• No results found

Morfine. 500 meter schaatsen. B  16,5271,09216,5271,09216,5271,0921,0920,01451,092 Snelheidscontroles en boetes. 2011 ~ II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Morfine. 500 meter schaatsen. B  16,5271,09216,5271,09216,5271,0921,0920,01451,092 Snelheidscontroles en boetes. 2011 ~ II"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2011 ~ II

Opgave 1. Snelheidscontroles en boetes.

1.(5) Deeltraject A legt hij af in 120 4  60 2  minuten af en deeltraject B in 60 5  60 5  minuten.

Zijn gemiddelde snelheid over het hele traject is 2 5 9  60 77  km/uur.

De automobilist zou dan geen boete krijgen.

2.(4) B buiten  16,527 1, 092  S  16,527 1,092  v 80  16,527 1,092  80  1, 092 v  0, 0145 1, 092  v 3.(4)

4.(4) B binnen ' 3,658   s 0,212

De grafiek van de afgeleide ligt helemaal boven de horizontale as (de grafiek van B is stijgend) en de grafiek van de afgeleide is stijgend, dus B is toenemend stijgend.

Opgave 2. 500 meter schaatsen.

5.(3) P t (39)normalcdf ( 1 99, 39, 39.72, 0.43) 0,047  E  Ongeveer 4,7%

6.(4) P t (  41)  100 25

( 1 99, 41, 41.32, ) 0, 25

0, 47

solver

normalcdf E

 

7.(4) 2

n 365 n

 

  

  Voer in: 1

y 2x x

 

  

  en kijk in de tabel: als x  5 hebben ze 252 trainingsdagen nodig en bij 6

x  zijn dat er 924 dagen.

8.(6) H o : p  0,50 en H p 1 :  0,50

X is het aantal schaatsers met een snellere tijd

40 0,50

( 26) 1 (40, 0.50, 25) 0,0403 0,05

n en p

P X binomcdf

 

    

Het resultaat geeft inderdaad aanleiding om te veronderstellen dat de toeschouwer gelijk heeft.

Opgave 3. Morfine.

9.(3) In elke 100 milliliter oplossing zit 3 gram morfine. Met 200 milliliter oplossing erbij heb je 3 gram morfine in 300 ml oplossing. Ofwel op elke 100 ml oplossing heb je dan 1 gram morfine.

10.(4) 2 0,05 0,1   gram bupivacaïne in 50 ml oplossing.

Dan zit er 0,1 50  3,5 0,007  gram bupivacaïne in 3,5 ml oplossing.

De patiënt krijgt 7 mg bupivacaïne per uur binnen.

11.(4) g 2,5 uur  0,5

CSE~II 6 vwo wiskunde A

s 4 5 6 7 8 9

B 16 21 26 32 38 43

toenam e

5 5 6 6 5

(2)

1 2,5

6

6 uur (0,5 ) 0,1895

g  

CSE~II 6 vwo wiskunde A

(3)

Opgave 4. RSI.

12.(4) 2,07 0,91 0,05 0,23

1,37 0,13 0,89

r  en dus RSI 47,09

13.(4) 2 2

100 100

' (1 ) (1 )

RSI r r

   

 

' 0

RSI voor alle waarden van r, dus RSI neemt toe als r toeneemt.

14.(3) Als r groter wordt, neemt 1 r  ook toe. De noemer wordt groter, de breuk wordt dan kleiner. Er wordt een steeds kleiner getal van 100 afgetrokken, dus RSI wordt groter.

15.(4) Als een aandeel meer verloren heeft dan gewonnen, dan is TV TW  . Daarmee is r  1 .

100 1

1 2

r 50 r

 

De waarde van RSI is dan kleiner dan 50.

16.(4) 100

100 70

1 r

17.(4) 100 100

100 100

1 TW TV RSI TV

TV TW

     

 

100 30 1

1 3,33

2,33 r r r

 

 

100 ( TV TW ) 100 TV 100 TW

TV TW TV TW TV TW

   

  

  

Opgave 5. Schroeven.

18.(3) De kans op 1 of meer ondeugdelijke schroeven in de steekproef is gelijk aan 1 min de kans op 0 ondeugdelijke schroeven in de steekproef, ofwel alle 10 zijn goed.

De kans op een ondeugdelijke schroef is 100 p en op een goede schroef is 1  100 p . Dus K    1 (1 100 p ) 10

19.(4) K   1 0,95 n  0,80

0,95

0,95 0, 20

log 0, 20 31, 4

n

n

 

De steekproef grootte moet dus minstens 32 zijn.

20.(6) P partij wordt afgekeurd ( )  P X (  3) 1   P X (  2) 

= 1  binomcdf (100, 0.05, 2) 0,8817 0,80   , dus voldoet aan het verlangen van de klant.

( ) ( 3) 1 ( 2)

1 (100, 0.01, 2) 0, 0794 0,10 P partij wordt afgekeurd P X P X

binomcdf

     

   

Dus voldoet ook aan het verlangen van de fabrikant.

CSE~II 6 vwo wiskunde A

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat je in dit spel dus alleen iets wint of verliest wanneer het Ases, Pequeno of Grande wordt, is voor de deelnemers eigenlijk alleen de kansverdeling uit tabel 3 van belang.. Op

[r]

Bij een toernooi worden dan ook altijd twee 500 meters verreden: elke schaatser rijdt de laatste bocht een keer in de binnenbaan en een keer in de buitenbaan. Een toeschouwer

Als een partij pas wordt afgekeurd bij 3 of meer ondeugdelijke schroeven in de steekproef en er wordt een steekproef van 100 schroeven genomen, dan kan onderzocht worden of aan

[r]

4p 3 Bereken de kans dat dan minstens 26 van de 40 schaatsers hun snelste tijd op de 500 meter rijden in de rit waarin zij de laatste bocht in de buitenbaan rijden. Bij nader

Het vergroten van de steekproef terwijl de partij nog steeds afgekeurd wordt als er 1 of meer ondeugdelijke schroeven in de steekproef zitten, heeft ook een nadeel. Een goede

Nu moet je naar boven afronden omdat 31 nog net niet genoeg is, dus vanaf een steekproefgrootte van 32 wordt een slechte partij bijna zeker afgekeurd.. 13 Dit is een