• No results found

Vraag nr. 36 van 24 november 2000 van de heer CARL DECALUWE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 36 van 24 november 2000 van de heer CARL DECALUWE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 36

van 24 november 2000

van de heer CARL DECALUWE

Onbebouwde percelen – Vergunningenregisters Artikel 192 van het decreet van 18 mei 1999 hou-dende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 28 september 1999, 22 december 1999 en 26 april 2000, bepaalt dat ei-genaars van een niet-bebouwd deel van een verka-veling die dateert van vóór 22 december 1970 zich dienen te melden bij het college van burgemeester en schepenen. Deze kavels van vergunde niet-v e r-vallen verkavelingen worden opgenomen in een vergunningenregister.

Nu blijkt dat er voor dergelijke kavels die gelegen zijn in landschappelijk waardevol agrarisch gebied tijdelijk geen bouwaanvraagdossier kan worden in-g e d i e n d , omdat de in-gemeenten eerst noin-g een ver-gunningenregister dienen op te maken. Tot op heden zouden de gemeenten de formaliteiten hier-voor nog niet kennen. Na de opmaak dient het re-gister vervolgens nog te worden goedgekeurd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Pas na deze procedure kunnen de betrokkenen een bouwaanvraagdossier indienen. De termijn van deze procedure zou op minstens drie jaar zijn ge-schat.

Voor eigenaars van een stuk grond in een verkave-ling van vóór 22 december 1970 die gelegen is in w o o n g e b i e d , zou een andere maatregel van toepas-sing zijn. Voor deze kavels levert niet de gemeente maar de provinciale stedenbouwkundige ambte-naar de bouwvergunning rechtstreeks af.

De eigenaars van bouwgrond in een goedgekeurde verkaveling van vóór 22 december 1970 gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied die voldeden aan de meldingsplicht, worden daarente-gen gedurende de langdurige opmaakprocedure van het vergunningenregister geblokkeerd in hun bouwplannen.

1. Waarom is er een andere procedure van toepas-sing voor bouwkavels uit woongebieden ? Is het niet veeleer aangewezen dat de regelgeving van toepassing is voor alle eigenaars die zich hebben gemeld ?

2. Kan de minister een stand van zaken geven van de reeds goedgekeurde vergunningenregisters ?

Antwoord

Uit deze vraag moet ik, net als uit vraag nr. 24 van 10 november 2000 (Bulletin van Vragen en A n t -w o o rden nr. 6 van 19 januari 2001, b l z . 849 – red.), afleiden dat de Vlaamse volksvertegenwoordiger de regeling van artikel 192 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelij-ke ordening niet correct inschat.

De tekst van artikel 192, eerste lid, is nochtans dui-delijk :

" [ Tot het in artikel 191, § 1, derde lid, 4° vermelde deel van het vergunningenregister volledig is opge-maakt door de gemeente en goedgekeurd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, b e-staat er een vermoeden dat een verkavelingsgunning voor een niet bebouwd deel van een ver-kaveling die dateert van vóór 22 december 1970 vervallen is. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar neemt een beslissing omtrent dit deel van het vergunningenregister binnen 60 dagen nadat de gemeente hem daarom verzocht heeft. In elke gemeente wordt een bericht aangeplakt dat de eigenaars van een niet bebouwde kavel of meer-dere niet bebouwde kavels in vergunde niet verval-len verkavelingen die dateren van vóór 22 decem-ber 1970 oproept om zich te melden bij het college van burgemeester en schepenen. De Vlaamse rege-ring neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de onmiddellijke aanplakking na de inwer-kingtreding van dit decreet en voor een bericht in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Ge-west worden verspreid.

Indien de eigenaar zich niet gemeld heeft bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet, dan is de verkavelingsvergunning wat de kavel of kavels in kwestie betreft, definitief ver-vallen.

(2)

van de stedenbouw. Alleen als de verkavelingsver-gunning nog niet vervallen is, wordt de kavel of worden de kavels opgenomen in het vergunningen-register.]

(decreet van 26 april 2000, artikel 47)"

Artikel 192 voert geen andere behandeling in naar-gelang een kavel in woongebied of agrarisch ge-bied gelegen is. Artikel 192 stelt enkel dat er (tijde-lijk) een vermoeden bestaat dat alle verkavelingen in kwestie (ongeacht hun ligging) vervallen zijn wat de onbebouwde loten betreft.

Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergun-ning moeten dus worden behandeld alsof er geen verkaveling bestaat. Dit impliceert dat op dat ogenblik de ligging volgens het gewestplan wel re-levant is. Hierdoor is het mogelijk dat de gemeente, soms na advies van de gewestelijke stedenbouw-kundige ambtenaar, een stedenbouwstedenbouw-kundige ver-gunning afgeeft wanneer de grond in woongebied ligt. Dit is in agrarisch gebied niet mogelijk.

De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar, waarnaar de Vlaamse volksvertegenwoordiger ver-wijst, komt in deze hele procedure niet tussen. De instructies voor de opmaak van het vergunnin-genregister zijn reeds sinds mei 2000 bekend. D e vermelding dat gemeenten ze nog niet zouden ken-nen, is dus foutief.

Ik betwist dat het opmaken van het betrokken deel van het vergunningenregister drie jaar zou dienen te duren. Het gaat hier enkel over het onderzoeken en verwerken van de binnengekomen meldingen. Mijn administratie en ikzelf hebben afgesproken voormelde regeling zo soepel mogelijk toe te pas-s e n . Het verzoek tot goedkeuring van dit deel van het vergunningenregister mag in delen worden v o o r g e l e g d , waarbij nochtans voldoende aandacht moet worden besteed aan de gelijkberechtiging van de burgers van de gemeente die zich in dezelf-de situatie bevindezelf-den. In dezelf-deze zin kan bijvoorbeeld voorrang worden gegeven aan de verkavelingen waarvoor momenteel aanvragen in behandeling z i j n , hetzij met het oog op een verkavelingswijzi-g i n verkavelingswijzi-g, hetzij met het ooverkavelingswijzi-g op het verkrijverkavelingswijzi-gen van een stedenbouwkundige vergunning op een onbe-bouwd perceel, hetzij met het oog op de verkoop van een onbebouwd perceel. Slechts één of enkele percelen hieruit lichten, is strijdig met de principes van gelijkberechtiging.

Indien het verzoek van de gemeente om goedkeu-ring slechts betrekking heeft op een deel van de v e r k a v e l i n g e n , dient bij het verzoek wel een lijst te worden toegevoegd van de nog niet onderzochte verkavelingen waarvan tijdige meldingen bij de ge-meente zijn ingediend.

De gemeente bezorgt de gewestelijke stedenbouw-kundige ambtenaar dan :

1. voor een aantal reeds onderzochte en niet-ver-vallen kavels, het register ;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de begroting worden jaarlijks middelen uitge- trokken voor de herbouw, de vernieuwing en de structurele herstelling van bruggen onder het be- heer van de administratie Wegen

Dit kan alleen worden verklaard door het feit dat de aanslagbiljetten inzake de onroerende voorheffing voor het aan- slagjaar 1998 niet in alle provincies even snel worden betekend..

In Wallonië ziet men vaak dat bijvoorbeeld de T E C ( Transport en Commun) sportmanifestaties finan- cieel ondersteunt en zelfs ook Waalse basketbal- ploegen structureel sponsort..

In 1999 kwamen bij de VLM elf personeelsle- den in aanmerking voor de managementstoela- ge en één personeelslid voor de staftoelage Aan drie personeelsleden werd een

Voor de uitbetaling van deze vergoeding heeft de OVAM zich onder meer gebaseerd op de omzendbrief met referentie 95/24 van 20 juni 1995 van de minister- p r e s i d e n t

Kan worden aangegeven aan hoeveel perso- neelsleden deze toelage werd uitbetaald, c o n- tractuelen en vastbenoemden?. Werd in 1999 bij VMM aan personeelsleden die met

Het aantal reizigers is uiteraard een belangrijk ge- g e v e n , doch niet het enige criterium om een lijn eventueel af te bouwen of over te stappen naar een lagere

Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking