• No results found

174 van 5 februari 1999 van de heer HERMAN LAUWERS Buitengebied-BPA's – Beleidsuitgangspunten De gemeente Brasschaat maakte een ontwerp van wijziging op van het bijzonder plan van aanleg (BPA) nr

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "174 van 5 februari 1999 van de heer HERMAN LAUWERS Buitengebied-BPA's – Beleidsuitgangspunten De gemeente Brasschaat maakte een ontwerp van wijziging op van het bijzonder plan van aanleg (BPA) nr"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 174 van 5 februari 1999

van de heer HERMAN LAUWERS

Buitengebied-BPA's – Beleidsuitgangspunten De gemeente Brasschaat maakte een ontwerp van wijziging op van het bijzonder plan van aanleg (BPA) nr. 7 A Heislag (koninklijk besluit van 4 juni).

Dit ontwerp-BPA voorziet onder meer in de terug- dringing van verkavelbare binnengebieden, omdat uit de goedgekeurde woonbehoeftestudie blijkt dat het aantal beschikbare gronden en woongelegen- heden ruimschoots aan de behoeften voldoet.

Brasschaat ligt in het buitenbied (bebouwd peri- feer landschap). Uit de cijfergegevens van het stu- diebureau dat is belast met de opmaak van het pro- vinciaal structuurplan blijkt dat de gemeente Bras- schaat tussen 1992 (de planbasis) en vandaag een zodanig hoge groei heeft gekend in het aantal woongelegenheden, dat zij haar taakstelling tot het jaar 2007 nu reeds heeft overschreden (sic). Boven- dien liggen nog meer dan 1000 kavels bouwrijp aan uitgeruste wegen.

Met al die redenen motiveerde het gemeentebe- stuur de terugschroeving van vroeger geplande straten met woonkavels. De provinciale diensten van Stedenbouw aanvaardden deze argumenten, omdat zij de uitvoering zijn van de structuurplan- bepalingen over de verhouding van nieuwe woon- gelegenheden in stedelijk gebied en buitengebied.

Het hoofdbestuur heeft deze argumenten niet aan- vaard, zich baserend op de vuistregel dat de ver- lichting in de kernen van het buitengebied moet worden aangemoedigd.

Ook andere BPA's waarbij om dezelfde redenen appartementsbouw wordt vervangen door éénge- zinswoningen, ondervinden moeilijkheden.

Zelfs als men ervan uitgaat dat de betrokken BPA's behoren tot een kern van het buitengebied (waarvan de grenzen nog niet zijn vastgelegd), dan kan deze vuistregel ertoe leiden dat een gemeente wordt gedwongen tot verregaande overschrijding van haar taakstelling inzake wonen.

1. Kan een gemeentebestuur BPA's herzien met het doel de verstedelijking van het buitengebied (en de ontvolking van het stedelijk gebied) tegen te gaan ?

2. Kan een gemeente daartoe – op basis van de haar in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaande- ren (RSV) en in het provinciaal structuurplan toegewezen taakstellingen en op basis van een goedgekeurde woonbehoeftestudie – het aan- tal vroeger geplande woongelegenheden terug- dringen, ook als deze werden gepland in nog niet ontsloten binnengebieden van de kern ? 3. Zijn er nog andere voorwaarden waaraan moet

worden voldaan vooraleer zulke buitenge- bied-BPA's worden aanvaard ?

Antwoord

1. Een gemeente kan een bijzonder gemeentelijk plan van aanleg "herzien met het doel de ver- stedelijking van het buitengebied tegen te gaan".

2. Het is daarbij mogelijk om "vroeger geplande woongelegenheden in nog niet ontsloten bin- nengebieden te schrappen".

3. Wanneer een gemeente een bijzonder plan van aanleg wenst te wijzigen om woongelegenheden te schrappen, kan dit niet ad hoc gebeuren. Bij voorkeur dienen deze gronden te worden ge- schrapt en dient een wijziging te worden door- gevoerd voor die functies of die wijze van in- richting die voor de gemeente het meest ruimte- lijke kwaliteit bijbrengen. Het schrappen van bouwstroken om zeer diepe tuinen te behouden midden het woongebied is niet de meest ge- wenste inrichting van een woongebied.

Alle bijzondere plannen van aanleg die worden voorgelegd, worden thans getoetst aan de bepa- lingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaan- deren, met het doel om de meest wenselijke ruimtelijke structuren te verkrijgen. Dit kan ui- teraard het best worden verantwoord door een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of, in af- wachting daarvan, door een globale visie op het wonen. In ieder geval moet uit de voorgelegde bundels blijken dat de planvoorzieningen het behoud of de vermeerdering van de gewenste ruimtelijke kwaliteit beogen.

De gemeente Brasschaat is volgens het Ruimte- lijk Structuurplan Vlaanderen gelegen in het be- bouwd perifeer landschap. Hiervoor is in speci- fieke inrichtingsmaatregelen voorzien. Er werd daarom aan de gemeente gevraagd dat het voorgelegd bundel verantwoordt op welke wijze aan die maatregelen wordt tegemoetgekomen.

(2)

Volgens mijn administratie is het niet mogelijk aan de hand van de door de gemeente voorge- legde stukken te oordelen dat de door haar ge- wenste wijziging past in de gewenste specifieke inrichtingsmaatregelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien in het balkmodel de sparningstoestand in andere punten is berekend dan in het semi-drie-dimensionaal model en bovendien de metingen in het experiment in weer andere

De huisjes waren nog niet opgeleverd, maar we zijn zo vrij-. moedig geweest om de avondmaaltijd op

Scherpenheuvel-Zichem is volgens het RSV im- mers een buitengebied-gemeente, waar dus enkel de mogelijkheid bestaat een lokaal bedrijventer- rein te ontwikkelen, en dat onder een

In samenwerking met het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen kan de positie van Brakel binnen het toeristisch-recreatief netwerk Vlaamse Ardennen nader bekeken worden. Daarbij

De bindende bepalingen zijn gegroepeerd overeenkomstig de verschillende deelstructuren zoals die in het informatief en richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan

Stap 3 : het bepalen van de trofie-indicatie van een BWK-hoofdeenheid Voor elke van de 147 BWK-hoofdeenheden werd door deskundigenoordeel de verwantschap bepaald tussen

Landschapsinventarisatie – Stand van zaken Tijdens de vorige legislatuur werd door de voor- ganger van de minister opdracht gegeven voor een landschapsinventarisatieproject, dit

Het college van burgemeester en schepenen krijgt de opdracht om het voorgeschreven openbaar onderzoek te organiseren, zoals bepaald in artikel 2.1.16. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke