• No results found

Naar een democratisch technologiebeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Naar een democratisch technologiebeleid "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rechtsstaat

Onlangs werd in NRC-Handelsblad de aandacht ge- vestigd op pogingen van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur om de bejaardenoorden in Nederland gegevens te ontfutselen over de bewo- ners van deze instellingen. Dat het verstrekken van deze gegevens verboden is, deerde de minister ken- nelijk niet. Het doel, bezuinigingen op de bejaarden- zorg door invoering van een zogenaamde eigen bij- drage, heiligt de middelen.

Een incident? Daar ziet het niet naar uit. Herhaalde- lijk blijken regering en regeringspartijen, in hun jacht op vermindering van het financieringstekort, de zorg- vuldigheid uit het oog te verliezen. We laten de be- handeling van bijvoorbeeld de ambtenaren, wie geen tijd voor overleg werd gegund, dan nog buiten be- schouwing. Het gaat hier om juridische onzorgvuldig-

heid, dat wil zeggen om overtreding door de overheid

van bestaande wetgeving of, vaker nog, om nieuwe wetgeving die zich met de beginselen van de rechts- staat slecht verdraagt.

Een voorbeeld van het laatste vormt het wetsontwerp tweeverdieners, dat, na lang touwtrekken tussen CDA en VVD, door de Tweede Kamer is aanvaard.

De ernstige bezwaren van de Raad van State tegen het wetsontwerp zijn in de wind geslagen. Men laat ongehuwd samenwonenden extra belasting betalen, zonder zich te bekommeren om de gigantische defini- tieproblemen die daarbij rijzen. Woont men samen als men een keuken, of een slaapkamer, deelt? Zeven dagen per week, zes, vijf? Verder zullen werkne- mers, tenzij zij daar ernstig bezwaar tegen hebben, voor 1984 het inkomen van hun partner aan de werk- gever moeten opgeven. De regering zelf acht dit een inbreuk op de privacy, maar houdt aan haar stand- punt vast vanwege ... de bezuinigingen. Inmiddels is de nieuwe werknemersverklaring al in gebruik geno-

men, nog voor het wetsontwerp door de Eerste Ka-

mer is behandeld.

En wat doet de PvdA-fractie in de Tweede Kamer? Zij steunt het betreffende wetsontwerp. Na een afwe-

ging, waarover men inhoudelijk van mening kan ver-

schillen, maar die, getuige de verdediging door Ka- merlid Kombrink in De Volkskrant van 23 november jl., in ieder geval voorbijgaat aan genoemde juridi- sche bezwaren. Zo werkt de PvdA mee aan het tot- stand-komen van een wet, die een ander fractielid, Marcel van Dam, juist op grond van deze bezwaren, in Vrij Nederland van 15 oktober 1983 nog betitelde als 'een tragische vergissing'.

Hoe geloofwaardig zijn parlementariërs die van bur- gers respect voor de rechtsstaat eisen, terwijl ze er zelf zo slordig mee omspringen?

1

Pau) Kalma Wetenschappelijk medewerker bij de Wiardi Beckman Stichting

socialisme en democratie nummer 12,

december 1983

(2)

-

-.---.. - -

socialisme en democr t' nummer 12 a Ie

(3)

--

---=~~~~~~~~~~-~~~---~--

Naar een democratisch technologiebeleid

De in september jongstleden door Jaap van áer Doef uitgebrachte nota Informatie- Technologie: een eco- nomische benadering ten behoeve van de PvdA -fractie beoogt een discussie te stimuleren rondom het tech- nologievraagstuk, in en buiten die fractie. In het na- volgende willen wij onze bijdrage daaraan leveren.

Onze kritiek heeft vooral betrekking op de in de nota gepresenteerde economistische benadering van de technologische ontwikkeling. Wij zijn van mening dat bij hem de sociale aspecten en gevolgen van auto- matisering op de achtergrond raken, zo niet onderge- schikt gemaakt zijn aan economische overwegingen.

De 'nieuw-realistische' weg naar een 'Wagneriaans' industriebeleid lijkt daarmee te worden ingeslagen.

Samenvatting van de nota-Van der Doef

Van der Doef neemt tot uitgangspunt dat Nederland een 'tweederangsnatie' zal worden als de mogelijkhe- den van de informatica-sector, zowel op het terrein van produktie als op dat van toepassing, niet ten volle benut worden. Overheid en bedrijven moeten daarop snel en inventief inspelen, waarvoor ze gezamenlijk plannen dienen te maken. 'Daarbij is een passieve overheid geen geringer gruwel dan een bangig bedrijfs- leven. Het is de hoogste tijd', besluit de notitie. In het algemeen heeft de discussienota meer betrekking op de rol van de overheid op het terrein van de technolo- gie dan dat wordt ingegaan op de bijdrage en plaats van het bedrijfsleven in deze. Nodig is, volgens Van der Doef, een informatica-beleid gekoppeld aan een industriebeleid, analoog aan bijvoorbeeld Japan, dat een invloedrijk industrieministerie kent en Amerika waar 'de inspirerende opkomst van Sillicon Va/ley on- denkbaar geweest zou zijn zonder de overheidsop- drachten'.

Kenmerkend voor een dergelijk industriebeleid is volgens Van der Doef een economische benadering van technologie - een onderwerp dat volgens hem geen grote belangstelling geniet in de PvdA. Als die invalshoek wordt gekozen mag niet slechts het (nega- tief) effect op de werkgelegenheid bepalend zijn voor de vraag of nieuwe technologieën ontwikkeld en toe- gepast kunnen worden: 'Niet het aantal nieuwe ar- beidsplaatsen is beslissend, maar het inzicht in de ge- volgen als nog meer achterstand wordt opgelopen'. De keuze waarvoor de overheid komt te staan bij nieuwe technologie-toepassingen op terreinen als bio-tech- nologie, informatietechnologie, milieutechniek en open baar vervoer, mag niet bestaan in het aanvaar- den of afwijzen van technische innovaties: 'Uitgegaan moet worden van het bestaan van technologieën en van de regelmatige uitbreiding en verbetering, soms met grote sprongen. Van de wetmatigheid waarmee tech-

no logische mogelijkheden worden ontwikkeld en toe- pasbaar gemaakt'.

Technologie, zo kan als strekking van de nota gefor- muleerd worden, is een gegeven of een bepaalde ge- groeide situatie die volop de kans moet krijgen zich verder te ontwikkelen in het kader van een informati- ca- c.q. industriebeleid. Daarbij moet dan gewaakt worden voor een afwerend beleid dat zijn wortels heeft in de angst voor de 'optredende arbeidsuitstoot en de komst van onnutte technische snufjes à la elek- trische tandenborstel of videospel'.

Van der Doefs boodschap is kortom: geeft de techno- logie de volle ruimte en laat je niet afschrikken door de mogelijkheid van onplezierige gevolgen als verlies aan arbeidsplaatsen of maatschappelijk onnuttige of zelfs schadelijke produkten. Van der Doef toont zich in deze nota een 'groeipragmatist' of een 'pro- dukt(ie)-opportunist', hetgeen ook mag blijken uit zijn vaststelling dat als er een (inter)nationale markt is voor produkten, het vragen naar het maatschappe- lijk nut ervan niet relevant is: 'je moet ze gewoon zo rendabel mogelijk proberen te produceren' (de Volks- krant, 8 oktober 1983).

Van der Doef besluit zijn nota met het doen van een aantal aanbevelingen. De belangrijkste daarvan zijn:

inspelen op vakbondsvoorstellen om op be- drijfs(tak)niveau te onderhandelen (inzet daarbij kan niet zijn het stoppen of afremmen van ontwikkelin- gen, maar het begeleiden van werknemers bij veran- deringen in de arbeidsorganisatie); meer sociale flexi- biliteit, andere bezetting van machines en apparatuur (meer avond- en weekendbezetting) en individualise- ring van arbeidsvoorwaarden (werktijden en derge- lijke). Daarnaast is een 'denktank' nodig voor het sig- naleren van groeigebieden, het stimuleren van indus- trie door aanschaf van microcomputers in het onder-

wijs, het aanstellen van technologieconsulenten voor

met name kleinere bedrijven, het bij overheidscon- tracten en ontwikkelingskredieten aan grote con- cerns verplicht stellen delen uit te besteden bij kleine Nederlandse bedrijven. In navolging van de naoor- logse industrialisatiepolitiek dienen Amerikaanse pioniersbedrijven te worden aangetrokken. Verder moet er meer risicodragend kapitaal voor de informa- tica-industrie komen door de instelling van een indus- trieel spaarfonds waarvan de rente belastingvrij is, met daarnaast belastingvrij dom voor particulieren om te beleggen in dergelijke bedrijven. Het ooit door Den Uyl geopperde idee van een automatiseringshef- fing is verder uit den boze; eerder moet gedacht wor- den aan een automatiseringssubsidie. Een grotere slagvaardigheid kan bereikt worden door samenwer- king tussen de PTT en de Nederlandse industrie in de

3

W. Buitelaar/Jac.

Christis/R. Vreeman Buitelaar is socioloog, werkzaam op het

Sociologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam;

Christis is socioloog;

Vreeman is arbeids-en organisatiepsycholoog, werkzaam bij de Industriebond FNV

socialisme en democratie nummer 12,

december 1983

(4)

~

---.

- - - -

-

- -

socialisme en democratie nummer 12,

vorm van joint-ventures. De PTT dient verder zijn ta- ken te herdefiniëren door minder aan dienstverlening te doen en meer aan onderzoek naar industriële pro- jecten; voor dit laatste is een uitbreiding nodig van het Dr. Neherlaboratorium met 'pakweg honderd extra onderzoekers'. Met deze ideeën en voorstellen hoopt Van der Doef de PvdA-kamerleden wakker te schudden 'uit hun technologie-winterslaap'.

Sociaal-democratie en technologie

'Inderdaad is het anti-maatschappelijk om arbeidsbe- sparing tegen te houden. Doch de wegers die het de- den, hebben niettemin schoon gelijk. Zij hebben ma- ling aan dezen maatschappelijken vooruitgang. Want arbeidsbesparing betekent voor hen, dat zij zich van loon moeten spenen. En vermindering der voortbren- gingsmoeite betekent voor hen op zijn gunstigst, dat de moeite om zich in het leven te houden verdubbelt'. Op deze wijze reageerde in 1905 F. M. Wibaut op de sta- king in de Rotterdamse haven tegen de invoering van de eerste graan-elevators. Deze staking werd aanvan- kelijk gewonnen en de elevators werden in een hoek van de Maashaven opgeborgen, om toch later in 1907 ondanks negen weken staking met behulp van oor- logsschepen alsnog geplaatst te worden. De reactie van Wibaut is kenmerkend voor het denken in de SDAP en het NVV voor de Tweede Wereldoorlog:

techniek werd als neutraal gezien, maar geplaatst bin- nen de kapitalistische verhoudingen betekende tech- nische vooruitgang lang niet altijd sociale vooruit- gang. De waardering voor de ontwikkeling van de techniek was positief voor zover die beoordeeld werd in het licht van de toekomstige socialistische maat- schappij. Wibaut plaatst aan het eind van zijn artikel wel een kritische kanttekening bij de door de haven- werknemers gevoerde strategie: 'De graanwegers be- hoeven den elevator, die in dit onmaatschappelijk le- ven hun vijand is, niet in te halen. Doch zij moeten ook niet het hoofd hunner organisatie breken tegen den muur van de kapitalistische ontwikkeling. Want de muur is nog de sterkste voorlopig. De maatschappelij- ke toepassing van de machine staat aan den anderen kant van den muur. De muur moet worden afgebro- ken. Doch door er met het hoofd tegen aan te loopen toch niet'.

In de op rationalisatie toegespitste discussies in het interbellum in kringen van SDAP en NVV zien we naast deze plaatsbepaling, altijd aandacht voor de so- ciale gevolgen van de technische ontwikkeling. Er wordt gezocht naar antwoorden om die gevolgen op te vangen: arbeidstijdverkorting, vakantie, planma- tig overbrengen van arbeidsplaatsen naar andere be- drijfstakken, werkloosheidsverzekering. Men sprak van 'goede' en 'verkeerde' rationalisatie in navolging van ideeën van de Oostenrijker Bauer. Deze onder- scheidde produktiekosten voor het bedrijf en voor de maatschappij. De ondernemer verlaagt zijn produk- tiekosten op een wijze die de maatschappelijke pro- duktiekosten, - de uitkering aan werklozen - doet stijgen. Een 'Fehlrationalisierung' die uiteindelijk leidt tot een kostenstijging, die ook de ondernemers gaan voelen in hun bijdragen aan het sociale zeker-

heidsstelsel. ' In een verbitterde strijd tegen belastin- gen en sociale lasten verzetten de ondernemers zich te- gen het feit dat de maatschappelijke kosten voor het onderhoud der werkloozen, die zij zelf met de rationa- lisatie veroorzaakt hebben, op hen verhaald worden, hun rationalisatie-winst aan belastingen doen opgaan en zo hun rationalisatie tot een verkeerde rationalisatie bestempelen', aldus Bauer.

Uit de discussie van die tijd komt naar voren dat er in sociaal-democratische kring enig geloof bestond in de vooruitgang via nieuwe technologieën, maar dat te- vens steeds gepoogd werd de effecten ervan voor de werknemers onder kapitalistische verhoudingen op hun (positieve of negatieve) waarde te beoordelen.

Bezien we de stellingname van Van der Doef tegen de achtergrond van genoemde traditie, dan is er sprake van een stap terug. In plaats van de voortgang in het opbouwen en toepassen van sociale normen ten aan- zien van de technische ontwikkeling, blijft hij steken in een technologisch optimisme en blijkt hij gericht op slechts één doel: het versterken van het concurren- tievermogen van de Nederlandse industrie. Anders dan Den Uyl, die oog heeft voor de tweedeling van de groep werknemers als gevolg van automatisering (De Waarheid, 25 oktober 1983), of Van Thijn, die moge- lijkheden ziet voor andere zeggenschapsverhoudin- gen, gedecentraliseerde besluitvorming en arbeids- tijdverkorting (de Volkskrant, 12 februari 1983) blijkt Van der Doef in het geheel geen oog te hebben voor die sociaal-democratische traditie. Meer aansluiting heeft zijn nota daarentegen bij het werk van de ' Ad- viescommissie inzake de voortgang van het industrie- beleid'. Het advies van deze commissie (-Wagner) aan c\e minister van Economische Zaken van februari 1982 met betrekking tot het technologiebeleid ademt dezelfde geest. De overheidsinspanning op het ge- bied van onderzoek en ontwikkeling bij de PTT, in de energiesector en in de defensiesector moet optimaal benut worden voor het herindustrialisatiebeleid. Een betere afstemming van het technologiebeleid op de marktsector wordt er voorgesteld, alsmede het ont- wikkelen van een assortiment faciliteiten '". daarbij valt onder meer te denken aan een fiscale faciliteit zoals aangegeven in de regeringsverklaring', aldus het Wag- ner-advies. Wat dit laatste voorstel betreft is er wei- nig verschil met de door Van der Doef bepleite auto- matiseringssubsidie. Dit soort opvattingen over tech- nologiebeleid vormt onderdeel van een dominante industrie-politieke stroming, waarbij herindustriali- satie plaats moet vinden onder leiding van (grote) on- dernemers en de 'denk-tank' zich primair moet rich- ten op het realiseren van een optimale internationale concurrentiepositie. Voor de technologische ontwik- keling is deze 'denk-tank' vooral gesitueerd in afde- lingen van de Grote Vijf: Philips, Shell, Unilever, AKZO en DSM, die zeventig procent van de Neder- landse uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, 3.8 miljard gulden, voor hun rekening nemen.

Zonder hier uitgebreid op in te kunnen gaan is het meest opvallende bij deze dominante industrie-poli- tieke stroming dat kwalitatieve normen ten aanzien van de industriële produktie en de sociale voorwaar-

(5)

'Jelastin- , zich te- loor het rationa- .vorden,

opgaan

"Ialisatie jat er in ndinde . dat te- voor de Igen op ,rdelen. egen de . sprake Ig in het :en aan-

i

steken gericht Icurren-

Anders gvande 'ing (De e moge- houdin- ubeids- 3) blijkt en voor Isluiting de 'Ad- dustrie-

"Ier) aan februari

j ademt het ge- T,inde ptimaal :id. Een d op de het ont-

daarbij eit zoals etWag- ,er wei- te auto- 'er tech- ninante ustriali- ote) on- )et rich- ationale ontwik- in afde- nilever,

Neder- ling, 3.8 n is het rie-poli- aanzien orwaar-

- - ----~.-- - - - - - - - - - - - - _ + - - - . ----~ - - - - - -

den waaronder deze plaatsvindt, in belangrijke mate uit het gezichtsveld verdwijnen. Bij kwalitatieve nor- men (anders ook dan in Van der Doefs kwantitatieve groei redenering) wordt gelet op de aard van de pro- duktie en dienstverlening, op de kwaliteit van de ar- beid, op de gevolgen voor het milieu, en dergelijke. Theoretische en politieke positie

Aan de nota-Van der Doef ligt een technologisch en economisch determinisme ten grondslag. In zijn op- vatting moet worden uitgegaan 'van de wetmatigheid waarmee technologische mogelijkheden worden ont- wikkeld en toepasbaar gemaakt'. Er is aldus sprake van een technologische ontwikkeling die alleen maar van buitenaf bevorderd of belemmerd kan worden.

Het nadenken over het ontwerpen en ontwikkelen van maatschappelijk aanvaardbare technologieën, technische systemen en produkten is dan onmogelijk (technologisch determinisme). Bovendien is de ont- wikkeling van de technologie wereldwijd gezien een autonoom verlopend proces. Doe je daar niet aan mee, dan word je gedegradeerd tot tweederangsnatie (economisch determinisme). Op deze wijze worden de speelruimte of de mogelijkheden voor het bepalen van een socialistisch beleid per definitie tot nul gere- duceerd. Het 'socialistisch' technologiebeleid van Van der Doef ziet er dan ook als volgt uit: de ontwik- keling van nieuwe technologieën moet onvoorwaar- delijk ter hand genomen worden, maatschappelijke relevantie (uitstoot van arbeid, gevolgen in de sociale sfeer, aard van de produkten of diensten) kan hier- voor geen criterium zijn. Technologie-ontwikkeling is primair een taak van ondernemers, de overheid moet in dat kader de noodzakelijke infrastructuur le- veren en de vakbeweging dient de sociale aanvaar- ding van veranderingen veilig te stellen.

Tegen deterministische opvattingen over de ontwik- keling van de technologie als een autonoom verlo- pend proces kan het volgende worden ingebracht.

Nieuwe technologieën worden in toenemende mate planmatig ontwikkeld door politieke, militaire en economische actoren. Bovendien wordt de ontwikke- ling van nieuwe technologieën in de onderzoeks- en ontwikkelingsafdelingen van ondernemingen en overheid niet slechts bepaald op grond van zuiver technische overwegingen, ter vergroting van efficien- cy, maar dient ze ook de versterking van economi- sche, politieke en culturele machtsposities van speci- fieke groepen en belangen. Door deze te analyseren verdwijnt het schijn-autonome karakter van het pro- ces van technologische ontwikkeling. Bovendien is het in deze zienswijze in beginsel mogelijk om op ba- sis van andere uitgangspunten invloed uit te oefenen op en alternatieven te ontwerpen voor de ontwikke- ling van de techniek. Bijzonder belangrijk is dat in zo'n benadering de technologische ontwikkeling niet gereduceerd wordt tot een vraagstuk van technische efficiency. Deze is immers het resultaat van:

een strategische keuze van de relevante beoorde- lingscriteria en van het niveau waarop deze gedefi- nieerd worden (micro- en macro-efficiency);

een strategische keuze voor de richting waarin

technologie zich dient te ontwikkelen; dit betekent dat de ontwikkeling in andere richtingen wordt afge- broken. De industrialisering in de landbouw laat zien waar zo'n keuze toe kan leiden. Door de introductie van nieuwe technologieën (grootschalige ontgin- ningsmethoden , chemische bestrijdingsmiddelen) is daar niet alleen de bodem maar ook de natuurlijke afweer tegen schadelijke stoffen aangetast. Dit heeft tot gevolg gehad dat meer bemestingsstoffen ingezet moeten worden, evenals nieuwe bestrijdingsmidde-

len, omdat schadelijke insecten resistent worden;

een strategische aanpassing van de omgevings- voorwaarden aan de vereisten van een nieuwe tech- niek. Dit geldt zowel op bedrijfs- (standaardisering als voorwaarde voor automatisering) als op maat- schappelijk niveau (de verkabelde maatschappij) . Anderzijds is natuurlijk het beeld van een zich auto- noom ontwikkelend proces van technologische ont- wikkeling niet alleen maar 'schijn'. Aan dit proces wordt deelgenomen door verschillende groeperin- gen, met verschillende doelstellingen en met verschil- lende invloedskansen . Daardoor wordt het een pro- ces met een zeker verzelfstandigd en oncontroleer- baar karakter en heeft het gevolgen die niet steeds voorzien waren en niet steeds direct te herleiden zijn tot individuele motieven of doelstellingen. Sociolo- gisch gesproken betekent dit, dat het proces van tech- nologische ontwikkeling ook bestudeerd kan worden als een proces dat zich ten opzichte van handelende subjecten heeft verzelfstandigd en dat zich ontwik- kelt volgens eigen selectieve regels. Ook hier is het echter van belang niet te vervallen tot deterministi- sche opvattingen: de genoemde selectieve regels zijn niet van louter technische aard. De technologie is niet iets wat zich volgens technische regels ontwikkelt en waaraan 'de maatschappij' zich moet aanpassen. Het is ook geen technisch middel waarvan 'de maatschap- pij' zich bedient om bepaalde doeleinden te bereiken.

Beide laatste opvattingen .gaan uit van een uiterlijke verhouding tussen techniek en maatschappij.

Wij menen daarentegen dat de technologie geen mid- del is, maar een aspect of dimensie van de maatschap- pij. Als zodanig verduidelijkt het soort technologie dat gebruikt wordt veel van het soort maatschappij waarin we leven. Van de huidige technologische ont- wikkeling kan worden gezegd dat:

haar belangrijkste ontwikkelingsmotor gelegen is in produktie van militaire doeleinden,

zij menselijke vaardigheden in het arbeidsproces afbreekt in plaats van opbouwt;

haar ontwikkeling geconcentreerd is in Research

& Development-afdelingen van grote ondernemin-

gen waardoor ze zich onttrekt aan democratische controle;

zij schadelijk is voor het natuurlijk milieu en roofbouw pleegt op grondstoffen;

zij omvattende registratie en controle van perso- nen mogelijk maakt.

Zo'n technologie zegt 'iets' over het soort maatschap- pij waarin wij leven en het is noodzakelijk aan deze

5

socialisme en democratie nummer 12,

december 1983

(6)

-~

-- --

-

----

--

socialisme en democratie nummer 12,

ontwikkeling haar 'zelfstandig' karakter te ontne- men.

Begripsbepaling

Van der Doef stelt terecht dat de ontwikkeling van informatietechnologieën bijzonder snel gaat en de gehele produktie- en consumptiestructuur diepgaand kan beïnvloeden. Informatietechnologieën hebben de mogelijkheden tot automatisering geweldig ver- groot en tegelijkertijd de vormen waarin dat gebeurt verveelvoudigd. Bovendien zijn deze verschillende vormen van automatisering in toenemende mate van elkaar afhankelijk. Dit betekent dat de ontwikkeling ook vaak een niet (of moeilijk) omkeerbaar karakter heeft en datzelfde geldt voor de gevolgen ervan. Dat is een reden te meer om stil te staan bij wat nu al be- kend is over feitelijke ofte verwachten gevolgen voor een groot aantal terreinen.

Om de onduidelijkheid op te heffen die op dit punt Van der Doefs nota kenmerkt volgt hier eerst een ge- biedsafbakening. Nieuwe technologieën dienen zich vooral aan op de gebieden der micro-elektronica, computer tec'hnologie, telecommunicatie-technolo-

gie, bio-technologie en produktie van energie (kern- energie) en kunstmatige grondstoffen (bijvoorbeeld plastics). Informatie-technologie, waar we ons in dit artikel toe beperken, heeft betrekking op de combi- natie van micro-elektronica, telecommunicatie en computer-technologie.

De gevolgen van de invoering van informatietechno- logieën reiken bijzonder ver. Ze hebben betrekking op:

1. de kwaliteit en kwantiteit van de werkgelegen- heid;

2. het functioneren van de arbeidsmarkt;

3. aard van de arbeidsverhoudingen (wie heeft wat te vertellen over invoering ervan?);

4. structuur van de economie (groeiende en stagne- rende sectoren);

5. structuur van de consumptie (aard van de pro- dukten en dienstverlening);

6. internationale arbeidsdeling (wat betekent de concentratie van deze ontwikkeling in het Westen voor de ontwikkelingslanden?).

We zullen ons beperken tot de eerste drie aspecten.

Informatietechnologie en werkgelegenheid

Zoals bekend vallen economische groei en groeiende werkgelegenheid niet noodzakelijkerwijs samen. Om nu de relatie tussen de invoering van informatietech- nologieën op de ontwikkeling van werkgelegenheid te analyseren, maken we een onderscheid tussen pro- cesinnovatie en produktinnovatie. In het eerste geval gaat het om investeringsgoederen. We kunnen ver- wachten dat alle investeringsgoederen die van infor- matietechnologieën gebruik maken een hoog ar- beidsbesparend effect zullen hebben. Dat is niet al- leen te zien in de sectoren die deze investeringsgoede- ren (anc-machines, robots, tekstverwerkende appa- ratuur) gebruiken, maar ook in de sectoren waarin (onderdelen van) deze investeringsgoederen worden

6

geproduceerd. Deze uitstoot van arbeid kan onder gelijkblijvende omstandigheden alleen opgevangen worden als de informatietechnologieën resulteren in nieuwe consumptiegoederen (onder deze laatste moet ook dienstverlening begrepen worden). Dit moeten dan echter wel compleet nieuwe consumptie- goederen zijn, want als slechts nieuwe consumptie- goederen oude zouden vervangen, wordt daarmee geen werkgelegenheid gecreëerd. En als in bestaande produkten mechanische door elektronische onderde- len worden vervangen kan dit tot arbeidsbesparing zowel in produktie als in onderhoud en reparatie lei- den. Een nog groter arbeidsbesparend effect heeft modulenbouw waardoor bij storing onderdelen ge- heel vervangen kunnen worden zodat reparatie ver- valt, dan wel geconcentreerd wordt.

Op het moment overheerst het gebruik van informa- tietechnologieën voor procesinnovatie, omdat daar- van de (arbeids- en kapitaal-)besparende mogelijk- heden bijzonder groot zijn en omdat het minder ris- kant is om bestaande produkten goedkoper te produ- ceren dan compleet nieuwe produkten op de markt te brengen. Zelfs als deze produktinnovatie op den duur plaatsvindt, blijft de vraag of daarmee voldoende economische groei gegenereerd kan worden om vol- ledige werkgelegenheid te scheppen. Bovendien dient onderwijl een oplossing gevonden te worden voor de arbeidsuitstoot in de fase tussen proces-inno- vatie en produktinnovatie.

Silicon Valley revisited

Ook al SChept produktinnovatie nieuwe werkgelegen- heid dan nog is dat uit een oogpunt van produkt, pro- duktie en arbeid soms problematisch. De opkomst van de halfgeleiderindustrie in Silicon Valley noemde Van der Doefvoor Nederland een 'inspirerend' voor- beeld van door de overheid gesteunde technologische ontwikkeling. In deze streek van Californië, eigenlijk Santa Barbara County geheten, die haar bijnaam ont- leent aan de er veelvuldig voorkomende en voor de produktie van de chip onmisbare grondstof silicium, werken tweehonderdvijftig duizend mensen in hon- derden kleine en grote elektronicabedrijven. Alle grote micro-processorfabrieken zijn er gevestigd.

Dat in betrekkelijk korte tijd (ruim tien jaar) een in- dustrie van zo'n omvang is ontstaan heeft ook te ma- ken met de aanwezigheid van de universiteit van Stanford. Deze is voor haar financiering afhankelijk van contract-research. Omgekeerd is Stanford, net als Harvard en Yale, belegger in de elektronische in- dustrie via een investeringsfirma Institutional Ventu- re Partners, gevestigd in Menlo Park.

De in Silicon Valley gevestigde elektronicabedrijven, waarvan Fairchild, Texas Instruments, Intel en Mo- torola de grootsten zijn, zijn veelvuldig het object van speculatie. Concerns in de olie- (Exxon) en auto-in- dustrie (Eaton Corporation), die in het kader van produktdiversificatie hun oog hebben laten vallen op deze winstgevende groeisector, hebben er links en rechts bedrijven opgekocht. Tevens is er een concen- traat te vinden van defensieproduktie voor detectie- en aanvalssystemen (waarvan het nieuwste snufje de

(7)

1 onder :vangen :eren in laatste n). Dit umptie- L1mptie- aarmee staande rlderde- sparing atie lei-

;t heeft :Ien ge- ,tie ver- lforma-

~t daar- ogelijk- tder ris-

~ produ- narktte en duur doende om vol-

~endien

worden :s-inno-

elegen- kt, pro- pkomst loemde d' voor- ogische igenlijk am ont- voor de ilicium,

in hon- n. Alle vestigd.

een in- c te ma- :eit van mkelijk lrd, net sche in-

Ventu- drijven,

en Mo- jectvan mto-in- der van :!.Ilen op

inks en concen- .etectie- lUfje de

glasvezelcommunicatie is). Van de door Van der Doef zo gewenste rentabiliteit is stellig sprake, maar de vraag is of Silicon Valley wel zo'n nastrevenswaar- dig voorbeeld is. Dat betreft niet alleen de pro- dukt(ie)kwaliteit maar ook de kwaliteit van de ar- beid. Zo is er een sterke segmentatie waar te nemen tussen een relatief kleine groep hooggekwalificeerde werknemers (technici, ingenieurs en dergelijke) waarnaar grote vraag bestaat, en een grote groep on- geschoolden, bestaande uit trek- of gastarbeiders die tussen bedrijven circuleren. De meerderheid daarvan bestaat uit vrouwen, meestal van Chinese, Mexicaan- se of Puertoricaanse origine, gebrekkig Engels spre- kend, meestal in de leeftijd tussen achttien en dertig jaar, op of iets boven het wettelijk minimumloonni- veau werkend.

De bedrijven in de halfgeleiderindustrie in Silicon Valley voeren over het algemeen een sterke anti-vak- bondspolitiek. Zo organiseerde de werkgeversorga- nisatie America Electronics Association (AEA) in 1980 een conferentie onder de titel' How to keep the unions out ofyour plant'. Sinds enkele jaren proberen de vakbonden hun positie te versterken door activi- teiten op het gebied van veiligheid en gezondheid. Zo hebben zij een onderzoeksvoorstel van de federale gezondheidsdienst naar de werkomstandigheden in de halfgeleiderindustrie ondersteund. Dat voorstel werd gedaan naar aanleiding van een studie van een nationaal gezondheidsinstituut bij het elektronisch bedrijf Signetics in Sunnyvale, dochteronderneming van Philips. Drie Signetics-werknemers hadden ge- klaagd dat hun werk hen voortdurend ziek maakte. Aanvankelijk werd de onderzoekscommissie toegang tot het bedrijf geweigerd. Na onderhandeling tussen de advocaten van Signetics en het gezondheidsinsti- tuut mochten specialisten vijf willekeurige werkne- mers ondervragen en niet meer dan tien medische dossiers van andere werknemers inzien. De drie werknemers die klachten hadden ingediend waren kort voor de start van het onderzoek ontslagen.

Uit het onderzoek bleek dat er in het bedrijf ernstige gezondheidsproblemen bestonden: diverse vormen van irritatie, waaronder keelpijn, bloedneuzen, mondblaren, metaalsmaak in de mond, brandend ge- voel in de tong, en verdovingsverschijnselen als hoofd- pijn, duizeligheid en een drukkend gevoel in de herse- nen alsof narcotica ingenomen zou zijn. Tevens bleek dat de lucht in het bedrijf methylchloride, tolueen en xyleen bevatte. Gevaarlijke stoffen, waarvan de con- centratie bij meting weliswaar onder het toelaatbare maximum lag, maar waarvan het Californische hoofd van het onderzoeksinstituut opmerkte: 'Wij weten ab- soluut niet wat er kan gebeuren wanneer deze stoffen in combinatie met elkaar het lichaam binnen dringen'. Naastgenoemde stoffen wordt in de halfgeleiderindus- trie in Silicon Valley met giftige en kankerverwekken- de chemicaliën gewerkt zoals: hydrochloride en hydro- fluoride zuren, arsenicum- en cyanide gassen. Dat men niet alleen in de produktie gezondheidsrisico's loopt, laat een incident enige jaren terug bij Fairchild zien, waar één der vice-presidenten en zijn stafleden klach- ten kregen als droge mond, verstopte neus en plotselin-

ge emotionele uitbarstingen. Vastgesteld werd dat via het ventilatiesysteem kleine hoeveelheden arsenicum- gas, diboraan, fosfine en stikstof-oxydes de kantoren waren binnengedrongen.

'Werknemers kunnen in het algemeen veel meer ver- ontreiniging tolereren dan de chips, en de milieu-eisen die aan de chipsproduktie gesteld worden zijn meer dan voldoende voor de bescherming van onze werkne- mers'. Ook als deze uitspraak van het hoofd van de veiligheidsdienst van een ander bedrijf in Silicon Val- ley juist is, blijft het feit dat het ziekteverzuim in deze streek (evenals het ongevallen percentage) vier maal zo hoog is als bij elke andere industrie in Californië.

Ook zijn elektronicabedrijven er bezig de bevoegd- heden van de volksgezondheidsdienst terug te drin- gen, hier zou men zeggen de Wet op de arbeidsom- standigheden uit te hollen. De nieuwe Silicon-tech- nologie heet 'schoon' te zijn, de praktijk leert anders.

Wat Van der Doef zo inspirerend aan dit voorbeeld vindt, ontgaat ons. Of het zou moeten zijn dat we er uit kunnen leren dat technologie-ontwikkeling wel degelijk getoetst moet worden aan andere dan econo- mische criteria.

De produktie van computers

Voor zover Nederland nog een graantje mee kan pik- ken in de produktie van computers is het de vraag of daarmee de werkgelegenheid wel zo gediend is. Ten eerste verkeert deze sector thans in een overproduktie- crisis. Dit heeft onder andere te maken met de typische cyclus van computersystemen: de elektronische le- vensduur van een computer bedraagt tussen de drie en vier jaar. Binnen vier jaar moeten de producenten dus met een nieuw, beter en goedkoper computersysteem op de markt komen om 'bij' te blijven. Pri jsen effectivi- teit van nieuwe computersystemen worden in belang- rijke mate bepaald door ontwikkelingen in de produk- tie van micro-elektronische onderdelen (chips). Con- currentievoordelen worden dus behaald door het ver- werken van betere en goedkopere chips in de compu- tersystemen. Echter hoe goedkoper chips worden, des te kleiner wordt het aandeel dat zij vormen in de totale kosten van computersystemen, en des te minder lo- nend wordt deze vorm van concurrentie. Hierdoor worden de producenten van computersystemen ge- dwongen produktiviteitsvoordelen te behalen doorra- tionalisering van de produktie. Maakten de compo- nenten eind jaren zestig zo'n zeventig procent van de systeemkosten uit, het is nu minder dan dertig procent.

Halvering van de componentenkosten levert slechts een verlaging van de systeempri js van ongeveer vijftien procent op, een volgende een beduidend mindere ver- laging van zeveneneenhalf procent enz. Systeemver- kopers moeten daarom om in de race te blijven, ande- re produktietechnieken toepassen die gevolgen heb- ben voor de organisatie van het werk.

Deze veranderingen in de aard van het produktiepro- ces zijn het gemakkelijkst af te lezen aan wijzigingen in het personeelsbestand in deze sector. Vroegerwer- den computer-systemen gemaakt door teams die be- stonden uit hooggeschoolde mannelijke arbeids- krachten, die vrij autonoom waren in het uitvoeren

7

socialisme en democratie nummer 12,

december 1983

(8)

socialisme en democratie nummer 12,

van een veelheid van taken. Nu wordt het werk voor- namelijk uitgevoerd door ongeschoolde vrouwen en etnische minderheden die lopende-bandwerk ver- richten. Dat heeft ook gevolgen voor de arbeidsvoor- waarden: nieuwe technologieën kunnen het algeme- ne loonniveau verlagen. Een voorbeeld van de ge- schetste rationalisatie is de nieuwe fabriek voor de produktie van grote computers, in 1981 door Fujitsu gevestigd in Japan. Volgens gegevens van Fujitsu was men in staat om drieëndertig procent van de arbeids- plaatsen van technici over te hevelen naar 'onervaren' werkers, een totale personeelsbesparing van achttien procent was het gevolg.

De produktie van automatische machines

Omdat veelal gedacht wordt dat in de sector van auto- matische machines nieuwe werkgelegenheid ge- creëerd zal worden, gaan we op die veronderstelling nader in aan de hand van onderstaande tabel afkom- stig uit een onderzoek in de Bondsrepubliek. Daarin werden over de periode 1970-1977 de producenten van plastic, kantoor- en gegevensverwerkende appa- ratuur, en de totale industrie, met elkaar vergeleken (ontleend aan Friedrichs, 1980).

Wat deze tabel onder andere duidelijk maakt is dat zelfs een sterke groei van de produkten in deze sector niet heeft kunnen voorkomen dat ook hier verlies aan werkgelegenheid heeft plaatsgevonden.

De afnemers

Deze groep is te gedifferentieerd om in kort bestek te behandelen. Hier is sprake van een veelheid van toe- passing van automatisering waarin informatietechno- logie is verwerkt (meet- en regeltechniek, ne-machi- nes, robotisering, flexibele produktiesystemen, tekstverwerkende apparatuur, computer' aided des- ign en cad/cam-systemen, gedecentraliseerde compu- ter-netwerken, optisch lezen, elektronische post, elektronisch bankieren). Deze verschillende automa- tiseringsvormen worden toegepast in zowat alle be- drijfstakken (van industrie tot gezondheidszorg), ze omvatten alle fasen van het produktieproces (van produktontwikkeling tot voorraadbeheer) en (be)treffen dus de meest uiteenlopende beroepsgroe- pen.

We beperken ons hier tot enkele belangrijke conclu- sies uit de onderzoeksliteratuur. Automatisering ge- baseerd op informatietechnologieën leidt voor grote groepen werknemers niet tot verbetering van de kwa- liteit van de arbeid. Dit is niet alleen het geval waar nieuwe technologieën de arbeidssituatie van relatief geschoolden bedreigt (anc-machines, procesindus- trie) maar ook in sectoren waar ongeschoolde arbeid overheerst. Veelal wordt een polaris<'.tietendens ge-

Totale produktie industrie (inclusief mijnbouw) Kantoor- en gegevensverwerkende machines Plastic-fabricage

8

signaleerd: er komen betrekkelijk weInIg hoogge- schoolde functies bij, in sterke mate wordt het werk gedekwalificeerd, waarbij functies op het middenni- veau wegvallen. Een onderzoek uit Göttingen over de inzet van robots in de automobielindustrie komt tot de conclusie dat niet alleen laag gekwalificeerde werkzaamheden verdwijnen, maar dat ook van de meer complexe werkzaamheden de hoofdfunctie op de robot wordt overgedragen, terwijl de minder ge- kwalificeerde nevenfunctie nog steeds met de hand uitgevoerd wordt. Daarnaast wordt geconstateerd dat er een aanzienlijke verslechtering van de arbeidssitua- tie in psychisch opzicht (monotonie) optreedt, evenals een grotere machinegebondenheid en mede door dit laatste, minder samenwerkings- of contactmogelijk- heden meteolIega's. Ditkomtook tot uitdrukking inde beoordeling door de betrokken werknemers van de nieuwe arbeidssituatie (vg!. Mickier e.a. (1981).) De antwoorden van de ondervraagde werknemers la- ten de sociale complexiteit van de invoering van nieu- we technologieën zien. Automatisering vermindert weliswaar vaak de fysieke belasting (lawaai, lichame- lijke inspanning), maar tegelijk kan gesproken wor- den van een toegenomen psychische belasting (con- centratie, waakzaamheid) bij een hoger arbeidstem- po en een multi-inzetbaarheid (taakonzekerheid) van de werknemer.

De meeste onderzoekers komen tot de conclusie dat de invoering van automatisering de kwaliteit van de arbeid doet afnemen. Enerzijds omdat geen gebruik gemaakt wordt van arbeidsorganisatorische speel- ruimte om met behulp van nieuwe technieken betere arbeidsplaatsen te creëren, anderzijds wordt bij het ontwerpen van machines slechts rekening gehouden met technisch-economische criteria.

Gevolgen voor de arbeidsmarkt en arbeidsverhoudin- gen

De arbeidsmarkt verdeelt de verschillende arbeids- marktrisico's (wel of geen werk, goed of slecht be- taald werk, gezond of ongezond werk) over de be- roepsbevolking. Diverse auteurs constateren seg- menteringstendensen op de arbeidsmarkt: de ar- beidsmarktrisico's zijn ongelijk verdeeld; jongeren, ouderen, buitenlandse werknemers en vrouwen heb- ben systematisch minder kans op een baan en als ze een baan hebben, zijn dat systematisch functies die laag betaald zijn en/of ongezond zijn en/of geen pro- motiekIlOsen bieden. De invoering van nieuwe tech- nologieën versterkt doorgaans deze segmenterings- tendensen. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste wordt, door het verdwijnen van arbeidsplaat-

sen, de concurrentie om de overgebleven banen gro-

ter. Zwakke groepen op de arbeidsmarkt vallen dan

Produktie Werkzame Arbeids- Produktiviteit personen volume per uur

% % % %

+ 13.5 - 14.5 - 21.3 + 44.3

+ 48.9 - 25.8 - 27.5 + 105.5

+ 69.5 + 9.8 + 3.0 + 64.6

(9)

lOogge- et werk :idenni-

!n over e komt iceerde van de Ictie op der ge- le hand

erd dat issitua-

!venals loor dit )gelijk- nginde

van de 31).) ners la- m nieu- nindert chame- :n wor- g (con- idstem- :id) van lsie dat van de

~ebruik

speel- betere bij het louden

lOudin- rbeids- cht be- de be- m seg- de ar- 1geren, en heb-

rJ als ze ties die en pro- 'e tech- :erings-

I. Ten lsplaat- en gro- len dan iviteit ur

1.3

;.5 U

)

eerder uit de boot. Voor zover de invoering van nieu- we technologieën een polariserende werking heeft, ontstaan meer 'secundaire' banen en verdwijnen pro- motiekansen door het wegvallen van het middenni- veau. Bijzonder getroffen worden oudere werkne-

mers, die niet meer omgeschoold worden of die aan-

passingsmoeilijkheden hebben, buitenlanders en vrouwen. Immers, door de introductie van nieuwe technologieën wordt een groot aantal arbeidsplaat- sen vernietigd in sectoren waar juist vrouwen de laat- ste jaren werk hebben gevonden. Dit alles is reden genoeg om bij de introductie van nieuwe technolo- gieën na te denken over een arbeidsmarktbeleid.

De invoering van nieuwe technologieën bedreigt dus een aantal essentiële belangen van werknemers (we zien hier af van hun belangen als consument en als staatsburger). Nu is dit op zichzelf geen nieuw ver- schijnsel in de geschiedenis. Werknemersbelangen (of sociale criteria) moesten in het verleden steeds van de ondernemers worden afgedwongen: door de overheid via wetgeving, door de vakbeweging via cao-onderhandelingen, door de ondernemingsraad via een (beperkt) aantal informatie-, advies- en in- stemmingsrechten èn via het conflict- of verzetshan- delen van de mensen op de werkvloer. Echter, onder- nemers dreigen op dit moment de invoering van nieu- we technologieën te gebruiken om deze verworven- heden te ontlopen of te ondergraven. De rechten van de ondernemingsraad schieten tekort om invloed uit te oefenen op de invoering van nieuwe technolo- gieën, de vakbeweging mag er in feite niet over on- derhandelen (zo is ook de strekking van de nota-Van der Doef) en de overheid moet door allerlei vormen van lastenverlichting en deregulering het 'innovatie- potentieel' van de Nederlandse ondernemers verho- gen. Vooral de laatste tijd wordt in werkgeverskrin- gen Japan als voorbeeld gebruikt om aan te geven dat nieuwe technologieën om andere arbeidsverhoudin- gen vragen. Men wenst flexibilisering van het perso- neelsbestand door vaste en losse werknemers ver- schillende rechtsposities te geven, onvoorwaardelij- ke aanvaarding van nieuwe technologieën en invoering van prestatiebeloning. Tendensen die op een restau- ratie lijken van de arbeidsverhoudingen uit de jaren vijftig.

Een voorbeeld waar nieuwe technologieën en ar- beidsverhoudingen elkaar wel heel sterk beïnvloeden is de invoering van personeelsinformatiesystemen (PIS). Software-pakketten die informatie geven over het personeel in het bedrijf. Naast de gegevens van de salarisadministratie, worden gegevens van de medi- sche dienst en de personeelsdienst ondergebracht in één systeem. Ook kan er geheel nieuwe informatie over werknemers verkregen worden:

Door de invoering van elektronisch aflees bare toegangspasjes, is de aanwezigheid van iemand auto- matisch te registreren. Als dat pasje bovendien ge- bruikt wordt om de toegang tot verschillende be- drijfsafdelingen te regelen kan automatisch een ver- plaatsingspatroon van de werknemer binnen het be- drijf gemaakt worden.

Arbeidsprestaties (ook kwalitatief) worden auto-

matisch geregistreerd bijvoorbeeld op kantoor als iemand aan een beeldscherm werkt, of aan een nume- riek bestuurde machine.

De bedrijfspasjes worden gebruikt als credit cards voor de bedrijfskantine. Daarmee kan inzicht in de voedingsgewoontes van iemand verkregen wor- den. (Iemand die een dag ziek was kreeg te horen dat hij de dag ervoor pilsjes in het bedrijf had gedron- ken.)

Bij de zogenaamde 'kwalitatieve personeelsplan- ning' wordt geprobeerd om werknemers èn arbeids- plaatsen zo op elkaar af te stemmen, dat het verschil tussen de kwaliteiten van een individuele werknemer en wat een bepaalde arbeidsplaats eist zo gering mo- gelijk is. Daarvoor worden van de werknemers niet alleen vakbekwaamheden maar ook resultaten van persoonlijkheidstests betrokken. Zo zouden introver- te mensen betertegen monotoon werk kunnen e. d.

Personeelsinformatiesystemen bevatten gege- vens over de loopbaan van de werknemer. In principe kunnen deze gegevens met die van eerdere werkge- vers gekoppeld worden.

Voor werknemers laat dit systeem zich kenmerken als: doorlopende controle, selectie naar niet te con- troleren criteria, verdere arbeidsintensivering, ver- sterking van de leiding van het bedrijf ten opzichte van de vakbeweging. In Nederland komt het proces van invoering van dit soort systemen op gang. In de vakbeweging is er nog nauwelijks discussie over. Al- leen de Dienstenbond FNV benadrukt een aantal voorwaarden. Duitsland kent al een grote verspreiding in grote ondernemingen. Dit heeft tot een aantal con- flicten geleid. Bij Daimler-Benz ontstond hierover in 1979 een conflict waarbij negenduizend werknemers zich tegen invoering uitspraken. Bij Opel in Bochum (tweeëntwintigduizend werknemers) leidde het con- flict over invoering van het systeem P AISY tot een zekere beperking van de gegevens die opgeslagen mo- gen worden. In de vakbeweging lqpen de standpunten uiteen van volstrekte afwijzing (OTV, ambtenaren), tot acceptatie onder de belimgrijke voorwaarde, datde vakbeweging ook toegang krijgt tot de gegevens (IG MetalI). De discussie in de bedrijven is in Duitsland de laatste tijd verbonden met de bredere discussie in de maatschappi j over vormen van registratie en controle.

Naar een ander technologiebeleid

We zijn ons ervan bewust dat het formuleren van een alternatief technologiebeleid . geen gemakkelijke zaak is; toch wagen we een poging tot het schetsen van een aantal uitgangspunten. Ten eerste hebben we proberen duidelijk te maken dat sociale criteria of maatschappelijke relevantie wel degelijk uitgangs- punt moeten zijn voor een technologiebeleid. Echter, een dergelijke opvatting moet opboksen tegen het huidige economische, sociale en politieke klimaat.

Bovendien moeten in een andere benaderingswijze ook de institutionele procedures worden aangegeven volgens welke een dergelijk beleid gestalte kan krij- gen. We zullen dat doen door van bestaande initiatie- ven en mogelijkheden uit te gaan. Ten tweede stellen we dat een geïsoleerd technologiebeleid ondenkbaar

9

socialisme en democratie nummer 12,

december 1983

(10)

- - -

socialisme en democratie nummer 12,

is: daarvoor zijn de raakvlakken met industriepoli- tiek, werkgelegenheidsbeleid, arbeidsmarktbeleid, medezeggenschapsbeleid enz. te groot. Ten derde stellen we dat de invoering van nieuwe technieken moet worden aangegrepen voor het voeren van een politiek van kwalitatieve groei, gericht op het vervul- len van maatschappelijke behoeften. Ten vierde stel- len we dat een dergelijk beleid, om effectief te zijn, de ruimte voor lokale uitgangspunten, initiatieven in de relatie bedrijf-gemeente-regio dient te vergroten.

Dit laatste willen we verduidelijken aan de hand van een model. In dit model worden de beslissingen aan- gegeven die bepalend zijn voor kwesties als kwanti- teit en kwaliteit van de werkgelegenheid en milieu. Het geeft een onderlinge samenhang aan van beslis- singsstappen, niet van een noodzakelijke volgorde daarvan.

Produkt/Dienst

t

speelruimte

Beslissing over aard en omvang

. . + ---+--.

speelruimte

Beshssmg over produktietechniek

~

---+--

speelruimte Beslissing over

arbeidsorganisatie

+ ---+--

speelruimte Gevolgen/Criteria---'

(aantal arbeidsplaatsen) (werkzekerheid)

Dat een discussie over bijvoorbeeld de aard en om- van'g van produkten en diensten zich niet beperkt tot globaal overheidsbeleid, maar zich ook kan uitstrek- ken tot de vakbeweging, blijkt uit de zogenaamde werknemersplannen. Werknemers zien zich om ver- schillende redenen gedwongen om over de aard van produktie en dienstverlening na te denken. Ten eer- ste, willen zij het voortbestaan van hun met sluiting bedreigde bedrijf garanderen, dan dienen zij zich het hoofd te breken over nieuwe produktiemogelijkhe- den. Ten tweede noopt de invloed van de aard van de produktie op de kwaliteit van hun arbeid werknemers om na te denken over mogelijke alternatieven. Ten derde blijkt dat als dit denkproces eenmaal op gang is gebracht, dat men bij het onderzoeken van alterna- tieve produkties ook wil nadenken over het sociale nut van het te produceren goed.

De relatie met overheidsbeleid blijkt bijvoorbeeld uit de langzaam op gang komende discussie over om- schakeling (conversie) van militaire naar civiele pro- duktie. Het Pax Christi-rapport Bewapening en werk- gelegenheid (1983) laat zien dat een bezuiniging van tien procent op de aanschaf van defensiematerieel een positief effect kan hebben op de werkgelegen- heid. Het rapport komt tot de opmerkelijke conclusie dat wanneer eenzelfde bedrag niet door de krijgs- macht aan wapens en ander materieel besteed zou worden, maar door de overheid volgens het huidige bestedingspatroon voor civiele doeleinden gebruikt

zou worden, daarmee bijna twee keer zoveel werkge- legenheid tot stand gebracht zou worden. Wanneer het vrijgekomen geld besteed zou worden aan onder- wijs, gezondheidszorg of de bouwnijverheid geldt zelfs dat het werkgelegenheidseffect meer dan twee keer zo groot wordt.

Een ander terrein waarop ideeën over maatschappe- lijk nuttige produktie, technologie en (kwantiteit en kwaliteit van) de werkgelegenheid elkaar kunnen be- vruchten, is dat van het milieu en van de energiepro- duktie. Een geslaagd voorbeeld daarvan is het zoge- heten groene energiescenario van het Centrum voor Energiebesparing.

Overheid en technologie

De overheid kan in een groot aantal hoedanigheden een bijdrage leveren aan een andere technologie-ont- wikkeling.

Als wetgever en beleidsuitvoerend orgaan zou de overheid bijvoorbeeld de normstellende wetgeving ten aanzien van veiligheid en gezondheid kunnen uit- breiden en verbeteren, waarbij te denken valt aan aanpassing van de huidige wetgeving met bepalingen over nieuwe technieken (zie ook de nota Naar vol- waardig werk in de industrie van de Industriebond- FNV) . De arbeidsinspectie en onderzoeks- en voor- lichtingsinstellingen op dit terrein zouden zich meer moeten richten op uitgangspunten en eisen die werk- nemers naar voren brengen. Er zou een fonds voor verbetering van de kwaliteit van de arbeid opgericht moeten worden waarop de arbeiders een beroep kun- nen doen. De overheid zou een plan moeten ontwik- kelen ter verbetering van de arbeidskwaliteit op basis van een inventarisatie van de problemen in alle secto- ren van de economie. Wat betreft medezeggen- schapswetgeving zou de overheid in plaats van naar Japan en Amerika (zoals Van der Doefvoorstelt) be- ter naar Zweden kunnen kijken. Een arbeidsomstan- dighedenwet van 1978 heeft daar de macht van lokale arbeidsomstandighedencomité's aanzienlijk uitge- breid, evenals die van de gezondheidsvertegenwoor- digers. Daarnaast verplicht een medezeggenschaps- wet van 1977 de ondernemers om alle belangrijke be- drijfsbeslissingen, inclusief organisatorische en tech- nologische veranderingen, eerst na overleg met de vakbonden te nemen. Deze medezeggenschapswet heeft in individuele ondernemingen geleid tot gede- tailleerde automatiseringsovereenkomsten. Voor de Nederlandse arbeidsverhoudingen zou een verster- king van het initiatiefrecht van de ondernemingsraad en de effectuering van het welzijnsbegrip in de Wet arbeidsomstandigheden al stappen in de goede rich- ting betekenen.

Als afnemer van nieuwe technologieën kan de over- heid sociale criteria formuleren, hetgeen er toe dient te leiden dat voor overheidsdiensten enz. op compu- ter gebaseerde kapitaalgoederen worden besteld die aan stringente ergonomische eisen voldoen (beeld- schermen bijvoorbeeld), relatief weinig energie ge- bruiken, en een kwalificatieverhogend effect hebben.

Dit aanschaffingsbeleid zou ook de verdere ontwik- keling van het innovatief vermogen dat blijkt uit

>

(11)

verkge- anneer

onder- j geldt

In twee happe- iteit en

~en be- giepro-

t zoge- m voor

~heden

~e-ont- zou de tgeving len uit- alt aan dingen ar vol- ebond-

1 voor-

~ meer : werk- Is voor gericht :p kun- Intwik- p basis : secto- eggen- n naar

!It) be- mstan-

lokale uitge- lwoor- :chaps- jke be- n tech- net de ipswet : gede- oor de erster- gsraad Ie Wet e rich- : over-

! dient ompu-

!ld die beeld-

~ie ge- :bben.

ntwik- jkt uit

- - - - - - - -- - - -

werknemersinitiatieven voor arbeidsplaatsenverbe- tering en uit kleinschalige, alternatieve (bijvoorbeeld

coöperatieve) produktieorganisaties bevorderen.

Als werkgever kan de overheid experimenteren met andere arbeidsvormen (werkstructurering/taakver- rijking) en arbeidsverhoudingen (bijvoorbeeld een automatiseringsstatuut of -overeenkomst zoals bij de PIT), die als voorbeelden moeten werken voor het gehele bedrijfsleven.

Als financier zou de overheid ook sociale criteria kunnen hanteren bij het verlenen van subsidies. Zij kan een gedeelte van het geld dat besteed wordt aan eenzijdige ontwikkeling van nieuwe technologieën overhevelen naar studie van de sociale gevolgen er- van en van de mogelijkheden voor alternatieve vor- men van technologie en systeemontwerp.

Tot slot

Door een dergelijk overheidsbeleid te ontwikkelen kan steun worden gegeven aan een zich ontwikkelen- de vakbondspraktijk op het gebied van technologie.

Een citaat uit de grondslag van de FNV: 'het is van het grootste belang dat werknemers in hun bedrijven of in- stellingen zeggenschap krijgen over de technologische ontwikkeling. Maar dat is niet voldoende, de samenle- ving als geheel moet meer invloed krijgen op de ont- wikkeling van wetenschap en techniek, waarbij de wenselijkheid van technologische vernieuwingen wordt afgewogen tegen de kosten die de maatschappij krijgt voorgeschoteld. Op basis hiervan moet de over- heid middelen en bevoegdheden krijgen om werkelijk te sturen' (FNV, maart 1981).

Van der Doef beoogt met zijn nota de technologie- winterslaap in de PvdA te verstoren. Dat was inder- daad hard nodig. Opvallend is echter dat Van der Doef zich daarbij buiten een sociaal-democratische traditie inzake technologie begeeft. Hij laat de tech- nologische ontwikkeling in feite over aan het 'vrije spel der maatschappelijke krachten', zij het dat de overheid daarbij stimulerend moet optreden. Sociale en culturele aspecten van de nieuwe technologie wor- den zo buiten beschouwing gelaten, waardoor de PvdA toch weer naar haar winterslaap kan terugke- ren.

SGGP-conferentie over deregulering

Op 14 januari 1984 organiseert de Sectie Gemeente Gewest en Provincie van de WBS een conferentie over deregulering in het Jaarbeursgebouw in Utrecht van 10.30-15.30 uur.

Het ochtendgedeelte begint met een korte inleiding van Bart van der Hart, loco-secretaris van Rijnmond. Daarna splitst de conferentie zich in drie werkgroepen:

J. Bouwvoorschriften en ruimtelijke ordening. Het belang van de volkshuisvesting.

Literatuur

Adviescommissie inzake de vooruitgang van het industrie- beleid (VIB), Verslag van de werkzaamheden januari-juni 1982.

De Automatiseringsgids, 27 maart/3 april/12 juni/l0 juli/3 december 1980 resp. 17 juni 1981.

O. Bauer, Kapitalisme en socialisme na den Wereldoorlog.

Goede en verkeerde rationalisatie. Amsterdam, verl.

1932.

G. Bayens/A. Droppert, 'Verbeter de werkgelegenheid, be- gin bij je zelf. Het 'Actieplan werkgelegenheid Nijme- gen', in: Intermediair, 19 februari 1982, pp. 5-11. C. Castoriadis, Durchs Labyrinth, Seele, Vernuft, Gesel/-

schaft. Frankfurt am Main, 1983.

W. Dercksen/H. Schenk, 'Industriepolitiek als gevangene van de internationale concurrentiestrijd', in: Tijdschrift voor Politieke Economie, september 1982.

W. van Dieren, Groene Economie. Delft, 1983.

M. Duncan, 'The information technology industry in 1981', in: Capital and Class, nr. 17, 1982.

C. Ekkers e.a., Menselijke stuur- en regeltaken. Leiden, 1980.

K1aus Franz, 'PAISY aber wie? - Die Auseinandersetzung urn die Einführung eines Personalinformationssystems bei der Adam Opel AG in Rüsselsheim' - in WSI-Mittei- lungen 2/1983

G. Friedrichs, Micro Electronics. A new dimension oftech-

nological chgnge and automa/ion, 1980.

Willi Hoss, 'Uber Personalinformationssysteme im Be- trieb' , in Gefährdet die Informationstechnologie unsere Freiheit? Jahrestagung 1979 der Deutschen Vereinigung für Datenschutz. München: Wien 1980.

O. Mickler, Industrierobotor. Frankfurt am Main/New York, 1981.

H. Mol, Memoires van een havenarbeider. Nijmegen, 1980

(reprint).

O. Pastré, L'Informatisation et I' Emploi. Parijs, 1983.

W. Rammert, 'Soziotechnische Revolution', in: R. Jokisch (red.), Techniksoziologie. Frankfurt am Main, 1982.

Stuurgroep maatschappelijke discussie energiebeleid, Het Tussenrapport, Bijlage 5, deel 4: het CE-scenario, Den Haag, 1983.

'Taylorisme in Nederland'. Te Elfder Ure, nr. 33 Annex, Nij- megen, 1983.

R. Vreeman (red.), Kwaliteit van de arbeid in de Nederlandse industrie. Nijmegen, 1982.

F. Wibaut 'De machine uit. De Kroniek 2 december 1905', in:

Uit het werk van Dr. F. M. Wibaut. Amsterdam, 1934.

G. Wijers, Technologie en economische ontwikkeling: de huidige positie van Nederland en suggesties voor een toe- komstig technologiebeleid. Inleiding op de conferentie 'Technology and economie development'. Den Haag, 15 september 1983.

11. Deregulering. In het belang van het milieu? WBS-niéuws lIl. Deregulering. Het belang van het bedrijfsleven.

's Middags is er een plenaire discussie met O.a. Hans Alders, voorzitter van de bijzondere Tweede Kamercommissie voorde deregulering, Leni van Rijn, gecommitteerde milieubeheer vanRijnmond, RalphPans, wethouder stadsontwikkeling van Zaanstad en] oop Zwarts, secretarisvan hetKoninklij kNeder- lands Ondernemers Verbond.

Opgave voor deelname bij Erica Versteeg Nicolaas Witsenkade 30,1017 ZT Amsterdam, tel. 020-262424, onder vermelding van de werkgroep van voorkeur. Programma en bijbehorende stukken worden dan toegezonden.

11

socialisme en democratie nummer 12,

december 1983

(12)

---~---

_

.... - . --~--- -

Ger Verrips schrijver

socialisme en democratie nummer 12,

Herbert Wehner - profiel van een generatie

Herbert Wehner, de man die tijdens de Hitler-dicta- tuur een van de bestuurders van de illegaal opereren- de communistische partij van Duitsland (KPD) was en na de oorlog een van de meest gezaghebbende lei- ders van de Duitse sociaal-democratie werd. is met pensioen gegaan. 'Ik pas niet meer in de rijen, naar mij luistert geen hond meer', gromde de zesenzeventig-ja- rige toen hij dit voorjaar de Bondsdag verliet, waar hij de laatste dertien jaar als woordvoerder en 'tucht- meester' van de grootste fractie de socialistisch-libe- rale coalitie onder de kanseliers Brandt en Schmidt door vaak roerige wateren tussen de parlementaire klippen had kunnen doorloodsen, tot de liberalen eind vorig jaar toch een partnerruil verkozen en met Koh/ in zee gingen.

Wehner is de laatste Duitse politicus geweest, die al een rol heeft gespeeld in de republiek van Weimar en hij was een van de weinigen in de Bondsdag, die op een belangrijk verzetsverleden tegen het nationaal- socialisme kon bogen. Op het politieke toneel in Bonn is het doek voor een nieuw bedrijf opgehaald;

degenen die er tegenwoordig het gebeuren bepalen, hebben al hun politieke ervaringen in de inmiddels vijfendertig jaar oude Bondsrepubliek opgedaan. Wehner behoort tot degenen die altijd hebben gepro- beerd de loop der dingen in Duitsland en door Duit- sers ten goede te keren, hij is ook de enige politicus van formaat in Europa die de kloof tussen communis- ten en sociaal-democraten op het diepste punt is ge- passeerd en kan alleen alom deze redenen worden beschouwd als een figuur in wiens levensloop alle fun- damentele problemen van de generatie Duitsers waartoe hij behoorde, zijn terug te vinden. Die graue Mappe

Wehner werd in 1906 geboren, in het Oostduitse Dresden, in het gezin van een geschoolde arbeider die actief sociaal-democraat was; er heerste een voor die tijd niet overal vanzelfsprekende ontspannen re- latie tussen de sociaal-democratie en het geloof; de jonge Wehner was koorknaap in de Erlöserkirche en heeft altijd een wat eigenzinnige maar warme per- soonlijke band met het christendom gehouden. Hij volgde er middelbaar onderwijs en een handelsoplei- ding, maar verzeilde via de vakbeweging weldra in de journalistiek.

Toen de Reichswehr in 1923 Saksen binnentrok om er een door de communisten uitgeroepen arbeidersop- stand neer te slaan, waarbij in de omgeving van Weh- ner tientallen doden vielen, en er een jaar later terro- ristische wraakacties van vrijkorpsen en nationaal-so- cialistische knokploegen tegen de arbeidersbeweging

12

plaatshadden, betekende dit het einde van de Socia- listische Arbeidersjeugd waartoe hij behoorde - er groeide ook in hem het verlangen van vele linkse jon- geren niet langer aambeeld te zijn met de duldzame SPD, maar hamer te worden met een revolutionaire

KPD. Wehner werd actief in een anarchistisch getinte

jeugdbeweging en in de Rode Hulp aan politieke ge- vangenen en sloot zich in 1927 uiteindelijk bij de KPD aan.

In 1930 werd hij in de Landdag van Saksen gekozen;

na een sterk, maar wat eigenzinnig optreden werd hij meteen weer uit de KPD-fractie teruggeroepen en in Berlijn als technisch secretaris van de partijtop onder Thälmann aangesteld; daar heeft hij Ulbricht leren kennen, die na de oorlog de sterke man in de DDR zou worden. Toen HitIer aan de macht kwam werd Wehner met de organisatie van de communistische il- legaliteit belast; hij speelde onder andere een sleutel- rol in Berlijn bij het op gang brengen van een interna- tionale protestcampagne tijdens het Rijksdagbrand- proces, waar de Bulgaarse communist Dimitrof de bewondering van heel de antifascistische wereld af- dwong voor de moed en het vernuft waarmee hij de nazi's het hoofd bood, en later, tijdens het onder auspiciën van de Volkerenbond in Saarland gehou- den referendum, waar hij de KPD-campagne tegen aansluiting bij Hitler-Duitsland leidde en de eerste gezamenlijke SPD-KPD-acties tegen het nazisme in Duitsland tot stand hielp brengen. De huidige DDR- chef Erich Honecker was als leider van de communis- tische jeugdbeweging in Saarland indertijd een van Wehners assistenten.

Vanaf 1935, toen Wehner in het politieke bureau van de KPD werd opgenomen, vertoefde hij herhaalde- lijk in de emigratie, onder andere in Parijs, Praag en Moskou. Daar leerde Dimitrof hem nader kennen en moet deze het profetische oordeel over Wenner heb- ben geveld: 'een van onze beste mensen, maar hij blijft niet bij ons: hij denkt te veel'. 1 Vanaf 1937 werkte Wehner in Moskou in het apparaat van de Commu- nistische Internationale, waar hij, verblijvend in het befaamd en berucht geworden Kominternhotel Lux, kopstukken uit vele communistische partijen leert kennen, onder wie degenen die later in de door het Rode Leger in '44-'45 veroverde gebieden regerings- leiders werden. Hij maakt er de stalinistische zuive- ringen mee, waarvan ook een aantal Duitse commu- nisten het slachtoffer is geworden, mensen die vanuit hun toewijding aan communistische idealen de staats- terreur in Hitler-Duitsland hadden getrotseerd, maar eenmaal in Moskou, zich veilig wanend onder kame- raden, opeens als spionnen en partijvijanden alsnog

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

We hebben verschillende vragen gesteld: over wat voor behoeften de mensen hadden en of ze problemen hadden bij het vinden van zorg, hulp of ondersteuning voor deze behoefte.. 8 Als

Smallstonemediasongs.com printed &amp; distributed by KoormuziekNL, Dordrecht - www.koormuziek.nl Vermenigvuldigen van deze bladmuziek zonder toestemming van de uitgever is

Als de kardinalen eruit zijn toont de nieuw-verkozen paus zich aan de verzamelde mensenmassa op het Sint Pietersplein: ‘habemus papam’.. Rooms-katholieke folkore

Bij een onderzoek waarbij van 75 kasgrondmonsters de osmotische druk van de bodemoplossing werd bepaald door middel van meting van de vriespuntsdaling rechtstreeks in de grond

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

b1 het feit dat de te huisvesten groepen leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik bestemde voorziening, de prognose, die voldoet aan de

De nauwkeurigheid van de resultaten wordt aangegeven met marges of intervallen die bepaald worden door de omvang van de steekproef, het gevonden percentage en het