• No results found

MA History of Architecture and Town Planning Rijksuniversiteit Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "MA History of Architecture and Town Planning Rijksuniversiteit Groningen"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Maurice Moerland S3395820

MA History of Architecture and Town Planning Rijksuniversiteit Groningen

Vechtstraat 22, 9725 CV, Groningen +31 6 28968537

Stagebegeleider:

Dr. A.M. Martin

SteenhuisMeurs BV Groothandelsgebouw

Stationsplein 45, 3013 AK, Rotterdam Kleinhandel: Unit E1.166

+31 10 2762723

Stagebegeleiders:

Drs. Ir. G. van der Graaff Ir. J. van Doorn

STAGEVERSLAG

(2)

STAGEVERSLAG

Foto omslag: Platform Wederopbouw Rotterdam

Dit verslag is geschreven naar aanleiding van mijn stage voor de master History of Architecture and Town Planning bij SteenhuisMeurs van 22 januari 2018 t/m 1 mei 2018.

Rijksuniversiteit Groningen

© 2018, Groningen

(3)

3 Dit stageverslag is de afsluiting van mijn stageperiode bij SteenhuisMeurs als onderdeel van de mas- ter History of Architecture and Town Planning bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). De stage valt onder de module LKA888M10 en deze biedt de mogelijkheid voor zowel een stage als een individue- le opdracht. De mogelijkheid om stage te kunnen lopen heeft er toe geleid dat ik tussen 22 januari en 1 mei 2018 als stagiair werkzaam ben geweest bij SteenhuisMeurs in Rotterdam.

Hoewel mijn sterke voorkeur voor dit bedrijf al bestond voor aan de eerste oriënterende gesprekken, werd er vanuit de universiteit erg positief gereageerd op mijn keuze. Dit was zowel door mijn stage- begeleider Dr. Marijke Martin, als ook door Prof. Dr. Cor Wagenaar. Vanwege de aanzienlijke afstand tussen Groningen en Rotterdam, ben ik hiervoor wel tijdelijk verhuisd vanuit Groningen.

Naast mijn begeleider Marijke Martin vanaf de RUG, wil ik ook bovenal mijn begeleiders bij Steenhu- isMeurs – Gerdien van der Graaff en Johanna van Doorn – enorm bedanken voor de investering van hun tijd, vele input en feedback naar mij toe. Daarnaast ben ik ook dankbaar naar andere collega’s bij SteenhuisMeurs, die mij het gevoel gaven onderdeel te zijn van het kantoor en altijd beschik- bar waren voor advies of vragen. Tenslotte nog dank naar de beide partners van het bedrijf Marinke Steenhuis en Paul Meurs voor hun vertrouwen in mij en hun inspirerende input tijdens de maandelijk- se bureaubijeenkomsten.

Maurice Moerland Groningen, 22 mei 2018

VooRwooRd

(4)

4

INHoUdSoPGAVE

VooRwooRd INLEIdING

1. STEENHUISMEURS 2. wERkzAAMHEdEN 3. EVALUATIE

4. CoNCLUSIE NoTEN

3

5

6

7

11

12

13

(5)

5 Tijdens mijn bachelor Bouwkunde aan de Technische Universiteit van Delft heb ik een minor gevolgd over transformatie en historische identiteit met de naam ‘Identiteit en Interventie’. Hierin deden wij onderzoek naar de historische structuren van de binnenstad van Leiden, met een focus op het ge- bied rond de singelgracht. Voor ons onderzoek waren enkele bestaande documenten en rapporten beschikbaar, waarvan één rapport van SteenhuisMeurs over de ‘Singelrand’ van Leiden. Dit was ei- genlijk mijn eerste echte kennismaking met het bureau. Zowel de uitgebreide manier van onderzoek doen tijdens de minor, als de opzet en kwaliteit van zo’n rapport trokken mijn interesse. Hierdoor heb ik mijn focus vanaf dat moment gericht op transformaties, erfgoed en cultuurhistorie, maar ben ik ook het bureau SteenhuisMeurs gaan volgen.

Mijn ervaringen tijdens de minor hebben voor een groot deel mijn latere keuze voor de Master ‘Histo- ry of Architecture and Town Planning’ in Groningen beïnvloed. Toen er vanuit de master de gelegen- heid ontstond stage te lopen, was SteenhuisMeurs bij uitstek mijn eerste keuze. Ik wilde echter niet op slechts één paard wedden, waardoor ik ook nog bij Crimson Architectural Historians informeerde en via mijn begeleiders op de RUG nog in gesprek ben gegaan met zowel de Stadsbouwmeester van Groningen en Marieke van der Heijden (MVDH Architectuurhistorie). De eerste informerende con- tacten betreffende de stage bij SteenhuisMeurs dateren uit september 2017 en na het verzenden van mijn CV, motivatie (en portfolio) eind oktober werd ik begin november uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor in Rotterdam voor een stage vanaf medio januari 2018. Door middel van een telefoont- je de week erop kreeg ik te horen dat ik was aangenomen en rond halverwege januari zou kunnen beginnen als stagiair bij SteenhuisMeurs.

INLEIdING

(6)

6 SteenhuisMeurs is opgericht door dr. Marinke Steenhuis en prof. dr. ir. Paul Meurs. Marinke Steenhuis (1971) is opgeleid als architectuurhistorica in Amsterdam en promoveerde in 2007 bij prof. dr. Auke van der Woud op het werk van stedenbouw- en landschapsarchitect ir. P. Verhagen. Ze is tevens voorzitter van de Commissie Welstand en Monumenten van de Gemeente Rotterdam. Paul Meurs (1963) is architect en was tot 2016 hoogleraar aan de TU Delft bij de faculteit Bouwkunde bij Heritage

& Architecture. Hier studeerde hij in 1988 af bij prof. dr. ir. Coen Temminck Groll op een ontwerp voor de revitalisatie van de binnenstad van Salvador de Bahia. In 2000 promoveerde hij in Amsterdam bij prof. dr. Auke van der Woud op de transformaties van Nederlandse binnensteden in de periode 1883- 1940.

Samen hebben zij in 2010 SteenhuisMeurs opgericht. Het is een bureau dat zich bezig houdt met de transformatie van de bestaande stad. Het gebruik van de al in de stad aanwezige kwaliteiten en het versterken van deze (historische) kwaliteiten raakt de werkzaamheden van het bureau in de kern.

Zo kunnen vanuit historische en ruimtelijke analyses randvoorwaarden worden opgesteld voor mo- gelijke toekomstige ontwikkelingen. Het door middel van gedegen onderzoek proberen de identiteit van een gebouw, ensemble, wijk of zelfs geheel gebied te ontrafelen en openbaren. Het gaat hier- in niet sec om behoud, maar de eventuele veranderingen in het gebied moeten recht doen aan dit bestaande karakter. Dit onderzoek kan gedaan worden de klassieke vorm van een cultuurhistorische waardestelling, waarbij de vraag is om de waarde van een object in de gebouwde omgeving te be- palen, vaak met het oog op een herontwikkeling. Andere producten zijn een gebiedspaspoort, een beelkwaliteitsplan of zelfs het optreden als supervisor bij complexere projecten in de erfgoedwereld.

Opdrachtgevers zijn een combinatie van publieke en private sector, waaronder gemeenten, woning- corporaties, projectontwikkelaars, monumentenzorg en ontwerpbureaus.

Het bureau bestaat uit 8 medewerkers verdeeld over twee locaties: Paterswolde en Rotterdam. Paul Meurs en Marinke Steenhuis werken vanuit Paterswolde, maar het bureau is in Rotterdam. Er wordt gewerkt met een combinatie van architecten en architectuurhistorici. Ook deze combinatie maakt het bedrijf bijzonder, waarmee de soms wat gescheiden werelden van theoretici en ontwerpers samen- vloeien. Bij ieder project worden namelijk gestreefd naar een samenwerking tussen een architect en een architectuurhistoricus.

STEENHUISMEURS

(7)

7 Zoals gezegd werkt SteenhuisMeurs met een combinatie van architectuurhistorici en architecten.

Vaak werkt men in duo’s en als stagiair werk je in principe volwaardig mee aan een project. Als MA student ‘History of Architecture and Town Planning’ kreeg ik uiteraard de pet ‘architectuurhistori- cus’ toebedeeld. In deze functie doe je een verkenning van mogelijke bronnen en het theoretische onderzoek in archieven, bibliotheken en andere mogelijke bronnen van informatie over het project en verwerkt je dit tekstueel tot een geheel. Al in mijn eerste week ging ik een gehele dag naar Den Haag voor een gestructureerd archiefonderzoek in het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek voor twee projecten (waar ik op dat moment niet aan zelf werkte) en vanaf hieruit zijn mijn werkzaam- heden steeds verder uitgebouwd.

BIjSLUITERS GEMEENTE RoTTERdAM

wERkzAAMHEdEN

Mijn eerste opdracht waren de zogenaamde Bijsluiters voor de afdeling vastgoed van de Gemeente Rotterdam. Dit project liep al enkele jaren en werd indertijd enkele malen uitgebreid. De vastgoedaf- deling van de Gemeente Rotterdam heeft destijds na een reorganisatie de eigen portefeuille gron- dig geïnventariseerd. Hierbij kwam men tot een totaal van ruim 3,000 panden en/of objecten. In het Meerjarenperspectief Rotterdams Vastgoed (MPRV) uit 2009 staat genoteerd: “Het bezit van vastgoed is geen doel op zich.” Gemeentelijk vastgoed moet bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen uit het collegeprogramma van de gemeente Rotterdam om tot de zogenaamde kernportefeuille te worden gerekend. Voor panden die hier niet toe behoren heeft verkoop van het gemeentelijk vast- goed naar de private markt de voorkeur. De inventarisatie gaf aan dat slechts iets meer dan de helft van die 3,000 panden tot de kernportefeuille behoorden, waardoor er dus een grootschalige ge- meentelijke vastgoed afstoot voor de deur stond. Onder deze panden zitten ook heel veel objecten met cultuurhistorische waarde, zonder dat deze door de verantwoordelijke gemeentelijke- of rijksor- ganen als monument of beschermd stadsgezicht worden bestempeld.Ongecoördineerde verkoop van panden zou een enorm cultuurhistorisch verlies kunnen betekenen, zeker voor een door de oorlog geteisterde stad als Rotterdam.

In samenwerking met SteenhuisMeurs is daarom de ‘afstootlijst’ grondig onderzocht en hieruit zijn

panden geselecteerd die (mogelijk) cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Om bij de ver-

koop een dergelijke bescherming toe te kennen is een instrument bedacht: de bijsluiter. Deze is een

civielrechtelijke voorwaarde in het koopcontract, die staat voor behoud van de waardevolle element-

en van het object (voornamelijk materialiteit en detail van de gevel) als voorwaarde voor de mogelijke

herbestemming of transformatie van deze panden.

1

(8)

8 Aangezien dit project al sinds 2015 loopt, was er al een groot aantal bijsluiters voor handen. Er waren echter nog zo’n 25 panden van de lijst onvoorzien. Gezien de aard en schaal van de opdracht, zijn de bijsluiters beknopte onderzoeken in een vast format op een dubbele A4, waarin antwoord wordt gegeven op de volgende vragen:

1. wat is de geschiedenis van het pand?

Hierin omschrijf je zowel de ontstaansgeschiedenis (ook stedenbouwkundig gezien) van het pand als de latere veranderingen.

2. wat is de situering van het pand?

Vooral de fysieke situering is hier van belang en de globale opzet van het pand (in volumes, program- ma en/of als ensemble).

3. waarom is het pand karakteristiek vastgoed?

De hamvraag natuurlijk en reden voor het opnemen van de bijsluiter. Zowel karakteristieke gevelde- tails kunnen hier van belang zijn ofwel architectonisch/stedenbouwkundige samenhang etc.

Per pand start het onderzoek met een archiefbezoek voor het bouwdossier bij het Stadsarchief Rot- terdam. De eventueel aanwezige bouwtekeningen worden gedocumenteerd en digitaal opslagen op de server, waarna verder historisch onderzoek onder andere plaats vind via de online portalen van de Koninklijke Bibliotheek (Delpher) en Kadaster (BAG viewer en Topotijdreis) voor zowel kaartmateriaal, krantenartikelen als advertenties. Ook kan er altijd voor sommige (stedenbouwkundige) vraagstukken een beroep worden gedaan op eventuele voorgaande rapporten over het onderwerp. Voor elk pro- ject was ook een locatiebezoek noodzakelijk om enerzijds een beter beeld te krijgen van de huidige situatie en anderzijds deze huidige situatie vast te leggen en op te nemen in de bijsluiter.

STATIoNSLAAN 2, LoPPERSUM

Na een aantal bijsluiters te hebben afgerond kwam het project betreffende de Groningse gaspanden

op tafel. In opdracht van het Centrum Veilig Wonen (CVW) is er een onderzoek gaande naar de

bestaande (rijks)monumenten in het gasgebied. Dit onderzoek is gebaseerd op de ‘Briefing cul-

tuurhistorisch onderzoek t.b.v. versterking van rijksmonumenten / cultureel erfgoed’ die door Steen-

huisMeurs in opdracht van het CVW is opgesteld.

2

CVW is onderdeel van de NAM en de vraag was

om een (klassieke) cultuurhistorische waardestelling te maken naar het pand aan de Stationslaan 2

(9)

9 in Loppersum. Aanleiding hiervoor zijn de mijnbouwactiviteiten in het gebied en mogelijke verste- vigingsopgave die hiermee gepaard gaat. Deze kunnen vrij ingrijpende gevolgen hebben voor een (monumentaal) pand. Een cultuurhistorische waardestelling bevat normaliter een beknopte bouw- en gebruiksgeschiedenis, een beelddossier van de huidige toestand wat de basis vormt voor de lat- ere waardering. Voor de waardering wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek zoals die door de RCE zijn vastgesteld in 2009, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen hoge waarde, positieve waarde en indifferente waarde. Als laatste volgt een aanbeveling, waarin de waarden concreet worden gemaakt en vertaald tot aanbevelingen voor de toekomst.

Het pand betreft een rijk gedecoreerde zogenaamde renteniersvilla uit 1890, die door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (RCE) als rijksmonument is aangewezen. Tevens is het pand ook onder- deel van het beschermd stadsgezicht van het stationsgebied Loppersum. Gezien de bagage uit mijn vooropleiding in Delft, stelde ik voor om het project (uiteraard onder toezicht van mijn stagebegelei- der) in zijn geheel uit te voeren: dus zowel als architectuurhistoricus als architect. Dit was akkoord en werd enigszins vergemakkelijkt doordat ook dit niet losstaand project was en er dus al voorbeeld- materiaal voor handen was. In feite zijn zo goed als alle villa’s aan de Stationslaan van Loppersum in cultuurhistorisch opzicht onderzocht door SteenhuisMeurs, alsmede het Hotel Spoorzicht aan de kop van de straat. De stedenbouwkundige context van dit pand was dus al reeds onderzocht en de focus lag meer op het schaalniveau van het gebouw. Door omstandigheden kon ik niet bij het locatiebezo- ek aanwezig zijn, waardoor ik mijn onderzoek grotendeels op basis van fotomateriaal – gemaakt door een collega José uit Paterswolde – heb gedaan. Gezien de afstand Rotterdam - Loppersum nam zij ook het gemeentelijke archiefwerk voor handen, waarop ik op basis van al het materiaal het rapport schreef en heb uitgewerkt.

AMSTELBRoUwERIj HENGELo

Mijn laatste project was samen met collega Victorien en ging over het voormalig agentschap van de

Amstelbrouwerij in Hengelo. Net als bij de Stationslaan 2, Loppersum was de vraag dit keer ook om

een cultuurhistorische waardestelling te maken. In opzet was deze vergelijkbaar met het rapport van

de Stationslaan 2, Loppersum. De vraag kwam van Welbions, een woningcorporatie uit Hengelo, die

het pand sinds 2000 in bezit heeft en de mogelijkheid ziet tot herbestemming (mogelijk een woon-

zorgcomplex).

(10)

10 Het pand betrof een utiliteitsgebouw uit 1928, ontworpen door het Ingenieurs en Architectenbureau G.J. en A.J. Langhout te Amsterdam. Dit waren de ‘huisarchitecten’ van de firma Amstel en zij hadden voor het bedrijf al meerdere gebouwen ontworpen door heel Nederland. Ondanks de centrale ligging in Hengelo, is het pand niet aangetast bij het bombardement van Hengelo in 1944, waarbij een groot deel van het centrum is verwoest. Het pand was al sinds de jaren ’70 geen onderdeel meer van Am- stel en is sinds 2013 in tijdelijk gebruik door een Latijns-Amerikaanse dansschool. Voor dit onderzoek zijn we samen op locatiebezoek naar Hengelo geweest, waar we een ontmoeting hadden met de op- drachtgever van Welbions, iemand van de afdeling monumentenzorg van de Gemeente Hengelo en de huidige huurders van het pand: de eigenaren van de dansschool. Na een uitgebreid locatiebezoek met fotografische documentatie hadden we in de middag een afspraak bij de Gemeente Hengelo om het volledige bouwdossier in te zien en te documenteren. Bij dit project had ik weer beide petten op.

Ik schreef mee aan het cultuurhistorische onderzoek, maar ik verzorgde ook de digitale tekeningen en illustraties van het rapport. Dit was de laatste opdracht waar ik aan meewerkte en we hebben het conceptrapport kunnen opsturen op mijn laatste dag op het bureau.

oVERIG

Naast mijn eigen projecten mocht ik, om een beter beeld te krijgen van de variëteit aan projecten ook

enkele keren een dagje mee met collega’s. Naast het eerdere archiefonderzoek in Den Haag, ben ik

zodoende ook mee op locatiebezoek in het Wereldmuseum (Rotterdam) geweest, die we fotograf-

isch moesten documenteren met het oog op latere verbouwingen. Daarnaast ben ik ook meegegaan

voor extra fotomateriaal van de campus van de TU Delft, waar vooral de stedenbouwkundige samen-

hang werd onderzocht. Tenslotte ben ik ook een dag met Marinke Steenhuis op pad gegaan, waar ze

in de ochtend een lezing had in Tilburg voor het de academie van het Nederlands Restauratie Plat-

form (NRP), waarna ik nog een meeting van haar mocht bijwonen bij BARCODE Architects in Rotter-

dam en een gemeentelijke stuurgroep in de Rotterdamse wijk Delfshaven, waar een korte film van

het bureau over de historische context van de voormalige havenstad van Delft werd getoond.

(11)

11 Ik kijk met een erg goed gevoel terug op de stage. Je probeert vooraf toch een soort idee te schep- pen over het soort werk, maar dat hoeft niet altijd te matchen met de realiteit. Ik durf wel te stellen dat mijn verwachtingen ruim zijn overtroffen, zowel qua werk als qua werkomgeving. Hoewel het sowieso een voorrecht is om in een monument van de wederopbouw als het Groothandelsgebouw te mogen werken, was de werksfeer ook fijn. Er werd verwacht dat je zelfstandig was en daardoor kon je ook flexibel je eigen tijd indelen.

Ik denk dat ik dankzij mijn vooropleiding, de combinatie bachelor ‘Bouwkunde’ (architectuur) in Delft en master ‘History of Architecture and Town Planning’ (architectuurgeschiedenis) in Groningen mul- ti-inzetbaar was voor het bureau. In mijn bachelor heb ik namelijk als architectuurstudent veel ont- werpen gemaakt, waardoor je bouwtekeningen (plattegronden, doorsneden, details etc.) gemakkelijk leest. Ook heb ik destijds al extra vakken gevolgd op het gebied van architectuurgeschiedenis en erf- goed. Daarnaast ben ik tijdens mijn studie ook goed bekend geraakt met grafische programma’s als o.a. Photoshop, Illustrator en InDesign. Tijdens mijn master in Groningen ben ik pas echt begonnen met het doen van theoretisch onderzoek en het schrijven van teksten op het gebied van architectuur.

Hoewel sec archiefonderzoek nog niet tot mijn bekwaamheden behoorde, heb ik dit in de eerste weken van de stage opgepakt. Enkele handige tips ten behoeve van een duidelijke structuur vold- eden. Tijdens mijn stage wilde ik vooral ondervinden hoe het is om een cultuurhistorisch onderzoek uit te voeren en mijn schrijfvaardigheden (op het gebied van architectuur) verbeteren. Het beknopt verwoorden van je bevindingen is iets waar ik aan heb gewerkt, al is er nog ruimte voor verbetering.

Ik denk dat de stage bij SteenhuisMeurs mij zeker zal helpen met het oog op mijn verdere loopbaan.

Op het gebied van cultuurhistorie en architectuurgeschiedenis is SteenhuisMeurs in Nederland een vooraanstaand kantoor, waardoor ik verwacht dat mijn stage hier zal bijdragen aan het verdere ver- loop van mijn professionele carrière. Daarnaast neemt het bureau zelf ook geregeld oud-stagiairs aan, wat ook als een positieve factor meespeelde in mijn keuze.

EVALUATIE

(12)

12 Resumerend denk ik dat mijn periode als stagiair bij SteenhuisMeurs mij erg geholpen heeft in mijn ontwikkeling tot architectuurhistoricus. Het was een uitstekende en leerzame periode, waarin ik ken- nis heb mogen maken met de diverse wereld van cultuurhistorie en erfgoed.

Dit komt mede door de grote verscheidenheid aan projecten die ik heb kunnen doen, zoals de Bijslu- iters, de renteniersvilla in Loppersum en de Amstelbrouwerij in Hengelo. Daarnaast werkte je soms even kort mee aan een ander project door enerzijds een locatiebezoek, een archiefonderzoek of het maken van producten voor het rapport. Er werd hierin ook een sterke zelfstandigheid gevraagd én geboden, wat ik persoonlijk erg prettig vind. Ook vond ik de interdisciplinaire werkomgeving fijn, met de combinatie van architecten en architectuurhistorici die elkaar vanuit hun vakgebied versterken.

CoNCLUSIE

(13)

13 1. Kadernota Vastgoed, Gemeente Rotterdam, Rotterdam, 2018.

2. Stationslaan 2, Loppersum: Cultuurhistorische Waardestelling, SteenhuisMeurs, Rotterdam, 2018

NoTEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Detaillering van het ontwerp (gebouwvorm, constructieprincipes). Op basis van platte- gronden en doorsnedes wordt vervolgens een globaal ontwerp van de installaties

7 “CTC” Translational Platform, Gustave Roussy, Université Paris-Saclay, France, 8 “Identification of Targets for Cancer Treatment”, Université Paris-Saclay , France,

Operational energy management is the accurate measurement, correct analysis and useful feedback of energy usage information, and can lead to improved performance.. Unlike

Invloed van monomeersubstituente - Monogesubstitueerde alkyne soos 1-propyn en 1-heksyn lewer lae molekulere massa polimere 2 7 maar sodra die steriese substituent op die alkyn

Uit het theoretisch kader zijn verschillende stakeholders naar voren gekomen die een rol kunnen spelen bij het proces naar een autoluwe binnenstad, namelijk de gemeente, de

Proceedings of the euspen International Conference – San Sebastian - June 2009 Design and Control of a Parallel Kinematic 6-DOFs Precision

In het archief waren onder andere uitnodigingen te vinden voor activiteiten van verschillende bewegingen, maar ook notities van vrouwen binnen de zwarte vrouwenbewegingen en

Table 2: The Nash-Sutcliffe efficiency factor E for the dike crest, the slope and the com- bined dike profile using the analytical model, the formula of Sch¨ uttrumpf and Oumeraci