• No results found

Low Cost Linking Inc.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Low Cost Linking Inc. "

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Low Cost Linking Inc.

De heer K. Slagter Postbus 55 5660 AB GELDROP 5660AB55

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer

OPTA/JUZ/2003/201738

Datum Onderwerp Bijlage(n)

zaak JB03009, beslissing op bezwaar

Geachte heer Slagter,

Bijgaand treft u aan de beslissing van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) op het bezwaarschrift van Low Cost Linking, Inc (hierna: LCL) van 13 januari 2003, gericht tegen het besluit van het college van 18 december 2002 (kenmerk:

OPTA/N&R/2002/204207, hierna het Bestreden besluit).

A. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 18 december 2002 heeft het college het bestreden besluit aan LCL verzonden. In dit besluit heeft het college –kort gezegd- aan LCL een last onder dwangsom opgelegd vanwege het niet voldoen aan de registratieplicht van artikel 2.1, eerste lid, Telecommunicatiewet (hierna: Tw).

Verder heeft het college in het bestreden besluit aan LCL een last onder dwangsom opgelegd, omdat zij naar het oordeel van het college in strijd handelt met de verplichting om zich aan te sluiten bij de Stichting Informatiediensten Code (hierna: Stic), welke verplichting is neergelegd in artikel 4.11 Tw juncto artikel 10, eerste lid, Besluit erkenningseisen instelling en aansluitingsplicht platformaanbieders (hierna: het Besluit). Naar het oordeel van het college kwalificeert LCL als een platformaanbieder en dient zij zich derhalve aan te sluiten bij de Stic.

LCL heeft onder andere bij brief van 13 januari 2003 gesteld dat zij niet kwalificeert als platformaanbieder in de zin van de hiervoor genoemde bepaling.

Bij brief van 29 januari 2003 heeft het college de brief van 13 januari 2003 van LCL aangemerkt als een bezwaarschrift. Daarbij heeft het college geconstateerd dat het bezwaarschrift geen gronden bevatte.

Het college heeft LCL in deze brief conform artikel 6:6 juncto 6:5 Algemene wet bestuursrecht (hierna:

Awb) in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen vóór 28 februari 2003.

LCL heeft bij brief van 17 februari 2003 gereageerd op een verzoek van het college om bepaalde

informatienummers niet langer aankiesbaar te maken. LCL stelt dat zij dit niet kan bewerkstelligen.

(2)

Verder bestrijdt LCL dat zij kan worden aangemerkt als een platformaanbieder.

LCL verwijst in de brief van 17 februari 2003 naar eerdere correspondentie met het college van 23 oktober 2001, 21 november 2002 en 8 januari 2003, waarin zij haar standpunten uiteen heeft gezet.

Deze brief heeft LCL niet als zodanig ingebracht in de bezwaarprocedure.

Tijdens een telefoongesprek op 12 maart 2003 met de zaakbehandelaar van het bezwaarschrift bij het college, heeft LCL gewezen op de hierboven genoemde brief van 17 februari 2003. Een kopie van deze brief heeft LCL op dezelfde datum per fax aan het college verzonden, onder vermelding van het zaaknummer van het bezwaar.

Bij brief van 16 april 2003 heeft het college aan LCL bericht dat hij de meergenoemde brief van 17 februari 2003 aanmerkt als aanvullende bezwaargronden. Hierbij heeft het college LCL in de gelegenheid gesteld om eventuele andere bezwaargronden voor 25 april 2003 naar voren te brengen.

Verder heeft het college in de brief van 16 april 2003 aan LCL bevestigd dat zij heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Evenwel heeft het college een aantal vragen gesteld aan LCL, waarop zij voor 25 april 2003 schriftelijk diende te reageren.

Bij faxbrief van 18 april 2003 heeft LCL nader uitstel verzocht voor de beantwoording van de bovengenoemde brief.

Het college heeft LCL bij faxbrief van 18 april het verzochte uitstel verleend en wel tot 29 april 2003. LCL heeft niet binnen de door het college gestelde termijn gereageerd.

Op 19 mei 2003 heeft LCL telefonisch verzocht alsnog aanvullende gronden bij het bezwaar te mogen inbrengen. Dit verzoek is namens het college op 20 mei 2003 telefonisch afgewezen.

B. HET BESTREDEN BESLUIT

In het Bestreden besluit heeft het college aan LCL een last onder dwangsom opgelegd vanwege de overtreding van artikel 10, eerste lid, Besluit, alsmede artikel 2.1, eerste lid, Tw.

Het dictum van het Bestreden besluit luidt als volgt:

Vanwege de overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Besluit erkenningseisen instelling en aansluitingsplicht platformaanbieders (Stb. 1999, 372) en artikel 2.1 Telecommunicatiewet gelast het college Low Cost Linking Inc. hierbij, onder verbeurte van een last van € 1.000,- per dag of een gedeelte daarvan waarop Low Cost Linking Inc. niet of niet volledig aan de last voldoet, met een maximum van

€ 20.000,-, het navolgende:

1. Low Cost Linking Inc. dient een volledige en juiste aanvraag tot aansluiting in bij de Stic en verricht de voor daadwerkelijke aansluiting benodigde handelingen.

2. Low Cost Linking Inc. dient een volledige en juiste aanvraag tot registratie in bij het college.

Volgens artikel 5:32, vijfde lid, Awb wordt in de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding een termijn gesteld gedurende welke de

overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd, de zogenaamde

2

(3)

begunstigingstermijn. De voor deze last in acht te nemen begunstigingstermijn eindigt op 15 januari 2003.

C. DE BEZWAREN VAN LCL

Het standpunt van LCL laat zich als volgt samenvatten.

De kern van de bezwaren van LCL is dat zij zich niet kan verenigen met de kwalificatie van platformaanbieder in de zin van artikel 1, onder d, Besluit.

Ter ondersteuning van haar stelling voert LCL verschillende argumenten aan. Zo stelt LCL dat zij zichzelf ziet als een “Information Service Provider” en tevens als eindbestemming voor informatienummers en internetdiensten en/of een koppeling daartussen. Volgens LCL opereert zij achter een zogenaamde

“openbare carrier” welke partij volgens haar als een platformaanbieder dient te worden aangemerkt.

Op de eindbestemmingen van LCL komen volgens haar geen 0800 c.q. 0900x nummers uit. De gesprekken worden door de andere platformaanbieder doorgeleid, aldus LCL. De openbare

telecommunicatiedienst wordt hierdoor volgens LCL niet toegankelijk gemaakt, zoals bedoeld in de wettekst.

Volgens LCL is zij voorts niet in staat om de aankiesbaarheid van informatienummers te bewerkstelligen dan wel te blokkeren en voert zij aan dat zij niet in staat is om tarieven kenbaar te maken.

D. JURIDISCH KADER

Voor het juridisch kader verwijst het college kortheidshalve naar het Bestreden besluit van 18 december 2002.

E. OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst

Het begrip “aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst” maakt deel uit van de definitie van

“platformaanbieder” in artikel 1, onder d, Besluit.

Alvorens het college toekomt aan de behandeling van haar bezwaar, zal hij derhalve eerst moeten vaststellen of LCL kan worden aangemerkt als een aanbieder van een dergelijke dienst.

Artikel 1.1, onder e en f Tw bepaalt dat een openbare telecommunicatiedienst een dienst is die geheel of gedeeltelijk bestaat in de overdracht of routering van signalen over een telecommunicatienetwerk en die beschikbaar is voor het publiek.

Voor het aanbieden van onder andere een openbare telecommunicatiedienst is ingevolge artikel 2.1, eerste lid, Tw een registratie door het college vereist.

Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat ten aanzien van het aanbieden van een

telecommunicatiedienst van belang is dat de aanbieder zich als onderdeel van zijn aanbod verplicht om een telecommunicatiedienst als bedoeld in artikel 1.1, onder e en f, Tw jegens zijn afnemer te leveren.

Naar het oordeel van het college kan uit de relevante wettelijke bepalingen, dan wel uit de

parlementaire geschiedenis niet worden afgeleid dat de aanbieder zelf fysiek de overdracht of routering

3

(4)

van signalen over een telecommunicatienetwerk moet verzorgen om als aanbieder in de zin van artikel 2.1, eerste lid, Tw te kunnen worden aangemerkt.

Het college stelt vast dat LCL zich jegens haar afnemers, in casu houders van informatienummers, ertoe verplicht om een openbare telecommunicatiedienst te leveren als bedoeld in artikel 1.1, onder e en f, Tw.

Dit volgt uit een tweetal (model)overeenkomsten die LCL gewoonlijk met houders van

informatienummers sluit. De ene overeenkomst ziet volgens LCL op de oude situatie, de andere overeenkomst is LCL kennelijk voornemens om in de toekomst te gebruiken.

In de overeenkomst die ziet op de nieuwe situatie, komen LCL en de houder van een informatienummer onder het kopje “Netwerk” het volgende overeen:

“Het servicenummer ……, met een tarief van …ect/min wordt geïnstalleerd op een van de netwerken van LCL . Dit zal geschieden nadat deze overeenkomst getekend is, en de opnames gereed zijn.

Vervolgens wordt het informatienummer naar believen en oordeel van LCL ondergebracht bij een geschikte Carrier/Operator van haar keuze. LCL behoudt zich het recht voor te veranderen van Carrier/Operator, indien de condities en gesteldheid van de Carrier/Operator zich wijzigen.”

In de oude situatie wordt onder het kopje “Netwerk” het volgende bepaald:

“Het toegekende nummer door OPTA dient aangesloten te worden op de servicenummer switch van een Telefonie Carrier. Hiertoe dient een servicenummer kontrakt formulier te worden ingevuld (reeds ingevuld). Het nummer wordt vervolgens aangesloten op de eindbestemmingen op het netwerk van LCL.

Hiertoe dienen wij de Telefoon Carrier toestemming te geven. Deze toestemming verstrekken wij aan de Telefoon Carrier gelijktijdig met het servicenummer kontrakt aanvraagformulier van de Telefoon Carrier, incl bijlages nadat deze overeenkomst/afspraken zijn bekrachtigd. LCL zal er vervolgens voor zorgen dat de juiste schakelingen gemaakt zullen worden.”

Uit het voorgaande volgt dat LCL zich er jegens een houder van een informatienummer toe verbindt om dienstverlening via dat informatienummer toegankelijk te maken. Deze dienst dient naar het oordeel van het college te worden aangemerkt als een openbare telecommunicatiedienst als bedoeld in artikel 1.1, onder e en f, Tw.

LCL kwalificeert naar het oordeel van het college derhalve als een aanbieder als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, Tw en zij dient zich derhalve bij het college te registreren.

Daaraan doet naar het oordeel van het college niet af dat LCL niet zelf fysiek de overdracht en routering van signalen over een telecommunicatienetwerk verzorgt. Die omstandigheden zijn immers niet van belang voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van het aanbieden van een openbare telecommunicatiedienst als bedoeld in de Tw.

Platformaanbieder

Uit artikel 1, onder d, Besluit leidt het college af dat bij de kwalificatie van platformaanbieder de contractuele relatie tussen de platformaanbieder en de houder van het informatienummer centraal wordt gesteld.

4

(5)

Verder volgt uit de Nota van Toelichting op het Besluit, dat de houder van een informatienummer naar een willekeurige platformaanbieder kan gaan en deze kan vragen om zijn informatiedienst toegankelijk te maken via het aankiezen van het informatienummer. Kenmerkend voor de platformaanbieders is dat zij contractuele relaties hebben met zowel de netwerkbeheerders als met de houders van

informatienummers.

Gelet op het voorgaande is het naar het oordeel van het college voor de kwalificatie van platformaanbieders niet vereist dat de betrokken platformaanbieder zelf (technisch gezien) de dienstverlening via het informatienummer toegankelijk maakt. Hiertoe kan de betrokken platformaanbieder een overeenkomst sluiten met een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst, die het informatienummer aankiesbaar maakt.

Op grond van de hierboven geciteerde passages uit de modelovereenkomsten die LCL sluit met houders van informatienummers, constateert het college dat LCL zich er jegens een houder van een

informatienummer toe verbindt om dienstverlening via dat informatienummer toegankelijk te maken.

Het college begrijpt dat LCL ter ondersteuning van haar stelling, dat zij niet als platformaanbieder kan worden aangemerkt, zich erop beroept dat zij niet zelf technisch gezien de dienstverlening via een informatienummer toegankelijk maakt.

Evenwel heeft het college vastgesteld dat artikel 1, onder d, Besluit dit geenszins als vereiste stelt voor de kwalificatie van platformaanbieder. Uit de redactie van deze bepaling volgt naar het oordeel van het college dat de contractuele relatie tussen de platformaanbieder en de houder van een informatienummer centraal staat.

Uit de overgelegde modelovereenkomsten –zowel in de oude als in de nieuwe situatie- volgt dat LCL onder andere applicaties ontwikkelt en instelt voor houders van een informatienummer. Door deze applicatie wordt via een menu toegang gegeven tot de dienstverlening bij een informatienummer.

Dit is evenwel slechts een aspect van de dienstverlening die LCL biedt en kan naar het oordeel van het college geen argument zijn om met succes de kwalificatie van platformaanbieder te bestrijden.

Verder stelt LCL dat zij niet in staat is de aankiesbaarheid van informatienummers te bewerkstelligen dan wel te blokkeren. Deze stelling treft geen doel. Het college overweegt hiertoe als volgt.

Zoals hiervoor uiteen werd gezet, volgt uit de modelovereenkomsten dat LCL –kort gezegd- zorgdraagt voor de aankiesbaarheid van het betrokken informatienummer. Het college stelt vast dat LCL hiertoe overeenkomsten sluit, althans zou moeten sluiten, met aanbieders van een openbare

telecommunicatiedienst.

Teneinde de aankiesbaarheid van een bepaald informatienummer te bewerkstelligen, dan wel te blokkeren, zal LCL de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst, met wie zij ter zake een overeenkomst heeft gesloten, op basis van dat contract daarop moeten aanspreken.

Wellicht ten overvloede overweegt het college dat LCL ook overigens zelf technische mogelijkheden heeft om te voorkomen dat diensten, die via een informatienummer toegankelijk worden gemaakt,

toegankelijk worden.

De stelling van LCL, dat zij niet in staat is om tarieven kenbaar te maken snijdt geen hout.

5

(6)

6

Uit de Stic-Code Telefonische Informatiediensten kan naar het oordeel van het college namelijk niet worden afgeleid dat de verplichting tot tariefvermelding uitsluitend op platformaanbieders rust.

Nu uit de overeenkomsten die LCL ter zake sluit volgt dat zij zich jegens nummerhouders ertoe verbindt om dienstverlening via dat informatienummer toegankelijk te maken, kwalificeert LCL als

platformaanbieder in de zin van artikel 1, onder d, Besluit.

Het bezwaar van LCL dient dan ook op grond van vorenstaande overwegingen ongegrond te worden verklaard.

F. DICTUM

Het college verklaart het bezwaar van Low Cost Linking Inc ongegrond.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT

Beroepsmogelijkheid

Belanghebbenden, die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met

ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een beroepschrift indienen bij de

Arrondissementsrechtbank, sector Bestuursrecht, te Rotterdam. Het postadres is: Arrondissementsrechtbank

Rotterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend

en dient ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit

waartegen het beroep is gericht, alsmede de gronden van het beroep te bevatten. Zo mogelijk dient bij het

beroepschrift tevens een afschrift van het besluit, waarop het beroepschrift betrekking heeft, te worden

meegezonden. Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden

ingewonnen bij de griffie van de rechtbank.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onderwerp Toeristisch Recreatief Actieplan 2020 Regio Alkmaar Besluit Het college besluit:.. Het Toeristisch Recreatief Actieplan 2020 Regio Alkmaar vast te

kerngebied Noord-Holland Noord bestaande uit de gemeenten die deel uit maken van de regio’s Kop van Noord-Holland, West- Friesland en regio Alkmaar (incl. de gemeente Uitgeest) en als

Het college besluit in te stemmen met de voorgestelde verschuivingen binnen het budget van het Centrum voor Jeugd en Gezin door middel van

voortgezet onderwijs Noord-Holland noord (SOVON) voor kennisgeving aan te nemen en ter informatie door te sturen naar

- De aanvrager mede te delen dat de bouw van 2 vrijstaande woningen in principe ruimtelijk acceptabel wordt geacht en de bouw van 3 woningen, alleen acceptabel is indien

Trompenbergstraat, teneinde verkeer over het Pompplein in deze perioden te weren en tijdens deze periode op het betreffende deel van de Zuiderstraat autoverkeer in twee richtingen

Het college besluit de raad bijgaand memo te zenden over de aanpassing van de financiële bijdrage van Heerhugowaard in de gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch

- Tot het hanteren van de nullijn voor de loon- en prijsindexatie voor 2013 betreffende de gemeenschappelijke regelingen exclusief de WNK;.. - Uit te gaan van