• No results found

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel · dbnl"

Copied!
121
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Conny Sluysmans

bron

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel. H.P. Leopolds, Den Haag 1958 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/sluy002nogk01_01/colofon.php

© 2014 dbnl / erven Conny Sluysmans

(2)

Je praat met luisterende lippen woorden, die niemand kan verstaan.

Uit glinsterende wimpers glippen Je dromen één voor één vandaan.

- - - -

Je moest je maar weer kinderharen knippen en nooit meer zó ver uit verlangen gaan.

HARRIET LAUREY

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(3)

[Nog kans op de hemel]

- Welnee, jij moet niet trouwen, zei de garagehouder bij wie ik mijn oude Peugeot stalde. Waarom in vredesnaam zou je het doen!

- Misschien omdat ik van Charles hou, zei ik tamelijk zelfverzekerd. En ik maakte mij wijs dat ik er op dat moment uitzag als een romantische boekenfiguur die de rijke, knappe, weet-ik-veel wat voor een man prijsgaf voor de eenvoudige jongen die haar een altijd durende liefde bood in een hutje op de hei. Heini schudde nadenkend zijn hoofd.

Hij kende mij toen nog niet zo goed en hij durfde mij niet te zeggen dat hij Charles een totaal verkeerde keuze van mij vond. Eigenlijk kon hij er wel over meepraten, want ik wist dat Charles vele jeugdjaren lang verliefd was geweest op een nichtje van Heini. Ik had hen beiden in die tijd op een afstandje bekeken. Ik kon me herinneren dat het nichtje donkerbruin golvend haar had dat lager dan haar schouders hing. Het was een lief meisje, vond ik. Maar ze mocht desondanks in haar handjes klappen dat Charles die welgevallige blik uit zijn fluweelzwarte ogen op haar had laten rusten. Eens had ik hen gezien vanuit een autobus waarmee ik naar de middelbare school reisde. Zijn rechterhand hield haar linkerhand omvat. Aan de andere kant leidde hij een damesfiets. Haar fiets natuurlijk. Ik stelde me voor hoe ze elkaar daar op die heuvelende

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(4)

weg in Zuid-Limburg hadden ontmoet en hoe hij toen had voorgesteld een eindje te gaan wandelen. Toen al vond ik Charles een erg aardige jongen, maar ik dacht er nooit over hem in mijn privé-gedachtetjes te betrekken. Eigenlijk was hij veel te knap voor mij. Ik was in die tijd een tamelijk slordig H.B.S.-meisje, met een scheefgezakte schouder vanwege de schooltas en een bril met een bruin hoornen montuur. Een naar meisje uit mijn klas had eens tegen me gezegd - naar jou kijken de jongens helemaal niet! Op de keper beschouwd vond ik dat ze gelijk had. Ofschoon het natuurlijk misselijk was me dat in mijn gezicht te zeggen. Het nare meisje trouwde kort nadat ze de H.B.S. had verlaten en ik ging naar de universiteit om rechten te studeren. Ondanks de bril en zo had ik toen een paar liefdes-avontuurtjes achter de rug, die overigens bepaald niet vérstrekkend waren.

In Nijmegen onderging ik een prettige verandering. Mijn bril werd vervangen door een nieuwe met maar weinig montuur. Ik ging me voortbewegen op pumps, schafte gezellige studentikoze kleren aan en fungeerde bijna nooit meer als muurbloempje tijdens de dansavonden van het studentencorps.

Toen ik tijdens de kerstvakantie thuis was, zag ik het nichtje van Heini in een restaurant met een blonde man die Pools sprak. Kennissen vertelden mij dat het uit was

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(5)

met Charles. Niet lang daarna was het ook uit met de Pool en emigreerde het nichtje plotseling naar Canada. Charles gaf later als zijn mening te kennen dat ze nog steeds om hem treurde. Maar dat is iets wat ik niet durf te onderschrijven, want Charles poneert de meest vreemdsoortige ideeën als zijn eigen sex-appeal in het geding komt.

Ik ging door met studeren en met het leven in al zijn facetten te verkennen. Op een zondagavond in de Paasvakantie kwam Charles langs ons huis met een lichtblond meisje aan zijn arm. Alweer een meisje met heel lang haar en een bepaald

aantrekkelijk figuurtje. Hij knikte me toe en ik realiseerde me dat hij van mijn bestaan op deze wereld op de hoogte was. In de volgende Paasvakantie was het nog altijd aan en dat ging zo vele jaren door. Ik had inmiddels mijn titel gehaald en had een goed gesalarieerde betrekking bij de Rechtbank gekregen. Een stuk of tien mannen hadden me geholpen om het verhaal van mijn leven te schrijven. Dat nare meisje op de H.B.S. had zich toch vergist. Drie maal was ik officieel ten huwelijk gevraagd, maar het was altijd juist de verkeerde. Twee maal was ik hevig verliefd geweest, maar ze waren allebei al getrouwd voordat ze mij hadden ontdekt. Alles bij elkaar was het voldoende geweest om mijn romantische kijk op het leven met het nodige cynisme te bedekken. Ik

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(6)

had dat cynisme trouwens broodnodig. Er was mij niet zo heel veel meer gebleven om romantisch over te mijmeren. Ook mijn onschuld niet. Die was ten onder gegaan in een erg letterlijk onderzoek naar de essentie van het leven.

Plotseling liep Charles weer alleen. Ik ontmoette hem in een café'tje. Ik zat net met een Minerva-blik in het drab van de koffie te turen, toen hij binnenkwam en bier bestelde. Toen hij mij opmerkte kwam hij met het glas in de hand naar me toe. Een knappe halfbloed, die een gaspitje onder mijn bloed aanstak en het later vergat uit te draaien.

- Er is vanavond carnavalsbal van de politievereniging, zei hij, heb je zin om met me mee te gaan?

Door de rook van mijn sigaret keek ik hem aan.

- Houdt je meisje van dat soort dingen? vroeg ik hem.

- Het is uit, zei Charles.

- Al lang?

- 'n Maand.

Ik knikte.

- En jij? vroeg hij.

- Bij mij is het ook al een paar keer uitgegaan, vertelde ik hem liefjes. Alles bij elkaar zo'n keer of tien.

Charles gaf geen commentaar.

- Waar zal ik je vanavond ontmoeten? vroeg hij.

- Nergens, zei ik, als ik het doe dan zie je me wel in de bal-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(7)

zaal. We gingen samen naar buiten. Hij naar zijn fiets en ik naar mijn auto. Dat was toen al niet zo'n erg prettig onderscheid. Ik ben die avond rustig thuis gebleven.

De volgende maandag stond ik met mijn vader naar de carnavalsoptocht te kijken, toen de wagen van de Raad van Elf voorbijrolde. Charles was daar lid van. Hij was in smoking en wenkte me. Zou hij gedacht hebben dat ik naast hem op die wagen ging klauteren? Ik wuifde terug en vergat hem. Ik had die avond een afspraak met een jongen die ik niet kende. Hij had een paar weken tevoren opgebeld en gevraagd:

- Is mevrouw van Leeuwen thuis? Ik zei: - hier woont geen mevrouw van Leeuwen.

U spreekt met 254 in Bronsheim.

De stem aan de andere kant lachte.

- Valt er iets te lachen? vroeg ik geïnteresseerd.

- Ja, zei hij, want u spreekt met 254 in Schin op Geul.

- Ja, dat is leuk, zei ik, geluk met uw nummer!

- Weet U wat, zei die andere 254, laten we de kennismaking vieren, gaat u met carnaval 'n avondje met mij uit. Ik dacht na. Carnavalsmaandag was ik nog vrij. - Wat bent u voor iemand? vroeg ik. Oud? Jong? Getrouwd? Verloofd? Vrij?

Hij grinnikte.

- Acht-en-twintig jaar en vrij! zei hij.

Ik knikte goedkeurend tegen het telefoontoestel.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(8)

- Oké, zei ik, carnavalsmaandag.

- Waar ontmoet ik u?

- Kom me maar thuis halen.

- Maar waar woont u?

Ik gaf hem de raad zich te verdiepen in de literatuur van de telefoongids. Het was een koud, misschien tijdrovend kunstje om het adres op te zoeken dat paste bij nummer 254 in Bronsheim.

Toen Charles-in-smoking naar me stond te zwaaien zag ik een lange, bleke jongeman naar ons huis kijken. Even later belde hij aan. Hij stak een hand uit en zei:

- ik ben 254 Schin op Geul.

- Prettig, zei ik en reikte naar mijn mantel. Zorgvuldig hielp hij mij bij het aantrekken.

Toen de bus ons in Vaals had afgezet en we door de sneeuw naar een dancing sopten, verzuchtte 254: - ik wou dat ik een auto had.

- Ik ook, zei ik, en dacht verlangend aan mijn Peugeot die in de garage stond.

- Wat doe je eigenlijk? vroeg hij.

- O, niet veel, loog ik, ik ben thuis in de huishouding.

Hij floot waarderend.

- Je ziet er niet naar uit, merkte hij op.

- Naar wat? vroeg ik. Bedoel je naar rooie bieten en pas gelapte ramen?

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(9)

Hij knikte.

- Zoiets ja.

Hij stelde me voor eerst ergens te gaan eten en ik knikte gretig. Ik had honger. Ik fleurde helemaal op in het vooruitzicht van een intiem en vooral warm eetzaaltje, een lekker diner en misschien een strijkje op de achtergrond. Ik vergaf hem dat hij geen auto had. Maar hij hield zijn pas in voor een laag huis in een sombere woonwijk, belde aan en begroette hartelijk de jonge vrouw die de deur opende.

- Mijn zus, zei hij tegen mij.

En tegen de zus zei hij: - mijn meisje.

- Ho! zei ik, maar dat ging helemaal verloren in de spontane omhelzing van wat in dat geval mijn schoonzusje zou worden.

Ik werd met veel égards naar de keuken geleid, waar spek en eieren stonden te sissen in een pan op het fornuis.

- Henry, zei het zusje tegen 254: - haal een stoel uit de goeie kamer voor je meisje.

Ik protesteerde. Ik zei dat ik veel liever gezellig samen met hen op de houten bank wilde zitten. Ik huichelde maar raak en veroorzaakte een glans van voldoening op het gezicht van het zusje en haar man en de vier of vijf kleine peuters die er rondkropen. De kinderen werden na het eten in bed gestopt en gevieren gingen we uit. Mijn ‘verloofde’ zette een strohoed op

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(10)

zijn hoofd om er carnavalesk uit te zien en stelde mij aan heel Vaals voor als zijn meisje. Toen hij het zeventiende borreltje op had kreeg ik er pas echt genoeg van.

Op dat moment trof ik een collega van de rechtbank. Hij kwam naar me toe en vroeg met wie ik uit was.

- Ik weet het niet, zei ik, met 254 uit Schin op Geul.

Hij wenste het verhaal in details te horen, maar de lust daartoe ontbrak mij volkomen. Ik smeekte hem om 254 te laten weten dat ik op mijn eigen houtje vertrokken was. Na veel vijven en zessen gaf hij toe.

Toen ik in Bronsheim uit de bus stapte - het was pas twaalf uur - stond Charles voor het café'tje waar ik hem een week tevoren had ontmoet. Hij stond met zijn handen in zijn zakken naar de Grote Beer te kijken. Of misschien wel naar Venus.

Hij keek bijzonder verheugd toen hij me zag.

- Waarom loop je alleen? vroeg hij direct. Midden in de nacht en op carnavalsmaandag?

Ik vertelde hem dat ik mijn cavalier in de steek had gelaten en maakte aanstalten naar huis te gaan. Maar Charles nam me bij de arm. - Mij laat je zo gauw niet in de steek, zei hij. Die doortastendheid beviel me. Bovendien droeg hij geen strohoed en dat alleen al was prettig. Charles bleek verstand te hebben van wijn. Het werd een genoeglijke avond. Met een grote omweg bracht hij me naar

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(11)

huis. Zijn kussen waren niet zo doortastend als zijn woorden. Maar hij zei dat ik veel voor hem betekende. Hij zei dat dit een bijzonder waardevolle avond voor hem was en ik knikte getroffen van ja. Om het eerlijk te zeggen was ik die avond volmaakt gelukkig.

De hele wereld veranderde, ik incluis. Charles en ik waren elke dag samen. Wij waren zo verliefd, dat wij elkaar zelfs onze vroegere zonden beleden. Wij zeiden allebei dat wij het, van de ander, niet erg vonden. Maar later hebben wij waarschijnlijk precies hetzelfde gedacht: dat het toch eigenlijk wel een heel register was.

In mijn auto doorkruisten we Limburg. Ik stelde Charles voor dat hij chaufferen zou leren, want ik voelde me niet helemaal op mijn gemak met hem in de mindere positie. Maar hij weigerde. Hij zei dat hij zich liever liet rijden. Hij zei dat met een lachje dat mij niet beviel. Later kwamen er honderden dingen die mij niet bevielen.

Toen Charles aanvankelijk het hardst van stapel liep in onze liefde, vond ik dat ik de veelgeprezen gereserveerdheid van het meisje gevoeglijk kon laten schieten. Wij wisten toch dat wij van elkaar hielden. Hij had mij al lang veroverd. Was het dan geen onzin om telkens net te doen alsof dat veroveren nog moest gebeuren? Een ouder kennisje vertelde mij dat een man levenslang het gevoel moet

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(12)

hebben dat hij aan 't veroveren is. Maar dat leek mij veel te vermoeiend. Voor mijzelf ook trouwens. Ik maakte Charles dus geen enkele keer wijs dat ik aan elke pink tien mannen kon krijgen en liet hem duidelijk merken dat hij de uitverkorene was. Wij zouden immers trouwen!

Toen ik in de garage kwam, vroeg Heini mij wanneer ik die oude Peugeot nu eens eindelijk inruilde voor een nieuwe. Ik vertelde hem dat ik er niet over peinsde. Over een maand of wat zou ik toch gaan trouwen, zei ik, en dan had ik geen behoefte meer aan een auto. Ik zou de wagen verkopen en het geld omzetten in handdoeken en lakens en schorten en zo. Ik zou natuurlijk een voorbeeldige huisvrouw worden, maar een nog veel voorbeeldiger vrouw voor Charles. Ik wilde kinderen hebben en sokken stoppen en samen naar een hoorspel luisteren. Ik wilde een eenvoudige flat en buurvrouwen met wie ik kon praten over het verschil tussen Persil en Radion. Wij zouden een kleine, selecte kring van vrienden krijgen en voor de rest zo'n beetje in de tuin van Eden leven.

Heini keek mij meewarig aan.

- Bedoel je met Charles? vroeg hij voorzichtig.

- Natuurlijk, zei ik, Charles totdat ik sterf.

Toen zei hij voor de eerste keer: - jij moet niet trouwen.

- Waarom? vroeg ik, vind je me niet vrouwelijk genoeg?

Ik was net bezig uit mijn gezichten-kartotheek dat van de

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(13)

beledigde jonge vrouw tevoorschijn te halen, toen Heini bezwerend zijn handen ophief.

- Jij niet vrouwelijk, zei hij, en ik had hem kunnen omhelzen om de overtuiging waarmee hij het zei. Jij bent vrouwelijk van je kruin tot je voetzolen. Maar Charles...

- Luister Heini, zei ik en ik vond dat mijn toon erg redelijk klonk, omdat het niets geworden is tussen Charles en dat nichtje van jou, daarom betekent dat nog niet dat Charles geen goede man is. Misschien is het niets geworden omdat Charles'

engelbewaarder en de mijne elkaar enkele lichtjaren geleden al hebben ontmoet en toen besloten hebben om bij elkaar te blijven.

Daar kon Heini de mop wel van inzien, maar hij bleef mij toch ernstig bekijken en zei dat de wereld zo groot voor mij zou kunnen zijn zonder Charles. Ik vergaf hem van ganser harte dat hij het met Charles niet vinden kon. Misschien, dacht ik, is dat een kwestie van familietrots en daar kon ik in komen. Bovendien zag ik in Heini een soort van wijze vader, die mij door en door kende en die alleen maar het allerbeste voor mij wilde. Later, toen een grote gebeurtenis in mijn leven mij veel dichter bij Heini en zijn vrouw bracht, zei hij het mij zelf. Ik ken je, zei hij toen, alsof ik je zelf gemaakt heb. Dat was toen Noël in een Mercedes mijn leven was komen binnenrijden. Maar zover was het nog niet.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(14)

De nacht, waarin Charles' bloed en het mijne een gelijke cadans aannamen, kwam lang voor de dag die gereserveerd was voor de belofte for better and for worse. Het was een ongelijke strijd. Met mijn temperament vergeleken bleek het zijne gelijk te staan met dat van een bevroren Eskimo. Hij lag al lang te slapen toen ik nog altijd met droge ogen naar het klotsen van de zee lag te luisteren. In die nacht dacht ik meer aan God dan aan Charles. Ik dacht aan het kind dat ik eens geweest was en aan mijn moeder die had gezegd dat ik toch niet aan het leven zou kunnen ontkomen, maar dat ik moest proberen om dat ene te bewaren voor de man met wie ik trouwde.

Ik dacht aan de getrouwde man aan wie ik voor het eerst mijn lichaam had

geschonken. Hij was een volbloed geweest, vurig als de duivel zelf. Tot nu toe had ik het nooit betreurd dat ik geen maagd meer was. Integendeel, het was een rustig gevoel dat ik nu niets meer hoefde te verdedigen. Het maakte mij een beetje superieur aan andere ongetrouwde meisjes van mijn leeftijd. Het gaf mij bovendien de voldoening dat ik het leven had kunnen proeven voordat ik oud en zonder sex zou zijn. Mijn moeder was gestorven voordat ik mijn onschuld verloor. Misschien was het anders niet gebeurd. Voor mijn moeder voelde ik net zoveel achting en net zoveel liefde als voor God. Maar ze waren nu allebei zo ver. In die nacht naast de slapende Charles

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(15)

probeerde ik de deuren te ontsluiten die ik tussen God en mijzelf gegrendeld had.

Het waren er zoveel dat ik er moe van werd. En toen ik zo moe was ging ik Charles een beetje haten. Dat was natuurlijk niet redelijk. Uur na uur hield ik mijzelf voor dat het niet redelijk was. Toen ik meende dat ik mijn haat beteugeld had maakte ik Charles wakker. Ik vond dat het tijd was om hem opnieuw mijn liefde te tonen. Maar toen Charles merkte dat het nog geen ochtend was, draaide hij zich op zijn andere zij en sliep weer in. Toen heb ik me ook omgedraaid. Ik draaide mijn rug naar Charles en naar God en naar mijn kinderjaren en zei tegen mezelf: vier zwarte schapen, vijf zwarte schapen, zes zwarte schapen, zo zul je inslapen.

Charles presteerde het om de dag daarna te flirten met een lang blond meisje dat daar gretig op in ging. Ik wilde maar één ding: mijn koffers pakken en vertrekken.

Ik heb het niet gedaan. Nog een maand of drie hebben wij met elkaar voortgesukkeld.

Kort nadat wij onze verloving hadden verbroken schreef Charles me een briefje, waarin hij me aanbood mij de boekensteunen en de boeken terug te geven, die ik hem in de tijd van onze liefde geschonken had. Fijntjes schreef hij onder aan de brief dat hij op zijn beurt graag het ivoren madonna'tje terug wou hebben dat ik van hem gekregen had. Toen is het laatste restje genegenheid gesmolten. Ik heb hem zijn madonna

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(16)

teruggestuurd met de mededeling dat hij mijn cadeaus liever op de mestvaalt moest gooien dan ze aan mij terug te geven. Ik walgde van heel die burgerlijke visie op wat toch goed had kunnen zijn. Mijn gezondheid werd er niet beter op. Ik leed veel meer om de mislukking van mijn liefde dan ik iemand wilde bekennen. Ik geloofde stellig dat ik nooit meer de moed zou kunnen opbrengen om opnieuw te beginnen.

Heini was in die dagen voor mij als een aartsengel. Hij zei niet veel, maar heel zijn toewijding bleek uit de wijze waarop hij mijn auto cleande totdat hij blonk als de laatste nieuwe Jaguar. Zijn vrouw zag ik maar zelden. Maar als ik haar ontmoette dan wist ik dat zij zich mijn lot erg aantrok.

Ik durfde haar nauwelijks recht in de ogen kijken. Ik wist dat zij mij voor een rein meisje hield, dat door een schurk bedrogen was. Ik geloof dat zij sneeuwwit zou verbleken als zij een blik kon slaan in het leven dat achter mij lag.

Ik was toen al acht-en-twintig jaar oud.

In die tijd vond ik God terug.

God maakte Zijn opwachting bij mij in de gestalte van mijn biechtvader. Hij vertelde mij wonderlijke dingen. Hij bracht mij de overtuiging bij, dat het nutteloos was om na te kaarten over de verleden tijd. God, zei mijn

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(17)

biechtvader, is de Enige Die de moed heeft om met jou altijd weer opnieuw te beginnen.

Dat sprak mij aan. Het was waar, ik had Hem nooit opzettelijk aan het kruis geslagen. Ik had Hem het felst bemind op de momenten dat ik hem het hardst sloeg.

Ik smeekte om barmhartigheid op het moment van de zonde zelf. Niet eens uit vrees voor de hel. Meer uit een diepgewortelde liefde voor Hem. Zoiets als mijn

aanhankelijkheid ten opzichte van mijn moeder. En toch weer anders. In de oefening van berouw staat: ik heb spijt over mijn zonden omdat ik a) Uw straffen heb verdiend en b) omdat ik U, mijn grootste Weldoener en het hoogste Goed heb beledigd. Het berouw is pas volmaakt, had de godsdienstleraar vroeger op de H.B.S. gezegd, als je ook dat wat onder b) staat volledig kunt onderschrijven. Ik had daar nooit moeite mee gehad. Die straffen konden me niet eens zoveel schelen. Ik was ervan overtuigd dat ik ze toch wel zou krijgen, al had ik ook honderd keer gebiecht. Maar God beledigen wilde ik niet. Ik zou niet weten waarom. Het was net zo absurd als wanneer ik mijn moeder zou willen beledigen. Een klein beetje godsdienstig was ik dus toch nog wel. En God was zo vriendelijk mij een biechtvader te sturen die deze zwakke plek in mijn cynische levenshouding wist te ontdekken en er zijn voordeel uit trok.

Hoe hij het heeft

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(18)

klaar gespeeld weet ik nu nog niet. Een feit is, dat ik een jaar lang leefde als Maria Magdalena na de voetwassing. Een goede preek kon mij in hoge mate gelukkig maken. Bijna elke zondag ging ik ter communie en elke maand was ik minstens eenmaal in de biechtstoel. Ik probeerde mijzelf op te zwepen tot een leven van alleen maar goede daden, maar ik was gelukkig nuchter genoeg te bedenken dat er niet elke eeuw een Maria Magdalena geboren wordt. En dat ikzelf voor die rol zeker niet in aanmerking kwam.

Charles liep allang niet meer alleen. Het kon mij geen zier schelen. Een beetje medelijdend keek ik hem na als hij met opgeheven hoofd zijn nieuwe meisje langs ons huis voerde. Ik had immers hogere idealen.

Ook wat mijn seksuele evolutie betreft was het een vreemde tijd. Het kon mij plotseling niet meer schelen dat ik ouder werd zonder dat er een man aan mijn zijde ging. Als ik eerlijk moet zijn, dan stelde ik mij helemaal in op een uiterst zelfstandig leven, dat ik door geen enkele intieme band aan een ander leven zou verbinden. Die gedachte werd hoegenaamd niet gevoed door de wetenschap dat ik binnen enkele jaren de huwbare leeftijd vaarwel zou moeten zeggen. Integendeel. In de aanvechtbare rijpheid van mijn acht-en-twintigste jaar was ik meer geschikt voor een harmonieus huwelijksleven

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(19)

dan ooit te voren. Ik voelde mij nog lang niet buitengesloten in het eeuwige spel van Adam en Eva. Maar ik had voor geen enkele man meer aandacht dan voor het peukje van mijn sigaret. Misschien ligt het daaraan, dat ik Noël nooit heb opgemerkt in de garage van Heini.

Op een avond in september, nadat ik mijn auto in de garage gereden had, stond ik te praten met Heini en met Barbara, zijn vrouw. Ik merkte dat zij allebei iets op het hart hadden, ofschoon ik geen ogenblik vermoedde dat het mijzelf betrof.

Toen gaf Barbara haar man een wenk.

Ga jij nou je werk afmaken, zei ze, ik heb nog wat met Sonja te bespreken.

Verdacht snel was Heini in de garage verdwenen.

Ik was in een goede stemming.

- Wat doe je geheimzinnig, lachte ik tegen Barbara.

- Luister, zei ze, op de directe manier waarom ik haar zo waardeerde. Sonja, heb je verkering?

- Natuurlijk niet, zei ik verwonderd, dat weet je toch.

- Goed, zei zij, ik vroeg het maar even voor alle zekerheid.

En toen vertelde ze mij hoe er iemand was die geregeld in de garage kwam en die mij daar vaak had zien in- en uitrijden.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(20)

Hij had opgemerkt hoe voorkomend Heini dikwijls mijn auto voor mij naar buiten reed, zodat ik mijzelf de ingewikkelde manoeuvres kon besparen mijn Peugeot uit het wagenpark los te maken.

- Wie is dat? had Noël geïnteresseerd gevraagd.

Heini had het hem verteld.

Toen Noël weken achter elkaar met de regelmaat van de klok mijn naam had genoemd, was Heini opmerkzaam geworden. En toen was plotseling het riante idee in hem ontstaan dat de garage misschien de bakermat van ons beider geluk zou kunnen zijn. Hij kende Noël nu bijna een jaar. Er waren maar twee mensen op de wereld tegen wie Heini durfde beweren: Ik ken je alsof ik je zelf gemaakt heb. De ene was ik, de andere Noël.

Noël was een jonge chemicus, 31 jaar oud, die drie jaar verloofd was geweest met een meisje dat hem tenslotte met een veel oudere man bedrogen had. Kort voordat ze zouden trouwen had hij het bij herhaling gepleegde bedrog ontdekt. Hij had stante pede de verloving verbroken. Dat was nu een half jaar geleden. In zekere zin waren wij aan elkaar verwant. Heini was de eerste die deze verwantschap had ontdekt. En hij had er met Noël over gesproken. Wat hij uit mijn leven wist, en dat waren alleen maar dingen die door de katholieke keuring toelaatbaar zouden worden geacht, had hij hem verteld. Noël's

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(21)

interesse was toegenomen. Op een keer, toen hij in een luchtige stemming was, had hij voorgesteld: kun je er niet voor zorgen dat we eens een avondje uitgaan, met ons vieren? Peinzend had Heini hem aangekeken. - Daar moet ik eens over denken, zei hij.

's Avonds had hij erover gesproken met Barbara en het resultaat was dat Barbara mij nu het hele verhaal vertelde.

Ik vond het alles bij elkaar nogal grappig. Op dat moment realiseerde ik me, dat ik een jaar lang met oogkleppen had gelopen. Ik was al eens eerder bij Barbara mijn ochtendkoffie gaan drinken, maar ik was nog nooit met hen uitgeweest. De vrolijke stemming van die avond droeg het zijne bij aan mijn antwoord.

- Uitgaan? zei ik. Eerlijk gezegd heb ik er machtig veel zin in. Al is het een jongen met rood haar en puisten in zijn gezicht, het kan mij niet schelen. Want jullie zijn er bij en het lijkt me heerlijk een avond met jullie plezier te maken.

Barbara lachte geheimzinnig.

- Hij heeft geen rood haar en niets van dat alles, zei ze. Als je morgen om zes uur langs de garage komt kun je hem zien. Hij moet een nieuwe bekleding in zijn Mercedes hebben en die zal Heini er morgen in bevestigen.

- Dat doe ik niet, zei ik, maar die afspraak kun je maken.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(22)

Vrolijk kwam ik thuis. Ik vertelde mijn vader en mijn zusje wat er gebeurd was en gedrieën hadden we voldoende plezier in het geval van deze conventionele

kennismaking.

De volgende dag om even over zes kwam mijn zusje thuis uit de zaak waar zij werkte. Ik had gezorgd dat het avondmaal klaar stond, want de huishoudster had die middag vrij-af.

- Ik kom nog niet eten, zei Margot, ik moet eerst even een pakje met boeken naar meneer van der Velde brengen.

Van der Velde woonde iets verder dan Heini's garage. Ik herinnerde mij wat Barbara gezegd had en greep de gelegenheid aan om Margot gezelschap te houden.

Zij begreep wel waarom.

Uit de verte zag ik al de donkergrijze Mercedes staan en daarnaast een zwarte jongeman, niet bijzonder groot, in een kostuum van perfecte snit. Ik zag het allemaal in een oogopslag.

- Dat moet hem zijn, zei ik tegen Margot, en ik was er me van bewust dat ik fluisterde.

Toen we vlak bij hem waren, waagde ik een steelse blik. Noël had ons gezien.

Met een ernstig gezicht gaf hij ons een licht knikje. Even ernstig knikte ik terug.

Mijn zusje keek nog eens om en zei: - hij staat ons na te kijken. Ik

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(23)

kon de gevoelens, die in mij waren ontstaan, niet definieren. Twee dagen later zou ik Noël ontmoeten in het huis van Heini en Barbara.

- Zorg dat je er om half negen bent, had Barbara gezegd. Ik had mij voorgenomen precies op tijd te zijn! Ik moest tevoren nog even mijn auto naar de garage rijden, lette niet op wat ik deed en gebruikte de choke zo overvloedig dat het een hele tijd duurde voordat de starter wilde zoals ík wilde.

Zodoende was ik een kwartier te laat.

Barbara zuchtte van opluchting.

- Dacht je heus dat ik niet zou komen? vroeg ik verwonderd.

- Nee, zei ze, dat dacht ik eigenlijk niet. Ik kon zien dat ze nerveus was. Ik zag het nog allemaal als een klucht en geen ogenblik kwam de gedachte in mij op dat Noël langer dan een avond in mijn bestaan zou kunnen vertoeven.

Heini stelde ons aan elkaar voor. Dat was nauwelijks nog nodig. Wij wisten al heel wat van elkaars leven voordat wij elkaar de eerste maal in de ogen keken. Noël en ik waren veel rustiger dan het echtpaar dat ons onder zijn hoede nam. Onze rust had op hen een weldadige invloed. Als ik nu aan die avond terugdenk, dan moet ik toege-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(24)

ven dat het een van de prettigste uit mijn hele leven was. Noël nam ons mee de grens over naar het stadje Heinsberg en parkeerde zijn wagen bij ‘Das Alte Brauhaus’. Het was precies mijn smaak. Het was het soort van restaurant waarnaar ik gesnakt had toen 254 uit Schin op Geul me had voorgesteld om ergens te gaan eten. De wanden waren bekleed met een soort jute. Het licht vermenigvuldigde zich honderdvoudig in de prachtige luchters. Goedgeklede mensen zaten in kleine groepjes bij elkaar.

Een pianist speelde: ‘Ich wünsch Dir einen schlaflosen Abend’.

Noël vroeg niet wat we wilden drinken. Ik heb een hekel aan mannen die vragen wat je wil drinken. In mijn studentenjaren was er een student in de psychologie die mij vaak op mijn kamer bezocht. Hij zag er niet zo erg florissant uit en daarom dacht ik aanvankelijk dat hij hoofdzakelijk kwam om de kop bouillon die ik altijd wel voor hem had of om de gezellige warmte van mijn kamer, die een van de betere

studentenkamers was. Ik mocht hem graag, maar toen hij op het punt stond mij ten huwelijk te vragen inviteerde ik een vriendin die ik beter voor hem geschikt vond.

Het was in het begin niet zo eenvoudig, maar het lukte tenslotte toch die twee aan elkaar te verbinden. Vooral toen ik haar bouillon leerde bereiden.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(25)

Toen hij eenmaal afgestudeerd was raakte hij weldra in goede doen. Ze trouwden, bouwden een klein villa'tje en kregen vrij snel achter elkaar twee kinderen. Ik verheugde me als een beter soort schoonmoeder in hun geluk. Eens trof ik hen beiden in een hotel in Sittard. Ze nodigden mij aan hun tafeltje en zonder vooraf bij mij te informeren bestelde hij sherry met pinda's voor mij. Dat gebaar deed mij even mijn vroegere, zo succesvol gebleken koppelingspoging betreuren. De mannen voor en na hem waren er altijd van het soort geweest die vroegen: - wat wil je drinken. Charles had het zelfs in al die tijd niet kunnen afleren, in zo'n geval tegen de ober te zeggen:

- vraagt u maar wat de juffrouw drinken wil.

Noël vroeg dus niets. Hij bestelde een fles champagne en vier glazen en bood mij een Amerikaanse sigaret aan, ofschoon hij had kunnen weten dat ik Virginia prefereerde. Ik voelde mij als een spinnende poes.

Hij was zo onderhoudend als ik mij maar wensen kon. Toen wij er een half uurtje waren, stond hij op en verrichtte de bekende handeling die voorafgaat aan de uitnodiging ten dans. Hij sloot de middelste knoop van zijn jasje. Ik keek in mijn glas alsof ik niet verwachtte dat ik de uitverkorene zou worden. Door mijn oogleden zag ik hoe Barbara hem bemoedigend toeknikte. Maar Noël had geen aanmoediging nodig. Op een sympa-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(26)

thieke manier zei hij: - we zitten hier tenslotte niet om niets te doen. Toen boog hij voor me.

Uren later vond hij dat de avond lang geduurd had, althans wat dit deel ervan betrof. Hij vroeg niet of wij er iets voor voelden om op te stappen. Hij wenkte eenvoudig de ober en rekende af. Toen Heini informeerde hoe groot zijn aandeel in de onkosten was, maakte Noël niet het waardeloze gebaar waarmee veel mannen hun rijkdom plegen te onderstrepen. Hij noemde kort de helft van het bedrag en stond op. Ik wenste dat hij nog een beetje langer in mijn stratosfeer zou blijven rondlopen.

Toen hij ons terugreed naar Bronsheim maakte hij een omweg. - Ik zal jullie laten zien waar ik woon, zei hij. Dat bracht mij op een grappige gedachte. Ik dacht tenminste toen nog dat het grappig was. Op de dag die aan deze avond vooraf was gegaan, was ik met mijn vader gaan toeren. Ik had in de telefoongids het adres van Noël opgezocht en reed langs het huis waarvan ik wist dat hij er met zijn ouders woonde. Het gaf mij een vertrouwd gevoel dat ik tenminste wist waar hij vandaan kwam.

Toen Noël in deze nacht aankondigde dat hij ons zijn huis zou tonen, zei ik: - goed, dan moet je voor het stadhuis links afslaan.

Hij keek mij aan.

- En dan? zei hij.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(27)

- Dan de eerste straat rechts, zei ik, en dan is het het huis met die geraniums in de bloembakken.

Als ik geen vijf glazen champagne had gedronken dan had ik het niet gezegd.

Maar ieder mensenkind maakt wel eens een fout. Barbara had ook champagne gedronken.

- Weet jij ook zo goed waar Sonja woont? vroeg ze aan Noël.

- Ja, zei hij rustig en noemde mijn huisnummer en beschreef de school die tegenover ons huis ligt.

Barbara proestte. Tegen haar man zei ze, en wij konden het voorin goed horen: - nou denken wij dat wij hen gekoppeld hebben, maar ze hebben zelf ook niet stilgezeten!

Het leek allemaal erg grappig en het zou het zijn als ik niet zo'n enfant terrible was geweest.

De stemming werd er echter hoegenaamd niet door verstoord. In het huis van Barbara en Heini dronken wij koffie tot half vier in de nacht. Toen wij afscheid namen vroeg Barbara op een grappige manier: - En?

- We gaan nog eens uit, zei Noël.

Hij vroeg niet of ik het er mee eens was. Hij bespeelde uit intuïtie, of was het liefde, de snaren van mijn levensinstrument.

Voor mijn huis zette hij de motor af. Ik zei niet dat ik

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(28)

hem bedankte voor de prettige avond. Het zou een enorme wanklank zijn geweest.

Noël had die vervelende woorden trouwens niet nodig. Hij legde losjes zijn arm om mijn schouders, legde zijn linkerhand op de mijne en vroeg: - Wanneer zien we elkaar weer? Die woorden klonken heel anders dan ze ooit geklonken hadden. En toch waren ze samengesteld uit hetzelfde alfabet dat ook die anderen vóór hem hadden gebruikt.

- Zeg jij het maar, zei ik onderdanig.

- 's Zondags ga ik meestal ergens eten, begon hij. De volgende dag was het zondag.

- Nee, zei ik, morgen moet ik naar een verjaardagsfeestje, maandag naar een modeshow en ik heb mijn zusje beloofd dat ik dinsdag met haar naar de bioscoop ga. Ik wist toen nog niet dat Noël de volgende middag tegen Barbara zou zeggen: - En woensdag verdom ìk het! Ik had niet gehuicheld. Het waren reële afspraken die ik opnoemde. Afspraken die ik gemaakt had voordat het contactsleuteltje van Noël de motor van mijn hart in werking zette.

- Goed, zei hij alleen maar, dan bel ik je woensdag of donderdag.

Hij kuste mij heel even op mijn mond en liet me gaan.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(29)

Die woensdagmiddag voelde ik een sterke aandrift hem op te bellen. Mijn leven had tot dusver bijna uitsluitend uit impulsieve handelingen bestaan. Ik had er mij nog niet voldoende van gedistancieerd om nu te beseffen dat impulsen niet altijd gewaardeerd worden.

Hij was er niet.

- Wèlke juffrouw? vroeg zijn moeder aan de telefoon.

Ik noemde andermaal mijn naam.

Zij vertelde mij dat ze hem niet voor het avondeten thuis verwachtte.

- Zegt u maar dat ik gebeld heb, verzocht ik haar.

Om zeven uur rinkelde de telefoon.

Later vernam ik dat mijn telefoontje de enige oorzaak was geweest dat hij die woensdagavond toch is gekomen. Om acht uur maakte hij zijn entree in ons huis.

Hij kon goed opschieten met mijn vader. Om twaalf uur maakte Noël aanstalten om te vertrekken. Mijn vader was zo sympathiek in de kamer afscheid van hem te nemen en voorlopig in die kamer te blijven. Toen wij een kwartier later nog voor de voordeur stonden hoorden we hem naar boven gaan. Toen sloeg Noël zijn armen om me heen.

Ik had nee willen zeggen. Ik was bang voor een nieuwe liefde. Zo bang als een zondaar in doodsnood. Als iemand zich laat opereren zonder dat hij de omvang van de operatie kent, dan is het niet zo moeilijk

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(30)

moedig te zijn. Maar ik had die operatie al eerder ondergaan. Ik had kunnen

schreeuwen van angst. Voor mij waren liefde en hartepijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.

En voor Noël immers ook. Ik had een jaar de tijd gehad mijn hart weer in zijn oude model te boetseren. Noël nauwelijks zes maanden. Over ons beider harten was de rasp van de ontgoocheling gegaan. Ik wilde niet. Ik durfde niet. De angst stond als een muur om mij heen. Maar de muur was niet hoog genoeg voor de liefde. De liefde was met een houweel naar Heinsberg gegaan en was begonnen snel en doeltreffend gaten in de muur van de angst te kappen. Zij klom van gat naar gat en nestelde zich deze avond triomferend boven op de muur. Zwak probeerde ik het nog.

- Noël, zei ik, ik wil niet nóg eens...

- Maar ik óók niet, zei hij, ik toch óók niet.

Het alfabet was van een kinderachtige kleinheid. Wij stonden daar maar. Nee, ik hoorde zijn hart niet kloppen. Maar ik hoorde hem vragen: - Sonja, deze keer word ik toch niet bedonderd...

- Nee, zei ik, en al had ik op dat ogenblik gezondigd, dan nóg zou God in Zijn naamloze goedertierenheid naast ons hebben gestaan. Ik was nooit in mijn leven zo eerlijk geweest. Ik had de man gevonden, waar ik tot

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(31)

het einde van mijn levensdagen mee samen wilde zijn. Het was eenvoudig niet te vergelijken met mijn woorden van slechts een jaar geleden: Charles totdat ik sterf.

Het was niet met elkaar te vergelijken omdat ik een andere vrouw geworden was.

- Ik ben niet iemand die lang wil wachten met trouwen, zei Noël.

Ik vond hem niet voorbarig. Het was de gewoonste zaak van de wereld. Het feit dat wij elkaar pas vijf dagen kenden stond daar helemaal buiten.

- Ik ook niet, fluisterde ik.

Hij kuste me weer.

- Tot zaterdag, zei hij toen.

Eén fout is voor veel mensen wel voldoende. Ik was die zaterdagmiddag aan mijn derde toe. Toen ik klaar was met mijn werk ging ik een bad nemen en dacht

onafgebroken aan de verrukkelijke avond die nu bijna aanbrak. Bij de drogist op de hoek haalde ik een ons badkristallen die naar lavendel geurden. Ik verzorgde mijn nagels, wreef mijn hoofdhuid in met een kruidenlotion en tipte enkele druppels van mijn beste parfum achter mijn oren. Ik haalde uit de kast mijn nylon ondergoed waar ik een stuk lavendelzeep tussen had gelegd, trok mijn peignoir aan en ging naar mijn geopende kleerkast

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(32)

zitten kijken. Toen viel mij in, dat ik niet wist of Noël die avond niet mij uit wilde gaan of dat wij bij mijn vader thuis zouden blijven. Dat maakte verschil wat de garderobe betrof. De impulsen mengden andermaal vergif door de wijn. In mijn peignoir ging ik naar beneden en draaide zijn nummer. Het was de reprise van een middelmatig toneelstuk.

- Wélke juffrouw- vroeg zijn moeder weer.

Ik noemde mijn naam en zei dat ik Noël nog iets had willen vragen voordat hij naar me toe kwam. Ze verwachtte hem pas om zeven uur. Het was vier uur in de namiddag. Ik had geen zin om drie uur lang in mijn peignoir te blijven rondlopen.

Daarom koos ik een japon die op uitgaan berekend was en die toch niet te schitterend zou zijn voor een avondje thuis. Die keuze had ik een kwartier eerder ook kunnen maken. Ik wist blijkbaar nog steeds niet dat het vergif aan één kwartier genoeg heeft.

De telefoon bleef zwijgen. Om half acht werd er gebeld.

- Dat is Noël, zei mijn vader.

- Te vroeg, meende ik.

Ik had een witte jasschort aan, want ik was bezig met de vaat.

Hij was het.

Hij droeg een donkerblauw kostuum en zag er prettig uit.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(33)

- Ben je nog thuis geweest? vroeg ik.

- Natuurlijk, zei hij, anders wist ik het toch niet.

- Wat niet?

- Dat je opgebeld hebt, zei hij en later herinnerde ik mij dat hij daarbij een beetje wonderlijk geglimlacht had.

Ik bracht hem naar de kamer en verontschuldigde mij vanwege de vaat. - Laat maar, zei mijn zusje, die maak ik wel af.

- Ik denk er niet over, zei ik.

Ik ging naar de keuken waar mijn vader planten aan 't verzorgen was. Noël kwam achter me aan. Hij trok een kruk onder de keukentafel vandaan en ging rustig naar me zitten kijken. Het was prettig. Ik wist niet dat het geluk met zulke eenvoudige décors zoveel kon uitrichten. Ik filterde koffie en toen ik klaar was gingen we naar de kamer. Ik wist nog steeds niet wat Noël van plan was.

- Ga je uit? fluisterde mijn zusje toen ze me hielp met het klaar zetten van de kopjes.

Ik fluisterde terug dat ik het niet wist. We lachten er allebei om.

Om negen uur vroeg ik Noël of hij trek had in een tweede kop koffie. Hij bedankte:

- Nee, zei hij, ik had gedacht om naar Maastricht te gaan, ga je mee? Ik knikte. Even later reden we weg.

We brachten de avond door in De Postwagen, een in-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(34)

tieme bar in een der nauwe straatjes van Maastricht. Onderweg had hij op de claxon gedrukt toen we het huis passeerden van een neef met wie hij veel omging. De neef was naar buiten gekomen. Noël had het raampje aan zijn kant laag gedraaid en een paar woorden met de neef gewisseld. Ik zat in het donker. De neef kon mij

vermoedelijk niet zien.

- Hoe gaat het? vroeg de neef, nadat ze het hunne besproken hadden.

- Goed, zei Noël. Toen knipte hij het lampje in de auto aan en boog zich naar achteren om de neef een betere inkijk te geven. - Mag ik je voorstellen..., zei Noël toen. Het was prachtig verlopen. Mijn hart was wijd geworden van geluk.

Aan de bar hebben wij twee uur lang met elkaar zitten praten. Er waren tientallen mensen om ons heen. Verschillende van hen waren kennissen van Noël. Maar hij betrok hen niet in ons gesprek. Wij hadden geen andere mensen nodig. Wij hadden aan elkaar volkomen genoeg. Eigenlijk was het een test op zichzelf. Als je twee uur lang met iemand praten kunt zonder dat het vervelend wordt dan zijn de kansen vol belofte. Hij vertelde mij over zijn moeder, zijn werk, zijn liefde. Aan de bar bereidde ik hem er op voor dat ik niet het reine, onaangeraakte meisje was waar Barbara mij voor hield.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(35)

- Het is niet erg, zei Noël, tegen een meisje dat niet geleefd heeft zou ik niet óp kunnen. Zonder in details te treden begrepen wij van elkaar hoe fel wij hadden geleefd.

- Weet je Sonja, zei Noël, ik hou van je, maar dat heb je vermoedelijk al begrepen.

Bovendien voldoe je zo volkomen aan de eisen die ik aan mijn toekomstige vrouw zou willen stellen. Je bent intelligent en toch huishoudelijk. Je bent romantisch en toch geen verliefde bakvis meer.

Ik lachte.

- Het is goed dat je begonnen bent met te zeggen dat je van me houdt, zei ik, anders zou ik denken dat je me alleen uit nuchtere overwegingen zou trouwen.

Ik dronk Martini, niet zoveel dat ik weer verkeerde woorden zou gaan gebruiken.

Ofschoon dat er nu niet meer op aan kwam, dacht ik. Wij hadden elkaar nu onze liefde beleden en dan hoefde je immers niet meer te doen alsof je nog veroverd moest worden. Op dat moment had er een klokje in mijn hersens moeten klingelen om me te waarschuwen. Misschien heb ik het niet gehoord omdat de pianist zo hard speelde.

Heimweh, speelde hij.

Heimweh was het lied van het seizoen.

Door de nacht reden we naar huis. Noël parkeerde zijn wagen op de speelplaats van de school tegenover ons

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(36)

huis. Dat betekende voor mij dat hij niet van plan was meteen weer weg te rijden.

Ik leunde mijn hoofd tegen de achterkant van de bank.

- Je bent moe, plaagde hij, van de Martini's.

- Nee, zei ik, het zijn de Martini's niet.

In de auto nam hij me in zijn armen. Vrouwtje, fluisterde Noël. Het is het liefste woord dat ik ken. Voor mijn gevoel staan alle koosnaampjes daarbij ver in de schaduw. Charles had niet van dat woord gehouden. Noël sprak het uit met een klank die ik mijn leven lang niet meer vergeten zal.

Plotseling zei hij: - als er nu een agent voorbij komt dan krijgen we een proces.

Ik knikte.

- Weet je dat? zei hij.

- Ja, antwoordde ik, ik weet het. Ik kreeg er een bittere smaak van in mijn mond.

Ik had al eens eerder met een man in een geparkeerde auto gezeten. De auto stond op een parkeerstrook langs een auto-snelweg. Het was de getrouwde man aan wie ik mij kort daarna voor het eerst had geschonken. Plotseling was er een agent bij de auto verschenen. Hij had streng gevraagd: Weet u wel dat ik u bekeuren kan?

- Nee, had Ben gezegd, maar hij wist het wel.

- Bent u getrouwd? had de agent gevraagd.

- Ja, zei Ben kalm.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(37)

- Geeft u me dan uw paspoort maar eens.

Ben zei dat hij dat niet altijd bij zich droeg. Hij sprak nogal hautain en de agent had zijn barse toon laten varen. Hij had wel nog gevraagd waarom wij als getrouwde mensen het dan nodig vonden om op deze eenzame parkeerplaats te gaan staan.

- Omdat het water van de auto was gaan koken, zei Ben. En hij voegde er met een onzichtbare grijns aan toe dat het nu bijna afgekoeld was. De agent keek niet op de watermeter. Het was een van de episodes die mijn leven hadden getekend.

Ik vertelde het verhaal niet aan Noël.

Maar ik bleef zitten.

Even later wees Noël mij nog eens op de dreigende bekeuring.

Toen zei ik: - kom dan maar gauw.

Op dat moment wist ik nog niet of ik hem mee naar binnen zou nemen, waar de duisternis bewees dat mijn vader en mijn zusje al sliepen.

Maar Noël zei: - ja, laten we maar naar binnen gaan.

Ik draaide een klein schemerlampje aan. Hij presenteerde mij een sigaret. Voordat die half opgerookt was waren wij in elkaars armen. Op zulke momenten moest men zonder herinneringen kunnen leven. Maar dat ging niet. Ik herinnerde mij de keren dat ik op een dergelijk

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(38)

uur met Charles in dezelfde stoel had gezeten. Ik had die herinneringen wel uit mijn gedachten vandaan willen slaan. Ze maakten me wanhopig. Het waren hinderlijke obstakels op de weg die ik nu wilde gaan. Ik besefte machteloos dat wij ons verleden toch altijd bij ons zullen hebben, al is het in een met een hangslot gesloten

vestjeszakje.

Noël verdreef mijn sombere gedachten. Hij was zo gelukkig deze avond. Hij beminde mij zo onstuimig dat ik hem moest remmen.

- Noël, zei ik, met jou wil ik niet zondigen, omdat ik met jou wil trouwen. Hij keek mij aan. Achter de huid van zijn gezicht brandden honderden volts. - Dat zal moeilijk voor mij zijn, zei hij enkel. Ik wist dat hij mij wilde helpen, maar zijn verlangen was sterker. Wij beheersten ons tot onze spieren strak stonden. Plotseling stond ik op. Ik kon het niet langer harden.

- Vrouwtje, zei Noël weer. Hij zag er zo ongelukkig uit dat ik alle registers van mijn tederheid opensloeg en hem zacht terugdrong in de stoel. Ik nestelde mij weer op zijn knieën.

De dag was nog niet voorbij. En weer zocht Noël mij.

- Sonja, zei hij, als het uit liefde gebeurt dan is het geen zonde.

- Nee, zei ik, die theorie gaat niet op.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(39)

Hij zuchtte een beetje komisch.

Inmiddels waren er zoveel vogels in mijn bloed gaan zingen dat ik het concert niet meer kon onderbreken. En ineens vond ik dat het zo goed was. Ik lachte.

- Ik waarschuw je, zei ik, je weet nog niet half hoe groot mijn temperament is.

Noël lachte ook.

Toen gingen wij hart in hart de schoonste weg van de liefde op. Ik had niet het gevoel dat ik zondigde. Dat heb ik zelfs nu nog niet, als ik aan dat uur terugdenk.

Nooit eerder was mijn liefdesdaad mij zo weinig door de hartstocht en zozeer door de liefde zelf ingegeven. God had op de leuning van de stoel mogen zitten. Ik geloofde dat Hij ons gezegend zou hebben.

Tijdens het liefdes-uur plaatste Noël plotseling zijn ogen heel ernstig in de mijne.

- Met jou wil ik trouwen, zei hij.

Nu nog klinken die woorden in mij na.

Ik weet nog precies het timbre waarmee ze gezegd zijn. Als ik ooit zijn gezicht mocht vergeten, dan toch niet die donkere ogen, die mij aankeken alsof wij al voor het altaar stonden.

- Met jou wil ik trouwen.

Ik knikte.

- Mijn man, zei ik zacht.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(40)

- Vrouwtje, fluisterde Noël.

Ik mocht dan veel hebben meegemaakt, toch voelde ik mij in dat uur rein. Zo rein als in mijn communiejurkje. De man aan wie ik mij gaf was de man aan wie ik kinderen zou schenken. God was niet wreed.

- Nou moet je toch nog gaan biechten, zei Noël heel zacht.

Ik kuste de woorden van zijn lippen weg.

Toen ons liefdes-uur voorbij was zaten wij roerloos bij elkaar. De tijd hield te onzer ere zijn adem in. Alleen voor dìt moment had ik op de wereld willen komen.

Wat er ook verder in mijn leven gebeuren zou, ik zou nooit meer de herinnering verliezen aan dit uur, dat wij beiden zo groots hadden beleefd.

- Er kon niets meer bij, dacht ik. Het geluk had zo totaal bezit van mij genomen dat ik wensloos zou kunnen voortdromen. Maar het aller-innigste stond nog gereed om aan mij geschonken te worden. Toen wij zo stil bij elkaar zaten, vervuld van een tijdloze rust, draaide Noël zijn gezicht naar het mijne. Hij zei: - Over veertien dagen neem ik je mee naar mijn moeder.

Recht tegenover ons hing het portret van mijn eigen moeder die dood was. Ik voelde, maar dat was lang geleden gebeurd, hoe zij een kruisje op mijn voorhoofd maakte. Er was maar één woord waarin ik al mijn gevoelens kon leggen.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(41)

Een heel kinderlijk woord.

Ik keek hem aan en ik vond de hele wereld in zijn ogen.

- Fijn, zei ik.

Toen ik die zondagmorgen wakker werd viel een bundel zon door de lichte gordijnen van mijn slaapkamer. Ik haalde de foto die Noël mij gegeven had uit mijn tasje en bleef er naar kijken. Geen enkel menselijk geluk kon het mijne evenaren. Als ik nu zou ontdekken dat het maar een droom geweest was, dan zou ik mijn ogen nooit meer open willen doen. Maar natuurlijk was het geen droom. De aparte vermoeidheid van mijn lichaam was het meest realistische bewijs van onze liefde. Noël had mij lief.

Ik dacht nooit aan Noël als aan een rijk man en toch was hij het. Maar het stond ver buiten onze liefde. Ik maakte mijzelf niets wijs toen ik bedacht dat ik hem overal ter wereld zou willen volgen, al had hij mij geen gulden te bieden. Ik was, plotseling en heftig, zo veel van hem gaan houden dat ik niets anders wenste dan hem, en hem alleen, gelukkig te maken. Mijn leven had zijn doel herkend. Ik onderging het geluk als een werkelijk wonder, een onbegrijpelijke geste van God-Zelf, waarvoor ik Hem bij eeuwige voortduring dank zou willen brengen.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(42)

Noël moest die zondag naar Nijmegen. Hij zou er vroeg vertrekken en om negen uur 's avonds weer bij mij zijn. In de namiddag, toen ik met mijn zusje was gaan wandelen, belde hij mijn vader op en zei dat hij die avond pas laat kon terugkomen. Te laat om nog naar mij toe te komen. Het was natuurlijk een hevige teleurstelling, maar ik was op mijn acht-en-twintigste niet onredelijk meer. Ik verdiepte me die avond in mooie lectuur en was tevreden. Nu ik Noël die zondag niet had gezien, zou hij mij natuurlijk maandag opbellen.

Met de gedachte aan dat telefoontje ging ik naar bed en sliep onmiddellijk in.

Het was die maandag voor september ongewoon mooi weer. Ik hoefde alleen maar in de ochtend-uren op de Rechtbank te zijn en dus lag het voor de hand dat ik 's middags mijn auto uit de garage zou halen en naar een zonnig plekje rijden, waar ik met de zon zou kunnen toasten op het afscheid van de zomer. Het lag voor de hand, maar ik deed het niet. De zon stond wat mij betreft voor niets te schijnen. Ik wilde in de buurt van de telefoon blijven.

Die rinkelde die middag precies zes keer. De eerste keer was het een collega van mijn vader, de tweede keer iemand van de rechtbank, de derde keer een van mijn

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(43)

tantes, de vierde keer de naaister, de vijfde keer iemand voor mijn zusje, de zesde keer een man die een verkeerd nummer gedraaid had. Noël belde niet. Mijn vader inviteerde mijn zusje en mij die avond voor een film. Het was een film waarover ik veel gelezen had. Ik zou er graag naar toe zijn gegaan. Maar ik loog dat ik veel te werken had en bleef thuis. Nu Noël niet gebeld had zou hij natuurlijk die avond ineens voor mij staan. Het zou een verrassing zijn die heel de mislukte middag in een klap goedmaakte. Om tien uur ging ik naar bed. Ik was doodmoe. Het wachten was een uitputtender bezigheid geweest dan het meest ingewikkelde pleidooi.

Dinsdag rinkelde de telefoon een keer of acht. Eenmaal was een nichtje van mij aan de lijn dat mij vroeg of ik zin had om 's avonds in haar auto mee naar het Stadttheater in Aken te rijden. Daar werd de opera Butterfly opgevoerd. Het is een van mijn meest geliefde opera's. Ik vertelde haar dat ik verhinderd was.

Woensdagmiddag kreeg ik bezoek van het jongste zusje van mijn moeder, de enige vrouw op de wereld die soms met me kan praten zoals mijn moeder zelf het deed.

Toen wij thee gedronken hadden vroeg ze of ik mee ging winkelen. Ik kwam ertoe haar te vertellen waarom ik liever niet van huis weg ging. Op een lieve en tactische manier hield ze mij een spiegel voor waarin ik ont-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(44)

stellend duidelijk kon zien welk een dwaas ik van mijzelf aan 't maken was. Zij bereikte er niet mee dat ik toch mee ging winkelen. Maar toen mijn zusje mij 's avonds vroeg of ik meeging om een brief te posten, stemde ik toe. Ik was weer een rationele jonge vrouw geworden. Op weg naar het postkantoor ontmoette ik het vijftienjarig dochtertje van Barbara. Zij vertelde me dat Noël juist even tevoren in het huis van haar ouders was binnengekomen. Ik maakte rechtsomkeert en ging langs een kleine omweg naar mijn huis terug. Die omweg leidde langs het huis van Heini en Barbara.

De grijze Mercedes stond voor de deur. Alle wijze woorden die mijn tante 's middags gesproken had losten op als witte sneeuw in een vuile straatgoot. Ik was te trots om bij Barbara aan te bellen, maar in mijn tas vond ik een lege envelop van de

maatschappij waar ik mijn auto verzekerd had. Tegen de etalage van een

modemagazijn schreef ik erop: Gegroet WM 10-00. Het was het nummer van zijn auto. Ik klemde de envelop tussen de ruitenwisser voor de plaats van de bestuurder en ging naar huis. Noël zou ze vinden en naar mij toe komen. Ik wachtte tot half twaalf. Toen ging ik naar bed.

Donderdagmorgen was mijn geduld op. Tegen koffietijd ging ik naar Barbara. Ze had mij verwacht. Ik hoefde haar helemaal niets te vertellen. Ze had van haar doch-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(45)

tertje gehoord dat het meisje mij de avond tevoren had ontmoet. Toen hoefde ze de lens van haar herinnering maar twintig jaar terug te draaien om te weten hoe het mij te moede was. Ze drong mij in een laag stoeltje, legde een pakje sigaretten voor mij neer en gaf mij koffie.

En ze zei: - Je had niet moeten opbellen!

Ik staarde haar aan.

- Opbellen? Wanneer? vroeg ik.

- Nooit, zei Barbara.

- Maar ik héb de hele week niet gebeld, zei ik heftig. Het was waar. Ik was toch wel een beetje volwassen geworden, of misschien was het alleen maar mijn trots geweest. Hoe dan ook, ik had Noël niet opgebeld. Barbara zei niets, maar ik kreeg de indruk dat ze mij niet geloofde.

- Sonja, zei ze, dat Noël gisteren niet bij je is geweest moet je je niet zo aantrekken.

Hij kwam alleen maar zijn reserveband ophalen. Ik was toevallig in de garage en heb hem zelf overgehaald om even een kop koffie te drinken. Hij had een afspraak en is nog geen half uur hier geweest.

Ik keek haar duister aan.

Dat halve uur had hij ook bij mij kunnen zijn, dacht ik, maar ik zei het niet, uit angst dat ik onhartelijk zou lijken. Tenslotte was Noël tientallen malen bij hen ge-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(46)

weest voordat hij wist dat ik bestond. Ofschoon ik niets zei raadde Barbara mijn gedachten volkomen.

- Ik weet het, zei ze, en ik heb hem gevraagd waarom hij niet even naar jou ging.

Maar hij zei: - Nee Barbara, ergens heb ik het gevoel dat het beter is haar een paar dagen niet te zien.

Ik slikte.

- Barbara! riep ik uit, dat betekent dat hij niet meer van me houdt!

Ze schudde langzaam haar hoofd. Er waren kleine rimpeltjes om haar ogen. Over haar kastanjebruine haren lag een vage, grijze schemer. Barbara was al twintig jaar getrouwd. Ik had vroeger nooit werkelijk respect gehad voor de wijsheid van de jaren. Ik erkende eigenlijk alleen maar de wijsheid van wat men met een afschuwelijk woord ervaring noemt. Als ik naar Barbara keek, voelde ik dat ik die stelling zou moeten prijsgeven. Ik geloof niet dat Barbara veel ‘ervaring’ had, maar op haar 43ste jaar was ze mij in wijsheid een paar eeuwen vooruit.

- Nee, zei ze, dat betekent het niet, maar dit is de consequentie als je je hart in een dergelijk snel tempo wegschenkt. Een hart, zei ze licht glimlachend, kun je beter gram na gram overgeven.

Ik voelde me bitter. Hing het hele leven dan van bakerpraatjes aan elkaar? Was mijn theorie niet veel rianter

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(47)

dan de hunne? Mijn theorie hield in: van iemand gaan houden, je aan hem geven, trouwen! Ik sloeg er ál de kleine fasen bij over en ik wist tot op dat moment nog niet hoe juist die kleine fasen, door hun geringheid, aan het bouwwerk van de liefde iets onzegbaar waardevols geven. Ik wist nog niet dat het huis van onze dromen geen prefab-huis moet zijn, dat van de ene dag op de andere tot stand komt. Maar wel een huis van kleine, solide bakstenen, met altijd weer nieuwe laagjes specie ertussen, duizend laagjes genegenheid, zorgvuldig gemengd en behoedzaam uitgestreken, tot een bouwsel dat sterk genoeg is om het dak van de overgave te torsen.

Het was een moeizame capitulatie. Ik had mijn leven en mijn liefde willen weven volgens het patroon van mijn eigen wetten. Maar Noël was een ander leven.

- Sonja, zei Barbara, Noël is een man als iedere andere. Maar hij heeft meer meegemaakt dan veel anderen. Hij heeft drie jaar lang zijn verwachtingen gebouwd rond een en hetzelfde meisje. Dat is pas enkele maanden geleden. Hij was net zo huiverig voor een nieuwe liefde als jijzelf twee weken geleden nog was. Toen kwam jij in zijn leven. Jij was de eerste vrouw die hij weer waard vond om voor te vechten.

Jij was voor hem zozeer de moeite waard, dat heel zijn gewonde liefde in het geweer kwam. Langzaam, maar zeker, zou hij door jou

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(48)

weer de man worden die hij geweest was. De man die liefhebben kon en die heel zijn hart daarvoor in gereedheid bracht. Maar toen hij met al die voorbereidingen nog bezig was, liet jij hem de strijd al winnen. Jij, zei ze, jij tennist goed. Je vindt er niets aan om te spelen met iemand die niet tegen je opgewassen is. Je bent pas in je element als je de kans krijgt om met iemand te spelen die je een zware match voorspelt. Stel nu datje die kans krijgt, en dat hij je láát winnen om het je niet zo moeilijk te maken. Zou die overwinning je bevrediging geven? Sonja?

Ik had het nog nooit zo bekeken. Ik rilde als ik bedacht hoe huiveringwekkend juist die simpele vergelijking was. Ik zou, ik wist het, in dat geval wéglopen van de tennisbaan! En Noël had tegen Barbara gezegd: het is beter als ik haar voorlopig niet zie... Toen wist ik dat mij nog maar één ding te doen stond: rennen naar de uitgang van de tennisbaan, de teleurgestelde speler vóór zijn, hem verhinderen dat hij zijn racket weer in de hoes zou opbergen!

Het was een schitterende gedachte, vond ik, maar ze was mijn eigen karakter een beetje te machtig. Ik zou, in dat geval, ineens de gereserveerde jonge vrouw gaan spelen. De rol op zichzelf zou niet zo heel moeilijk zijn. Acteren

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(49)

kon ik wel, maar ik had geen zin om me in te spannen voor een rol die me niet lag.

En deze rol lag me beslist niet. Het zou er op neer komen dat Noël mij zou kunnen veroveren dank zij mijn eigen veroveringstactiek ten opzichte van hem! En ik verafschuwde tactiek in de liefde. Ik wist wel dat veel huwelijken tot stand waren gekomen dank zij een omzichtig beleid van beide partijen, maar ik bedankte ervoor mijn hersenen en mijn hart met elkaar in contact te brengen. Ik was van mening dat het allebei prachtige organen waren, maar ze moesten zich bij hun eigen functie houden. Mijn wezen was geen naamloze vennootschap, met als aandeelhouders het verstand en de ziel en het hart en het instinct en de zinnen, die allemaal iets over elkaar te vertellen wilden hebben. Kort en goed, ik erkende de resultaten van de liefdestechniek bij andere mensen, maar voor mijzelf wilde ik alleen maar een tot waarheid geworden sprookje... of helemaal niets.

Die wetenschap was de vruchtbare grond, waarin een dof gevoel van wanhoop kon groeien. Ik was klaarblijkelijk niet geschikt voor deze gerationaliseerde wereld.

Ik was een nooit helemaal volwassen geworden mensenkind, dat te veel Andersen had gelezen en te weinig Sartre. Zag ik het te simpel? Het feit dat Noël en ik van elkaar hielden was voor mij een onaanraakbaar paspoort

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(50)

naar het land van onze totale eenheid. Natuurlijk lag ik daarbij telkens met God overhoop, maar hoe groter mijn liefde voor Noël was, hoe overtuigder ik geloofde dat God het met ons eens was! Het paste allemaal verdraaid slecht in het schema van het leven om mij heen.

Toen ik bij Barbara wegging was het met een wasmand vol solide voornemens.

Maar ik liep door het park naar huis en ik liet de wasmand achter onder een oude, treurende knotwilg. Ik probeerde mij vertrouwd te maken met de gedachte dat het warme verbond met Noël nu al zijn einde naderde, in feite zijn einde al had bereikt.

Die donderdagmiddag en die vrijdag meed ik alle telefoons van de wereld. Laat maar bellen, zei ik tegen mijn hart. Maar dat was grootspraak, want er belde niemand.

Aan het einde van elke dag informeerde ik achteloos bij de huishoudster ‘of er nog iets bijzonders geweest was’. Ik vreesde dat zij mij zou vergeten te vertellen dat Noël gebeld had, maar die vrees was gebaseerd op veel te optimistische verwachtingen.

Toen ik zaterdag tegen het middaguur klaar was met mijn werk, ging ik met een korfje aan de arm naar de markt om bloemen te kopen. Bij de stand met bloemkool stond Barbara. Zij zag mij en kwam onmiddellijk naar mij toe. Ze zei: - Noël heeft vanmorgen bij mij koffie gedronken, hij is nog in de garage.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(51)

Ik knikte. Dat was dus dat.

- Kom je vanmiddag een beetje bij me op bezoek? vroeg ze vriendelijk. Blij accepteerde ik het aanbod. Ik vond het heerlijk in het altijd schone, altijd vriendelijke huis van Barbara te zijn, voor het grote raam van haar bovenwoning te zitten en te kijken naar de winkelende mensen beneden ons. Ik vond het heerlijk Barbara's melodieuze stem te horen en veel koppen van haar perfecte filterkoffie te drinken.

Ik vond het heerlijk met haar dochtertje te praten, dat nog een bakvis was en met haar negenjarig zoontje platen te draaien op de tweedehands pick-up. Alles was daar goed en prettig en probleemloos. Hoe kon het anders, het waren mensen in wie Noël zijn beste vrienden had herkend...

Noël, zij zou mij ongetwijfeld over Noël vertellen, o ja, ik accepteerde haar uitnodiging graag!

Ik nam een lavendelbad en trok een meterswijde lichtblauwe rok aan en een wit kanten bloesje. Vroeger droeg ik daar lange, nogal opvallende oorbellen bij, maar om een duistere reden had ik daaraan een hekel gekregen sinds ik Noël kende.

Zij hadden me zien aankomen. Ik wilde net aanbellen toen Käthy, het dochtertje, met een stralend gezichtje de deur voor me opende.

- Sssst, fluisterde ze, niet bellen.

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(52)

Ik lachte. Och, de zon scheen, Käthy was zo'n leuk, monter kind en ik had kleren aan waar ik me prettig in voelde. Ik had behoefte aan lachen. Ik wou alleen maar blij zijn en een stofdoek hangen over de sombere gedachten in mijn achterhoofd.

- Waarom niet, Käthy?

Toen kwam Heini de trap af. Hij lachte ook en zei:

- Noël is boven!

Ik keek naar boven en door de geopende keukendeur, in het verlengde van de trap, zag ik Noël naar mij zitten kijken. Een storm van gedachten woedde door mij heen.

Dit was opzet. Dit was de tactiek die andere mensen zo goed afging en mijzelf zo miserabel slecht. Tactiek die geïnspireerd was door hun grote vriendschap voor ons beiden. Dit was... het kon mij allemaal niets schelen. Noël was daar! Het hele orkest van mijn gevoelens zette gelijktijdig in. De piano, de violen, de klarinetten, de trombones, ze spéélden, en er was in mijn hart nog nooit zo'n goede acoustiek geweest.

Halverwege de trap bleef ik staan, het koele hout van de leuning onder mijn vingers.

Hoe het ook verder zou gaan, dit ogenblik was van mij. Käthy's hand duwde in mijn rug.

- Geen onzin, zei ze jong.

Ik probeerde de straling die ik op mijn wangen en op mijn mond en in mijn ogen voelde groeien in bedwang

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(53)

te houden. - Je moet doen alsof hij lucht voor je is, had wijze Barbara gezegd. God wat hield ik van de lucht! Ik ging de trap verder op. Hij stak zijn hand uit, ik de mijne.

- Dag Noël, zei ik heel gewoon.

- Dag Sonja.

Ik ging op een stoel aan de nog niet leeggeruimde tafel zitten en de zon stond midden in de keuken.

- Ik was op weg naar je toe, zei Noël, maar Barbara deed zo geheimzinnig en toen begreep ik dat je hier zou komen.

- Wat wou je komen doen? vroeg die andere Sonja.

- Een afspraak met je maken voor vanavond.

Ik keek naar Barbara en ik kreeg ineens de wonderlijke overtuiging dat zij het bestaan van die andere Sonja niet meer nodig vond. Ze lachte zo ondeugend, ze zag er uit als twintig. - Gaan jullie naar de kamer, commandeerde ze, Käthy en ik beginnen aan de vaat. En omdat ze die middag twintig was, voegde ze erachter: - Ik zal de deuren goed dicht doen, dan kunnen jullie rustig praten!

Had het zin om te weigeren? De andere Sonja bood nog even aan om te helpen bij de vaat, maar zij kreeg nul op het request.

Toen waren Noël en ik alleen en ik gaf die andere, reële, verstandige Sonja een pracht van een uitvaart...

Wij gingen die avond met ons vieren uit. Na enkele om-

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

(54)

zwervingen kwamen wij terecht in hetzelfde bar'tje van de week tevoren. De pianist kuste mijn hand en Noël bestelde Martini's voor me.

Barbara dronk ook Martini. Er was stemming. We zongen liedjes over Limburg en we lachten, lachten uit de diepte van ons hart. Op een barkruk zat een knappe blonde vrouw met het haar in een wrong, naast een klein onguur kereltje met een zwarte snor. Hij beminde haar erg goedkoop. Hij trok met zijn korte vingers lijnen langs het décolleté van haar rug en bestelde elke tien minuten een nieuwe whisky voor haar. Ik vond er een apart genoegen in om eerst naar dit trieste paar te kijken en dan naar Heini en Barbara. Heini en Barbara waren ook verliefd, na twintig jaar nog altijd verliefd. Hij had zijn arm om haar schouders geslagen en hun grootste geluk bestond erin om naar ons te kijken. Misschien prevelden ze ieder voor zich wel schietgebedjes met betrekking tot ons.

Op de terugweg chauffeerde Heini. Noël en ik zaten achter in de auto. Wij kusten elkaar van Maastricht tot thuis. Toen wij Heini en Barbara hadden afgeleverd reden wij tot bij mijn huis en stopten daar. Geen van tweeën wilden we naar binnen. De week die achter ons lag had, ondanks het bevredigende slot, toch wat in ons vernield.

Wij kusten en streelden elkaar in de auto. Noël

Conny Sluysmans, Nog kans op de hemel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

[r]

U onderging de pijn voor mij daardoor ben ik nu eeuwig vrij Toen ik mijn hart en ziel verkocht bent U gekomen en hebt mij gezocht. Mijn hart dat klopt, mijn ziel die zingt Ik

Ann Driessen, Het moest maar eens waar zijn, Boekscout, 2017, 204 blz., 19,99 euro, ISBN 978 94 0223 195 3. Brieven die mensen

Toen hij nog maar net bisschop was geworden, wees Jo- seph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI, erop dat het ge- loof in de Tenhemelopneming van Maria voortkomt

Ook dokter Mukwege moest zijn ge- zin in veiligheid brengen en wordt voortdurend geëscorteerd door VN-soldaten.. Nochtans is de boodschap van dit

 Achterstanden kunnen worden aangepakt door te zorgen voor goede leerkrachten voor de klas, het aanbieden van extra uren, het betrekken van ouders, samenwerking tussen

Public Engagement: space science education (STEM) & 
. outreach should be facilitated & included in career evaluations (schools,