwijzen naar eenvorige keer. Het is
nogniet
eerder waargenomen.Er
isnog
geen herinnering.Alles wat het
heelkleine kind
waarneemt, moet dus absoluut nieuwvoor
hemzijn.
Misschien kunnenwe
ditwat duidelijk
maken, door een enkel geval te noemen, toenwij
alsouderen dingen meemaakten, waarbij we ook geen verwijzingskader hadden. Dat was zo bijvoorbeeld, toen we in de oorlog een
Vl
voorde
eerstekeer haar
baan zagen beschrijvendoor het
luchtruim.Hetzelfde was ook het geval, toen de eerste Russische spoetnik, zijn
vlucht rond de
aardevolbracht. Dat was
beangstigend. Beangsti-gend,
omdatwij toen ook
geenverwijzing,
geen referentiekader hadden.Er was niet iets, waar we op terug
kondenvallen.
We haddenhet nooit
tevoren gezien. Nemenwe
hetzelfde een tweede keer waar, danis
dat uiterst nieuweer af,
dan kunnenwe
zeggen;zo was het en daarna kwam
dit
en toen dat.Een diffuse waarneming
Geen referen- tiekader
tt7
;
ffi, w
ii
#
F;
Meer gediffe- rentieerd
Ps. 104:24
Vergelijk Pred. 3:11
Altijd
creatief zijn
Zwcnttttc
EN KIÍurERNu
gaanwe
weer even terug naar het nog heel kleinekind.
Dewereld die het kind
waarneemt,is een nog vrijwel
onbewustewereld.
Een vagetotaliteit. En
slechts langzamerhand worden bij hetwat
ouder worden,in
die diffusetotaliteit
verschillende dingen helder enwordt
de wereldin
de waarneming van het kind wat meer gedifferentieerd, onderscheidthet kind
verschillende zakenin
dewereld. Het gaat
onderscheidend waarnemen.Dat is een
groot wonder, tevens een grote noodzakelijkheid. Eerstzijn alle
dingen, diehet
zeer kleinekind
ervaart zonder verwijzingskader. Gelukkigzijn
ze tevens heel vaag. Zonder verwijzingskader.Het
kleine kind kan dus nergens opterug zien. Alles is nieuw. Alles in het
leven van de baby,is
als een groot wonder des Heeren.Gelukkig is
het een vaag waargenomen wereld. En er is nog geen verwijzingskader."Hoe groot
zijn Uw
werken,o HEERE! Gij
hebtze
alle met wijs-heid
gemaakt."Als het
eens anderswas. Stel
eens,dat de
baby reeds een ontwikkelde waarneming had en een ontwikkeld bewust-zijn
en geen verwijzingskader. Dan was er voor dat nog heel kleinekind
geenleven mogelijk. Er zou
alleen angstzijn,
afgrondelijkdiep. We willen
het nog met een enkel voorbeeldwat
verduidelij-ken. De
baby heeft honger.Hij
heeft nog geen verwijzingskader.Bij
onswijst
honger naar gevoed worden.Wij
weten datbij
honger, onshet
voedsel wacht.De
baby heeftdit niet.
Hongerwordt
dan een heel andere zaak.Het is
hongerin zijn
absoluutheid, ontdaan van verzadiging. Honger, nooit gevolgd door voedsel.Zo
is het ookmet het nat-zijn van de baby. Waarschijnlijk is er dan voor
het besef van de baby alleen het nat-zijn.En
dat weerin zijn
absoluut-heid. De
zuigelingweet niet, dat
moederhet
een drogeluier
zal aandoen.In
dat absoluteis
niet te leven.Wij
weten, na regen komt zonneschijn.Als we er
over nadenken,is
dateigenlijk
een ontzag-lijk wonder;
tevens eenbelofte. Bij enig
besef ervan zouden we uitroepen:"Gij
hebt alle dingen schoon gemaakt opzijn tijd."
Nu willen
\À/e evenwijzen op iets, dat zijdelings ook met dit
referentiekader verband houdt. We gaan nu even naar de volwasse-ne en
naarde
oudevan
dagen.Zo vaak
zegt men,dat de
mens creatiefmoet zijn,
steedsiets
nieuwsmoet
scheppen.Maar
men weet nietwat
men zegt.Dat
zou eenverschrikkelijk
levenzijn. Er viel niet te leven. Altijd
creatiefzijn. Dan is er dus
steeds eennieuwheid.
Er is voor
ons slechts één nieuwheid, een ontzettende nieuwheid, een totale onbekendheid met de ontzettingaller
dingen.Zwcnury,Ie EN KLEaTER
En we kunnen alleen verder leven, door deze dingen te verdringen, door ze
uit
ons leven weg te schuiven. Tenzij ons door een wonder-lijke
genade geschonkenwordt,
als eenwonderlijk
Godsgeschenk,"nieuwe hemelen
en
een nieuwe aarde,in
dewelke gerechtigheid woont. "Jacobus Koelman
zegt: "De hel van
dehel is de
eeuwigheid. "We
zoudener bij
kunnen voegen:en daarbij de
steeds nieuwe ontzetting, de steeds nieuwe onherroepelijke scheiding.Het is
eenplaats zonder verwijzingskader.
Alles volkomen nieuw.
Beleving zonder verwijzingskader,is altijd nieuw. In
wezen afgrondelijk.Allergrootste ontzetting. En aan de andere zijde:
allergrootsteheerlijkheid.
Geen verwijzingskader,ook daar.
"Hetgeenhet
oogniet heeft
gezien enhet oor niet
heeft gehoord, enin
hethart
des mensenniet is
opgeklommen."
Geen verwijzingskader betekent:geen
'ik'
meer. Geen verwijzingskaderis
ook de absoluutheid van het zalig hemelleven."Zie, Ik
maak alle dingen nieuw. "Het is
dus gelukkig, dat het kleinekind
nogleeft in
een diffuse waarnemingswereld.Anders zou het volkomen
gedesoriënteerdraken, en in
een beangstigendeen totaal
onoverzienbare wereld moeten leven.Veiligheid
enexploratie
In
de wieg, en ook daarna, begint het kindzijn
wereld te verken-nen. Maar
daaris wel
een voorwaarde aan verbonden.Het
kind moetzich veilig
voelen.Het kind, dat zich niet veilig voelt
komtniet gemakkelijk tot ontwikkeling. Over het begrip
veiligheid, geborgenheid, hebbenwe
reedshet
éénen
ander opgemerkt. De begrippenveiligheid en
verwijzingskaderliggen niet zo ver uit
elkaar.Waar
een verwijzingskaderis,
daar ontstaat een mogelijk-heid tot een
zekereveiligheid te komen. De veiligheid die
zoontstaan
kan, is in
zekerezin
een afschaduwing van de wezenlijkeveiligheid.
Wezenlijke veiligheid ontstaatuit: "Want ik
ben verze-kerd,
dat noch dood, noch leven,(...)
ons zal kunnen scheiden vande liefde Gods, welke is in Christus
Jezusonzen
Heere."
Hetontzettende
in
ons levenis,
datwij
kunnen leven zonder die wezen-lijke
veiligheid en ons tevreden stellen met een schijnveiligheid. Die2 Petr. 3:13
Jes. 64:4 1 Kor. 2:9
Openb.2l:5
Veiligheid
Rom. 8:38
119
ZWcTuuc
EN KLEUTERZegt de recht- vaardige...
zegt de godde- loze...
Jes. 3:10, l1
F-zech.3:17 en 33:.7
schijnveiligheid doet ons onszelf in het leven thuis voelen. Ze is ons
ware leven
geworden.Ons leven, dat wij niet
anders wensen.Vanuit die veiligheid
durvenwij ons te ontwikkelen. Vanuit
die surrogaat-veiligheid. En omdat ons uitgangspunt wezenlijk verkeerdis,
daarom kan onze exploratie, het onderzoeken van de wereld ooknooit zuiver zijn.
Kan het alleen maar bedrogziin.
Zoals ons leven is.Wd
levenbij
het niet-wezenlijke,bij
het surrogaat enwij
hebbendaar
vrede meeen blijdschap;
bouwenverder op die
veiligheid.Moeten
wij
dan die surrogaat-veiligheid niet afbreken.Als
een mens naar de afgrondloopt,
moet men toch trachten hem tegente
hou- den. Eens was daar een hoogleraar enhij
had hetover
het begripcrisis. Hij
zei:"Als
men nu weet, dat een bepaald mens alleen door eencrisis te
helpenis,
mag men hemdan in de richting van
diecrisis
stuwen." Toen vervolgdehij: "Als ik dat
doe, danmoet ik wel
zekerweten, dat hij door die crisis
heenkomt;dat er in
die crisis een handis,
die deze mens als het ware opvangt. Want andersis
die crisiszijn
ondergang. Dan storthij in
eenravijn."
Het is
te begrijpen, datdie
hoogleraar datzei. Is
het ookjuist.
Ieder mens gaat toch naar die afgrond en
hij
gaat erblind
heen.Hij loopt er
onherroepelijkop af.
Zonder besef.Zijn
ogen zullen toch geopend moetenworden. Hij is toch
verloren en daarom gaathij verloren
alser
geenontzaglijk groot
Goddelijk wonder geschiedt.Heeft men dan die mens niet te waarschuwen. Te waarschuwen om zijns levens
wil.
Ondanks zichzelf.Uit
GodsWoord.
Hébik
er wel over na te denken,of hij
door die crisis heenkomt.
Staat erniet
inde Heilige Schrift: "Zegt
den rechtvaardige, dathet
hem welgaan zal,(...)
en den goddeloze, dat het hemkwalijk
zal gaan."Zijn
weniet
vaak veel te bang om te waarschuwen. We laten de onzen veel te gemakkelijk naar de afgrond gaan.Het
is toch een waarschuwing met een belofte.Er
staat tochaltijd in
Ezechiel: "Mensenkind, gijzult
henvan
Mijnentwege waarschuwen." Dat
hebbenu en ik
tedoen met onze kinderen, te
waarschuwenallen die ons lief
en dierbaarzijn. Allen
die ons omringen.En weer
noemik die man, die over de wereld liep en
niets anderszei dan: "Wee, wee,
wee." Een
dwaas noemenwij
zo'n man.Waarschijnlijk
hadhij er
enig besef vanwat het is
mens tezijn. Waarschijnlijk
hadhij iets
gezien vande
ontzettingvan
het mens-zijn. Misschien enig besef van zonde, diewij
zonder ophou-ZutczuNc
EN KLEUTERden bedrijven. Maar
wij
geven zogenaamdveiligheid in
de opvoe-ding. Ook bij onze kinderen durven wij die veiligheid niet
te verstoren. Ze moesten eens wezenlijk met vreesverwld
worden. Zezullen met vrees verwld
moetenworden, willen ze niet
voor eeuwig verschrikken en verstommen.Daar was eens een rechter
in New
England(Amerika).
Sewall heettehrj. Htj
had een dochtertje. Het was nog maar eenklein
kind.Hij
sprak met haarover
deuitverkiezing.
Dwaas zoudenwij
zeg-gen. Bijzonder onpedagogisch.
Hij
deed het. Toen begon dat meisje te wenen.Zn
zeitot
haar vader: "Vader, dan benik
niet uitverko- ren." Hij
antwoorddehaar niet. Maar hij zei tot zijn
dochtertje:"Laten
wij
den Heere vragen,of Hij jou in
genade gedachtigwil
zijn.
"
Toen bogen die man enzijn
kind hun knieën enzij
riepen de Naam des HEEREN aan.Een droevig leven
voor
eenkind,
zegtu
misschien.Niet om
te dragen.Is uw
leven danwel
te dragen. Was het maarniet
meer tedragen. Door ons
mens-zijn hebbenwij
ontluisterde begrippen.Vervalste begrippen.
Zo
ook het begrip veiligheid. En op die valse veiligheid, grondenwij
dan ontwikkelingsmogelijkheden. Een surro- gaat-ontwikkelingsmogelijkheid.Die veiligheid
achttenwij
nodig, want anders kan hetkind
nooit verder komen.Dat
zeggenwij,
ter-wijl wij
soms beter weten.Maar,
zegtu, het kind
moettoch het leven
door?En als
er veiligheidis,
dankrijgt
het kind moed omvoort
te gaan. Dan gaat, zoalsmen dat
noemt,het kind de wereld
verkennen.Kennis
opdoen van het leven, van de wereld, van zijn
omgeving.En
hoe meer kennishij
dan op doet van de wereld, hoeveiliger hij er
zichin
zal voelen.We willen
het weer met een voorbeeld verduidelij-ken.
Eenkind leert
zwemmen, kanhet dit
goed, dan behoeft het ook niet meer voor het water te vrezen. En zo gaanwij
dan verder.Zo
ontrvikkelt de mens.Zo
groeithij. Zo wordt hij
tenslotte mon-dig,
zoals men dat dan noemt.Zo wordt hij zelf
iemand,zo
komthij tot
persoonlijkheid. Een persoonlijkheid,die het
leven aankan.Maar dat is dan wel
eentotaal
anderepersoonlijkheid, dan
die persoonlijkheid,die
gevormdwordt uit
de waarachtige veiligheid,die
verhaaldwordt in
Romeinen8:38.
Weer zienwe
dat de waar- achtige persoonlijkheid, alleen gevormdwordt door het werk
desHeeren, door het Wonder der genade. De grootste karikatuur wordt dan
wel
die persoonlijkheid, die weet datzijn leven
"met ChristusVergelijk Gen. 4:26
Niet om te dragen
Het komen tot persoonlijk- heid
121
Col. 3:3
Wezenlijke geborgenheid
Vergelijk 2 Petr. l:17
Een gruwelijk experiment
ZUIGEUNG EN KLEUTER
verborgen
is in God",
maar die toch weer denkt en handelt alsofhij
daartoe gekomenis
door eigen kracht,door
eigen verdienste' Danwordt zijn structuur walgeluk. En toch,
doorgaans gebeurt dat.Totdat de Heere hem weer eens een halt toeroept en
Hij
die persoonvoor
ZUn Aangezicht verootmoedigt, waardoordie
mens dan weer handelbaarwordt.
En weer zien w€ dan, dat het wezen van de per- soonlukheidis:
aftrankelijkheid.volkomen
afhankelijkheid. Niets anders dan afhankelijkteid.Veiligheid, wilt u
er aan denken, inuw klas, in uw
gezin. Zelfsde
surrogaat-veiligheid,wijst ons nog op het wezenlijke
begrip'veiligheid'.
Het doet ons zien, dat er geen wezenlijkeonwikkeling mogelijk is
zonder wezenlijkeveiligheid. Het
doet ons zien, dat er geen levensmogelijkheidis,
zonder wezenlijke geborgenheid. Zon- der vereniging met Hem,in
Wien de VaderZijn
welbehagen heeft.Moederl[ike liefde, moederlijke zoÍg
We
willen
nog iets zeggen over die veiligheid, die geborgenheid,die het kind bij de
moedervindt. Dr. J.H.
van denBerg
schrijft eroverin zijn
boekje 'Dubieuze liefdein
de omgang met hetkind'.
In
de Middeleeuwen was er een Duitse keizer' Een geleerd man.Een goddeloos man, die sprak over Mozes, Christus en Mohammed als de
drie
bedriegers.In zijn tijd
washet
de gewoonte, wanneermen met
een pasgeborenbaby
geen raadwist, dat men dan
datkindje legde in een
zogenoemd vondelingenbekken.vaak
waren deze betÈensbij
een kerkof
een kloosterin
demuur
ingemetseld.Veelal werden
deze vondelingendan in het klooster
opgevoed.Vaak ook
warenhet de
afwijkendekinderen,
diezo te
vondeling gelegdwerden. Nu had die Duitse keizer - Frederik Il von
derHohénstaufen
- iets
zeer bizarsmet die
kinderenvoor. Hij
wilde een experiment met deze kinderen uithalen. Eengruwelijke
proef.Hij
besloot,dat
niemand van degenen,die
deze kinderen opvoed-den,
eenwoord tot
hen mocht spreken.Ze
mochtendie
kinderenook niet
liefkozen. Niets van dat alles. Deze kinderen moesten duseigenlijk
zonder enig contact leven. Waarom deed Frederik von der Hohenitaufendit nu. Hij wilde er zo
achterkomen, welke
taal deze kinderen zouden gaan sprekenals ze
zich gingenuiten. Zelf
ZUIGEUNG EN KLEUTER I
l
dacht
hij
dat zedit
danin het
Hebreeuws zouden doen.Hij is
er niet achter gekomen.Alle
baby's stierven. De kroniekschrijver, die het experiment verhaalt, vermoedde de reden:"Er is
geenkind
datbuiten liefde kan." Elke
moeder spreektmet haar kind,
lieÍkoost het, doet alsof haar kind haarbegrijpt,
haalt het na het voeden even aan en legt het dan weer liefdevolin
dewieg. Vooral
het voeden isvoor
de rustige moeder vaak een wederzijds vreugdevol gebeuren.Even
kijkt
hetkind
op en ontmoet deblik
van moeder.Of
het gaatjuist
omgekeerd: hetkind
stopt even en het lacht wat tegen moeder.Het
is een gebeuren, dat nooit vergeten wordt.Deze
liefde is voor het kind
uiterst noodzakelijk.De
vreselijkeproef
van die Duitse keizer toont het ons. Niemand zaldit
ontken- nen.Men
heeft hetwel zo
geformuleerd:"Voor
eenklein kind
is moederlijkezorg, als uitdrukking van de
moederlijkeliefde
even belangrijk als voedsel."
Datblijkt
bijvoorbeeld ookuit
de levensge- schiedenissen van zwaÍe criminelen die in het Pieter Baancentrum in Utrecht psychologisch onderzocht worden. De voormalige directeur van dat centrum weeser
onlangs nogop,
dater
een nauwe samen- hang is tussen verwaarlozing van kinderenin
hun eerste levensjaren en de ontwikkeling van misdadig gedrag.Dat is
dan de schuld van de ouders. Heel vaakligt
er een grote schuldbij
de ouders. Hoewel dat tegenwoordigwel wat
al te gemakkelijk gezegdwordt.
Ook hetkind
heeft een zondige natuur. Laten we dat niet vergeten.Het
kan duszijn,
dat het de baby ontbroken heeft aan moederlijke zorg.Nu is
er nog een tweede verhaal.In
1907, dusin
eentijd
datde
Moederliefdeziekenhuizen
nog
zeer ouderwetswaren,
constateerdede
geneêS- en moederlijkeheer-directeur van het Stadsziekenhuis
in
Dtisseldorf, datonleveeÍ
zorg7l%
van debaby's die in het
ziekenhuis geborenwerden,
stierf.Toch waren die kinderen niet ziek. Het ging om zuigelingen die om bepaalde redenen geen moeder meer hadden, maar
die bij de
ge- boortewel
gezond waren. Door verbetering van de hygiënische om- standigheden,wist
de artsdit
percentage terug te brengentot l7%.
Hij vond dat nog te hoog en
meendedat het sterftecijfer
verder teruggebrachtkon worden. Het lag
beduidendhoger,
danbij
debaby's
die thuis
geborenwaren. Toch lukte het niet om het
per-centage verder
te
laten dalen. Hoe kwam datnu, dat in
dat zieken- huis het sterftecijfer niet verder teruggebracht kon worden. De arts vergat, zoals anderen later opmerkten, dat de zuigelingen de moe-I
r23
Ambivalente gevoelens
Zwcnuxc
EN KLEUTERderlijke zorg misten. Hygiëne,
goede voedingen kleding
alleen,zijn
niet voldoende. Moederliefde en moederlijke zorgzijn
eveneens van groot belang.Men zou
zeggen dathet kind in
dat opzicht, tegenwoordig niettekort komt. Is dit nu zo. Zou
hetkind er in dit
opzichtnu
beter aan toezijn
dan vroeger.Nu
waren vroeger de gezinnen doorgaanskinderrijker
dan tegenwoordig.Nu
twee,drie
kinderen, meer niet.Het is
een kwestie van planning geworden.Er
is toch al overbevol-king en het is
gewoonweg asociaalom meer dan twee of
drie kinderen te hebben. Maar die twee kinderendie
men nu heeft, dieworden
verzorgd. Prima verzorgd.I.et
maar eensop
een verjaar- dagspartijtje. Een overvloed aan snoep. Een hoeveelheid speelgoed om van te watertanden. Vaakis
ookdit
nogniet
genoeg. Eenfilm
moet worden vertoond.Men
gaat naar de speeltuin, het zwembad, enzovoort. Men schenkt aandacht aan hetkind.
Gebrek aan moeder-lijke
zorg kanniet
verweten worden. Vroeger had de moeder veel mindertijd tot
haar beschikkingvoor
de kinderen.Er
waren vaakmeer kinderen. Het werk riep. Het
moest gedaanworden.
De welvaart was geringer, enzovoort. Tegenwoordig neemt men detijd om
allesuit te
leggen.Alles wordt
bespreekbaar gemaakt en be- sproken.Er wordt
met het kind gediscussieerd alsof moeder en kind van dezelfdeleeftijd zijn, of
ze elkaarsgelijke zijn. En
men doetdat met veel
geduld.En op elk terrein. En zo vriendelijk.
Men verbiedt niet meer. Men spreekt hetkind altijd vriendelijk
toe. Men vraagt zichwel
eens af,of
deze welwillende toon zonderbijzijn
van anderen, ook zoblijft
voortduren.Of
de toon nog zo begrijpend envriendelijk is. Het
komtmij voor,
dater wel
enig verschil bestaat tussende
situatiethuis
enop
straatin dit
opzicht.Er
bestaat dan toch wel een zekere ambivalentie, een zekere tegenstrijdigheid. Veel aandachtwordt er
aanhet kind
besteed.Heel
veel aandacht. Heel veel liefdewordt er
gegeven. Heel veeltijd wordt er
aan het kind besteed.En
toch worden de kinderen hoe langer hoe lastiger, hoe langer hoe veeleisender, hoe langer hoe brutaler. Toch eigenlijk een vreemd verschijnsel.Vroeger
had menveel minder tijd voor
hetkind
beschikbaar.Het
kindertallag
veel hoger.Het ontving
ogen-schijnlijk
toch veel minder liefde. En toch. Nu behoeft men vroeger niet direct te idealiseren, maar de lieve jeugd veroorzaakÍe toen tochwel wat
minder problemen dannu. Men
heeft daar een verklaringvoor
gezocht. En nublijven
we evenbij
het verschijnsel moederlij-Zwcnuuc
EN KLEUTERke zorg. Het
kantoch niet
een gebrek aanliefde zijn. Die
liefdewordt
toch gegeven. Toch veel meer dan vroeger.Maar,
hetis
weleen
specialeliefde. Een
overdrevenliefde. En
deze overdreven liefde veroorzaakt,wat
iemand genoemd heeft: 'personality absorp-tion'.
Wat houdt datin.
Men kan zich zo voortdurend met het kind bemoeien,dat de
gehele persoonlijkheid1:
personality)van
hetkind,
door de moederin
beslag genomen(=
absorption)wordt.
Hetkind
kan dan geen ogenblik zichzelfzijn.
Danis
ereigenlijk
sprake van een steeds blijvende begeleiding, van een voortdurend toezicht.We veroordelen
dit
nietdirect.
Hetis
ook te begrijpen. Hetkind
is het liefste datwij
bezitten. Maar toch is het niet goed. Steeds wordt het kind begeleid. Dat hoeft niet lichamelijk tezijn.
We kunnen het ook steeds begeleiden als we thuiszijn
en het kind ergens anders is.We laten het nooit
los. Altijd
is die aanhoudendezorg,
die we voor hetkind
hebben,duidelijk
aanwezlg.En
weer,dat is te
begrijpen.Maar het is wel de
vraag,of die
aanhoudendezoÍg altijd wel
zo verstandigis
enzo
verstandig gegevenwordt. Het
gevolg daarvanis,
dathet kind zich nooit vrij voelt. Eigenlijk nooit
zichzelf kan wezen.Als het ware altijd
begeleidwordt. Dat is
ontzettend ver- moeiend voor hetkind.
Het kan nooit uitrusten.Eigenlijk valt er
zo niette
leven.Het kind
zal dan ook alles doen om daar onderuit
te komen. Daardoor komen de conflicten.Hoe komt het nu toch, dat de ouders tegenwoordig zo veelvuldig met het
kind
bezigzijn. Zou
niet één van de oorzakendit zijn:
dat we geen doel meer kennen voor hetkind in
de opvoeding.Zou
het niet het gevolgzijn
van het verloren gaan van het doelin
de opvoe-ding.
Het doelis altijd
op de verte gericht, op de toekomst. Tegen-woordig is
allesop
het hedengericht. Er is
eens iemand geweestdie
gezegd heeft:"Wij zijn
de eschatologiein
de opvoeding kwijt. "Het
toekomstbeeld.En
daarmeeis ook het doel van het
leven weggevallen.Dan móet het
hedenwel van het
grootste belang worden. Danis
het uitzicht weggevallen. Ookzo
gezien is het niet hebbenvan
eendoel in de
opvoeding éénvan de
ergste dingen.Misschien komt het ook
wel,
omdater
tegenwoordigaltijd
over de onderlingerelatie
gesprokenwordt. Men moet
een goede relatie aankweken. Maar ook die relatieis
iets van het heden, behalve dat ze inhoudsloosis. Men
moet danin
harmonie leven met de mede- mens.Men
moet passenin het
geheel.Niets is
erger danhet
niet mee kunnen doen. Onskind wordt
dan buitengesloten.Men
kleedt'Personality absorption'
Aanhoudende zorg
De eschatolo- gie in de opvoeding is weggevallen
125
Iac. 4:4
Psychische gezondheid
ZwcnuIlc
EN KLEUTERzich eender, enzovoort. Ook en vooral
in
onzekring. Liefst
met het duurste.Als
een kind er dan ook maar enigszinsuit valt,
dan wordthet
geplaagd. Iedereenen alles moet
eenderzijn. Eigenlijk
eengruwelijke
verarming.We
passen ons aan met verzaking van ons-zelf.
En ook datis
het ergeniet.
Maar-
en datis
het ontzettende -we zijn direct
bereid ons aante
passenmet
verzakingvan
GodsWoord. We zijn direct bereid om het Woord des
Heerenin
te leveren,om
maar meete
mogen doen, zelfs alshet
nogniet
eensvan ons gevraagd
wordt. We
doenzo
gÍaag mee en onze kinderen doenzo
graag mee.Het is niet
alleenhet er bij willen
behoren, maarwe
behorener bij.
Ergens tegenin
gaan, nÍetom
onszélf te behagen, maar omdathet Woord
des Heerenhet
van onseist,
is voor ons een vreemde zaak. Iets, dat nietbij
ons past. Maar alswij dat zo gemakkelijk
kunnendoen,
ergens tegeningaan, zijn wij
zekerook fout. Dan wordt het
éénvan
onze goedewerken.
Ons 'neen zeggen',kan ook
onze hoogmoedzijn. Maar het niet
meekunnen doen, het niet mee mogen doen en ook het
niet
meewillen
doen, omdathet Woord
des Heerenzegt:
"Weetgij niet, dat
de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is?"Er
was eens een hoogleraaren hij zei: "Het niet in
harmonie leven met de omgeving, kan een teken van psychische gezondheid zijn."
Juist van psychische gezondheid. Hadhij
geen gelijk? En zijn woorden accepterenwe liever
danhet Woord des
Heeren. Daar kunnenwe in ons
zogenaamd isolement onszelf mee handhaven.Maar
danzijn we toch wel erg verwijderd van de
Woorden derHeilige
Schrift.Vy'e kunnen ons
ook
afvragen,of die
opvoedingtot
veiligheid, die men dan zovoor
staat, niet veelte
negatiefis.
Gaat het nu omhet 'veilig-zijn' op
zichzelf, of
zou hetdit zijn: in
staatzijn
onvei-ligheid te
verdragen.Of
gaathet er om die
onveiligheid neer te mogen leggenvoor
het Aangezicht des Heeren en Hemom
onder- steuningen bewaring te
smekenom Zijns Zoons wil. Hem
te mogen laten weten, dat de wereldvoor
onsniet te
dragenis.
Zoudat niet juister zijn, als
menhet dan toch wil
hebbenover
hetbegrip veiligheid. We
zullen toch ergens tegenop
moeten tornen, alswe voor
een opvoeding naar hetWoord
des Heeren staan. En dan niet zoin
een botte zelfverzekerdheid, diein
wezen niet anders is dan angst, maarin
een vaste overtuiging.126
Zwcnuwc
EN KLEUTERMisschien dreigt er
in
die uitgesproken moederlijke zorg nog een ander gevaar.Dat
vindenwe wel
heel duidehjk bU devrouw
die,niet uit
noodzaak, haar oudewerk weer heeft
opgenomen.Mis-
schienheeft ze
daarvoorveel
argumenten.Bijvoorbeeld:
sociaal contact,te weinig om
handen, behoefte, enzovoort. Znuden deze argumentennu werkelijk eerlijk zijn. Of
gaathet er
gewoon om,wat
meergeld
beschikbaarte
hebben.Toch zit er wel
een groot gevaar aan.Het zou
kunnenzijn,
datlater het kind zal
zeggen:"Toen
u mij
kreeg,kon ik u
toch nietblijvend
binden,u
moest er toen toch zo nodigbij
gaan werken.Ik
kon toch blijkbaaruw
levenniet
vullen." Zou zich dat bij die
werkende moedersniet
gaan voordoen.Zou
het geweten nietwat
gaan beschuldigen.In
detijd,
die dan voor hetkind overblijft, wordt
dan de liefde, de moederlij-ke
liefde,juist
heel overvloedig gedemonstreerd.In
een overdose-ring
geschonken.Zit
daar ookniet
iets achter van het goed maken, onbewust, vanwat
hetkind
tochtekort kwam. En
danwordt
menweer
gemakkelijk mateloos.Waarschijnlijk zijn er weinig
dingen opvoedkundigzo
slecht, als deze overdosering van de moederlijkeliefde. Vraagt het kind
daarom. Of zou het kind
ervan houdennatuurlijk
behandeldte worden. Waarschijnlijk vraagt het
kind alleenom
een bereikbare moeder. Een aanwezige moeder. "[.J wasaltijd thuis. U
waser altijd", zei
eens eenkind. Zou
datniet
de behoeftevan
eenkind zijn. Er altijd zijn, op
een onopvallendewijze.
Aanwezigzijn, door te zijn. Zou het ook niet zo zijn,
dateen moeder, die zo overvloedig haar liefde op
bepaalde tijden schenkt,om
beantwoording vande
overvloedig geschonken liefde vraagt.Zo
wordt moederliefde een steeds met elkaar bezetzijn.
Zowordt het eigenlijk
eenkwelling om
samente zijn. Dat
gevaar dreigt tochal in
zekere mate. Hoe vaak komt hetin
een gezin nietvoor,
dat men door vergoelijken vanwat
verkeerdis,
op den duur een sfeerkrijgt, die
gespannen gaat worden, een sfeer waarin
hetconflict
steeds dreigendeis. En
is het dan niet zo, datjuist
dan, als mende
sfeer verbreekt, delucht
weer gezuiverdwordt. Er is
eenpedagoog geweest
die
zei'."Laat uw
opvoeding veelal bestaanuit
zonneschijn, maarlaat het
somsook druilen en
soms onweren. "Men
kaner
anders over denken, maarer zit
tochwel iets in.
Dataltijd
zolief blijven
doen is niet gewoon voor een mens. Hetis
nietvol
te houden.Het leidt tot
een neurose. Men kan dat niet volhou- den, die overdosering van liefde, dat steeds maar weer liefde schen-ken.
Somsvalt
men dan ineensuit zijn rol
en danwordt
het vaakDe werkende moeder
Gedemon- streerde liefde
I
127